DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
GEBROKEN TROTS.
BERICHT.
De Millioenenrede.
BINNENLAND.
Kinderhuis vest 31-33, Haarlem
BUITENLAND.
DONDERDAG 19 SEPTEMBER 1907.
No. 6689, 328te Jaargang.
abonnementsprijs
Bureaux vart Redactie en Administratie:
Interc. Telefoonnummer 1426.
Zij, die zich met 1 October
uoor minstens drie maanden
op de NIEUWE HAARLEM-
SCHE COURANT abonneeren,
ontuangen de tot 1 October
uerschijnende nummers gratis.
Abonnementen worden aan
genomen aan ons kantoor
Kinderhuisuest 31-33, en bij
de agenten en loopers der
Courant.
De Encycliek.
We hebben enkel de cijfers ge
geven, die voor de Staatsbegrooting
van 1908 daarin worden genoemd
een bedrag van uitgaven van bijna
194 millioen, een bedrag van in
komsten van even 183 millioen.
Derhalve een tekort van ruim 11
millioen.
We willen nu over deze cijfers
en over de heele millioenenrede nog
een paar woordjes hier zeggen.
We hebben een geweldigen en
verschoonbaren hekel aan groote
cijferreeksen.
Verschoonbaar! Want we willen
graag, dat onze lezers de krant lezep,
en heelemaal lezen. En we weten
uit eigen ondei vinding te goed, dat
De zoogenaamde „millioenenrede"
is de uiteenzetting van den gelde-
lijken toestand des land over de
beide vorige en het loopende jaar,
mèt een overzicht van de begroo
ting voor het volgende dienstjaar.
Die begrooting dat dient met
het oog op het geraamde tekort
even gezegd te worden lijdt aan
het gewone euvel dat bijna alle
begrootingen hebbenals de tijd
daar is, dat de begrooting tot wer
kelijkheid komt, wordt er heel an
ders gehandeld en uitgegeven dan
er „begroot" was, eD de rekening
en verantwoording over een of ander
dienstjaar lijkt geregeld in het ge
heel niet meer op de begrooting
daarvoor.
Dat zien we weer uit deze „mil
lioenenrede", die zooals we al zeiden
geen „rede" meer is sinds de Kamer,
om tijd voor besprekingen uit te
winuen, verleden jaar besloot om
eenvoudig per gedrukte nota de
mededeelingen te aanvaarden, die
de Minister van Financiën vroeger
mondeling gaf.
In 1905 was er een tekort ge
raamd van 9 millioen. Dat is bij
de rekening en verantwoording een
overschot geworden van 2]/4 mil
lioen
In 1900 was er geraamd, dat de
begrooting een tekort zou geven
van 1674 millioen; dat werd echter
naderhand een 'overschotje van ruim
2 millioen!
Nu zijn dat weliswaar buitenge-
gewoon fortuinlijke jaren geweest:
want die gunstige uitkomst werd
niet verkregen doordat er minder
werd uitgegeven dan begroot was,
maar wel doordat de middelen, de
inkomsten, zoo schromelijk veel
opbrachten.
De belastingen vooral en de succes
sierechten brachten in die jaren veel
meer op, dan men wel geraamd
had.
Of dat nu in 1908 weer zoo
wezen zal?
De rekening over 1907, die nog
loopt, zal ongetwijfeld niet zoo
gunstig afloopen: de successiebelas
ting is daarop leelijk achteruitga
gaan: de vermogensbelasting even
eens, waaraan de leelijke Beurs-
gebeurtenissen van den laatsten tijd
niet vreemd zullen zijn.
En voor 1908 is natuurlijk nog
veel minder iets definitiefs te zeggen.
