DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
GEBROKEN TROTS.
Kiraclertiuisvest 38-33, HaarBem
Straat-verbreeding.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
MAANDAG 30 SEPTEMBER 1907.
No. 6698, 32*te Jaargang.
Bureaux van Redactie en Administratie:
inierc. Telefoonnummer 1428.
Ia verbaud met een op zichzelf
vrij onbelangrijke voordracht
het overnemen van een particuliere
stoep aan den Kleinen Houtweg
zijn er de vorige week in onzen
gemeenteraad dingen verteld, die
nog wel een kleine nabetrachting
waardig zijn.
Immers, uit de discussie bleek,
dat men langzamerhand in Haarlem
ook iets gevoelen gaat voor het
streven, dat in andere steden van
ons land reeds betrekkelijk lang
practisch wordt gevolgd, om door
verstandige straatverbreeding of
lieverdoor verbreeding van den
publieken weg, aan het steeds ver
meerderend verkeer en de eischen
daarvan tegemoet te komen.
De heer Sneltjes, die we in onze
nabetrachting over de Raadsverga
dering van Woensdag jl. een beetje
in het ootje hebben genomen over
de zachtst-gezegd zonderlinge ideeën
die hij ontwikkelde, voelde toch
blijkbaar iets van een gemeentelijke
politiek in deze richting, al kleedde
hij het in een ongelukkigen vorm.
Hij sprak van „annexeeren" van
particulieren grond ten behoeve
der gemeenschap, en stelde het
voor, alsof het aan de gemeente zou
vrijstaan, bij raadsbesluit zoo maar
een stuk grond te verklaren tot
gemeente eigendom
't Gewone, bij niet-rechtskundi-
gen vaak voorkomende misverstand,
dat het onderscheid tusschen „ge
meentegrond" en „grond, bestemd
voor den publieken dienst", niet in
het oog houdt.
Maar al te dikwijle wordt het
vergeten, dat er wel degelijk goe
deren kunnen zijn en ook zijn, die
in eigendom toebëliooren aan par
ticulieren, maar bezwaard zijn met
wat men noemt „den publieken
last".
Die eigendom heeft wel niet veel
gevolgen, doch ze bestaat.
En rechtshalve is er geen reden,
om zulken eigendom, die dan alleen
bloote eigendom is, door de ge
meente te doen overnemen
De gemeentelijke wetgever de
Raad kan decreteeren in het
algemeen belang, dat particulier
eigendom bezwaard wordt met „den
publieken last" ,om de terminologie
te gebruiken, die kenners van het
gemeenterecht het meest bezigen.
Dat doet de Raad b.v. wanneer
hij de as vaststelt van een straat,
en de rooilijn daar door tevens aan
één zijde laat loopen binnen de
thans bebouwde oppervlakte. Wordt
nu een huis in die straat -of steeg
afgebroken, dan mag een nieuw
gebouw niet verrijzen op dezelfde
plaats van 't afgebrokene, maar
moet het blijveu achter de nieuwe
rooilijn. Het stuk grond, dat tus
schen den voorgevel van 't oude
gebouw en de nieuwe rooilijn ligt
blijft particulier eigendom, doch
wordt bezwaard met „den publieken
last", wordt bestemd tot publieke
straat, en de eigendom ervan wordt
een „bloote eigendom", die niet
veel bijzondere gebruiksrechten
toelaat.
Door den burgemeester van Haar
lem werd nu in de jongste Raads
zitting beweerd, dat de gemeente
zedelijk verplicht zou zijn (van een
wettelijke verplichting is natuurlijk
allerminst sprake) om dien grond
te koopen.
Althans wat Jhr. Boreel zeide,
en wat door ettelijke Raadsleden
in denzelfden zin werd geïnterpre
teerd, kwam in hoofdzaak daarop
neer.
Over die z e d e 1 ij k e verplichting
valt natuurlijk, juist omdat zij
„zedelijk" is er. niet „wettelijk",
verschillend te oordeelen. Maar ons
inziens bestaat zij niet
En nog meer: o.i. is het niet
verstandig, zulk een zedelijke ver
plichting op den voorgrond te stel
len.
