Openbare Godsdienstoefeningen in de R.K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
Naaml. Venn. „Drukkerij de Spaarnestad."
No. 49, Ie Jaargang
Zondag 8 September.
Gratis voor de Abonne's van „Nieuwe Haarl. Courant" en „Stad en Land.'
DER
ABONNEMENTSPRIJS;
Per weekt 5 Ct.
Per Kwartaal40 Ct.
Franco per post per kwartaal50 Ct.
KINDERliUISVEST No. 31—33. HAARLEM.
Directeur: F. H. M. v. d. GïtlENDT.
ADVERTENTIËN:
Van 1 tot 6 regelsf 1.20.
Elke regel meer0.20.
Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst ten
minste 5 regels f 1.50; elke regel meer 0.30.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,)
ZESTIENDE ZONDAG NA
PINKSTEREN.
Les uit den brief van K. apostel Panlus
aan de Ephesiërs; III, 13—21.
Broeders! Ik bid u, dat gij niet
kleinmoedig wordt wegens mijne
verdrukkingen voor u, die uwe eer
zgn.
Om deze reden buig ik mijne
knieën tot den Vader onzes Heeren
Jesus Christus, uit wien alle geslacht
in hemel en op aarde naam heeft,
dat Hij, naar den rijkdom Zijner
heerlijkheid, u geve, door Zijnen
Geest gesterkt te worden met kracht
voor den inwendigen mensch; dat
Christus door het geloof moge wo
nen in uwe harten, opdat gij, ge
worteld en gegrondvest in de liefde,
met al de heiligen in staat moogt
zijn te begrijpen, welke de breedte
en lengte en hoogte en diepte zij,
en te kennen de liefde van Chris
tus, die alle kennis te boven gaat,
opdat gij vervuld moogt worden tot
de geheele volheid Gods.
Hem nu, die, naar de kracht
welke in ons werkt, machtig is alles
te doen, overvloediger dan wij bid
den of beseften, Hem zij de glorie
in de Kerk en in Christus Jesus,
gedurende al de geslachten van de
eeuwen der eeuwen! Amen.
Evangelie volgens den H. Lucas;
XIV, 1—11.
In dien tijd, toen Jesus op een
Sabbath het huis van eenen overste
der Pharizeeënbinnenging om brood
te eten, sloegen zij Hem gade. En
zie, vóór Hem stond een water
zuchtig mensch. Jesus nu nam het
woord en zeide tot de wetgeleerden
en PharizeeënIs het geoorloofd op
den Sabbath te genezen? Doch zij
zwegen. Hij dan nam hem tot Zich,
genas hem en liet hem heengaan.
En hun antwoordend, sprak Hij
"Wie onder u zal niet, als zijn ezel
of os in den put valt, dien terstoud,
op den Sabbath, daaruit trekken?
En zij konden Hem hierop geen
antwoord geven.
Hij zeide nu ook tot de genoodig-
den eene gelijkenis, daar hij opmerk
te, hoe zij de eerste plaatsen aan
tafel uitkozen, en Hij sprak tot hen
Als gij ter bruiloft genoodigd zijt,
zet u dan niet op de hoogste plaats,
opdat niet misschien iemand, aan
zienlijker dan gij, door hem genoo
digd zij, en hij die u en hem ge
noodigd heeft, niet kome en u zegge
maak plaats voor dezenDan zoudt
gij met beschaming de laagste plaats
moeten gaan innemen. Maar als gij
genoodigd zijt, ga dan zitten op de
laagste plaats, opdat, wanneer de
gene, die u genoodigd heeft, komt,
hij zeggevriend, ga hooger op
Dan zal u eer te beurt vallen in
tegenwoordigheid van hen, die mede
aanzitten. Want al wie zich verheft
zal vernederd, en wie zich vernedert
zal verheven worden.
Evangelieverklaring.
16e ZONDAG NA PINKSTEREN.