Merkwaardig is echter wel, dat
de Minister dat tekort van ruim 11
millioen ditmaal maar ongedekt
laat. Hij speculeert nu maar op we
der zoo'u meevallertje
En dat is temeer curieus, omdat
in de beide vorige jaren hei tekort
minder was geraamd,en deMinisler
toen bij hoog en bij laag beweerde dat
hij het zonder de 10 procent opslag
op de opcenten van vermogens- en
bedrijfsbelastingen niet zou kun
nen doen.
De Kamer heeft zich daar vier
kant tegen verklaard naar men weet.
Dat zal dan ook wel de reden zijn
van de algeheele verdwijning dier
opcenten-voorstellen, hoewel het ge
raamde tekort ditmaal grooter is
dan te voren
En hoewel, bij den drang naar
sociale wetgeving, die dit jaar in
de Troonrede geheel en al in het
vergeetboek is geraakt, de fiuan-
cieele toestand toch wat meer zorg
baart dan eenige jaren geleden!
Overigens geeft dit overzicht van
den financiëelen toestand van ons
Rijk geen bijzondere reden tot on
gerustheid er blijkt uit dat de beurs
speculaties vele offers hebben ge
maakt.... maar dat wisten we toch
wel.
En voor de rest gelijkt deze
„millioenenrede" in uiterlijk eu in
nerlijk zooveel opbaar voorgangsters,
dat wij althans ons niet geroepen
gevoelen, al die cijfers en beschou
wingen nog verder uit te pluizen 1
Algemeen Overzicht.
Er is weinig buitenlandsch nieuws
in de laatste dagen. De wereld
leeft in afwachting b.v. van wat
Marokko zal opleveren, van hetgeen
er in Antwerpen zal voorvallen, van
wat Rusland ons zal te zien geven.
In M a r o k k o is men aan het
onderhandelen.
En men vreest nu al in Parijs,
dat de periode van onderhandelin
gen, waarin men weer eens ver
keert, lang kan duren.
Drude heeft gelijktijdige onder
werping geeischt vau alle twaalf
oproerige stammen, omdat een ge
deeltelijke onderwerping geen be
teekenis zou hebben; maar voor
deze onderwerping zijn natuurlijk
de stammen in het binnenland, die
weinig geleden hebben, niet te
vinden.
De correspondenten voorzien on
derlinge!) strijd tussclien voor- en
tegenstanders van den oorlog en
raden aan een flinke tuchtigings-
expedilie in het binnenland.
Dat de voor- en tegenstanders van
den heiligen oorlog met elkaar
slaags zullen raken, wordt óók ai-
weer waarschijnlijk.
In Marakesj werden van verschil
lende kaïds uit noordelijk Marokko
brieven ontvangen, waarin zij zich
verklaarden voor Moeley Hatid en
mededeelden, dat de kaïds zoo spoe
dig mogelijk Abd'eil Azis zouden
tegemoet trekken om hem tot af
treden te bewegen en hem anders
door de wapenen daartoe te dwin
gen.
Van Frankrijk eischen de kaïds,
dat het zoo spoedig mogelijk het
bezette grondgebied zal ontruimen,
waarop dan een schadevergoeding
zou worden toegekend.
Aan den handel zouden geen
moeilijkheden in den weg worden
gelegd, maar hervormingen worden
niet geduld eu de contróle over de
nog aan te leggen telegraaf- en
spoorlijnen moest in handen van
Marokkanen blijven.
Afwachten is dus maar de bood
schap.
Dat is ook het thema, dat i n
A n t w e r p e u op de eerste violen
nog maar altijd wordt gespeeld.
Er is weer eens een vleugje van
verbetering in de havenseen 2000
Antwerpenaren moeten er aan het
werk in zijn.
Maar ook het aantal vreemden
vermeerdert van dag tot dag en
men mag rekenen dat er op
het oogenblik zelfs 7 tot 8000 in
Antwerpen werken. Er kwamen
gisteren nog 200 I uitschers aan.
De „Fédération Maritime" zegt,
dat ze geen vreemden meer kan
aannemen, omdat er geen plaats
meer is om hen te herbergen.