Trouwens, bij de goedkeuring
van bouwplannen en de vaststel
ling van uitbreidingsplannen wordt
al vaak heel wat grond ten dienste
van het algemeen bestemd zonder
eenige schadevergoeding. Waarom
zou dan de gemeente verplicht zijn
aan een particulier schadevergoe
ding te geven, wanneer een stuk
van diens grond ten algemeenen
nutte voor den openbaren dienst
wordt aangewezen?
De heer Rinkema verviel in het
zelfde onjuridische euvel, toen hij
sprake van „ontvreemding" van
eigendom.
En de heer Sneltjes, die zeide
voorbeelden van „annexatie" uit
audere plaatsen te kunnen opnoe
men, had liet daarmede glad mis,
maar bedoelde blijkbaar,dat hij wèl
zou kunnen aautoonen, dat andere
gemeenten ten opzichte van de aan
wijzing van particulieren eigendom
over den algemeenen dienst, niet
zoo angstvallig zijn als't gemeente
bestuur van Haarlem meent te
moeten zijn
Had hij het zóó uitgedrukt, dan
zou niemand hem hebben kunnen
tegenspreken 1
Want het voorbeeld van gemeen
ten als Amsterdam, Utrecht e.d.
die in dien geest reeds meermalen
besluiten hebben genomen, kon hij
dan gevoegelijk aanhalen!
Wij hebben boven dit artikel
gezet: „Straatverbreeding."
Vooreerst omdat dit onderwerp
in Haarlem wel eens aan de orde
mag worden gesteld! De eischen
van het verkeer gaan hier ter stede
verre boven de grenzen, die in de
oude stad vooral door den bouw
onzer verkeerswegen zijn gesteld.
En het wordt tijd, dat aan die
eischen eens wat meer dan tot nog
toe de aandacht wordt geschonken.
Wij hebben er indertijd al eens
op gewezen, dat verbetering van
het verkeer in verschillenden zin
hard noodig is, dat er te dezen
opzichte in Haarlem groote leemten
zijn, welker oplossing de bestendige
aandacht van ons gemeentebestuur
moest trekken. Wij hebben al eens
geconstateerd, hoe de verbinding
van het noordwestelijk stadsgedeelte
met ce binnenstad onvoldoende is,
hoe een doorgangsweg van West
naar Oost bijna geheel ontbreekt,
en zoo meer.
De gemeente zal in een en ander
moeten voorzien, en nu lijkt het
ons een niet te versmaden voordeel,
dat de gemeente op deze wijze een
middel in de hand heeft om straat
verbreeding mogelijk te maken ook
op die punten, waar overeenstem
ming tusschen den eigenaar der
belendende perceelen en de ge
meente geheel ontbreken mocht.
Natuurlijk mag het ook nooit een
regel zijn, dat voor het verklaren
van particulieren grond tot publiek
domein geen vergoeding gegeven
worde.
Maar evenmin en dat is het,
wat we in dit artikel wilden be-
toogenevenmin mag het o.i.
als regel worden uitgesproken, zoo
als Jhr. Boreel het deed en zooals
sommige raadsleden het hem na
zeiden, dat de gemeente steeds
zedelijk verplicht is tot schade
vergoeding in zulk een geval
Wij geven toe, dat er gewoonlijk
andere, en betere middelen zijn om
te komen tot een gezonde straat
verbreeding en verkeersverbetering
dan het belasten van particulier
eigendom met den „publieken
last."
Maar dat neemt niet weg: de
bevoegdheid ertoe heeft de ge
meenteraad en ze moet die houden,
want ze kan te pas komen!
De heer Sneltjes voelde dat in
den Raad, al sprak hij het ver
keerd uit: we meenden, dat het
niet ongewenscht was, om de juiste
portée, die deze kwestie heeft,
hier ter plaatse voor mogelijke
latere gevallen eens uitdrukkelijk
uiteen te zetten.
Algemeen Overzicht.