Ofschoon ten volle bekend met
de booze gezindheid der Phariseën,
die, gelijk altijd, zoo nu ook weder
den Zaligmaker slechts genoodigd
hadden om te zien. of zij niets af
keurenswaardigs in Zijn gedrag
konden ontdekken, en daarom Hem
aandachtig gadesloegen, wilde Jesus
toch aan hunne uitnoodiging gehoor
geven, om te trachten, door het
toonen Zijner goddelijke Almacht
en Liefde, hunne harten te treffen
en hen tot betere gevoelens te bren
gen. In hetzelfde huis waar Jesus
was binnen gegaan bevond zich ook
een ziek mensch, hetzij uit eigen
beweging gekomen om door Jesus
genezen te worden, hetzij met sluw
overleg door de Phariseeën geroepen
om te zien of Jesus hem op dien
dag (het was een Sabbathdag) zou
genezen, en Hem dan van Sab-
bathschennis te kunnen beschuldi
gen. Geen enkele vraag werd Hem
noch door den zieke, noch doo r de
omstanders gedaan, maar Jesus, die
hunne gedachten kende, nam zelf
het woord op, en vroeg hen„is
het geoorloofd op den Sabbathdag
te genezen?" Zij zwegen op die
vraag, omdat zij niets konden zeg
gen zonder over zich zeiven eene
veroordeeling uit te spreken.
Immers als zij neen antwoordden,
dan zou Jesus hen beschaamd heb
ben door hen te wijzen op het feit,
dat zij zelf het uit een put verlossen
van een ezel of os op den Sabbath
dag goedkeurden, wat toch van veri
minder belang was dan het genezen
van een zieken mensch. Antwoor
den zij het is geoorloofd, dan zoude
het wonder met hunne toestemming
gebeuren, en elk voorwendsel ter
bestrijding van Jesus' werk hun
ontnomen zijn. Zij zwegen dus op
die vraag, ofschoon zij als leeraars
des volks toch iuist dergelijke vra
gen moesten beantwoorden. Jesus
zelf gaf hun nu antwoord door het
wonder dat Hij verrichtte. „Den
waterzuchtige aanrakende, genas Hij
hem en liet hem gaan."
Maar tegelijk wilde Hij hun alle
voorwendsel om Hem later te kun
nen aanvallen ontnemen, en daar
om sprak Hij tot hen: „van wien
uwer zal een ezel of een os in put
vallen, en hij niet terstond hem
daaruit trekken op den Sabbath
dag?" Wanneer uit hetgeen gij zelf
doet, zoo wil de Zaligmaker zeggen,
duidelijk blijkt dat gij niet voor,
ongeoorloofd houdt en dat de wet
verbiedt op den Sabbath aan een
dier goed te doen, minder nog zal
het verboden zijn aan den redelijken
mensch op den Sabbath eene wel
daad te bewijzen. „En zij konden
Hem hierop geen wederantwoord
geven", en bleven zwijgen.
Te gelijk wilde Jesus, die zeer
goed wist dat al het verzet der
Phariseeën tegen Zijn Persoon en
leer slechts uit hun hoogmoed voort
kwam, hen een ernstige vermaning
tot nederigheid geven. Daarom be
merkende dat de genoodigden ieder
voor zich de eerste plaatsen uitkozen,
en zoo een nieuw bewijs van hun
hoogmoed gaven, stelde Hij hun de
gelijkenis voor, die in het tweede
deel van het Evangelie van dezen
Zondag ons verhaald wordt. Niet
om aan hen en aan ons eene les
in de wellevendheid te geven, nog
minder om ons te leeren hoe eene
beschaming voorkomen, en eene
ijdele loftuiting afgebeeld kan wor
den, stelde Jesus die gelijkenis voor.
