- 77 -
Toen hij uit het cachot kwam, begreep hij, dat
de straf, die zoo streng geweest was, niet te ver
gelijken was bij de beproevingen, die hem nog
wachtten.
Inderdaad, gedurende de maanden, die volgden,
werd het verblijf in de kazerne hem zoo lastig en
ondragelijk, dat hij menigmaal, ondanks zijn groote
wilskracht, bijna den moed verloor.
Lantosque nam zijn revanche over de vernede
ringen van vroeger. Thans, nu hij wist, dat Cor-
meray niet duelleerde, kon hij hem naar hartelust
beleedigen en plagen.
Als Cormeray soms hevig bekoord werd, zijn
vijanden hun beleedigingen betaald te zetten, bad
hij met angst:
.Mijn God, verdedig mij tegen den haat en
het verlangen naar wraak!"
Ondertusschen kwam de tijd der manoeuvres.
Het regiment vertrok.
Het seizoen was vreeselijk heet en maakte de
marschen uiterst moeilijk; verscheidene soldaten
werden door een zonnesteek getroffen.
Op een namiddag sleepten de soldaten zich
uitgeput voort over een eindelooze stoffige vlakte
zonder schaduw. Eindelijk zagen zij in de verte
een rivier en een groep populieren. Dit gezicht
gaf den soldaten nieuwen moed. Na verloop van
eenigen tijd hielden zij halt aan den oever van
een zeer heldere en diepe rivier.
Als voorzichtigheidsmaatregel hadden de officie
ren den verhitten soldaten verboden te drinken.
Dezen mopperden zacht, maar durfden toch niet
ongehoorzaam te zijn aan dit bevel.
.Kijk!" zei plotseling Prébault, .Lantosque
heeft wel tot de rivier weten te kruipen, zonder
gezien te worden!"
Inderdaad had Lantosque de waakzaamheid
der officieren weten te verschalken. Geknield
aan den rand der rivier, schepte hij water in zijn
hand en dronk met groote gulzigheid. Plotseling viel
zijn kepi af, en daar de stroom ze meesleurde,
maakte hij een plotselinge beweging om ze te
grijpen.
Een algemeene kreet volgde op den val van
een lichaam in het water.
,'t Is Lantosque!" riep Prébault, .hij kan niet
zwemmen!"
Verscheidene mannen snelden toe. Lantosque
was reeds onder het water
verdwenen, maar zij zagen
Cormeray zijn jas uitwer
pen en moedig naar de
plaats zwemmen, waar het
water opborrelde.
Lantosque had een
beetje meer gedronken
dan goed was, dat was
alles. Maar Cormeray die
pas een stuk brood ge
geten had, en die zich,
nog geheel bezweet, te
water had geworpen, werd
zoodra hij den voet aan
land gezet had, door een
hevige congestie aange
grepen.
In het naburige dorp,
waar men halt hield, lag
hij nog dienzelfden avond
op sterven.
Prébault trad naar het
bed in de herberg, waar
men Cormeray had ge
bracht, en gaf hem met
schielijk gebaar de hand.
„Kameraad", zei hij,
,ik ben dom geweest, met
je.... met die zaak.... je
weet wel! Ik vraag je
vergeving
De seminarist, die op
sterven lag, [glimlachte
zachtjes.
„O, al lang ben ik dat
vergeten," zei hij. „Gij
moet aan Lantosque zeg
gen dat ik ook hem ver
geef, en indien er het
volgende jaar weer „pos-
toors" in de kazerne komen, doet hen dan niet
zooveel lijden. Ofschoon zij weigeren te vechten
met de kameraden, zijn ze toch even goed solda
ten als zij."
f ASTOOR F. J. H. TH1SSEN f Eene
in de journalistiek welbekende limburg-
sche priester, de strijdvaardige pastoor
van Amstenrade, de Zeereerw. heer F.
J. H. Thissen, is na langdurig lijden uit
het leven gescheiden, in den ouderdom van bijna
69 jaren.
Na in 1863 priester te zijn gewijd, zag pastoor
Thissen zich eerst benoemd tot leeraar te Rolduc,
welke benoeming reeds eene erkenning van zijn
begaafdheid en bekwaamheid inhield. Hij doceerde
er voornamelijk de klassieke letteren, en dat wel
op een wijze, evenzeer getuigend van rijke litte
raire kennis als van veel litterairen smaak, en bo
vendien van een buitengewonen critischen zin;
terwijl hij, behalve achting voor zijn leermethode
en zijn kunnen, liefde voor zijn persoon inboezemde.