Het heet nu weer, dat sultan
Abdil Azis te Rabat heel koel
ontvangen is, en dat hij er feitelijk
de gevangene is van zijn kaïds in
zijn kamp
Wordt daar nu eens wijs uit!
Intusschen is de Fransche gezant
Regnealt door den Sultan te visite
gevraagd, en de Franschen schijnen
aan die ontmoeting grooten waarde
te hechten.
Enkele Parijsche bladen verzeke
ren dat de instructie van Regnault
voor zijn reis naar Rabat luidt, dat
den sultan een aantal Fransche
klachten in herinnering zullen wor
den gebracht, die nog steeds niet
beantwoord zijn. De gezant zou op
onmiddellijke vervulling van de
daarmee verband houdende eischen
moeten aandringen,
Dat is dus geen al te vriendschap
pelijke boodschap!
Intusschen is er ook voorloopig
niet veel kans op, dat de Marok-
kaansche kwestie ineens wordt op
gelost: generaal Drude maakt zich
althans als gereed voor een over
wintering te Casablanca. Het is
voor het eerst, dat dit feit zoo open
baar wordt geconstateerd; en het
bericht mag dus onder de belang
ïijke gerekend worden. Hij versterkt
zijn kamp en laat het voorzien van
de noodige hulpmiddelen, die den
soldaten althans eenig comfort kun
nen bieden gedurende het koude
jaargetijde. De resten van het plat
geschoten Casablanca doen daarbij
goede diensten.
Intusschen stelt de Sultan blijkbaar
er prijs op, dat Europa een beetje
gunstige impressie krijgt van zijn
reis naar Rabat, en daarom heeft
hij aan een correspondent van de
„Daily Mail" te Rabat laten ver
zoeken het volgende over zijn reis
te seinen.
„Op reis van Fes naar Rabat
bewees het volk hem allerwegen
trouw. De ho®fdeu van alle stam
men kwamen den Sultan begroeten,
hulde bewijzen en bun diensten
aanbieden. De Zimoers alleen boden
20,000 man man aan. Had de Sul
tan het gewild, dan zou hij een
veel grooter leger naar Rabat heb
ben kunnen meebrengen. Maar hij
vond dit voor het oogenblik over
bodig. De Sultan meent echter zoo
noodig op deze buitengewone hulp
te kunnen rekenen. Hij blijft voor
loopig te Rabat. Hij zal uitnoodi-
gingen aan alle stammen zenden,
om te Rabat te komen ten einde
met hem overleg te houden. De
Sultan zal op die manier te weten
komen, wie zijne vijanden zijn en
daarna een besluit nemen. Intus
schen heeft hij aan Sjoeïa's het
bevel gezonden, hunne vijandelijk
heden te staken, vvat zij beloofd
hebben te zullen doen. De Sultan
hoopt met Allah's hnlp in Marokko
den vrede te herstellen en vertrouwt
dat vele stamhoofden in het Zuiden
weer zijn gezag zullen erkennen."
Dat is dus 's mans eigen relaas
over de historische reis.
Voor hem is te bopen, dat't een
beetje de waarheid nadert. Andere
berichten zijn er mede in flagran-
ten strijd, maar dat ze elkaar bru
taalweg tegenspreken, dat gebeurd
wel meer! Zoo hoeren we nu ook,
dat het bericht als zou Raissoeli Mac
Lean op de bekende voorwaarden
loslaten, óók alweer gelogen is. En
geland denkt er niet aan, den bandiet
onder z'n particuliere bescherming
te nemen
Uit Rusland is er niet veel
nieuws.
Maar er is toch wel een historie
te vermelden, die we in een Duitsch
blad vinden beschreven, en die als
ze waar is een echt-typisch licht
werpt op de ofïicieele toestanden in
het Russische rijk.
