- 71 -
„Hij is prachtig, veel meer dan twintig pond
waard; ik zal hem aan vader laten zien."
De kruipkuur, een nieuwe geneesmethode voor ru
Deze herfstdagen waren vol drukte en afleiding
voor Lady Violet, en er gingen er enkele voorbij,
vóór zij er aan dacht de kant aan haar vader te
toonen. Zij wilde den sluier bepaald hebben, en
had er gaarne veel meer voor over.
Eenige dagen later, toen Lord Graybourne thuis
lunchte, alleen met zijn dochter, beval zij haar
kamenier de kant binnen te brengen.
„Kindlief", sprak haar vader, „als je de kant
wilt hebben, koop ze dan voor 25 of 50 pond,
maar je moeders sluier is er immers nog en
stapels oude familiekant."
„Ja, papa, maar niet zoo fijn als dit. En point
d'Alengon is zoo in de mode I"
De graaf was opgestaaneen lange, magere
man, met geschoren gelaat, onverschillig voor alles,
behalve zijn dochter.
„Goed, best", sprak hij. „Ik zal je wel een
cheque geven."
„Luister nog eens even, vadertje, er is ook iets
treurigs aan verbonden."
De graaf keek naar den grond en fronste de
zware wenkbrauwen. „Gevoel begon hij.
Violet nam heel voorzichtig het fijne weefsel
op; de takjes oranjebloesem vielen, en nu kwam
nog iets anders te voorschijn een geel gewor
den brief, bij vergissing achtergelaten, vergeten.
Het papier viel vóór de voeten van den graaf.
Hij bukte raapte het briefje op, las de onder-
teekening en sprak;
„Zei je niet Violet, dat er een briefje in de
doos was?"
„Ja, vader!"
„Ga dat eens halen. Neen, niet bellen, ga zelf."
Toen de deur dicht was ging Lord Graybourne
zitten. Hij beefde; in jaren was hij niet zoo
ontroerd geweest. „Hoe is het mogelijk
na zooveel jaren hetzelfde briefje. Zou zij het
met opzet hebben gedaan Ik geloof het niet.
Daar is zij veel te edel voor. Een dwaas en een
schurk, dat ben je geweest, mijnheer, een dwaas
en een schuik
Het briefje stak hij in zijn zak, in plaats van
het in de doos terug te leggen.
Op zijn dochter wachtend had hij zijn plannen
vastgesteld, ten minste zoo het briefje aan zijn
dochter, dat het pak vergezeld had, dit mogelijk
maakte.
„Ik heb de kant bekeken," sprak hij, toen zij
de kamer binnenkwam, „en ofschoon ik geen groot
kenner ben, geloof ik wel, dat zij heel kostbaar is.
Heb je het briefje zeg?"
Violet overhandigde haar vader het briefje van
miss Campbell Hij las het met een gelaat,
waarop aandoening zich afteekende. Met bijzondere
zorg rangschikte de graaf den sluier, en hij legde
de bloemen op haar plaats terug.
Violet keek hem vol verbazing en teleurstelling
aan.
„Ik zou den sluier zoo dolgraag hebben, papa,"
sprak zij.
„Als hij voor geld te koop is, zul je hem heb
ben," zei de graaf, maar hij voegde er een paar
woorden bij, die Violet niet kon verstaan.
Hai tjesdag-kinderen.
Miss Campbell zat dien middag in haar kamer
in een gemoedsstemming, die verre van vroolijk
was. Er was nu toch al
een week voorbijgegaan
en ze had nog niets van
haar kant gehoordzelfs
gem antwoord op haar
briefje had ze ontvangen.
Als ze vandaag geen ant
woord kreeg, zou zij nog
maar eens naar het huis
van Lord Graybourne gaan.
Het huis, dat zij be
woonde, was er een uit een
rij kleine ouderwetsche ge
bouwtjes er waren tuin
tjes voor, en vóór het raam
had miss Harriet een bal
konnetje,waarlangs klimop
groeide en waarin in den
zomer allerlei bloempotten
stonden. Zij hoorde een
zwaten stap op het zand,
gegraatsyerkrommingen. keek nieuwsgierig door
het venster en zag een
grooten heer naderen, die een bruin-papieren pak
droeg. Er werd gebeld, na eenige oogenblikken
trad de vreemdeling binnen.
„Miss Campbell, niet waar?" en hij boog.
Ook zij maakte een buiging.
„Ik ben miss Campbell. Wilt u als 't u belieft
plaats nemen."
„Ik kom u opzoeken," sprak de graaf, naar aan
leiding van het pakje, „dat u zoo beleefd waart
ten onderzoek bij mijn dochter achter te laten."
