Mengelwerk.
Een grappige stoornis.
Afdeeling Lisse.
Bondagebouw Dorpstraat C 115.
Zaterdag 23 Aug 's aronds van 8 tot 9
nur zitting Spaarkas.
Namens het Bestuur,
A. H. SCHRAM A Secr.
R. K. Tooneelvereeniging
„LIEFDE VOOR DE KUNST."
Vergadering op Maandag 26 Augustus
des avonds half 9 repetitiezaal van den
Heer J. A. Fibbe. Kruisstraat 23.
H. W. van TURNHOUT, Pres.
Andrew Carnegie.
Nu de naam van den schenker
van het Vredespaleis op aller lippen
is, zullen eenige bijzonderheden over
zijn levensloop niet onwelkom zijn.
Carnegie was gewoon ijzerhande
laar, begonnen met een kapitaal van
nog geen twintig duizend gulden,
Maar zeer voorspoedig in zijn zaken.
Die voorspoed had hij, volgens eigen
getuigenis te danken aan de wijze,
waarop hij zich compagnons ver
schafte. Wanneer hij ergens op straat
als krantenjongen, op een bok als
koetsier, op een tram als conducteur
of waar dan ook een jongmensch
opmerkte, die vlug, opgewekt en
accuraat zijn bescheiden werk deed,
dan nam hij zulk een terstond in
dienst en vaak na weinige maanden
reeds was de jongeman, die soms
bij zijn aankomst nauwelijks kleeren
had om zich te vertoonen, de com
pagnon van Carnegie, chef van een
afdeeling, bevoegd om tot bedragen
van millioenen contracten af te
sluiten.
Veertig zulke compagnons maak
ten de staalfirma krachtig en steeds
grooter en zoo mag men zeggen,
dat de zaak feitelijk bloeide door de
menschenkennis van den directeur.
Maar Carnegie, een Schot was niet
Amerikaan genoeg om te denken
aan de mogelijkheid den ijzer- en
staalhandel in één hand te brengen
en daardoor de prijzen te kunnen
bedwingen op dat denkbeeld kwam
Rockefeller.
Te samen met zijn dollar-collega
Pierpont Morgan besloot hij, voor
het ijzer een trust te maken en
wendde zich tot Carnegie om zijn
zaken te koopen. Deze wilde niet
en hij noemde een som, die zelfs
Rockefeller en Morgan te hoog was.
Zij besloten nu hem er onder te
werken.
Maar Carnegie begqn even ener
giek zich te verdedigen.
Hij had veel cokes noodig voor
zijn gieterijen en de handel in cokes
was in handen van éen firma Frick,
die de prijzen verhoogde. Carnegie
kocht zelf kolenmijnen.
Rockefeller wist alle fabrieken van
stalen waggons, van zagen en spijkers
te overreden hun staal en ijzer niet
meer van Carnegie te betrekken.
Deze maakten aanstalten om zelf
fabrieken van nagels, zagen en wag
gons te bouwen.
Rockefeller gaf het nog niet op,
Eeu massa erts moest over de bin
nenzeeën van de mijnen naar de
ovens van Carnegie worden ver
voerd en nu werd de prijs van dat
transport plotseling verhoogd.
Doch een paar dagen later ston-
edn er op Amerikaansche scheeps-
werven tien reusachtige vrachtbooten
op stapel, die een jaar daarna al
het erts van Carnegie vervoerden.
Naar Pennsylvania was geen wa
terweg, en de spoorwegmaatschappij
voldeed aan Rockefellers verlangen,
de prijzen voor Carnegie te verhoo-
gen. Het duurde niet lang of er lag
een eigen spoorweg, honderden ki
lometers lang, van Pittsburg naar den
Atlantischen Oceaan.
Toen een maatschappij tot fabri
cage van stalen buizen hem plagen
wilde, kocht Carnegie een haven aan
het Erlemeer, en richtte zelf reus
achtige buizenfabrieken op.
't Zelfde deed hij tegenover een
staalijzerfabrikant die onder Rocke
feller stond.
Deze begreep eindelijk, dat hij zóó
de partij niet zou winnen.
Hij verklaarde dan Morgan, dat
met Carnegie onderhandeld moest
worden en Morgan telegrafeerde aan
Swab, den directeur der Carnegie-
werken. Het onderhoud had plaats
-e Philadelphia in het Belle vu e-hotel.