Men herinnert zich ongetwijfeld
nog het geheimzinnige overlijden
van den Rus Stepniak,die indertijd te
Antwerpen in de hut van een
Zweedscbe stoomboot dood werd
gevonden. Al spoedig kwamen toen
geruchten in omloop dat Stepniak
geen natuurlijken dood zou gestor
ven zijnhij bleek vergiftigd, de
een zeide tengevolge van gassen,
die aan de lading van het schip
ontsnapten, anderen zeide tengevolge
van een misdaad. Zij die deze
laatste meening verkondigden, wis
ten natuurlijk ook direct de daders
van deze misdaad aan te wijzen.
Dat moesten agenten der Russische
regeering zijn, die in Zweden tever
geefs beproefd had de uitlevering
van Stepniak te verkrijgen en nu
zich door misdaad van dezen tegen
stander had willen ontdoen.
De te Tiflis verschijnende Ar
menische courant „Kharisch" maakt
nu streng geheime documenten
openbaur, waaruit zou blijken, dat
Stepniak werkelijk als slachtoffer
van de wraak der Russische macht
hebbers is gevallen 1
Het blad bevat n.l. overdrukke
van brieven van den minister van
buitenlandsche zaken Iswolki aan
den chef der derde crimineele afdee-
ling, waarin wordt verzocht aan een
zekere politiebermbten Wektorof
het eereburgerrecht te verleenen en
een bedrag van 1500 roebels toe te
kennen, daar hij den staat den
grooten dienst bewees den gevaar
lijken misdadiger Stepniak om te
brengen voorts van den chef der
derde crimineele afdeeling aan den
minister van binnenlandsche zaken,
waarin dit verzoek van den minister
van buitenlandsche zaken wordt
overgebracht, en eindelijk van mi
nister Stolypin, waarin opdracht
wordt gegeven Wektorof 3000 roe
bels te geven en tevens den raad
naar het buitenland te gaan, omdat
de revolutionairen hem ter dood
hebben veroordeeld
't Is een zware beschuldiging:
Zou ze waar zijn?...
.Over 't voor schandanlleetuur al
heel vruchtbaar gevalletje van de
diepgezonken ex kroonprinses van
Saksen, Louise Montignoso, die nu
koningin van Saksen zijn kon, en...
er vandoor is met een muzikant,
met wien ze zich in Londen heeft
laten „trouwen" 't gaat in En
geland heel gemakkelijk! lezen
we kolommen en kolommen vol in
de buitsnlaudsche trottoir-pers.
De Fransche „Matin" b.v. heeft
er heele verhalen over: een corres-
ponent heeft den muzikant Toselli
en de ex-prinses opgewacht, bij hun
aankomst te Parijs, na huu „huwe
lijk" op reis naar Italië. En hoe
wel de heer Toselli niemand wilde
te woord staan, heeft de correspon
dent toch een heele kolom bijzon-
derheiten, als b.v. dat de Italiaan
aan het buffet van het „Gare du
Nord" bij de aankomst een bord
zuurkool met worst en een biertje
verorberde, waarover de Fransche
journalist dan, nog zoo gek niet,
zegt dat 't een vreemd eten voor
iemand die net met 'n prinses „ge
trouwd" is!
Intusschen, dit alles is zonder
eenig belang.
Van meer belang is dat het kleine
prin-esje Monica Pia, dat de gravin
Montignoso nog voorloopig bij zich
mocht houden, nu door't Saksische
hof natuurlijk wordt opgeëischt. De
muzikant en „signora Toselli" be
weren echter in de kranten bij hoog
en bij laag, dat ze 't kindje niet
zullen afgeven! Pat kan dus ver
wikkelingen geven. Arme vader!
De Koning van Saksen moet diep
onder den indruk wezen van het
schandelijk wangedrag zijner vrouw.,
g^en wonder! Wie 't hoogste staat,
va'lt vaak 't laagst!
Hofberichten.
De Koningin en Prins Hendrik in
Mecklenburg.
Men meldt uit Schwerin
De Koningin en prins Hendrik
zijn Vrijdagavond om acht uur te
Krakow aangekomen. Zij reden in
een open rijtuig, met tweepaarden
bespannen, naar Dobbin.
Plet verblijf is op vijf weken be
rekend.