Zijne bedoeling was 's menschen
hoogmoed te veroordeelen, en de
nederigheid, den grondslag van alle
deugden, te verheffen. Daarom laat
Hij na het voorstellen Zijner ge
lijkenis deze algemeene uitspraak
volgen: „al wie zich verheft zal
vernederd en wie zich vernedert
zal verheven worden." Wie zich
verheft in deze wereld, zich aan
hoogmoed overgeeft, aan zich zeiven
iets toeschrijft wat slechts aan God
toekomt en alles komt aan God
toe die het ons gegeven heeft, wij
bezitten niets van ons zeiven dan
de zonde hij zal vernederd wor
den in de eeuwigheid, maar al wie
zich vernedert hier op deze wereld,
gaarne geringschatting van anderen
verdraagt, zich gaarne de geringste
toont, hij zal verheven worden in
de eeuwigheid; God zal hem tot
loon in de eeuwigheid een hooge
eer geven, hem in alle eeuwigheid
boven anderen verheffen. Beoefenen
wij dus gaarne die ware nederig
heid, die niet alleen in woorden
moet bestaan, maar zich ook in
onze daden moet toonen, dan zal
God ons ook de genade geven om
al onze andere plichten te volbren
gen, wantGod weerstaat den hoo-
vaardigé, maar den nederige geeft
Hij Zijne genade.
Zes en zeventigste Conferentie.
Er zijn geleerden en verstandige menschendie geen
godsdienst hebben.
1. Er zijn geleerden en verstandige menschen, die
wel godsdienst hebben.
Vervolg).
Men zegt dat er geleerden en verstandige menschen
zijn die geen godsdienst hebben. Ik heb daarop ge
antwoord dat er geleerden en verstandige menschen
zijn, die wel godsdienst hebben, en ik voeg er bij dat
zulks veel bewijst ten gunste van den godsdienst. Als
het al niet bewijst dat hij goddelijk is, dan bewijst
het minstens dat hij niet onredelijk is, en dat men
Katholiek kan zijn zonder op te houden mensch te zijn.
Laten wij inderdaad de groote Katholiekenen de groote
bekeerlingen bestudeeren en hun getuigenis zal ons zeer
beteekeuisvol ten gunste van den godsdienst en zeer
bemoedigend voor de geloovigen schijnen.
I. Er zijn geleerden en verstandige menschen die
aan den godsdienst gelooven. Dat zijn de groote Katho
lieken.
1. Zijn zij talrijk. Ik heb er u «enige opgenoemd. Ik
zou er nog veel meer kunnen opnoemen. Men zegt
ons dat een man met verstand niet kan gelooven aan
den godsdienst. Maar de natuurkundige en aardkun
dige Pascal was toch niet de eerste de beste. Hij was
voor zijn tijd een geleerden van den eersten rang, en
hij heeft over den godsdienst „Pensées" achtergelaten
wier diepzinnigheid verwondering baart. Een man met
verstand kan niet gelooven aan den godsdienst? Maar
Bossuet was toch niet de eerste de beste. In de palei
zen der koningen, aan het schitterendste der hoven,
te midden van alle verzamelde beroemdheden, verne
derde hij, een stralenkrans van vuur om zijn voorhoofd,
de roede der wet in de hand, en op de lippen de
schoonste taal die menschen ooit gesproken hebben,
de grootheid der aarde in het niet. Het was een genie
en tegelijk een geloovige. Toen hij ging sterven boog
zich een twijfelaar over zijne legerstede om hem te
vragen of hij altijd geloofd" had wat hij zoo welspre
kend geleerd had. Óp die vraag antwoordde de ver
heven stervende op een toon nog luider dan die van
zijne lijkredenen: Ik geloof. Een man van verstand
kan niet aan den godsdienst gelooven? En toch hebben
wij in de 19de eeuw honderden en honderden dienaren
van God en van Jesus Christus gehad, die geschitterd
