Openbare Godsdienstoefeningen in de R.K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. No. 47, Ie Jaargang Zondag 25 Augustus. Naaml. Venn. „Drukkerij de Spaarnestad." Gratis voor de Abonne's van „Nieuwe Haarl. Couant" en „Stad en Land.' DER ABONNEJIÏNTSPHIJS: Per week 5 Ct. Per Kwartaal40 Ct. Franco per post per kwartaal50 Ct. UITGAVE VA3ST DE KINDERHUISVEST No. 31—33. HAARLEM. Directeur: F. H. M. v. d. GRIENDT. ADVERTENTIEN: Van 1 tot 6 regelsf l-30- Elke regel meer0.20. Ingezonden mededeelingen tussclien den tekst ten minste 5 regels f 1.50; elke regel meer 0.30. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) 14de ZONDAG NA PINKSTEREN. Les uit den brief van den H. apostel Pan- lus aan de Galaten; V, 1625. BroedersWandelt naar den geest, en gij zult de begeerten des vleesches niet volbrengen. Want het vleesch begeert tegen den geest, en de geest tegen het vleeschdeze toch weder streven elkander, opdat gij niet doet al wat gij wilt. Doch indien gij door den Geest geleid wordt, zijt gij niet onder de Wet. Bekend nu zijn de werken des vleesches, welke zijn ontucht, onreinheid, oneerbaarheid, wellust, afgodendienst, tooverijen, vijandschappen, twist, afgunst, toorn, gekijf, tweedracht, scheuringen, nijd, moord, dronkenschap, brasserijen en dergelijke; ten aanzien waarvan ik u vooraf zeg, gelijk ik het u vooraf gezegd heb, dat zij, die zulke din gen doen, het Rijk Gods niet zullen verwerven. Maar de vrucht des Gees- tes is liefde, blijdschap, vrede, ge duld, goedertierenheid, goedheid, lankmoedigheid, zachtzinnigheid, trouw, bescheidenheid, ingetogen heid, kuischheid. Tegen de zoodani- gen is de Wet niet. Zij nu, die Christus toebehooren, hebben hun vleesch met ondeugden en begeer lijkheden gekruisigd. Evangelie volgens den H. Mattheüs VI, 24—33. in dien tijd sprak Jesus tot Zijne leerlingenNiemand kan twee heeren dienenimmers zal hij óf den eenen haten en den anderen liefhebben, óf den eenen aanhangen en den an deren veronachtzamen. Gij kunt niet God dienen en den Mammon. Daar om zeg Ik u: Wees nietangstig bezorgd voor uw leven, wat gij zult eten, noch voor uw lichaam, waar mede gij u zult kleeden. Is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam niet meer dan de kleeding? Aanschouwt de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien noch maaien noch in schuren verzamelenen uw he- melsche Vader voedt ze. Zijt gij niet veel voortreffelijker dan zij En wie van u kan, met peinzen, aan zijne lengte ééne el toevoegen? En wat zijt gij voor kleeding bezorgd Be schouwt de leliën des velds, hoe zij groeienzij arbeiden en spinnen niet; en toch zeg Ik u, dat zelfs Salomon in al zijne heerlijkheid niet gekleed was gelijk eene van deze. Indien nu God het gewas des velds, dat heden is en morgen in den oven geworpen wordt, aldus kleedt, hoeveel te meer u, kleingeloovigenWeest dan niet beangstigd, zeggendewat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleeden? Want om dit alles bekommeren zich de heidenenwant uw Vader weet dat gij dit alles noodig hebt. Zoekt dan eerst het Rijk Gods en zijne gerechtigheid, en dit alles zal u toe geworpen worden. Evangelieverklaring. 14de ZONDAG NA PINKSTEREN. Op allerduidelijkste wijze veroor deelt de goddelijke Zaligmaker in het Evangelie van dezen Zondag de zooveel voorkomende dwaling, dat men God en de wereld te gelijk kan dienen, dat men zijn hart verdeelen kan tusschen de gehechtheid aan de wereld en aan God. „Gij kunt niet God dienen en den mammon." Door dienen wordt hier verstaan aan een persoon zich wijden, aan hem liefde en vereering bewijzen, en de geeste lijke vermogens, zoowel als de krach ten des lichaams hem ten dienste stellen. God dienen wil dus zeggen Hem kennen door het geloof, Hem als onzen Opperheer belijden door de vervulling Zijner geboden, Hem beminnen uit geheel ons hart, met geheel onze ziel, met al onze krach ten. Den mammon (den geldgod der Syriërs) dienen, is daarentegen met geheel de ziel gehecht zijn aan het aardsche, alle zorg en bekom mernis, alle moeite en inspanning zetten op het gewin van tijdelijke goederen, op het verwerven van rijkdommen, daarop al zijne hoop stellen, daarin al zijn