Onder het groot getal vreemde
zijn begrepen de Engelschen en
Duitschers, aangeworven door de
„Fédération Maritime" de beman
ning der schepen, welke met het
oog op de staking in dubbel zijn
aangeworven en bijna allen mede
aan den arbeid zijnen verder het
groot getal vreemden die door de
verschillende groote reederijen zelf
zijn aangeworven.
lntusschen worden de betrokke
nen toch echter aan allen kant
ontevreden over den langen duur
der staking. Vooral tegen de stad,
die kaderechten blijft eischen voor
de opgeslagen goederen, die de
kooplui niet kunnen doen wegvoeren,
is men erg boos.
Doch er is nog geen uitzicht op
verandering voorloopig
Ook i u Rusland is het, wat
betreft de derde Doema, nog maar
immer afwachten.
De verkiezingen van den eerstejv
graad hebben echter al plaats gehad
en de oftïcieele opgaven daarvan
wijzen een belangrijke meerderheid
voor de regeering aan.
Hetzelfde feit deed zich echter
ook bij de vorige verkiezingen voor
en toch behoorden ten slotte alle
boeren-afgevaardigden tot de op
positie.
Men kan zich dan ook niet laten
leiden door de otticieele opgaven
als men de algemeene opvatting
der boeren wil leeren kennen. Im
mers men heeft alle reden om te
veronderstellen, dat deze der regee
ring alles behalve vriendelijk gezind
zijn.
Het zal hun echter groote moeite
kosten om in eenigszins belangrijke
getale hunne candidaten er door te
halen, daar door de jongste wijziging
der kieswet ecu groot overwicht is
gegeven aan de landeigenaren. Juist
de kleine grondbezitters zijn ge
noodzaakt zich van stemmen te
on honden, daar een reis naar de
stad, waar de verkiezingen plaats
hebben, voor hen veel te groote
kosten medebrengt.
In de Kaapkolonie is een
merkwaardige, en om de gevolgen
ook voor ons Hollanders zéér weten8
waardige ruzie ontstaan.
Het is namelijk een botsing tus-
schen de wetgevende vergadering en
der wetgevenden Raad van de Kaap
kolonie. Wat eigenlijk wil zeggen
een botsing tusschen de de ultra-
Engelschen en de Afrikaauders.
Nu heeft echter de minister-pre
sident Jameson den Gouverneur
der Kaapkolonie heeft voorgesteld
het Kaapsche Parlement te ontbin
den.
Men verwacht, dat het nieuwe
Parlement op 30 Juni zal bijeen
komen. Het Parlement heeft 3
millioen pond sterling toegestaan
voor de uitgaven gedurende dien
tijd.
Deze ontbinding zal nu waar
schijnlijk het einde van het kabinet
Jameson beteekenen
Want Jameson de Engelsche
progressischè vertegenwoordiger
komt vast in de minderheid en het
einde van dit alles zal waarschijn
lijk zijn dat een nieuw Kaapsch
parlement een Afrikaander meer
derheid zal krijgen.
Het is dan uit met de heerlijk
heid van het ministerie-Jameson
Van de sterkte der Afrikaander
groep in het nieuwe Parlement zal
het voornamelijk afhangen wie der
Afrikraander leiders met de vorming
van een kabinet zal worden belast.
Men spreekt reeds over de moge
lijkheid van een ministerie-Malan
de hoofdredacteur van „Ons Land,"
een der meest geziene leiders van
den Afrikaander-Bond, schijnt,
werkelijk groote kans te hebben
binnenkort als minister der Kaap
kolonie een der belangrijkste staats
dienaren van het Engelsche wereld
rijk te worden!
De Koningin bij de Kustmanoeuvres.
H. M. de Koningin woonde heden
de kustmanoeuvres bij van lJmui-
den tot den Hoek van Holland.