hebben aan de hoogescholen, in de laboratoriums, in
de pers, op het spreekgestoelte, op de slagvelden, in
alle kringen van de gedachte en de handeling, Welke
zorg het ongeloof ook drage om onze beroemdheden
te belasteren en te bewijzen dat de Kerk een instelling
is die voortdurend bezig is den menschelijken geest te
verlagen, het kan onze beroemde mannen toch niet
onderdrukken. Wij hebben in het verledene gehad en
wij hebben heden nog zeer verstandige mannen die te
gelijk zeer godsdienstig zijn. En ik zeg dat
2. zulks veel bewijst ten gunste van den aodsdienst. Er
bestaat een onmeetbaar verschil tusschen de aanhangers
van het Evangelie en die van den koran. De aanhan
gers van den koran volgen Mahomet met een domme
lichtgeloovigheid. De leerlingen van het Evangelie
hechten zich aan Jesus Christus met het volle licht
van hun verstand. Al die mannen van wetenschap en
van genie die de Kerk versierd hebben, al die ernstige,
onderzoekende en verlichte mannen hebben niet geloofd
zonder te weten waarom. Zij hebben die eerbewijzing
aan hun geloof niet gegeven dan met voorbedachten
rade. Hun geest heeft niet gedurende 19 eeuwen op
dwaze dingen kunnen werken. Men kan bij zoo helder, zoo
ontwikkelde, zoo verheven, zoo veeleischende verstanden
niet toegeven het ononderbroken bestaan tegelijk van
wetenschap en dwaasheid.
En vervolgens al die beroemdheden schitteren niet
alleen door den glans van hun wetenschap, maar ook
door den glans van hun leven, zij brengen aan den
godsdienst het gezag van hun deugd. Dit is van
veel belang. De godsdienst is niet een geringe zaak,
een eenvoudige theorie, een vraag van gevoel. Hij is
een levende, praktische, tot iets dwingende zaak. Hij
weerklinkt met kracht in de wereld der gedachten
door zijnÏÏ leerstukken, en vooral in de wereld der
hartstochten door zijne voorschriften. Hij dringt in het
hart van den mensch, maakt zich meester van, onder
drukt de afwijkingen,1 regelt de bewegingen van dat
hart. Hij legt onaangenamen dwang op, onderdanige
plichten. Welnu, evenals wij eenvoudige stervelingen,
hebben de groote mannen van het Katholicisme die
strenge eischen van den godsdienst moeten aannemen
en ondergaan. Hebben zij dat gedaan met gesloten
oogen, zonder nauwkeurig onderzochte beweegredenen?
Neen voorzeker. Alleen de klaarblijkelijkheid van de
waarheid des Christendoms kon hunne aanneming er
van afdwingen. Zij hebben het christendom beschouwd
en een besluit genomen tegen hunne hartstochten in.
Zij hebben in hun besluit het gewicht van hun deugd
en van hun verstand gelegd. Zij verdienen dubbel ons
vertrouwen.
3. Welk een machtige aanmoediging voor ons. Wanneer
wij den godsdienst beoefenen, wanneer wij ons Credo
opzeggen, dan zijn wij in goed gezelschap. Wij hebben
met ons en voor ons de rede, het gezond verstand, de
goedkeuring van de mannen van geest. Als dwazen
ons geloof aanvallen en ons 't beminnelijk woord van
dompers toevoegen, dan hebben wij recht om hun te
antwoorden: „Ja wij zijn dompers als Pascal, niet
meer dan bij, dompers als Bossuet, als Ampère, La-
cordaire en Pasteur, niet meer dan die buitengewoon
verstandige mannen". En bovendien al die mannen
hebben bij hun groote verstandelijke waarde ook zeer
groote zedelijke waarde.
Wanneer wij den godsdienst beoefenen, ons Credo
belijden, dan zijn wij in schoon en goed gezelschap.