geluk zoeken Door niemand kan aan die twee meesters tegelijk de dienst bewezen worden, dien zij vorderen. De dienst des eenen sluit den dienst des an deren uit. Ons hart is zoo geschapen, dat het niet verdeeld kan worden tusschen God en de Wereld. Wie bovenal de rijkdommen, de vermaken der wereld lief heeft, haat de ver sterving en de nederigheid. Wie den mammon voorstaat, hij zal de wetten der rechtvaardigheid verachten. Niet het eenvoudig bezit dus van rijkdommen wordt veroordeeld, even min het gepast streven om door arbeid in zijn onderhoud en dat van de hem toevertrouwden te voorzien, of zelfs om vooruit te gaan in de wereld, maar alleen om daarin zijn hoogste doel te zoeken, daarnaar al leen te streven met voorbijzien van alle verplichtingen, die wij ten op zichten van God hebben. Dit alles wordt verduidelijkt door de volgende woorden des Zaligma kers „Daarom zeg Ik uweest niet (op die overdreven wijze, die u aan niets anders doet denken) bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleeden zult." Die overmatige zorg voor het tijdelijke k^n eerstens be staan in het haken naar iets dat door 's menschen macht'niet bereikbaar is, en dus aan God alleen moet wor den overgelaten. „Wie van u, vroeg Jesus, kan met bezorgd te zijn één el aan zijne lengte toevoegenZij bestaat verder in de wijze waarop naar het noodige gestreefd wordt, als of geene Voorzienigheid voor 's menschen leven waakt. De Zalig maker noemde dit een zoeken als dat der heidenen. Verscheidene beweegredenen wor den door den Zaligmaker aangevoerd om ons tegen die onredelijke be zorgdheid te wapenen. De eerste reden heeft betrekking op God en is met bijzonderen na druk voorgesteld. God is, aldus leert de Zaligmaker, even goed als mach tig, Hij heeft ons het meerdere ge geven, Hij zal ons ook het mindere niet onthouden. Het lichaam is waar diger dan het voedsel, waardoor het in stand gehouden, dan de kleeding waardoor het beschermd wordt. God schonk ons het leven, Hij zal ons dus ook de middelen schenken om het te bewaren. Om allen van die waarheid zoo diep mogelijk te overtuigen, wijst Jesus op de wonderen, die een ieder in de redelooze schepselen kan op merken. „Aanschouwt de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien noch maaien, noch in schuren vergaderen en uw hemelsche Vader voedt ze. Zijt gij niet veel beter dan deze De oneindige Majesteit Gods ver waardigt Zich wel voor de redelooze schepselen te zorgen, zou Hij dan den Koning der schepping vergeten Nog een tweede bewijs, aan de stof felijke natuur ontleend, haalt Jesus voor die waarheid aan. „Beschouwt de leliën des velds, hoe zij groeien zij arbeiden of spinnen niet, en Ik zeg u, dat zelfs Salomon in al zijn heerlijkheid niet gekleed was gelijk eene van deze. Indien nu God het kruid des velds, dat heden is en morgen in den oven geworpen wordt, alzoo kleedt, hoeveel te meer u, gij kleingeloovigen?" Zelfs die schijn baar nietige, soms met den voet vertredene bloemen des velds roepen ons toe: wilt niet kleingeloovigzijn, niet zonder vertrouwen op Gods Voorzienigheid, niet te zeer beangst voor de toekomst, Hij voedt de vo gelen en kleedt de leliën, ook aan u zal Hij dit alles geven. De Zaligmaker gaat voort met het aanvoeren van nog andere bewijs gronden waarom alle overmatige zorg voor het tijdelijke door Zijne leer lingen moet vermeden worden. Eerst liet Hij ons lezen in het groote boek der natuur, nu roept Hij ons toe: „Weest dan niet bezorgd, zeggende: wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleeden, want dit alles zoeken de heidenen; want uw Vader weet dat gij dit alles noodig hebt." Niet daartoe zijn wij op deze aarde geplaatst dat wij het bezorgen van tijdelijke belangen alleen en het na jagen van rijkdom ons zouden ten doel stellen. Waren wij heidenen, zouden wij nog te verontschuldigen zijn als een al te groote angst voor de toekomst ons kwelde, maar wij vereeren en aanbidden den God van Goedheid en van Almacht, wij ge- looven in eene vaderlijke Voorzie nigheid die waakt en zorgt, en het ware eene miskenning van die God heid, als wij het noodige niet ver wachtten van Hem die barmhartig en genadig is, en in Zijne