De Vorstin van Bentheim, die
enkele dagen de gast geweest is
van de Koningin Moeder, vertrok
Zaterdagmorgen te half elf per
rijtuig naar Amersfoort om met den
trein van 10.46 van daar naar
Duitschland terug te keeren. De
Koningin Moeder deed hare zusier
tot Amerfoort uitgeleide.
Uit de Staats-courant.
Kon. Besl. Benoemdtot notaris
binnen het arrondissement 's Iler-
togenbosch, ter standplaats de ge
meente Vierlingsbeek, P. J. Bra-
bers, candidaat-notaris aldaar; lot
notaris binnen het arrondissement
Leeuwarden, ter standplaats Anjum,
gemeente Oostd.ngeradeel, met in
gang van 1 October, F. Aleva, can-
didaat notaris te Moordrecht; met
ingang van 1 October tot griffier
bij het kantongerecht te Breda,
mr. J. J. Neuman de Loos, thans
griffier bij 't kantongerecht te
Alphen; tot lid van het college
van regenten over de gevangenissen
te Utrecht, mr. dr. C. J. H. Schepel,
rechter in de Arrondissements-Recht-
bank aldaar tot voorzitter van het
college van regenten over de bij
zondere strafgevangenis te Gorin-
chem, H. J. F. Muller, lid van dat
college; tot lid van het college van
FEUILLETON.
mm HMRLEMSGHE COMMIT
ABONNEMENTSPBIJS:
Per 3 maanden voor Haarlem fl.20
Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) „130
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,65
Afzonderlijke nummers0.05
PRIJS DER ADVERT KNTIËN
Van 1—6 regelsf0.60 (contant) fö.50
Elke regel meer0.10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie A contant.
9)
Met een. handbeweging onderbrak de
officier den spreker.
„Eer ge verder gaat, meneer Ehren-
krans", sprak hij, „moet ik u even den
toestand uiteenzetten. Zou ik u, nadat gij
u ve'klaard hebt, misschien een bede
moeten weigeren, dan kon dat misschien
lage wraak en bevrediging van pers ,on-
lijken haat schijnen. Daarom moet ik a
zeggen, dat schipper Frans of hoe dan
ook zijn ware naam mag zijn hardnek
kig volhoudt, de smokkel-onderneming
geheel tot eigen voordeel en op eigen
risico begonnen te zijn. Zijn kleine erfe
nis wenscht hij onder zijn makkers ver
deeld te zien als loon.
Zijn papieren zijn in orde: Nielsen, zijn
zoogenaamde oud-oom, is dood. Ik heb
geen talenten als rechter van instructie.
Mijn opvolger, die morgen in functie
treedt, verhidt thans de subordinatie nog,
zijn misnoegen uit te drukken over mijn
handelwijze. Ik wil niet weten, hoe degene,
die zich schipper Frans of Frans Werner
noemt, eigenlijk heet.
Ik wil niet dringen ill de geheimen van
een huis, welks chef ik wenseh te ont
zien. Laat het recht zijn loop hebbenik
kan mij alleen houden aan het ingestel
de ouderzoek en dat heeft reeds tot een
resultaat gevoerd. De rechtbank, door
mij samengesteld, heeft vonnis geveld, en
dat vonnis zal nog dezen nacht worden
voltrokken."
„En hoe luidt dat vonnis!" Ehren
krans had deze vraag bijna niet over de
lippen kunnen krijgen,
„De minder schuldigen gaan morgen
naar de vesting Stade: de aanvoerders,
die bovendien nog schuldig zijn aan den
dood van een mijner beste mannen, wor
den voor zonsopgang doodgeschoten en
op de plaats der executie begraven.
Ehrenkrans kon wel niets anders ver
wacht hebben. In de stem van Maubourg
had meer onl roering geklonken dan in
die van den ouderen man en vader, toen
deze antwoordde: Het vonnis zal dezen
nacht niet voltrokken worden. Ik verlang
uitstel en bied Frankrijk een millioen
voor het leven der veroordeelden. De vorst
van Eckmtihl zal hen begenadigen; zoo
noodig moet bij den keizer zelf een laatste
poging werden aangewend. Honderddui
zend francs staan hiervoor onmiddellijk
te uwer beschikking; voorloopig verlang
ik niets dan tijd!"
