willen wezen mij te zeggen, hoe de in de wereld
bestaande voorraad diamanten jaarlijks met een
waarde van 124millioen kan worden vermeerderd."
.Met een waarde van 200 millioen", antwoordde
Rhodes. Wij, de producenten der mijnen, wij ver-
koopen voor 124 millioen diamanten elk jaar. De
koopers laten ze snijden en verkoopen ze op hunne
beurt aan groote commissionnairs, die ze weer van
de hand doen aan détaiihandel-drijvende juweliers,
welke ze monteeren en aan het publiek verkoopen.
„Zoo u bij de 124 millioen frk, die de eerste koo
pers aan de mijnen hebben betaald, de winst voegt,
welke dezen heeren wettig toekomt, voorts de
kosten van snijden en slijpen, dan de winsten der
commissionnairs, en eindelijk die der juweliers, dan
komt u tot minstens een som van 200 millioen,
die het publiek jaarlijks uit zijn zak haalt voorde
handelaars in diamanten. In vijf gewone jaren siert
zich de menschheid met een milliard aan diamanten."
„Dienen dan al die steenen slechts voor sieraad
Ik dacht dat de diamant ook in de industrie werd
gebruikt...."
„De diamanten der glazenmakers en die, welke
dienen voor de peiltoestellen der mijnwerkers",
zei Cecil Rhodes minachtend. „Wij verkoopen er
voor dat doel in het geheel niet meer dan voor
ruim 2000 pond. Dat is het dessert van de tafel.
De 200 millioen, die het publiek betaalt, worden
slechts voor het juweliersvak besteed."
„Maar waarvoor, wijl de diamanten, eenmaal in
omloop gebracht, niet weer verdwijnen, den voor
raad er jaarlijks nog van vergroot? Het mensch-
dom heeft altijd behoefte aan meer kleeren, aan
aan meer steenkool. Maar aan diamanten?"
„Het heeft er steeds meer noodig, en hoe meer
wij er verschaffen, des te meer zal het er vragen.
De behoefte om te schitteren, om rijk te schijnen,
te verblinden, is onze groote leverancier. Wij zul
len edelgesteenten verkoopen, zoolang het mensch-
dom ijdel zal wezen. Onze beste klant is Amerika,
in het stadium van ontwikkeling verkeerend,
waar de oude maatschappelijke hiërarchieën onbe
kend zijn en de rijkdom bijna alleen den boven
toon voert. Aan ruwe, niet gesneden diamanten
koopt alleen Amerika (Noord- en Zuid-Amerika)
jaarlijks voor 100 millioen. En het importeert voor
60 millioen aan geslepen en gemonteerde steenen.
Die laatste aankoopen zijn niet alle afkomstig van
pas gedolven diamanten. Europa zet bij de
Yankees heel wat oude steenen van de hand.
Doch Europa koopt in de plaats daarvan Weder
aan. Daarom is onze productie bestendig, en zij
zal het blijven, totdat de mijnen zullen zijn uit
geput." Onder het spreken hadden we het kam
pement der zwarte arbeiders bereikt. Zij speelden
op groote pleinen, omringd door hooge muren,
overdekt met een soort van dicht gevlochten
metaalbekleedsel. De lucht, de zon, de regen, het
stof, alle vloeibare lichamen konden erdoor heen
dringen, maar een vast voorwerp, zelfs van de
geringste afmeting, niet.
Ik wees met den vinger naar dat metalen dak.
„Dat is om den Kaffers te beletten, de diamanten
over den muur te werpen," zei hij. „Om diefstal
te voorkomen, nemen we
nog heel wat andere voor
zorgen te baatKom
meê, als gij wilt
Hij geleidde mij naar
een afgezonderd gebouw,
waarvan het inwendige
in tal van cellen was ver
deeld.
„Naar die cellen bege
ven zich onze Kaffers,"
hernam Cecil Rhodes, „in
de laatste week van hun
dienstcontract. Onder hen
zijn zeer behendigen, die
diamanten weten te ver
bergen tot het oogenblik
van hun heengaan. Alsdan
slikken zij ze in. Om ze
hen te doen teruggeven,
krijgen zij verscheiden
dagen een purgeermiddel
in, en bovendien worden
zij, een uur vóór hun vertrek, aan den lijve nauw
keurig onderzocht.
„Ten gevolge van deze voorzorgen worden elk
jaar millioenen gered, millioenen vertegenwoor
digd door de diamanten, die men had willen ont
vreemden en die nu langs een minder delicaten om
weg naar den juweelen-schat van het schoone en
ook naar dien van het „niet schoone" geslacht
zijn verhuisd."
Na mij al die diamanten te hebben laten zien,
had Cecil Rhodes de lieve attentie mij ér een aan
te bieden. Hij koos zelf den diamant en zei me:
„ga daarmee naar den commissaris van politie."