Alwetend heid bekend is met al onze nooden. Na die verschillende beweegrede nen tot vertrouwen op de goddelijke Voorzienigheid, doet Jesus dan ook de vermaning volgen„Zoekt dan eerst het rijk Gods en zijne Gerech tigheid, en dit alles (alles wat u voor het tijdelijke noodig is) zal u toe gegeven worden." Vreest nooit, dat wanneer gij u beijvert om God ge trouw te dienen en Zijne geboden te volbrengen, het noodzakelijke voor uw tijdelijk leven u ontbreken zal. God, uw goede Vader, zal het u ze ker schenken, als gij slechts uw plicht doet, en voor het overige op Zijne Voorzienigheid uw vertrouwen stelt. Vier en zeventigste Conferentie. Ik heb geen geloof. 3. Wat te doen (vervolg). Vele menschen zeggen om hun godsdienstige onver schilligheid uit te leggen en te rechtvaardigenik heb geen geloof. Na de opwerping als oprecht te hebben aangenomen, hebben wij ons afgevraagd wat er te doen was om er uit te komen. Wanneer men het ongeluk heeft geen geloof te hebben, hebben wij gezegd, moet men le het verlangen, "2e het vragen, 3e het zoeken. Er blijven over dit belangrijk onderwerp nog eenige practische raadgevingen te geven over. I. Gij hebt geen geloof? Tracht het te verdienen. De tortuin komt niet slapende tot ons, wij moeten ze winnen in het zweet onzes aanschijns. Het geloof is eveneens een geestelijke rijkdom die als de stoffelijke rijkdom verworven wordt door arbeid, door inspanning. „Werkt dus, zoo zeg ik u met Pascal, werkt, niet om u te overtuigen door een vermeerdering van bewijzen, maar door een vermindering van uwe hartstochten." En met Boseuet: „Luistert, stoutmoedige en dwaselijk nieuwsgierige geesten die zegt: wij zouden alle waar heden van ons geloof willen zien en willen hooren. Laat uwe zieke oogen behandelen, laat ze zuiveren en versterken. En als het licht van het christendom duis ternis voor u is, doet dan gerechtigheid aan u zeiven. Waardoor zou dat zuivere en kuische licht in u bin nenkomen Zal de wijsheid die gij niet zoekt van haren troon afdalen om u te onderrichten? Gaat be dorven en bedervende menschen, zuivert uwe harten en langzamerhand zullen uwe geesten gewoon worden aan de helderheid van het Evangelie." De godsdienstige waarheid is niet beschouwend, maar genezend. Men moet haar ondervinden om haar te begrijpen. Jesus Christus heeft gezegd: „beati mundo corde quoniam ipsi Deum videbunt: zalig zij die zuiver van harte zijn, want zij zullen God zien." Zij zullen Hem zien, niet alleen on bedekt in Zijne heerlijkheid, maar gedeeltelijk en meer en meer in Zijn godsdienst, door de noodzakelijke be trekking tusschen de zuiverheid der ziel en de helder heid van den geest, van den smaak en van het ge zicht der waarheid, volgens dit ander goddelijk woord „Gustate et videteproeft en ziet." Dit is zeer philoso- phisch en zeer diepzinnig en vraagt uitvoerig verklaard te worden. II. Gij hebt geen geloof? Beoefent eerst het weinige geloof dat gij hebt. Gij hebt noodzakelijk een weinig geloof, misschien meer dan gij denkt. Welnu ik zeg dat wat gij nog aan geloof overhebt, als gij er oprecht de gevolgtrekkingen uit wilt maken, voldoende zou zijn om u het geloof dat u ontbreekt, het volledige ge loof te schenken. Ziet slechts. Gij gelooft aan God. Doet gij alles wat dat geloof eischt? Aanbidt gij dien God waaraan gij gelooft als uw Schepper en uw Heer? Be dankt gij Hem als uwen grootsten Weldoener Vooral bidt gij tot Hem? Welke plicht is natuurlijker voor het schepsel dan te bidden tot Hem van Wien alle goed komt. Dus bidt gij tot God? Vraagt gij Hem het volle licht der waarheid, waarvan gij ten minste de schemering ziet... en de genade, die innerlijke en ver sterkende hulp van God, de behoefte waaraan gij des te levendiger moet gevoelen naarmate uwe hartstochten heviger zijn en uw wil zwakker is? Zijn deze zoo een voudige godsdienstoefeningen, die het geloof aan God alleen beveelt, onder de gewoonten van uw leven?Gij moet ze er toe brengen. Beoefent het weinige geloof dat gij hebt, en gij zult weldra het geloof dat u ont breekt verkrijgen. Gij gelooft aan de zedeleer, aan het essentieël onder scheid van vrije handelingen, aan goed en aan kwaad. Gij gelooft dat een oneindig