De manoeuvredagen van vandaag
en morgen zijn gewijd aan de be
oefening der kustbewaking over de
geheele bezette kuststrook vau
IJmuiden tot aan den Nieuwen
Waterweg.
Door de marineschepen werd een
verkenningstocht langs de kust
gemaakt.
Reeds te 7.36 uur hedenochtend
is de Koningin te IJmuiden aan
gekomen.
Dadelijk ging H M. aan boord van
het oorlogsschip Noordbrabant om
zoo de manoeuvres én van de zee-
en ven de landmacht te volgen.
Met groot gevolg vertrok H. M.
de Koningin met dit stoomschip
ran IJmuiden naar den Hoek van
Holland, waar te 12 uur ongeveer
werd- geankerd.
Daar werd H. M. opgewacht door
Generaal-Majoor de Meester, com
mandant der 4e divisie.
Daarna is H. M. met haar gevolg
in 5 automobielen weer naar den
Haag vertrokken.
De Prins en het Reddingswezen.
Zooals men weet is de Prins
voorzitter der Staatscommissie voor
het reddingswezen. In deze kwaliteit
begaf Z. K. H. zich gisteren naar den
Hoek van Holland en leidde daar
de vergadering der Oommissie.
Een dergelijke vergadering werd
heden te IJmuiden gehouden.
Te 8 uur ongeveer arriveerde Z.
K. H. hedenmorgen per auto te
IJmuiden.
De Prins reisde streng incognito.
Met de Staatscommissie heeft Z.
K. H. de reddingsbooten geïnspec
teerd.
Hedenmiddag half 2 bezocht de
Prins de Intern, tentoonstelling van
ambachtswerktuigen in het Paleis
voor Volksvlijt te Amsterdam.
Hofberichten.
H. M. de Koningin heeft gisteren
verschillende audiënties verleend
en wel: te 10 uur aan de commis
sie van leden der Tweede Kamer
tot aanbieding van de voorzitters
aanbeveling. H. M., zich onmidde-
lijk met de keuze bezig houdende,
heeft tot president benoemd jhr. mr.
J. Röell.
Te halfelf aan vice-admiraal
Wentholt, minister van marin.
Te 12 uur aan Tsieu Sun, nieuw
benoemd gezant van China.
Te kwart na één aan den heer
E. F. Dos Santoa Lisboa, gezant
van de Braziliaansche republiek.
Te 2 uur aan den heer Francisco
V. de la Espriella, gezant van
Panama.
Deze gezauten boden hun ge
loofsbrieven aan in tegenwoordigheid
van den minister van buitenlandsche
zaken en werden met het gebruike
lijke ceremonieel in galarijtuigen
van het hof van hun woonhuizen
naar het paleis geleid en terug.
FEUILLETON.
UWE HAARLEM» COURA
Per 3 maanden voor Haarlem
Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 130
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post
Afzonderlijke nummers
fl.20
1,65
0.05
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 16 regels
Elke regel meer
Oroote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie il contant.
f0.60 (contant) f0.50
De Pauselijke Encycliek over de
dwalingen van het „Modernisme",
waarvan we gisteren in ons overzicht
een resumé gaven, is een stuk van de
hoogste beteekenis.
Want en hierin ligt, dunkt ons
juist het zwaartepunt ervan ze zet
uiteen de aanpassing der Kerk aan,en
de toeneiging der Katholieke Christen
heid tot de modernelevensopvattingen,
en dit óp de meest gezonde wijze.
Die aanpassing eir toeneiging gaan
niet met sprongen.
Maar geleidelijk.
Leopardi heeft eens van de natuur
gezegd, dat ze zóó langzaam verandert
dat zij onveranderlijk schijnt.
Zoo gaat het ook met de Kerk, die
in hare verhouding tot maatschappij,
wetenschap en kunst, groeit en ver
andert op dezelfde wijze als de natuur
langzaam en geleidelijk, maar in alle
opzichten ook „natuurlijk", omdat
haar bestaan en wezen op volkomen
natuurlijke wijze zijn gegrondvest.