Zijn dochter! Goede hemel! Dat was dus de
graaf. Hij had zich op een vrij laag stoeltje neer
gezet, en zijn beenen waren te lang voor de kleine
kamer. Miss Campbell merkte op, dat haar bezoeker
in zijn rede bleef steken en kwam hem te hulp.
„Ik hoop dat het niet al te vrij was," sprak zij,
en haar kalme waardigheid trof hem.
„Vrij? maar miss wij waren verplicht
maar hm er was een brief bij. Ik denk dat
u dien vergeten moet hebben dat hij uw aan
dacht ontgaan is."
Hij keek haar aan en zag, dat de kleur op haar
wangen donkerder werd; zijn stein had gebeefd.
Miss Campell staarde naar hem met groote vraag-
oogen. Hij liet het hoofd zinken.
„Het was een treurige brief, Harriet, ik herinner
hem mij maar al te goqd ieder woord zoo
dra ik hem zag. Ik mèende dat het beter was
hem zelf terug te brengen."
Mis Campbell was opgestaan en verhief zich
vóór hem in haar volle lengte, met de eene hand
steunend op de tafel. „Een brief? Ja ik had
hem vergeten het was dan ook vijf-en-dertig
jaar geleden dat ik hem er in legde en gij"
„Ik schreef hem, dat weet ge", sprak hij bewo
gen, „en nu ben ik teruggekomen alleen om te
vragen of er nog kans bestaat dat ge mij
vergeeft?"
Hij hief zijn oogen smeekend naar haar op.
„Harry!" sprak zij er lag een onbeschrijfe
lijke teederheid in haar stem. Even bracht zij haar
hand aan het hart.
Beiden zwegen. Toch wisten zij, dat hun harten
onveranderd warenen toch welk een verschil, nu
zoo dicht bij de eeuwigheid.
De graaf nam haar handen.
„is het mij vergeven?"
„Ik heb u altijd liefgehad
„Ik was een dwaas, Harriet."
„Ik dacht dat het mij zou dooden, Harry, maar
gij ziet, ik leef nog. En gij hebt een doch
ter?"
„Mijn echtgenoote was een goede vrouw. Zij
wist dat ik een hartsgeheim had een verloren
liefde. Ik vertelde het haar. Zij stierf tien jaren
geleden. Wilt gij mijn dochter liefhebben
„Lady Violet Gray Ik wist niet, gij hebt mij
nooit gezegd
„Dat ik het vooruitzicht had den Graybourne-
titel te erven, of zelfs dat ik tot de familie be
hoorde. Neen, de kansen waren zoo gering dat
ik er zelf nooit aan dacht en elke toespeling op
die zaak vermeed. Wij, de Fostens, waren arm
en daarom niet in tel. Mijne moeder was een
nicht van den overleden graaf en haar huwelijk
werd zeer afgekeurd. Een samenloop van om
standigheden bracht mij in 1886 vóór het front."
„O," sprak zij, „ik was toen in het buitenland, waar
ik geen Engelsche couranten zag en nieuws uit
Engeland mij zelden bereikte. Na den dood van
mijn vader, die advocaat was, zooals gij weet,
moest ik eene betrekking zoeken en kwam ik bij
eene familie in Polen. Het was een heel goede
betrekking en ik was tevreden. Ik dacht dat...
„Dat ik deze wereld reeds verlaten moest hebben.
„Toen ik na den dood van mijne vrouw weer
vrij was geworden, ging ik naar Witham om u
op te zoeken; maar ik kon geen tijding van u
krijgen, men herinnerde zich u nog dat was
alles."
De graaf van Graybourne dronk dien middag
thee bij miss Campbell en was zoo opgewekt als
hij in geen jaren geweest was.
Toen hij opstond om haar te verlaten, hadden
zij elkander alles verteld wat er na hun scheiding
was voorgevallen. Haar edele natuur had hem be
klaagd, maar zij had hem nooit veroordeeld, en
nu eerst hoorde zij, hoe hun scheiding het gevolg
was geweest van kwaadsprekendheid van anderen.
Toen hij haar vaarwel wilde zeggen, sprak hij
„Ik mag u nu immers tot gravin maken, Har
riet?"
Zij lachte en schudde het hoofd.
„Met dit witte haar?"
„Gij hebt geen kroon noodig, maar hij zou u
goed staan."
„Men zal mij uitlachen als een dwaze oude
vrouw."
„Zoudt gij mij daarom alleen willen laten, mij,
ouden, eenzamen man? Violet gaat ook spoedig
heen."
„ik zou haar toch graag den sluier geven", zei
zij ontwijkend.
„Neen Harriet, niemand als gij-zelf zult hem
dragen, hij heeft ons weer bij elkaar gebracht, en
daarom is hij mij dierbaar."
Lady Violet Gray was diep getroffen door de
oude liefdesgeschiedenis, toen haar vader die ver
telde, en kort vóór haar eigen huwelijk hielp zij