Wil Carnegie zijn zaak ver-
koopen
Ja-
Wat kost het?
Ik zal 't u deze week laten
weten.
Good by.
Good by.
Een paar dagen later was de prijs
genoemd487.416.640 dollar (meer
dan een milliard gulden).
Dat was zelfs Rockefeller en Pier-
mont Morgan wel machtig genoeg!
Drie uren duurden nog de onder
handelingen om af te dingen; toen
was de koop gesloten.
Carnegie trok zich uit zijn zaken
terugzijn jonge compagnons kregen
uitkeeringen en meest ook mooie
betrekkingen in den nieuwenstaaltrust
Swab is nog leider en Carnegie
schrijft boeken en geeft nog steeds
weg van de rente der millioenen, die
hij alleen niet op kan, en die hij in
rechtmatigen verdedigingsoorlog ver
wierf.
Mercy haalde de mouselinnen
jurk uit de tobbe en wierp ze in
den emmer met schoon water naast
haar, zorg dragende, dat de verf
stof haar vingers niet aanraakte.
Haar moeder sloeg haar van uit de
keukendeur afkeurend gade.
„Wel," zeide deze ten laatste,
„mij dunkt, Mercy, dat ge die jurk
wel een week vroeger had mogen
in orde maken. Denk eens aan:
al die menschen, die van avond
hier komen, ik tot over de ooren
in de drukte met alle taarten en
lekkernijen, om nog niet eens te
spreken van de kamers, die nog
gedaan moeten worden."
Mercy was een verwend kind,
en te zeer aan haar moeders ver
wijten gewend om er veel om te
geven.
„Ze is geverfd als nieuw, moe
der", zeide zij, „en Roger ziet me
zoo graag in 't groen."
Mrs Merryweather meesmuilde.
„Jonge mannen zeggen heel wat
meer dan zij meenen," hernam zij
op minachtenden toon.
Op dit oogenblik werd haar aan
dacht getrokken door Willem, den
boerenknecht, die log de bijkeuken
kwam binnenzwaaien en dicht bij
den mangel ging staan.
„Er is weer iemand aan de appels
geweest," zeide hij, „De grootste
boom is zoo kaal gestroopt als.
Hij brak af, het overige aan de
verbeelding van zijn toehoorders
overlatende.
„Wij zullen ze nooit krijgen,"
sprak de boerin meedeloos. „Er
blijft geen enkele appel over om
moes van te maken. Men zou gaan
gelooven, dat de drommel er de
hand in had,"
Mercy schudde haar krullen en
lachte.
„Eén ding is zeker," zeide zij,
„Willem zal ze nooit krijgen. Hij
heeft ze altijd bij hoopen gezien,
maar ze ontsnappen hem steeds.
Daar viel haar een prachtig idee
in, en zij klapte in de handen.
„Ge neemt een emmervol van
die groene verf, Willem, en de
groote glazenspuit, en als ge ze dan
den volgenden keer over den muur
ziet klimmen, dan spuit gij ze van
boven tot onder nat. Dat zal hun
een merkteeken geven, en het gaat
er niet af. Zij zullen dagen lang
groen blijven, en als zij hier in de
buurt wonen, zullen wij spoedig
weten, wie het zijn."
Eerst verzette Willem zich er
tegen. Maar Mercy had weldra
zijn tegenwerpingen overwonnen.
De zaak liep ten slotte hierop uit,
dat Willem reloofde, achter inden
boomgaard met emmer en spuit
onder dien grooten appelboom te
zullen gaan zitten en de appel-
dieven af te wachten.
„Ik zal die spuit goed vol doen,"
zei hij, terwijl hij wegslofte. „'t Is
een fijn dingetje, en men weet nooit
wat er gebeuren kan als men klaar
moet zijn om ze te gebruiken."
Mercy wrong de groene jurk uit,
hing ze uit om te drogen en ging
baar moeder helpen. Maar al dien
tijd dacht zij aan allerlei prettige
dingen van van haar zelve, die
weldra de verf en de appeldieven
uit haar hoofd verbanden. Al die
OFFICIEELE KERKLIJST.
menschen die van avond zouden
komen om bij hen te avondmalen
en voor de vedel in de schuur te
dansen, waren uitgenoodigd, omdat
zij vandaag negentien jaar oud werd
en omdat zij Roger beloofd had zijn
vrouw te zullen worden.
