'•1 j*. De Lichtwachter. Voor onze Dames. Voor onze Jeugd. tweemaal te draaien. Maar ook de tusschendeur, anders accuraat ge knipt, moet open geweest zijn. Bij 't licht van een lucifer zijn duide lijk modderige voetsporen zichtbaar. Niet ikmompelt Karei, sluipt haastig weer naar buiten en gaat politie halen. De op straat aangeroepen agent kijkt bedenkelijk. M'neer, dat durf ik niet alleen aan. Laten we m'n maat te ge- moet loopen, dan doen we 't samen. De maat is spoedig gevonden en met z'n drieën aanvaardt men den gevaarlijken tocht. De deur open... 'n kaars aangestoken... voorzichtig vooruit. De woning was inderdaad niet verlateü. De natte, gure zomer had de familie vroeger dan in 't plan lag, naar Amsterdam terug gedreven en papa zond z'n zoon tijdig een telegrammetje aan 't adres van z'n vriend Han. Was men al bevreemd Karei noch aan den trein, noch thuis te vinden, gekker werd het toen laat in den nacht geruchten door het huis gin gen en fluisterende stemmen. Papa, door z'n eveneens wakker geschrok ken ega aangevuurd, vermande zich. Hij nam het ongeladen pistool dat altijd in het waschtafellaadje lag, spande de haan,., en wachtte bij de deur het vreeselijke. Toen gebeurde het dat daar te genovgr elkander stonden een vader en 'n zoon de eerste met aange legde revolver, de ander met een open zakmes in de hand en geflan keerd door twee ageaten, gereed tot het ergste. „Kom, steek nog een sigaret op", zei kapitein Sucich tegen mij en presenteerde me zijn zilveren koker, dien hij van een hoogheid gekregen had tot aandenken, omdat het dezen gelukt was, tijdens een overvaart naar Cataro door wind en weer ver schoond te worden. Nu zijn we bij Scoglio Porno en in een paar minu ten zijn we in volle zee en daar be gint het te blazen, hoor! Dan steekt ge een rookwerktuig in uw mond om tenminste ook wat te blazen te hebben. De Lloyd stoomboot Wurtnbrand voer den vuurtoren van Scoglio Pomo voorbij. Het was een eenzame rots, niet veel grooter dan een danszaal. Hoog stond de vuurtoren, beneden aan de door branding bestookte rif fen, een ellendig hutje met een wilden vijgeboom. Die maakten den geheelen plan tengroei van het sombere rotseiland uit* Om van hier naar het dichtst bijzijnde der Dalmatische eilanden te komen, had een roeiboot, flink geroeid, ruim drie uur werk. „Wat voert die wachter toch uit in het koudere seizoen, als de Bora dikwijls wekenlang het verkeer met de andere eilanden verhindert?" vroeg ik den kapitein. „Nu hij heeft voorraad en blijft rustig bij het vuur zitten," antwoord de hij. if „Wat een jleven 1 Als hij geen familie heeft, moet hij op den duur gek worden "fi „De man heeft geen familie, en ik zal u eerïs wat vertellen. Hij zit eenzaam op zijn rots en zietweken- lang geen levend wezen dan hoog stens een 'hoog in de lucht vliegende meeuw <?f een in de golven darte lende dolfijn. Plens om de veertien dagen of drie weken komt er een bark proviand en dan is hij weer voor een tijd bezorgd. Ook krijgt hij dan de noodige benzine voor het licht. Verleden jaar, toen ik op een kustvaart Lissa aandeed, kwam Lo renzo Besaiti bij mij aan boord. Op een zeiltocht, was hij van Pelagosa, een rotseiland midden in de Adria- tische Zee, naar Lissa gekomen. „Wel, Lorenzo," vroeg ik, „hoe komt het, dat gij Scoglio verlaten hebt „Ze wilden het niet anders, signor commandante," zei Lorenzo. „Ze be weerden, dat ik ook eens verlof moest nemen. Nu, en toen heb ik ze dat pleiziertje maar eens gedaan." „En hoe lang zit ge al op uw rots „Hola," zei hij, „wacht eens een beetje tot ik me er op bedacht heb. De slag bij Lissa was in 1866 preciesze hadden toen de beleefd heid me mijn linkerbeen zoo toe te takelen, dat ik voor den zeedienst niet meer deugde. Toen was ik drie jaar in Pola, zeven jaar in Triest bij de haven werken en nu zal het wel 23 jaar zijn juist, dat klopt, het is nu 23 jaar, dat ik op Scoglio Pomo zit en voor de lantaarn zorg." „Pin hoe dikwijls zijt ge in al dien tijd op 't vaste land geweest?" »Geen enkele maal«, antwoordde Lorenzo op een toon, alsof dat heel natuurlijk