Ik zette groote oogen op, 't geen hem deed
opmerken: „Men kan niet met een ruwen diamant
reizen, zonder een pas, vermeldend den naam van
den gever, en dien van den begiftigde. Dat is
een wet. Werden deze formaliteiten niet vervuld,
dan zoudt gij kunnen worden in hechtenis
genomen, wat me zeer zou spijten voor u en
voor mij, want ik zou me de moeite moeten ge
ven, getuigenis te gaan afleggen te uwen behoeve."
Wij gingen naar den commissaris, waar de zaak
in orde werd gebracht.
Een verhaal der Engelsche bladen over de reis,
welke de aan koning Eduard aangeboden diamant
van Johannesburg naar Engeland heeft gemaakt,
overtuigde me, dat in de wereld der diamanten
het vertrouwen niet grooter is dan vóór tien jaren.
Een ware comedie werd gespeeld, om de dieven
van het spoor te brengen. Met vertoon liet men
een hooggeplaatst mijnambtenaar, vergezeld van
vier stevige mannen, vertrekken. Dezen vervoerden
echter niets anders dan een ledig valies. Tezelfder
tijd dat deze kleine expeditie zich in beweging
zette, bracht een ondergeschikt beambte naar de
post een klein doosje, van eenvoudig uiterlijk,
dat alleen werd aangeteekend zonder aangifte van
de waarde. Voor het verzenden van dit voorwerp
Prins Borghese, de automobilist.
werd nog geen 1 shilling betaald. Ware het
verloren geraakt, dan zou de afzender recht heb
ben gehad op een schadevergoeding van 2 pond.
Evenwel had een verzekeringsmaatschappij tegen
een hooge premie de betaling der waarde van
verscheiden millioenen gewaarborgd, indien het
doosje zijn bestemming niet bereikte. Het is even
wel goed aan zijn adres terecht gekomen.
#EDENKTEEKEN VOOR DE GROOT-
HERTOGIN ALEXANDRINE VAN
MECKLENBURG. Den 25 Aug. jl.
werd te Schwerin het door den berlijn-
schen beeldhouwer Barwald, 'n geboren
Mecklenburger, gemaakte standbeeld der groot-
hertogin-douairière Alexandrine van Mecklenburg,
de eenige nog levende zuster van wijlen keizer
Wilhelm I, plechtig onthuld in tegenwoordigheid
van den Keizer. Deze plechtigheid werd ook bij
gewoond door groothertog Friedrich Franz IV en
de groothertogin Alexandra, en voorts door onze ge
ëerbiedigde Koningin Wilhelmina en prins Hendrik
der Nederlanden, de groothertoginnen-douairières
Marie en Anastasia van Mecklenburg-Schwerin,
hertog Johann Albrecht tot Mecklenburg, de regent
van Brunswijk en grootvorst Wladimir van Rus
land. Aan beide zijden van het gedenkteeken had
den het ,hooge gezelschap, de staatsministers, de
geestelijkheid, de hoogere autoriteiten en talrijke
deputaties zich geposteerd. De feestrede werd uit
gesproken door den Mecklenburgschen staatsmi
nister graaf van Bassewitz-Levetzow.
Hij schetste het beeld van de eerbiedwaardige
gestalte der vereerde Groothertogin, de Vorstin
van vastberaden rechtschapenheid en met warm
hart, die lief en leed, geluk en ongeluk meer dan
zeventig jaar met de Mecklenburgers heeft gedra
gen, die vele geslachten komen zag en gaan.
Haar beeltenis zal in het hart des Lands nimmer
verbieeken.
's Avonds was er familie-diner van 24 couverts
op het kasteel Rabensteinfeld bij de groothertogin-
douairière Marie.
E PRINS BORGHESE. In den auto
mobielwedstrijd Peking-Parijs heeft een
Italiaan, prins Borghese, de overwinning
behaald, en in de grootste geestdrift
als had hij het middel gevonden
om Italië uit zijn financieële verlegenheden te red
den! is hij door zijn landgenooten luisterrijk
ontvangen. Aan zijn in dit nummer opgenomen
beeltenis voegen we nog een korte opsomming
toe van de 'verschillende stations der lange, moei
lijke en gevaarlijke reis. Den lOn Juni verlaat de
onverschrokken Italiaansche chauffeur Peking, in
gezelschap van den journalist Barzini en den ma
chinist Guizzardi, tegelijkertijd met de twee auto's
van Dion, den Spijker-auto en dien van Rigal.
Den 15n Juni arriveert hij te Kalgan. Aanstonds
^Onthulling van het standbeeld van de Groothertogin Alexandrine van Mecklenburg, te Schwerin.