„Moeder had het nog wel een
poos stil mogen houden," zeide zij,
op haar toon van verwend kind,
toen zij een glinsterenden vorm met
pudding omkeerde. „Zij had niet
meer drukte kunnen maken
als 't huwelijk zelf betroffen had.
En Roger, die stille...."
Eindelijk was alles gereed. Ziende
dat de jurk geheel droog was, streek
Mercy ze op en trok ze aan, waar
bij ze zich zoo mooi mogelijk op
sierde om Roger te behagen. Zij
sloeg een geplooiden witten doek
om haar hals, spelde een bundeltje
madeliefjes aan haar ceintuur en
stak één groote, roode bloem boven
haar oor, en zoo kwam zij beneden.
Toen alle gasten gekomen waren
en de dames haar hoeden en man
tels in de beste slaapkamer hadden
afgedaantoen degenen, die hon
ger en dorst hadden, een proefje
wijn met koek hadden gebruikt;
toen begon Mercy zich bezorgd af
te vragen, waarom Roger niet kwam
om dien eersten dans op te eischen
dien zij beloofd had voer hem te
bewaren.
De andere waren alle reeds aan
't dansen, maar Mercy wees besten
dig alle uitnoodigingen van de hand
ofschoon haar voeten bij eiken zwaai
de maat tippelden en zij er naar
verlangde ook te beginnen.
Maar nu voelde zij, dat zij't niet
langer kon uithouden, en sloop weg
uit de schuur, deels om de tranen
van gekwetsten trots en teleurstel
ling te verbergen, die in haar oogen
te zien zouden wezen deels om
te kijken of Roger soms het tuin
pad afkwam.
„Ik wou, dat ik mijn blauwe
merinos had aangetrokken," sprak
zij snikkend bij zichzelve.
Maar hoe meer zij in haar oogen
wreef, des te sneller kwamen de
tranen, en ten slotte voelde zij, dat
zij zich ontdaan maakte, dat zij
werkelijk nog niet weer naar bin
nen durfde gaan, en zij liep een
paar minuten door den boomgaard,
opdat de frissche nachtlucht haar
brandende koonen zou afkoelen.
Niemand zou haar hier komen
zoeken, dat was zeker.
Ah 1 Wat was dat?
Daar gebeurde iets vreeselijks aan
het andere eind van den boomgaard.
Een plof en een zware val op het
grindpad Een knetterend en sis
send geluidLuide stemmen en
iemand, die hard het pad afkwam
loopeu, met vollen spoed naar haar
toe.
De appeldief, ongetwijfeld
Zij stond, als verstijfd van schrik,
dicht tegen de haag aangedrukt.
Een man snelde haar vliegend
voorbij, dicht op zijn hielen door
een tweede achtervolgd. Het was
zoo donker, dat zij, niet voor de
vervolgde vlak bij haar was, in
hem Roger, haar verloofde herkende.
„Roger!" riep zij, gij hier?"
De jonge man stond stil en veegde
zijn gelaat met den zakdoek af.
„Houd mij niet tegen!" kreet
hij, 't is die gek, die WillemO
hij zal er van lusten, als ik hem te
pakken krijg."
Mercy lei een bevend handje op
zijn mouw.
„Wacht even. 'tls allemaal een
vergissing. Willem loerde op de
appeldieven en o, Roger, hoe is
het toch zoo laat geworden Haar
stem trilde. „Ze hebben al twee
dansen gehad, en de speelman
speelt alweer een anderen, en ge
hebt mij zóó beloofd den eersten
met mij te dansen."
Ofschoon de jonge man het met
tranen bevochtigd gelaat van zijn
verloofde in de duisternis niet zien
kon, hoorde hij aan de trilling in
haar stem, dat zij geweend bad, en
hij sloeg zijn arm om haar heen
om haar een weinig te troosten,
voor hij zich verklaarde.
„Ik beefde van haast om hier te
komen," bekende hij oprecht„maar
vader wilde gaarne, dat ik met
hem nog even de boeken doorzag,
voor ik gingik rende toen over
den weg en klom over den muur
van den boomgaard, om des te
gauwer hier te zijn, maar wie staat
me daar onder aan den muur, an
ders dan die gauwdief, die Willem,
met een glazenspuit vol waterEen
mooie geschiedenis, druipend als
ik ben in een huis vol menschen
te komen!"