De luitenant stond op.
„Mijnheer," sprak hij, „gij vergist u
ten zeerste, wanneer gij de eer der Fran
sche justitie naar uw koopmansbegrippen
bereKcnt. Het vonnis, waartoe het uit
drukkelijk bevel des keizers mij gedwon
gen heett, wordt onherroepelijk uitge
voerd. Het staat u vrij, mij bij mijn su
perieuren van overijling te beschuldigen.
Alleen zoude deze misschien nauwkeuri
ger dan ik onderzoek doen naar de gron
den uwer belangstelling in het lot van
den veroordeelde."
„Ongelukkige!" riep de oude heer in
de hoogste ongewondenheid uit. „Ge weet
niet wat ge zegt. De nachtelijke expeditie
werd door den thans veroordeelde geleid
geheel op risico van het huis Ehrenkrans,
en hij, over wien gij het doodvonnis ge
veld hebt, is de eenige zoon van uw oom,
is Frans Ehrenkrans, uw neef!"
„Ik wist het sinds lang. Tevergeefs
echter heb ik gewaarschuwd. Nu is het
te laat. Nog slechts weinige uren gele
den" er lag geen spoor van bitterheid
in den toon, waarop de luitenant deze
woorden sprak wildet gij als met ge
weld iederen band, die ons verbond, door
snijden. Dien bond thans opnieuw aan
te knoopen om uw zoon te redden, ware
een vergeefsche poging'. De wet eischt
haar offer: liefde en haat staan daar als
versteend; machteloos, waar de wet ge
biedt."
Een trilling vloog over het gelaat van
den trotschen Hamburger.
„Henri," sprak hij, „bij de nagedachte
nis uwer moeder, mijne zuster Meta.
„Gij hebt haar in uw hardheid verstoo-
ten, omdat ge over geest en hart uwer
verwanten niet beschikken kondt, zooals
over uwe koopwaren. Ge hebt mij niet
eens meedegedeeld, dat de Déplacet's een
adellijk geslacht waren. Dezelfde mond,
die mij de nachtelijke expeditie verried,
ontdekte mij ook dit geheim."
„Oude Marie dus," viel de koopman
hem in de rede. „Ja, zij alleen kan dit
ellendig verraad gepleegd hebben. Wie
anders weet er iets van die dagen uit het
ver verledenMaar wat doet het er toe
Ik heb thans alleen te denken aan de
redding van mijn zoon. Henri, mijn halve
vermogen geef ik u, als ge mijn kind
spaart
„Spaar mij," kreunde de luitenant. „Ik
kan immers niet: ieder woord over deze
zaak is mij een marteling.
Een akelige kreet steeg uit de borst
van den ongelukkigen vaderophij maakte
een beweging, alsof hij den luitenant te
voet wilde vallen. Maar zoover bracht hij
het niet: als ijzeren haken omklemden
zijn handen de schouders van den luite
nant, en schor klonk het uit zijn mond:
„Red mijn zoon, ofwees vervloekt!"
Het gelaat van den jongen officier werd
aschgrauw.
„Vloek mij, als ge wilt," sprak hij. „Ik
kan uw zoon niet redden. Met Argus-
oogen staat achter mij degene, die mor
gen mijn opvolger zal zijn. De onherroe
pelijke wil des keizers vordert het ®ffer."
„Is het slechts om een offer te doen,
neem dan het leven des vaders in plaats
van dat van den zoon," riep de koopman.
„Op het hoofd van mijn zoon rust de
toekomst van het huis Ehrenkrans".
„Dat had bedacht moeten worden, voor
men den er'geno.am van het huis aan
zoo ernstige gevaren blootstelde," sprak
de Fransche officier streng. „Ik mag u
niet langer aanhooren".
