Openbare Godsdienstoefeningen in de R.K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. No. 48, le Jaargang Zondag 1 September. Naainl. Yenn. „Drukkerij de Spaarnestad." Gratis voor de Abonne's van „Nieuwe Haarl. Courant" en „Stad en Land.' DER Evangelieverklaring. Vijf en zeventigste Conferentie. DE OFFICIEELE KERKLIJST ABONNEMENTSPRIJS: Per week 6 Ct. Per Kwartaal40 Ct. Franco per post per kwartaal50 Ct. UITGAVE VAN DE KINDERHUISVEST No. 31—33. HAARLEM. Directeur: P. H. M. v. d. GRIENPT. ADVERTENTIE N Van I tot 8 regelsf l-20- Elke regel meer0.20. Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst ten minste 5 regels f 1.50; elke regel meer 0.30. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) VIJFTIENDE ZONDAG NA PINKSTEREN. Les uit den brief van H. apostel Paulus aan de Galaten; V, 25—VI, 10. Broeders Zoo wij door den Geest leven, laat ons ook naar den Geest wandelen Laat ons geen bejagers worden van ijdele eer, elkander uittartend, elkander benijdend. Broe ders Mocht ook iemand door eeuig misdrijf overvallen zijngij, die geestelijk zijt, onderricht den zoodanige in den geest van zacht moedigheid, terwijl gij acht geeft op u zei ven, opdat ook gij niet in bekoringen komt. Draagt elkanders lasten en zóó zult gij de wet van Christus vervullen. Want als iemaud meent iets te zij u, ofschoon hij niets is, bedriegt hij zich zei ven. Een ieder nu beproeve zijn eigen werk en zóó zal hij roem hebben in zich zeiven alleen, en niet in een ander; want een ieder zal zijn eigen last dragen. Hij nu, die onderwezen wordtin het woord, deele aan deugene, die hem onderwijst, van alle goederen mede. Bedriegt u niet! God laat zich niet bespotten! Want wat de mensch gezaaid heeft, dat zal hij ook maaien; hij toch die in zijn vleesch zaait, zal ook van het vleeseh verderf maaien; die echter in den geest zaait, zal van den geest het eeuwig leven maaien. En laat ons, het goede doende, niet moede worden; want, indien wij niet moede worden, zullen wij te zijnen tijde maaien. Laat ons der halve, zoolang wij tijd hebben, wel doen aan allen, doch voornamelijk aan de huisgenooten des geloofs. Evangelie volgens den H. Lucas; VII, 11-16. In dien tijd begaf Jesns Zich naar eene stad, die Naïm genoemd wordt en met Hem gingen Zijne leerlingen en eene talrijke schare. Als Hij nu de poort der stad naderde, zie, werd er een overledene uitgedragen, een éénige zoon zijner moeder, en deze was weduwe en eene groote schare uit de stad was met haar. Toen de Heer haar gezien .had, werd Hij door medelijden met haar bewogen en zeide tot haar: Ween niet! En Hij trad nader en raakte de lijk baar aan (en de dragers stonden stil). En Hij sprak: Jongeling! Ik zeg u, sta opEn liij die gestorven was, zette zich overeind en begon te spieken. Eu Jesns gaf hem aan zijne moeder. En vrees greep allen aan, en zij verheerlijkten God, zeg gende: Een groot Pröfeet is onder ons opgestaan! en God heeft Zijn volk bezocht. 15e ZONDAG NA PINKSTEREN. Het wonder dat ons in het Evan gelie van dezen Zondag verhaald wordt, en waardoor Jesus Zich de Heer van leven en dood, dus waar achtig God toonde, had plaats in het eerste jaar van Jesus' openbaar leven. Vergezeld van eene groote menigte volks, rondom Hem ver gaderd door het zien der vele won deren die Hij verrichtte, en van Zijne leerlingen, die reeds toen alles verlaten hadden en voortdurend in Zijne tegenwoordigheid bleven, kwam Hij, tegen liet vallen van den avond, want dat was de tijd waarop de Joden hunne dooden plachten te begraven, in de nabij heid van Naïm „en toen Hij de poorten der stad naderde, werd er een doode uitgedragen, een eenige zoon zijner moeder, en deze was eene weduwe." Wel een hartroerend tafereel, dat ons hier voor oogen gesteld wordt. Eene misschien nog jeugdige moeder, in rouw gekleed om het verlies van haren echtge noot, vergezelt het stoffelijk over schot van haren eeuigen zoon graf waarts. Geen wonder, dat zij onder het storten van vele tranen de lijk baar volgt, welke het dierbaarste draagt dat haar nog op aarde over bleef. Haar