En Z. Heiligheid heeft ook met
groote zorg aan het einde zijner En
cycliek er op gewezen, dat deze nor
maliseering van den groei der Kerke
lijke en Sociale leer geenszins een ont
kenning is van den wetenschappelijken
vooruitgang, door den krachtigen
steun en de bescherming die Hij ver
leent aan de nieuwe groote weten
schappelijke vereeniging, door kardi
naal Rampolla o. a. gepatroneerd, en
die de wetenschap onder de Katho
lieken over heel de wereld zal trachten
te bevorderen.
Juist daardoor heeft Z. H. aange
toond, dat de Kerk wil en moet
meegaan met de beweging van het
maatschappelijk, sociaal en weten
schappelijk leven van onzen tijd!
De datum van teekening dezer En
cycliek, Maria-Geboortefeest van 1907,
zal voor de Kerk evenzeer als voor
de wetenschap een datum van hoog
belang blijven!
negentien twintigsten, of nog meer
van de krantenlezers toch een kolom
vol cijfers onverbiddelijk overslaan.
Ziedaar waarom we de zooge
naamde Millioenenrede die geen
„rede" meer is sinds verleden jaar,
maar een gedrukte nota, gisteren
niet in ons blad uitvoerig en met al
de cijfers en gegevens en reken
sommetjes, die er in staan, hebben
opgenomen.
>2)
Sinds jaren hob ik weinig of niets van
hein of Ëhrenkrans gehoord. lntusschen
moet Thómas Ëhrenkrans een der rijkste
mannen van Hamburg geworden zijn,
maar nog steeds hafd en koud als
ijzer. Hij moet een éénigen zoon en erf
genaam hebben zou die op hem ge-
f lijken?"
„Lu eerlijken zin ja, in hardheid en
hard vochtigheid, neon", zoo onderbrak
een frissche stem oude Marie, terwijl een
welgevormde, gebruinde hand zich zwaar
op Friede Bakker's schouders legde.
„Ik heb als matroos meermalen gele
genheid gehad, het geslacht Ëhrenkrans
in vader en zoon te leeren kennen."
„Zoo?" vroeg de oude vrouw op lang-
gerekten toon, den jongen man in zijn
rondo matrozenblouse en blauwe jak van
hoven tot onder metend.
„De jonge Ëhrenkrans zal iets meer
dan twintig jaar zijn, even oud als gij
ongeveer. Is het een knappe jongen
Schipper Frans lachte.
„Nu," sprak zij, „liet mooi zit hem nu
juist niet in den weg. Maar goedhartig
is hij: dat kan ik getuigen; leven en
laten leven, dat is zijn zinspreuk, en hij
gunt ieder het zijne
Maar laten wij niet verder praten over
dien Ëhrenkrans.
Waarom komt ge niet meedansen f
vroeg hij aan Friede.
„Waaromniet?" antwoordde Frits. „Och,
ge weet immers, dat ik Seharnrode ga
verlaten. Ik heb mijn papieren in orde,
alles is klaar voor het vertrek en dan is
iemand niet erg gestemd tot dansen na
tuurlijk. En dan Anna is nu immers
bezorgd
„Frits, aan jou zou ik haar gaarne af
gestaan hebben," zegt schipper Frans op
hartelijken toon. „Gij zijt immers van der
jeugd at aan de beschermer der arme
weeze geweest!"
„Het doet me goed, dat ge dat zegt,
Frans" antwoordde de jonge man, „maar
om te dansen is het nu toch te laat."
Maar Frans wilde van geen tegenstrib
belen hooren en nam den jongen man
mee naar de feestzaal.
Oude Marie stond op om de beide jon
gelieden te volgenze bediende zich bij
liet gaan van een kruk, meer uit gewoonte
dan uit behoefte en deels ook uit zucht
om haar uiterlijk eigenaardiger te maken.