Men kan het genie dat niet van de deugd vergezeld
is wantrouwen en evenzoo de deugd afgescheiden van
het genie. Maar niets is zoo geschikt om te heerschen,
om mede te sleepen, om het vertrouwen te winnen
als het verbond van de deugd met het genie en dat
verbond schittërt uit in den persoon van onze groote
Katholieken. Zij zijn beroemd door hun talenten en
beroemd door hun deugden. Het is onmogelijk een
geloof uit te vinden dat betere getuigschriften heeft
dan het onze. Het verstandigste en het beste deel der.
menschheid is met ons. Ik ben christen, en ik ben er
trotsch op, en ik lach met de plagerijen dermensche-
lijke boosheid en domheid. En toch, ziehier iets dat
mij nog meer verzekert.
II. Er zijn geleerden en verstandige menschen die
tot den godsdienst terugkeeeren. Dat zijn de groote
bekeerlingen.
lo. Zij zijn talrijk. Er zijn er geweest in alle eeuwen.
De eerste Apostelen waren bekeerlingen. De eerste
christenen waren bekeerlingen. Augustinus was een
groot verstand, maar een van den weg afgeweken ver
stand, een groot hart, maar een hart verteerd door
hartstochten. Hij was dertig jaar oud, en telde zestien
jaren van ongerechtigheden. Hij komt naar Milaan en
onder den drievoudigen druk van de genade van boven,
van het woord van Ambrosius en van de tranen van
Monica, zijne moeder, bezwijkt hij, wordt hij over-
wonen, wordt hij een Kerkleeraar en een heilige. In
het vervolg der tijden, heeft men de bekeerlingen
elkander zien opvolgen.
Onze eeuw is niet verstoken geweest van dat schouw
spel. Als ik u ondervroeg, u die de kinderen zijt van
een ongeloovige eeuw, dan zouden velen van u opstaan
en mij zeggenWij zijn ook bekeerlingen. Maar ik
heb het recht niet binnen te dringen in het afgesloten
terrein van het bijzonder leven. Ik stel alleen vast wat
iedereen ziet en hoort, en ik zeg dat in onze dagen een
groot getal van uitstekende, zeer uitstekende mannen
zijn teruggekomen tot het Katholicisme. Wat was La-
cordaire anders dan een bekeerling? Als jongeling van
twintig jaren had hij te Parijs tot zelfs de herinnering
aan zijn eerste Communie verloren. Eens kwam het
icht tot hem, overstelpte hem, en hij werd christen, pries
ter, kloosterling, redenaar, onvergelijkelijk apostel,
Gratry, Bautain, de twee Perrauds, Bastiat, Augustinus
Kierry, Le Play, Schouwaloff, Veuillot en honderd an
deren waren bekeerlingen. Alle dagen komen geleerden
en ontwikkelde menschen tot den godsdienst terug.
En ik zeg
2o. zulks bewijst ten gunste van den godsdienst. Ik zeg
dat al die menschen die tot ons terugkeeren aan den
godsdienst geven het gezag van hun ondervinding en
het gezag van hun opofferingen. Vooreerst het gezag
van hun ondervinding. La Harpe zeide na zijn bekeering
tot de ongeloovigen van zijn tijd: „Onderzoekt als ik
en gij zult gelooven evenals ik." Ziedaar een bewijs,
waaraan geen kracht ontbreekt. Sommige menschen,
zijn in aanzien, zijn na langen tijd het Katholicisme
bestreden of verwaarloosd te hebben, daartoe gekomen
ten gevolge van langdurige en geduldige studiën, zooals
de H. Augustinus, La Harpe, Newman en hebben in
werken die beroemd gebleven zijn, hun vroegere dwa
lingen, die oorzaken van hun bekeering en de bewijzen
waaraan zij de goddelijkheid van het Katholicisme
erkend hebben uiteengezet. Zij hebben die keus voor
zeker niet gedaan zonder volstrekte zekerheid, want
DE OFFICIEELE KERKLIJST
UITGAVE VAN DE