levensloop is gebroken, en voortaan zal slechts rouw en smart haar deel zijn. In één oogen- biik heeft de onverbiddelijke dood haar alle vreugde, alle hoop ontno men, aan al hare verwachtingen den bodem ingeslagen. Droevig beeld der vergankelijk heid van al het aardsche. Niets is bestendig hier op de wereld, alles vergankelijk. Het grootste geluk wordt in een enkel oogenbhk vernie tigd, en de meest benijdenswaardige van heden wordt morgen beklaagd als een der ongelukkigsteschepselen. „Een groote menigte uit de stad was met haar," met de treurende moeder, om de laatste eer aan den overledeöe te bewijzen, en de moe der een bewijs te geven van deel neming in hare smart. Die deelne ming gaf haar echter het gestorven kind niet terug. Door geene tranen, geene zuchten konden zij hem het leven terugschenken. Zoo machte loos staat elk mensch tegenover de rampen van dit leven. Te vergeefs wordt derhalve op den mensch ver trouwd of bij hem hulp gezocht. En wie ze bij hem zoekt, wordt bijna altijd teleurgesteld. Eén alleen is er Wiens hulp nimmer zonder vrucht wordt ingeroepen, die dik wijls de treffende bewijzen van Zijn Almacht en Liefde geeft, ook al is geene bede tot Hem gericht. „Deze, haar ziende, werd door medelijden over haar bewogen," het zien van een ongelukkige maakte altijd op Hem een diepen indruk. Nu ook drong Hem Zijne Liefde, om al was er ook geen bede uitgesproken, wel te doen. Naar de moeder door de menigte volks heen toetredende, zeide Hij tot haar: „ween niet". Wie anders kon bevelen dat zij hare tranen zoude inhouden, dan Hij die de oorzaak er van kon wegnemen? Laat een mensch tot een bedroefde zeggen, dat hij zich aan geene droefheid moet overgeven, het zal hem weinig baten. Maar hier sprak de Meester van leven en dood, en de weduwe, die waarschijnlijk reeds van Jezus' wondermacht gehoord had, zal met een smeekenden blik naar den Zaligmaker hebben opge zien. Zijn woord klonk als een blijde voorspelling van wat zij zoo gaarne hoopte, maar nauwelijks verwachten durfde. Toch wordt die hoop niet beschaamd. Nadat de dragers, onthutst door Jesus' gezag en majesteit stilhouden, raakte Hij de lijkbaar aan en zeide: „Jongeling, Ik zeg u: sta op. En de doode zat overeind en begon te spreken." Het woord der Almacht, waardoor alles wat geworden is ge maakt werd, was nauwelijks ge sproken, of de gescheiden ziel keer de in liet lichaam terug, gehoor zaam aan haren Schepper. De doode verrees tot een nieuw leven, en opdat geen twijfel mogelijk ware, sprak de verrezene met de omstan ders, die gekomen waren om hem te begraven. „En Hij gaf hem aan zijne moeder." Wie zal de blijd schap en dankbaarheid beschrijven, die het hart dier moeder vervulden. Zonder twijfel stemde zij in met de gevoelens die de schare bezielden toen zij het wonder aanschouwden en die de Evangelist ons in deze woorden beschrijft: „Vreeze beving allen, en zij verheerlijkten God, zeggendeeen groot propheet is onder ons opgestaan en God heeft zijn volk bezocht." Bijna alle kerkelijke schrijvers hebben in de omstandigheden van deze opwekking ten leven eene afbeelding gezien van de geestelijke verrijzenis des zondaars door de genade van Jesus Christus. Die doode, dien men treurend naar het graf droeg, is het beeld van de groote menigte geestelijk dooden, die iederen dag naar het graf der hel zich voortsp ^eden. Die moeder, die in tranen het zielloos overschot van haar kind volgt, het is onze moeder de H. Kerk, die onder voortdurende tranen haar ongeluk kige kinderen volgt, aan wie zij het leven der genade geschonken had, maar die in de zonde den dood der ziel gevonden hebben. Maar door de tranen en gebeden dier teedere moeder, die zelfs in den dood der ziel hare kinderen niet verlaat, bewogen, wil God aan velen van hen nog het leven der genade terugschenken, door een wonder, veel grooter dan aan een lichamelijk gestorvene het leven terug te geven. En de middelen, die Hij daartoe aanwent, wij vinden ze in het Evangelie-verhaal van dezen Zondag aangegeven. Jesus nadert vooreerst tot den doode. Hij nadert