Het maal zou beginnen.
Reeds droegen de slagersknechts, door
dorpsjongens geholpen, in reusachtige
schotels de krachtige vleeschsoep op.
Ieder schepte met zijn lepel zooveel hij
wenschte in het voor hem staande bord.
De gerechten volgden elkander snel op
en onderwijl speelde de muziek allerlei
vroolijke wijsjes.
Opeens verstomden gezang en gepraat.
De groep aan den ingang staande perso
nen deelde zich, en een nieuwe gast trad
binnen, na op den drempel een oogen
blik getoefd te hebben oin de bonte me
nigte tc overzien. Daarna kwam hij op
het bruidspaar toe, dat bij zijn nadering
ofschoon met blijkbaren weerzin-
opstond.
De pas aangekomene droeg de donkere
officiersuniform der Fransche douaniers.
Het was luitenant Henri Maubourg, de
aanvoerder van het detachement ter be
waking van de kust, dat te Seharnrode
zijn hoofdkwartier had. De luitenant was
nauwelijks vijf-en-twintig jaar, maar zijn
donkere baard, het gebruinde gelaat en
de sombere blik der oogen deden hem
veel ouder schijnen.
Ofschoon hij vloeiend Duitsch sprak
en niemand hem van de geringste on
rechtvaardigheid kon beschuldigen, had
hij zich de sympathie der bewoners nog
niet weten te verwerven. Maar afgezien
van den weerzin, dien de Duitschers tegen
de Fransche uniform en vooral tegen die
der douaniers gevoelden, was het vooral
de persoonlijkheid van Maubourg, die in
Seharnrode zonveel vijandschap verwekte.
„Ik kom," zoo nam hij het woord, „om
u dank te zeggen voor het aandeel, dat
gij mijn mannen in het feest gunt. Ik
hoop dat zij zich die gunst waardig be-
toonen."
De bruid, een echt landmeisje, was bij
de woorden van den luitenant purper
rood geworden: de bruidegom draaide
half trotsch, half verlegen aan zijn muts.
Eindelijk sprak de bruidsvader„Hot is
vandaag een dag van vreugde, luitenant,
waarop alleen gelet wordt op de men-
schen en niet op het kleed, dat zij dra
gen. Wij hebben uwe mannen niet uit-
genoodigd, maar zoolang zij zich behoorlijk
gedragen, zullen wij hun het deel van de
pret niet misgunnen."
„Ik dank u," antwoordde de luitenant.
„Sta mij toe, tot uitdrukking van dien
dank mijn bruidszak te storten. Maar be
denk, dat luitenant Maubourg nog arm is
en zijn fortuin nog maken moet."
Bij deze woorden nam hij een blinken
den gouden Napoleon uit den zak van
zijn uniform en wierp dien op de brnids-
schaal.
„Mag ik den dans met de bruid ope
nen?" vroeg hij.
De bruigom zag donker, en de bruids
vader sprak haastig: „Dat zou legen de
landszeden zijn, luitenant Maubourg: de
bruid behoort den bruidegom, de vrouw
aan defi man."
De luitenant keek voor zich been.
Blijkbaar kostte het hem moeite, vrien
delijk en beleefd te blijven: nergens ont
waarde hij oen blik van sympathie.
Zijn blik viel op Anna, en de wolk
verdween van zijn voorhoofd. Snel trad
hij op de jonge vrouw toe. De elastieke
gestalte van schipper Frans richtte zich
hooger op.
„En gij, mejuffrouw, ging de Franseh-
man voort, „hebt ook gij reden om mij
een dans te weigeren?"
„Ja luitenant." Beleefd maar vast klonk
Frans' stem. „Anna heeft mij en Friede
Backer de eerste dansen reeds toegezegd
en voor de latere acht gij u toch zeker
te goed."
De jonge officier mat den spreker van
het hoofd tot de voeten, en een donkere
gloed steeg hem in het gelaat.