Met gebogen hoofd sloop Mercy
het eerst de schuur binnen, opdat
de menschen niet zouden denken,
dat zij naar buiten was geweest om
Roger tegemoet te loopéta. Hijzelf
kwam, na vruchteloos naar Willem
te hebben uitgezien, vijf minuten
later binnen, en ofschoon hij nog
zeer nat was, stak hij vol vertrou
wen en stoutmoedig dwars de muur
door naar de plaats, waar zijn uit
verkorene stond.
In 't eerst sloeg niemand acht
op hem. Het dansen was in vollen
gang, en iedereen was te zeer be
zig met in de maat te blijven en
op te letten „wat er nu kwam,"
om naar Roger te kijken. Maar
daar kreeg boer Merryweather hem
in het oog.
„Wel, man! wat voor den
riep hij. Toen barstte hij in een
luide niet te bedaren lachbui uit.
Roger keerde zich om en om
bij iedere wending zijn gelaat aan
een nieuwe groep menschen ver-
toonend totdat ten laatste de ge-
heele schuur van het gelach weer
galmde. De eene lachbui na de an
dere klonk door het gebouw er
kwam geen eind aan.
Roger wendde zich tot Mercv om
een verklaring. Maar de arme
Mercy was verstomd.
De groene verf!
Het gelaat van den jongen man,
zijn geplooide halskraag, zijn hooge
boord, alles droeg de kleur van
haar groene mouselinen japon. En
dat was haar schuldHaar schuld
Zij had dat verwenschte goed aan
Willem gegeven en hem gewezen,
hoe hij het gebruiken moest, en
dit was het gevolg!
Zij bedekte haar gelaat met de
handen, al haar best doende het
kluchtige gezicht niet te zien, al
haar best doende om aan het bijna
onbedaarbaar verlangen in een
schaterend gelach uit te barsten,
weerstand te bieden. Och, arme
arme jongen! Wat een slecht meisje
was zij toch! Zij wou, dat zij weg
kon kruipen en zich ergens ver
bergen, waar zij zijn gezicht kon
vergeten, vergeten, wat zij gedaan
had
Roger stapte naast den gastheer
toe, die thans bijna stikte en pur
perkleurig in zijn gezicht was.
„Het komt mij voor, pachter,"
begon hij, „dat gij allen van avond
aardig wat pleizier hebtZoodra
het oogenblik aanbreekt, dat ge
uw lach uit hebt, zal het me bij
zonder verheugen van u te ver
nemen, wat voor grap het is, om
er dan mee in te stemmen!"
„Ga en kijk in den spiegel,"
barstte de pachter los. „Ga in den
spiegel kijken. Wat hebt ge in 's
hemelsnaam toch aan uw gezicht
gedaan, knaap? Ga uw gezicht met
zeep en soda afwasschen. Ik kan
geen groenen joDkman met mijn
dochter laten vrijen."
Roger zag er meer verwilderd
uit dan ooit, en zoo boos, dat Mercy
het niet langer kon aanzien. Zij
nam haar handen vóór het gezicht
weg en zei met verstikte stem
„Het spijt mij zoo. Maar het kwam
van die spuit met het groene kleur
sel, dat ik voor mijn jurk gebruikt
had. Het leek zoo jammer, het weg
te gooieu. En o, waarom kwam je
van avond ook over den muur,
toen Willem met de spuit onder
den boom stend!"
Roger draaide zich om en ging
naar de deur.
„Het komt mij voor dat ik het
best zou doen naar huis te gaan,"
zei hij met gedempte stem, en
Mercy's gart begon te kloppen.
„Als men om mij begint te lachen,
lijkt het nog al duidelijk, dat ik te
veel ben. Ik had het niet van je
gedacht, Mercy. Goeden avond alle
maal, veel pleizier!"
Dit was meer dan Mercy kon
verdragen. Roger was dom, dat hij
er wat om gaf uitgelachen te worden
maar zij was niet van plan hem te
verliezen. Zij wist dat aller oogen op
hem gevestigd waren, zij wist, dat
Greeustrand, de molenaar, achter
zijn hand stond te kiekeren en dat
alle meisjes daarginds in den hoek
giggelden en zich ten koste van
Roger vermaakten maar zij wist
ook, dat als haar uitverkorene haar
nu verliet, hij nooit weer terug
zou komen.