tot hem door de wroeging die Hij in zijn hart op wekt, door de vermaningen die Hij hem doet hooren, door de beproe vingen die Hij hem overzendt. Daarna raakt Hij de lijkbaar aan en doet de dragers stilstaan, dat wil zeggen: Hij doet den stroom der hartstochten, die den zondaar naar het graf der 1 iel dragen, stilstaan, Hij doet de hartstochten bedaren of boezemt er een afkeer van in, en dan klopt Hij aan bij de ziel om binnengelaten te worden, en tracht de gevoeligste snaren van dat hart te roeren. En als de zondaar dan door Gods genade bewogen is, dan laat Jesus Zijn woord van Almacht hooren, en het bevel luidtsta op uit den doodslaap der zonde. Hoe dikwijls hebben wij misschien dat wonder van Almacht en Liefd aan ons zei ven ondervonden. I/aten wij dan vooral met die lofzangen en dankbetuigingen der schare van het Evangelie ons vereenigen en Jesus erkennen als den Zoon Gods die alleen in staat was ons van den eeuwigen dood der zonde te redden. Er zijn geleerde en verstandige menschen, die geen godsdienst hebben. lo. Et zijn geleerde en verstandige menschen die wel een godsdienst hebben. Sommigen zeggen, om aan het Chris tendom te ontkomen: Er zijn geleerden en verstandige menschen, die geen godsdienst hebben. Die opwerping is niet moeilijk te weerleggen. Ik stel er vooreerst tegenover de volgende bewering. Er zijn geleerden en verstandige menschen, die wel goddienst hebben. Dat is alles wat ik u heden wil zeggen. Tk ga u eeuige van de groote mannen van onze dagen voorstellen die ge- loovig waren en ik noodig u uit om u te vereenigen met dien roem vollen stoet. lo. Neergeknield voor Jesus Christus, zie ik vooreerst de Pausende bisschoppen, de priesters, de bedienaars van den godsdienst. Het zijn niet allen genieën en heiligen, maar hun getuigenis verdient toch wel eenige aandacht, lo. Het zijn specialisten, en daar men in de bouwkunde zich beroept op de architecten, in de oplossing van moeilijkheden betreffende de krijgskunde op de gene raals, in de vragen omtrent kunst op de kunstenaars, waarom zou men dan in zake van geloof weigeren zie h te beroepen op de bedienaars van den godsdienst? 2o. Bijna allen staan op een zeer eerbiedwaardig peil van verstand en deugd. 3o. Onder hen zijn vele helden, hetzij zij zich in hun vaderland geheel toewijden aan het heil van hun medemenschen, hetzij zij aan dikwijls barbaarsche vreemdelingen de christelijke beschaving gaan brengen. Onder hen zijn ook veel beschaafde gees ten en heldere hoofden. Leo XIII, Dupanloup, Lacor- daire, Ravignan, Wiseman, Newman, Ketteler, Balmès en zoovele anderen zijn geen gewone mannen. Zij ver strekken de Kerk en de eeuw waarin wij leven tot sieraad, en zij zetten waardig de rij van groote Pausen, groote Bisschoppen en beroemde priesters voort; die men bij iedere schrede in de geschiedenis van liet Katholicisme ontmoet. Wat zegt ge daarvan Ziedaar een gezelschap van geestelijken, dat men gerust bezoeken mag. Met zulke mannen voelt men zich gerust, voelt men zich sterk, voelt men zich trotsch op zijn geloof. 2o. Neergeknield voor Jesus Christus zie ik kunste naars en letterkundigen van den eersten rang. Ik zou u de gelieele eeuw van Leo X en van Lodewijk XIV kunnen aanhalen. Ik noem u alleen: Schilders als Lesueur, bijgenaamd de Fransche Rafaël, Indres wiens atelier een kapel genoemd werd. Morau Vernet, die in het klooster van la Trappe den God zijner eerste Communie kwam terugvinden. Corot, die eens uitriep: „Ik, vrijdenker? Ben ik een decoratief- schilder?" Frandrik, wiens geloof zoo vurig en zoovol uitdrukking was. Toonkunstenaars als Mozart, Haydn, Gluck, Méhul, Rossini, die van zich zeiven zeide toen hij de laatste H. Sacramenten ontving„De man die de Stabat mater geschreven heeft, kan niet anders dan een geloovige zijn." Gounod: „Ik groet den meester", zeide eeus de afgezant van den Paus bij Gounod binnentredend. „Er is 1 lier slechts één meester, antwoordde de kunstenaar op een kruisbeeld wijzende, en ziedaar Zijne afbeelding. Dichters en schrijvers als Chateaubriand, Lamartine, de Laprade, de Maistre, Ozanam en in onze dagen zoovele leden der Academie, redacteurs van wetenschappelijke tijdschriften en schrijvers van Katholieke werken. De lijst zou te lang worden als ik u slechts de namen van de beroemde Katholieke schrijvers van ons vaderland^ zou opnoemen. Als men de namen van de groote Katholieke mannen zou uitschrappen uit de catalogi van nieuwe uitgaven, welk een gaping zou er dan ontstaan. Wat zegt gij er van Ziedaar een verstandelijk gezelschap dat men gerust kan bezoeken. Met zulke mannen voelt men zich rustig, voelt men zicli sterk, voelt men zich trotsch op zijn geloof. 