„Wie zijt gij, jongniensch," vroeg hn,
„dat ge u tegenover een van Frankrijk»
officieren zoo stout gedraagt?"
„Ik handhaaf eenvoudig mijn recht,
luitenant," was het kloeke antwoord. „YVil
Anna uw verzoek toestaan, dan kan ze
dat doen."
„Uw recht! Ja, gij Duitschers hebt het
altijd over uw recht; nu, ik wil dat niet
verder onderzoeken, ofschoon er op vele
van uw vermeende rechten heel wat aan
te merken zou zijn!"
„Luitenant, ik heb mijn papierendo
Fransche ambtenaren te Hamburg heb
ben ze gevisiteerd. Mijn oudoom hier,
visseher Nielsen, kan het getuigen."
Een breedgeschouderd man in feest-
kleeding trad naar voren. „Zoo is hef,
luitenant," sprak hij. „Frans Hesse is
mijn neef," en zijn papieren zijn in orde.
Kunt gij hem beschuldigen van onrecht?"
„Als ik dat kon, zou ik mijn plicht
verzuimen door zoo kalm tegenover hein
te staan," sprak de offioier. „Laat hij zich
intusschen in acht nemen. Wanneer ik
aan kwaadsprekers en lastertongen -iet
oor wilde leenen, zou ik anders handelen.
Ik heb immers de macht en de bevoegd
heid. Maar al genoeg. Mat hebt gij be
sloten?" wendde hij zich weer tot Anna.
„Ik zou gaarne uw wensch vervullen,"
antwoordde deze, die bevend de steeds
heftiger wordende woordenwisseling had
aangehoord, „maar zelfs tegenover Frans
en Fredie kan ik mijn belofte niet hou
den. Ik heb zware hoofdpijn en moet
noodzakelijk frissche lucht en rust heb
ben."
Met deze woorden maakte ze voorden
luitenant een lichte buiging en verliet
de danszaal. Het gelaat van den jongen
officier stond nog donkerder. Zonder ver
der vragen greep hij den arm van een
naast hem staand stevig boerenmeisje en
verdween met haar in den kring der dan
senden.
Ook schipper Frans had spoedig na
Anna de zaal verlaten. Hij trad naar bui
ten en zocht haar. Onder den breedver-
takten lindeboom voor het huis zat oude
Marie, die, blijkbaar aan droevige gedach
ten ter prooi, eveneens de feestvreugde
ontvlucht was. Van Anna was nu echter
geen spoor te zien. Frans richtte zijn
schreden naar den achter het huis lig-
genden tuin.en vond baar daar op een
bank zitten. Verschrikt rees zij op, toen
zij voetstappen hoorde: haar gelaat was
beschreid en zij zag er ang tig uit.
„Hebt ge u bang gemaakt, om mij, An
na?" vroeg de jonge man.
„Ja Frans," antwoordde de jonge vrouw-
eenvoudig en innig, „het gevaar, waaraan
ge u sinds een jaar bloot stelt, maakt u
vermetel en onvoorzichtig. Waarom prik
kelt ge toch dien Franschman, die toch
al zulke zware vermoedens tegen je heeft?
O Frans, wanneer zal toch dat gevaarlijk
spel eindigen, dat ge om het ellendige
geld voortdurend speelt!
Ge maakt uw leven tot .een hel door dien
smokkelhandel, een loven dat niet enkel
aan je zelf, maar toch ook aan je vrouw
en kind behoortBedenk eens, wat ik in
dit jaar al heb moeten lijden in de slape-
looze nachten, waarin gij te midden van
de ruwe zeeliedon, dikwijls in storm en
regen, de Engelsche koopwaren vervoert.
En'-dan te weten, dat gij ieder oogenblik
door een Franschen kogel vallen kunt,
dat de tiran het doodvonnis heeft uit
gesproken tegen alle aanvoerders in den
smokkelhandel
(Wordt vervühdj.