rechtvaardig en heilig God het eene beveelt en het andere verbiedt. Doet gij het goed in die mate waarin gij het moet doen Onthoudt gij u van alles wat uw geweten u zegt dat kwaad is? Én vraagt gij dikwijls aan den zeer heiligen God, waarin gij gelooft, om vergiffenis voor de vele verledene en tegenwoordige zonden waardoor gij Hem zoo zwaar en zoo dikwijls beleedigd hebt? Vernedert gij u in Zijne tegenwoordigheid bij de herinnering aan zoovele schuldige handelingen, van zooveel slechte gedachten, woorden en werken? Valt gij somwijlen berouwvol en beschaamd voor de voeten van die opperste Majesteit? Zegt gij somwijlen met droefheid op uwe borst klop pende in de bitterheid uwer ziel, tot Hem: Heer, heb medelijden met mij, want ik ben een zondaar. Het geloof alleen in God is, als gij u zeiven gelijk wilt blijven, voldoende om u tot dat alles te verplichten. Uw een voudig gezond verstand, als gij het volgt van het een tot het ander, geleidt u tot het geloof. Beoefent het weinige geloof dat gij hebt, en gij zult weldra het geloof dat u ontbreekt verkrijgen. Gij gelooft aan den plicht, in het bijzonder gelooft gij de kuischheid, gij weet dat het een deugd is, een schoone deugd en een verplichte deugd. Gij weet, gij gelooft dat de eerbied voor zich zeiven, voor de wetten der natuur en der menschelijke waardigheid een plicht is, dat de trouw aan heilige en wederkeerig bezworen banden een plicht is. Zijt gij kuisch? Ik ben het niet die die teere vraag tot u richt, het is God, de onder zoeker en de rechter der gewetens. Antwoordt niet aan mij, maar aan God, in het diepste geheim van uw hart. Zijt gij kuisch? Gij zijt het niet altijd geweest, gij zijt het misschien op het oogenblik nog niet. Én toch volgens uw eigen bekentenis, is de kuischheid een plicht. Ik zeg het u voor God en in Zijnen naam Beoefent het weinige geloof dat gij hebt, en gij zult weldra het geloof dat u ontbreekt verkrijgen. De werken voeren tot het getoof. Het is met geloof als met een gebouw, waar de grondslag versterkt wordt door den opbouw zelf dien hij draagt. „Dwazen, zegt Bossuet, ziet gij niet dat die grondslag het gebouw verwacht om zelf versterkt te worden, dat dat begin van geloof zijn voltooiing eischt door het goede leven, en dat die half opgetrokken muren, die in puin vallen omdat men verwaarloost ze op te trekken, luide ge tuigenis afleggen tegen uw dwaas en roekeloos gedrag Gij beweert te wachten tot gij de geheele verlangde hoeveelheid geloof hebt om het in beoefening te brengen. Dat is niet redelijk. Het geloof is een aanplanting. Welnu men moet met de aanplanting niet wachten tot de ontwikkeling, maar de ontwikkeling wacht op de aanplanting. Als de kiem des geloofs eenmaal ge geven is, dan moet men ze aanplanten en tot rijpheid brengen. Beoefent het weinige geloof dat gij hebt, en gij zult weldra het geloof dat u ontbreekt verkrijgen. III. Gij hebt geen geloof? Doet alsof gij het in zijn geheel bezit. Hoort dit woord van Pascal„Gij wilt tot het geloof gaan en gij weet den weg niet. Leert hem van diegenen die Hem kennen en die Hem voor u gegaan zijn. Volgt de wijze waaróp zij begonnen zijn; het is niet juist te doen alsof zij geloofden, met wijwater te ge bruiken, Missen te doen opdragen enz. Dat zal u na tuurlijker wijze doen gelooven en u dom maken." Zal dat u dom maken Men heeft veel geschreeuwd tegen dat woord, maar het heeft toch een diepen zin. De mensch heeft niet alleen eene ziel, hij heeft ook een lichaam. En het is met ons lichaam, met onze zinnen dat wij tot God moeten gaan, niet minder dan met onze ziel en onze geestelijke eigenschappen. Ziedaar waarom wij wijwater moeten gebruiken, Missen doen opdragen enz., dat wil zeggen ons plooien naar de ge heele zinnelijk waarneembare praktijk van het Christen dom als wij tot het geloof willen komen. Pascal voegt er bij: „Om u te toonen dat dat er toe voert, is dat zulks uwe hartstochten zal verminderen die uwe groote hinderpalen zijn." Hoe dat? „Omdat dat uwe twee deelen zal doen gelooven, daar de geest er reeds toe gebracht is door de redenen, zal uw lichaam het wor- DE OFFICIEELE KERKL1JST

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 7