Zij ging naar hem toe en greep
hem flink bij den arm.
„Wees niet dwaas, Roger. Alles
is "in orde. Ik heb je den eersten
dans beloofd, en ofschoon die voor
bij is, er zijn er nog genoeg en
als gij er niet omgeeft, doe ik het
ook niet."
Roger zag er gelukkig uit van
onder zijn groene oogleden, en zijn
groene wangen verwaardigden zich
tot een glimlach.
Mr. Merryweather hield voor een
oogenblik met zijn lachen op. „Wel,
wel!" riep hij, „neem den jonkman
in Godsnaam mee naar het wasch-
huis en probeer het met zeep en
sodaZie er in elk geval het ergste
af te krijgen, voor het souper!"
Mercy nam de groene hand van
haar beminde, en samen verlieten
zij de schuur. En het geschiedde,
terwijl Roger blies en pufte boven
den tinnen bak met water en azijn,
dat Mercy zachtjes achter hem kwam
en hem achter in den nek kuste,
de eenige plek aan zijn hoofd, die
niet groen was.
Roger voelde, dat het er niet meer
op aan kwam.
Luchtscheepvaart.
Majoor Gross, de uitvinder van het
stuurbaar luchtschip, waarmede dezer
dagen bij Berlijn goed geslaagde
tochten zijn ondernomen, heeft in
populair werkje over dit onderwerp
belangwekkende bijzonderheden mee
gedeeld. Gelijk de „Voss. Ztg." er
uit aanstipt, stelt hij vooral in het
licht, dat de stuurbaarheid ten
nauwste samenhangt met de snelheid
van voortbeweging. Om een bepaald
doel te bereiken en een gewenschten
koers te kunnen behouden, moet het
luchtschip bij machte zijn een eigen
beweging aan te nemen, die grooter
is dan de windsnelheid boven de
streek. Op 5001000 meter boven
de aarde, de zóne, waarbinnen
de luchtschepen in hoofdzaak hun
weg moeten kiezen, is de gemid
delde snelheid van den wind op onze
breedten 8 tot 10 M. per sekonde.
Zal dus enkele stormdagen uit
gezonderd, het schip steeds den
wind de baas zijn, dan zou het een
vaart van ongeveer 20 M. per sekonde
moeten hebben, d. i. 72 K.M. in 't
uur, een snelheid die voorloopig wel
een vrome wensch zal blijven. Stelt
men zich tevreden met een schip,
dat de helft van het aantal dagen
des jaars de windsnelheid overtreft,
dan kan men met een vaart van 12
14 M. per seconde of 4350 K.M.
in 't uur volstaan.
Tot voor korten tijd gold het
luchtschip der broeders Lebaudy,
met een eigen beweging van 11 M.
per seconde of 40 K.M. in 't uur,
als het snelste. Terwijl dus een
zeeschip, dat 40 K.M. in 't uur af
legt, als een peil door de golven
schiet en in zijn soort tot de snelste
behoort, begint een luchtschip bij
dezelfde snelheid pas praktisch bruik
baar te worden. Maar ook aan draag
vermogen staat het zeeschip ontzag
lijk boven het luchtschip. Het eerste
kan machines van vele duizenden
paardenkrachten, ware reuzen in
kracht, meevoeren, die machtige
propellers drijven, terwijl het even
groote luchtschip, wegens zijn be
scheiden draagvermogen, slechts
zwakke machines van nauwelijks 100
pkr. daartoe gebruiken kan. En de
vereischte machinale kracht stijgt in
de derde macht van de eigen be
weging. Zoo kon »La France* van
Renard, met een motor van 12 pkr.
het tot een snelheid van 6 M. per
seconde brengenwilde men die
snelheid verdubbelen, dan zou het
machines niet 2 maal, maar 8 maal
zoo sterk moeten kunnen dragen,
dus van 96 pkr. Dat zou destijds
(2885) ondoenlijk geweest zijn; het
geringe draagvermogen der lucht
schepen tegenover de groote zwaarte
der machines heeft de ontwikkeling
der luchtscheepvaart tegengehouden
tot in den allerlaatsten tijd.