was. »Wat, waart ge drie en twintig jaar onafgebroken op dat barre eiland »Ik had immers mijn dienst. „En waar hebt ge uw drie maan den verlof doorgebracht »Op Pelagosa, signor comman dante Ik zag den man eens aan, den kende dat hij krankzinnig was. Pela gosa is namelijk een eiland, waar de wind altijd buldert en het meest eenzame en afgelegene in de Adri- atische zee, dat als de December stormen woeden, wekenlang van de gansche wereld is afgesneden. De stoombooten die uit de Levant ko men en van Brindisi naar 't Noor den gaan, zien 's nachts een zwak lichtje, dat slechts een zeemansoog kan waarnemen, aan den oostelijken horizon; dat in de lantaarn van Pe lagosa. Slechts dan ziet de bewoner van het eiland een zwak rookwolkje als de boot overdag passeert, wat bijna nooit gebeurt. Het was me dus absoluut onbegrijpelijk dat iemand, na drie-en-twintig-jarige afzondering, zijn eenzaam verblijf met een nog veel afgezonderder kon verruilen. „En noemt ge dat verlof?" vroeg ik. „Van Scoglio Pomo gaat ge om u te verstrooien en om wat op te knappen naar Pelagosa Hebt ge dan in 't geheel geen verlangen naar de wereld en naar de menschen?" »Wat heb ik met de wereld of met de menschen uit te staan, ka pitein? Die zijn me geheel vreemd. Ik kan van niets meer spreken dan van de Bora Tramontane, van Li- beccio en Sirocco, van de meeuwen en van mijn lantaarn. Daarom dacht ik, toen ze mij verlof gaven, dat ik 't beste zou doen, als ik dat door bracht bij mijn krijgsmakker Tomaso Brankovich. We waren samen in den slag bij Lissa en hebben ook in Pola samen gewerkt. Daar leerde hij mijne zus ter kennen, die mijn huishouden waarnam. Zij konden goed met elkaar overweg, en toen ik de plaats op Scoglio Pomo kreeg, vroeg hij haar tot vrouw. Reppine wilde me niet alleen laten gaan, ze meende, dat de kreupele het niet buiten haar stellen kon. Ik kwam daar echter tegen op en ze trouwden. Toen ging hij naar Pelagosa. Elke Kerstmis kregen we brieven van elkaar, en ik stuurde haar een halsdoekje en een voorschoot, die ik van Lessina liet komen. Dat ging zoo tot voor tien jaar, mijn vijgeboom en mijn schild pad waren mijn geheele familie. Daar was het weer eens: Kerstmis en geen brief kwam. Ik gaf de Bora, die al weken woedde, de schuld. Dan in Januari kwam het bericht, dat Beppina gestorven was. Drie weken was Tomaso zonder verbinding met den vasten wal; hij gaf wel signalen, maar niemand waagde zich in den storm naar buiten. Toen groef hij bij zijn hut een graf en legde er zijn Beppina in. Vier weken later kwam de priester uit Lissa en wijdde de aarde, waarin ze begraven lag. Lorenzo zei dat alles op een toon, alsof hij dingen vertelde, die ande ren hadden ondervonden. Hij blies dikke wolken uit zajn neuswarmertje en tuurde opmerlkzaam naar den noord-oostelijken horizon, waar spoe dig zijn Scoglio moest opduiken. »En hoe vondt Qc Tomaso »0, hij had zich al lang getroost; hij had het immers veel beter dan ik. Daar hebt ge e>e.n stuk of zes olijfboomen; myrthe-striuiken wassen in de rotsspleten en een wijnstokje geeft schaduw. We hebben er drie maanden samen gezeten, naar de zee gekeken en over «den zeedienst gesproken. Nu kan ik spreken, om dat ik in drie maanden meer gepraat heb dan in die drie en twintig jaar er voor; met z'n beiden gaat dat ook veel pleizieriger. En dan is er nog de lantaarndie is ook een levend wezen, heeft hare toestanden, hare zenuwen juist als eene vrouw. Die Tomaso kan er zelfs een wijn en een olijfoogst op nahouden; die mag tevreden zijn. En hij heeft ook het graf nog. Ik heb van Lissa twee distelvinken meegebracht en die zingen nu 't hoogste lied in de beide cypressen die Tomaso geplant heeft. iZiet ge, kapitein, zoo heb ik mijn verlof doorgebracht Hoe had ik het op de geheele wereld beter kunnen doen Nu is het echter uit, we heb ben ons laatste glas met elkaar gedronken. Tomaso heeft echter beloofd me te komen halen, als mijn levenslantaarn leeg gebrand is. Ik zal dan naast Beppina liggen en dan zullen ook de distelvinken voor mij zingen, »Zoo heeft Lorenzo Besaiti het eenige