Thomas Ehrenkrans drukte de hand
op het hart, welks heftig kloppen hij als
met geweld wilde bedwingen. Het gelukte
hem. „Mag ik den veroordeelde zien?"
vroeg hij.
„Ik kan als gunst der Fransche regee
ring in dat verzoek bewilligen, wanneer
ge mij schriftelijk
„Gunst? Ik ben geen bedelaar," klonk
het op rauwen toon. Laat mijn Frans dan
als een offer der Fransche tirannie sterven,
zonder dat ik hem eeu laatste maal om
armd hebMaar dit zeg ik unoch in
dezen nacht verlaat ik Scharwoude en
ga, desnoods te voet, naar Hamburg.
Morgen in de vroegte ben ik bij vorst
Eckmiihl en meld mij bij hem aan als
chef van het huis Ehrenkrans en als
verantwoordelijk voor de nachtelijke ex
peditie, die gij verijdeld hebt. Misschien
velt uw meester den stam gelijk gij den
twijg afhouwt. Maar wanneer gij mis
schien hoopt, de gouden vruchten te
plukken van het uitsterven der Ehren-
kransen, dan hebt ge u vergist. Al wat
er van mijn goud overblijft, komt aan
de armen. Voor u rest er niets dan mijn
vloek Het lot van Kaïu, die zijn
broeder vermoordde, zij het uwe."
„Man" De blik van den luitenant boor
de in de oogen van den koopman. „Zoudt
gij ook een dergelijken vloek over uw
zoon hebben uitgesproken, wanneer deze,
in plaats van een mijner mannen, den
zoon uwer zuster een kogel door het hari
gejaagd had?"
Thomas Ehrenkrans week achteruit, al
verder en verder achteruit, tot aan het
einde van het vertrek. Hij had geen ant
woord voor den jongen Maubourg, maar
het stomme zwijgen van den trotschen
koopman was des te welsprekender.
Nog een laatsten blik wisselden oom
en neef; toen opende Ehrenkrans de deur
van het vertrek, die op de gang uitkwam,
en verliet het huis.
Plotseling drong Friede de kamer van
den luitenant binnen.
Op den drempel ontmoette hij Thomas
Ehrenkrans en gejaagd vroeg hij den
koopman „Is Frans gered?"
„Gered?,, vroeg de koopman bitter.
„Verloren is hij, verloren door de schuld
van uw grootmoeder, die hem aan Duitsch-
lands erfvijand verraden heeft
En Thomas Ehrenkrans stapte met rus-
tigen tred verder,
Als versteend bleef Friede staan. Schip
per Frans verloren, en dat door de schuld
van zijn grootmoeder?
„Gij moet liet weten", sprak Lij een
oogenblik later tol den luitenant. „Was
het oude Marie, die Schipper Frans aan
zijn vijanden verried?"
Als uit een droom gewekt, schrikte
Maubourg op. Hefverdriet van den ouden
man had hem diep getroffen. Ernstig dach t
hij er over na, of hij zonder schending
der krijgstucht de excursie niet kon uit
stellen, of hij niet met zijn opvolger de
zaak nog eens kon bespreken.
En in die overpeinzingen kwam Friede
hem plotseling storen.
„Wat wilt gij? Wat doet ge hier?"
vroeg de luitenant toornig.
„Ik ben Frieda Bakker, luitenant, de
ongelukkigste mensch ter wereld, de
kleinzoon van haar, die mijn vriend ver
raden heeft. Ik kom u vragen," te mogen
sterven in plaats van schipper Frans."
„Gij sterven in zijn plaats?" vroeg de
luitenant verbaasd. „Zijt ge krankzinnig
geworden?"
„Neen. mijnheer, maar als Frans sterft,
laat hij vrouw en kind onverzorgd achter.
En aan mij verliest toch niemand iets.
Ik heb geen moeder en na dezen nacht
ook geen grootmoeder meer. Al die ellen
de wenscli ik ook niet te overleren.
Wees barmhartig het zou niet voor
de eerste maal zijn, dat zulk een ver
wisseling gelukte,en de nacht is er erg gun
stig voor.
(Wordt'.ervohjl)