Zijn critische zin kwam vooral tot uiting toen
hij, tot pastoor van Amstenrade benoemd, kort
daarna optrad als hoofdredacteur van „De Lim
burger Koerier." Door zijn eigenaardige polemiek,
scherp, pikant, ofschoon wel eens wat al te heftig
en op den man af, wat den vorm betreft, wist
hij steeds te boeien en bewerkte zoodoende,
dat „De Limburger Koerier" veel gelezen
werd. Zelfs den meest dorren onderwerpen
wist pastoor Thissen door zijn pen ziel en
leven in te storten, waardoor ze ongetwijfeld veel
meer dan anders het geval zou zijn geweest de
aandacht trokken, te meer wijl de uiteenzetting
altijd klaar en de toon populair was. Al was men
het met pastoor Thissen niet eens, toch gaf men
gaarne toe, dat het hem aan kunde, gezond
verstand en journalistieke handigheid allerminst
ontbrak. De schaduwzijde van pastoor Thissen's
talent was deze, dat hij niet alleen strijd
vaardig was, waar het gold aanvallen op de goede
zaak, waarvoor hij streed, af te slaan en de aan
vallers Ie beschamen, maar ook strijdlustig, strijd
uitlokte, wijl zijn militante natuur er behoefte
aan scheen te hebben.
EenjMoorsche strafoefening.
der anderen begint. Laat mij de mijne, en ik zal
de jouwe eeibiedigen."
Felix Weingartner.
Dit zeggende, liet hij hem los. Lantosque beefde
van toorn. Hij wilde op zijn tegenstander losvlie-
gen, maar de houding van dezen was zoo vast
beraden, en de toeschouwers waren zoo sympa
thiek voor den seminarist, dat Lantosque meende
voorzichtig te doen, zich „koest" te houden.
Gedurende eenigen tijd droeg de les vruchten.
Maar in 't diepst van zijn hart nam bij Lantosque
dagelijks de haat toe tegen denseminarist-recruut
den subdiakenDie haat dateerde reeds van vroe
ger. Op de schoolbanken zat Lantosque het laatste,
terwijl Cormeray het eeiste zat; Lantosque zakte
bij alle examens en Cormeray was steeds in alles
primus; van het klein-seminarie werd Lantosque
weggejaagd wegens zijn ongehoorzaamheid.
Eenigen tijd gingen de zaken heel vreedzaam.
Maar daarna zaaide Lantosque weer haat tusschen
den seminarist en zijn makkers. De manschappen
van zijn chambrée hadden eenige straffen opge-
loopen. In alles een voorbeeldig soldaat, was al
leen Cormeray hiervan uitgezonderd. Was dit de
beweegreden van hun haat, van hun jaloezie
Op een avond stak Prébault, die vier dagen
politiekamer had, een cahier sigarettenpapier en
tabak bij zich, toen hij de chambrée verliet.
„Dat is goed, om den tijd te dooden," mom
pelde de oude soldaat glimlachend.
„Je doet verkeerd", zei Cormeray zacht, „het
is verboden en indien men je betrapt...."
„Mij snappen!... Daarvoor zou men mij moe
ten verklikken
Op het oogenblik, dat Prébault den drempel der
politiekamer overschreed, werd hij gefouilleerd,
gesnapt en zag zijn vier dagen met nog vier ver
lengd. Lantosque, die daarbij tegenwoordig was,
barstte in lachen uit.
„Drommels," fluisterde hij hem in het oor, „je
deedt ook veel te dom met je toebereidselen on
der de oogen van den pastoor te maken."
Toen den volgenden morgen Prébault de politie
kamer verliet om zijn dienst te doen, ontmoette
hij op de binnenplaats Cormeray.
Deze zei lachend„Wel, mijn arme Prébault,
had ik je niet gewaarschuwd
Prébault sprong woedend op den recruut toe.
„Je hebt mij verraden, spion, verklikker," zei hij.
En alvorens de anderen tusschenbeide konden
komen, had hij den seminarist een slag in het
gelaat gegeven.
Men dacht, dat Cormeray zijn aanvaller zou
vermoorden, zoo woest flikkerden zijn oogen. Maar
hij beheerschte zich, zei„Je bent geken
keerde zich om.
Dat kon zoo niet eindigen. Lantosque maakte
groot gerucht van de zaak. Men dwong den se
minarist met Prébault te duelleeren. Toen hij wei
gerde, begon men hem voor een lafaard te schel
den, en degenen, die hem in het begin het best
hadden bejegend, keerden hem nu den rug toe.
De kolonel bemoeide zich met de zaak. De
tegenstand van den jongen seminarist bezorgde
hem dertig dagen gevangenisstraf.