verlof, dat hij zijn heele leven gehad heeft, doorgebrachtbesloot kapitein Sucich. Ik stond naast hem op de com- mandantsbrug. Een frische bries stak op en het schip danste op de golven. De avond was gevallen. De eilanden links waren verdwenen. „Neem dien kijker," ze de kapi tein tot mij. „Ziet ge daar in 't noord oosten dat lichtende puntje Dat is de lantaarn van Scoglio. Lorenzo is weer op zijn post." Oe hooikist. Ik heb het nog maar steeds over de keuken, waarde Dames! Zij, die mijn brieven in het Zon dagsblad der Nieuwe Haarl. Courant geregeld volgen, stellen voornamelijk in dat onderwerp be lang. Althans, ik mocht van ver schillende lezeressen wenken en friefjes ontvangen, dat een bespre king over keuken-aangelegenheden haar voor den eersten tijd het meest welkom zijn zou. Welnu, daar wil ik me niet aan onttrekken En ik wil nu eens een hulpmid del in de keuken bespreken, dat nog maar al te weinig door onze huisvrouwen gekend wordt, en dat toch, vooral in de arbeidersgezin nen en in de keuken van den kleinen burgerman, zulk een ont zaglijk voordeel oplevert. Ik bedoel de „hooikist". Kijk eens aan: ik weet niet, of het u gaat als mij, waarde lezeres sen, maar ik kook meestal op gas- comforen. Dat is zindelijk en ge- makkeliik en vooral in den zomer aangenamer. Maar het gas is niet goedkoop! En vooral muntgas is duur, terwijl toch tal van arbeiders- en burger gezinnen muntgas hebben en zich dan tevens al heel gauw zich voor zien van een gascomfoor! Welnu: de hooikist is een keukengereed schap, dat veel, heel gas uitspaart Ik weet het uit ondervinding Zoo'n hooi kist bestaat uit een gewone, vierkante, houten kist, die gevuld wordt met hooi. Het deksel van zoo'n kist is niet een eenvou dige plank, maar begit ook een zekere „diepte", welke ook geheel met hooi wordt opgevuld. In 't midden van de kist is een opening, waarin juist de pan kan worden geplaatst, welke met een deksel wordt gesloten. Gaat de hooikist nu dicht, dan zit de pan van onder, en op zij geheel in het hooi van de kist, terwijl het hooi van het deksel over het deksel van de pan heengaat. Natuurlijk wordt 't hooi in het deksel gehouden door een linnen of wollen lap die erom heen is gespijkerd, wat ook zeer goed met het hooi in de kist kan gebeu ren. Van alle kanten is dus, als de kist gesloten is, de pan door een dikke laag omgeven. Zet men nu een pan met kokend water b.v. in de hooikist en sluit men deze, dan zal het water gedu rende zeer langen tijd zeer heet blijven, omdat hooi de warmte zeer slecht geleidt. Uit dit principe volgt voort, dat men ook spijzen kan „gaar" maken in de hooikist, mits men ze er maar lang genoeg in laat staan. Want hei is eigenaardig dat men tal van spijzen „gaar" kan laten worden, ook zonder dat men ze kookt als men maar de temperatuur lang genoeg op één flinke hoogte laat. Stellen we ons dan voor een pan met kokende vloeistof, waarin een vaste stof moet „gaar" worden, b.v. melk met rijst. Eerst is het noodig dat de rijst korrels de temperatuur van de ko kende melk aannemen: men laat dus de rijst met de melk tevéns doorkoken. Dan zet men de pan in de hooikist en sluit die stevig: het eerste oogenblik zal de warme pan aan het koude hooi warmte afgeven en wordt dus de tempera tuur in de pan lager. Daarna ech ter blijft de hitte langen tijd vrijwel dezelfde, omdat het hooi de warmte moeilijk naar buiten geleidt. Stelt men nu de rijst maar lang genoeg aan die temperatuur in de kist bloot, dan wordt ze goed gaar. De voordeelen van zoo'n hooikist zijn le het besparen van brandstof; 2e het besparen van tijd en moeite men zet b. v. 