3o. Neergeknield voor Jesus Christus zie ik redenaars, geschiedkundigenrechtsgeleerden, zedekundigen, dagblad schrijvers, die wedijveren met el kander in welsprekendheid in geleerdheid, in diepte en juistheid van uitdrukking. In het gevolg van Pascal met zijne „Pensées", van Racine, die zijn brieven begon met deze woorden „Geloofd en aangebeden zij altijd het H. Sacrament des Altaars", van Button, Descartes, d'Aguesseau en honderd anderen, zie ik hunne waardige opvolgers in onze dagen: Donoso Cortès, O'Connel, Sylvio Pellico, de Fontaines, Joubert, Le Plax, Wallon, Louis Veuillot, Falloux, Cahin, de Champagny, de Broglie, Berryer. Troplong, Dufaure, Montalembert, die gewo mlijk op den morgen van den dag waarop hij het spreekgestoelte moest bestijgen communiceerde, en die na zijn bewon derenswaardige rede van 18 October 1849 over liet koningschap van den Paus, in zijn bijzonder dagboek schreef: „Binnenkomend, bid ik de Miserere en het Te Deum". En de nog levenden, de graaf de Mun, Piou, Etienne Lamy, Coppée, Brunetière, Govau. Wat zegt gij er van? Ziedaar een welsprekend ge zelschap dat men gerust bezoeken mag. Met zulke mannen voelt men zich rustig, voelt men zich sterk, voelt men zich trotsch op zijn geloof. 4. Neergeknield voor Jesus Christus zie ik genees- heeren en chirurgen die de groote weldoeners van de hedendaagsche menschheid zijn. Het is Laënnec, die zijn rozenkrans bad terwijl bij op reis was, die iederen Zondag blootshoofds, met in getogen gelaat de processie volgde met de Bretonsclie boeren. Het is Nelaton, die dikwijls dit gulden woord herhaalde„Ik heb gebeden, gezocht en gevonden." Het is Dupuytren, Cruveilher, Récamier, even bekwaam om de zielen tot God terug te voeren als om de licha men te genezen. Het is Péi»n, de beroemde chirurg. Zoodra hij bemerkte dat de dood ging komen, zeide hij tot hen die hem omringden: „Laat men spoedig een biechtvader roepen. Ik wil sterven ia het geloof mijner vaderen. Dat men zich haas te en mijne familie bij mij doe komen." En hij ontving de H. Sacramenten bij volle kennis, aan allen een diepen indruk van zijn zoo christelijk einde achterlatend. Wat zegt gij er van Ziedaar een geneeskundig ge zelschap dat meu gerust bezoeken kan. Met zulke man nen voelt men zich rustig, voelt men zich sterk voelt men zich trotsch op zijn geloof, 5. Neergeknield voor Jesus Christus zie ik degrooten veldheeren. Bijna alle krijgskundige beroemdheden zijn godsdienstige beroemdheden. Laten wij het verledene ter zijde, en den H. Lodewijk. dien zoo heldhaftigen zoo bemirmelijken en volmaakten vorst, en de helden der kruistochten, en Turenne, de-nog gecommuniceerd had op den dag van zijn dood, en Condé .en ill ars, die in het openbaar de H. Communie wilde ont vangen, zeggende: „Als het leger illars niet heelt kunnen zien sterven als een dappere, dat het hom dan zie sterven als een christen." Laten wij er alleen eeni gen van onze dagen opnoemen. Onder de generaals van het eerste keizerrijk: Marceau, Moncey, Drouot, de wijs geer van het groote leger, Napoleon zelf die als christen wilde sterven na de absolutie, het H. Oliesel en de H. Teerspijze. Onder de generaals van AlgiersLamoricière Changarnier, Bidaud, die voor den slag gtng biechten in tegenwoordigheid van de troepen, Bugeaud die god vruchtig een medaille van de H. Maagd droeg. Onder de generaals van de Krim en van Italië: Saint-Arnaud,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 7