's avonds kokende gort, havermout of rijst in de hooikist, en vindt 's morgens een gaar ontbijt dat dan toch nog lauw is en in 'n paar minuten kan wor den gewarmd3e geen aanbranden 4e de pannen slaan niet aan en worden niet vuil; 5e men wint ruimte op de kachelplaat. In een volgenden brief zal ik de regels voor het bereiden van de spijzen in de hooikist geven, die goed moeten worden nagekomen. Marie. Mijn Brievenbus, Mej. S. W. Zooals U ziet, heb ik hierboven al over de hooikist ge sproken. Hebt U soms nog wat anders, dat U gaarne besproken wou hebben Dan ben ik- gaarne daartoe bereid. Mej. C. K. Wortelen moet U opzetten met hardkokend water en zout, en er een stukje vet of lepeltje gesmolten vet in doen, dan worden ze malsch en geurig. De tijd van koken ligt aan de dikte van de wortelen en of 't jonge of oude zijn. Die wisselt tusschen 20 minuten en 2 uur. Mej. W. Roley-Poley (niet „rollie-pollie" zooals -U schrijft) is een Engelsche gelei-pudding, 't Recept is vrij goed. Doch zorg er voor, het water steeds aan te vul len naar gelang het verkookt. Mevr. B. Een krachtig middel om pijn te stillen bij kleinere brand wonden is Overmanganzure potasch (bij eiken drogist ver krijgbaar, in een slappe oplossing. Men moet het gewonde deel dade lijk met die slapp6 oplossing be dekken en de compressen telkens verfrisschen. Ook bij kneuzingen helpt het afdoendede pijn bedaart sopedig- Marie. Wel, hebben mijn jonge vriendjes en vriendinnetjes dapper naar de raadseltjes van de vorige week ge zocht? Wie het een of ander nog niet gevonden heeft, moet het hier onder in de oplossingen maar eens nazoeken. 2. Netel, ketel, zetel. 3. Limonade. 4. Narcis. 5. Parasol. 6. Een S. 7. De laarzenknecht. 8. De letter U. 9. Een ei. 10. Karton. 11. Marokko. 12. Japan. Ziezoo, nu het nieuwe stelletje. 1. Een kunstje met lucifers. Ditmaal hebben we een kunstje met lucifers, waarvan we wezenlijk zelf moeten zeggen, dat het lang niet zoo gemakkelijk te vinden i* Het is dit Van deze figuur, zooals men zie bestaande uit IS luciteis, moeten vier worden weggenomen, en d wel zóó, dat er één overblijft. Hoe kan dat zal men zeggen Ja, gauw gevonden is het niet ei daarom zullen we er de oplossing maar bij afdrukken, dan kunt ge het aardige sommetje ook eens aan an deren opgeven. Het gaat zóó Kijk nu zelf maar, of we niet vier lucifers hebben weggelaten eö één overgehouden. Ge dacht niet dat dit bedoeld werd, hè? Ja, daar zit ook juist de aardigheid in 2. Wie knap is in de aardrijks kunde, moet eens probeeren uit onderstaande rij letters natuurlijk zonder er bij te voegen of weg te laten de namen van drie zeer bekende vuurspuwende bergen te maken. asalunkiteveush e v 3. Mijn geheel bestaat uit 9 letters en wordt door bijna iedereen ge bruikt. Een 1 2 4 3 is nu juist niet erg veel. 6 7 8 is allesbehalve vlug. 3 4 S daarentegen is wèl vlug. 12 5 eten veel menschen des avonds. 4. Vuurrood ben ik erg gevaarlijk, maar als ge me met rust laat, wordt ik van zelf weer zwart. Wie ben ik? 5. Mijn geheel bestaat uit 9 letters. Van den 1 2 3 4 hebben we nog al eens last. Een 5 6\7 is een nuttig dier, maar dat ten onrechte dikwijls vervolgd en gedood wordt. Een 5 6 7 8 9 ziet men in ons land op heel veel plaatsen. Mijn geheel kan niet werken, als mijn eerste deel er niet is. Wie ben ik? 6. 1* 2 3 is allesbehalve vriende lijk. Een 4 5 6 heeft ieder gevangene. In een 6 2 9 8 wandelt men graag. 8 7 6 is een verkorte jongens naam. Mijn geheel is een stad in Spanje. Wie ben ik? t 7. Hoe kunt ge van 12 er 7 af nemen en toch nog 7 overhouden 8. Wie weet, waarom een mole naar in het hartje van den winter een dikke das draagt? 9. Ik ben een groote stad in Voor- Indië. 1. 2. noemen sómmige kinderen hun moeder. Een weeken bodem noemt men wel eens 2 3 4 5. Wie ben ik? 10. Waar gaan de jongens heen als ze precies twaalf jaar zijn? Welke is de leukste? Op eenexamen. Professor. Vindt ge mijne vraag moeilijk? Student. In 't geheel niet, pro fessor, maar wèl het antwoord. Poezië uan een barbier. Op een avond dat een komeet aan de lucht staat). O, ware de maan een scheerbekken, dan nam ik gindsche staartster als kwastje en haalde ze door 't schuim van den melkweg om het heelal in te zeepen Geuolgtrekkinq. Jantje (die met belangstelling kijkt naar het witten van een huis): „En wanneer gaat u het nu scheren, mijnheer? Dat's erger. „De voordeelen onzer nieuwe rechtspleging zijn toch waarlijk niet te bestrijden!" „Neen, en ae kosten ook niet!" N J

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 6