GEBROKEN TROTS. Uit de Statenzaal. BUITENLAND. Kinderhuisvest 31-33, Haarlem Bureaux van Redactie en Administratie: Interc. Telefoonnummer 1426. „Voorhoeden-kabaai. Nalezing van de raadsvergadering. Een korte raadszitting was het 'gisterenmiddag. Veel belangrijks was er niet af te doen, en tóch was het een zit ting die iets bijzonders had. Zoo iets als een zwoele, druk kende zomerdag met '11 donkere 1 ueht. Daar was wat hangende, de at mosfeer was broeierig. Trouwens, hetonweer is inge slagen,, de wethouder van onderwijs Mr. de Haan Hugenholtz, heeft als zoodanig zijn ontslag genomen, naar wij gisteren reeds onder 't Stedelijk Nieuws vermelden konden. Dat heeft de nieuwe school voor M. U. L. O. meer uitgebreid lager onderwijs op haar ge weten. De wijze van voorbereiding daar van door den wethouder van on derwijs heeft niet de goedkeuring van de overige loden van 't dage- lijksch bestuur mogen verwerven de drie andere wethouders met den burgemeester zagen zich op een zeker oogenblik geplaatst in een moeielijke positie, waarvan de wethouder van onderwijs de oorzaak zou zijn, en zoo is er een conilict geboren, waarin ook de Raad be trokken werd,die naar we al meldden, den heer de Haan Hugenholtz on gelijk gaf. Zoo werd de school voor M.U.L.O. waaraan de wethouder van onder wijs zooveel werk heeft gehad, ook zijn val! Trouwens, die school was ook aanleiding tot een geduchte neder laag voor het college van B. en W. in de raadszitting van gisteren, waarhij de heele Raad, geen enkel lid uitgezonderd, zich tegenover het college stelde! Alleen de vier wethouders stemden vóór hun voorstel, en de stemmen „tegen, volgden elkaar uit den Raad op, als saluutschoten bij een vorste lijk be-oek. '1 Werd een pretje op de publieke tribune haast, dat met nadruk ge roepen, telkens herhaalde „tegen!" We keken eens rondwas er nie mand in den Raad, die hielp? Neen, de vier wethouders bleven alléén over met hun voorstel.. Wat dit voorstel behelsde? We hebben er onder „Gemeen tezaken" al kortelings over ge sproken: het behelsde, om in het vervolg voor de onderwijzers de dienstjaren, aan andere scholen doorgebracht, mee te doen tellen bij een nieuwe aanstelling voor de salaris-vaststelling. En in verband daarmee werd tevens voorgesteld om bij name voor den heer Brou wer, het nieuw benoemde hoofd der M. U. L. O.-school, die gunst- tige bepaling al in werking te laten treden. Wethouder de Haan Hugenholtz motiveerde dit voorstel met een beroep op de billijkheid. Duidelijk was dat echter niet, en welke bil lijkheid ermee betracht wordt, om bij een nieuw dienstverband de voordeelen van een oud dienstver band te laten meetellen bij de salarisregeling, begrijpen we niet. De Raad-zelve begreep dateven- min, en de heer Sneltj es die de oppositie aanvoerde en heel ge lukkig was in zijn argumeuteering, kreeg bijval van verschillende zijden. Zoodat ten slotte de stemming kwam met het vermelde gevolg. 'tW.is werkelijk grappig om bij de oyderdeeleii van dit besluit, na- cat de priucipiëele stemming de meening van den Raad duidelijk had doen kennen, den burgemees ter met komi8chen nadruk te hoo- ren zeggen, „als geen van de leden stemming verlangt, dan kan het voorstel van B. en W. geacht wor den te zijnverworpen!" Bij acclamatie verworpen dus „De wethouder kan zijn biezen wel pakken", hoorden we achter ons op de publieke tribune zeggen. Weinig vermoedde de man, die dit zeide, hoe juist hij geprofeteerd had, al wa3 't niet om deze kwestie, dat de heer de Haan Hugenholtz er tusschen uit trekt De „poffertjeskwestie," de bekende twist tusschen de twee kermisreizi gers Consael en Uiterwijk, hield daarna den Raad nog een oogeu- blikje bezig, doch niet dan nadat Mr. Thiel met beminnelijke be scheidenheid gelegenheid had gehad te verkondigen, dat zijn oud-school- meestershart weer was opengegaan toen hij de nieuwe H. B. S. in de punljes bekeken had. Dat was in verband met een voorstel, om alweer nieuwe leermiddelen voor ruim f5000 maar aan te schaf fen voor de parallelklassen. Mr. Thiel drong hierbij sterk aan op zuinigheid en bezuinigenwe zijn benieuwd of hij, die door ver schillenden de aangewezen man wordt genoemd voor de wethouders plaats die vacant wordt, als hij eventueel gekozen wordt, ook zoo denken zal! Daarna kwam dan de zaak-Uiter- wijk-Oonsael. We hebben de quintessence van den twist tusschen deze twee ker misreizigers vroeger al uiteen gezet. Wethouder Kruseman gaf" nogal erg af op Uiterwijk: die is, zoo zeide hij, al meermalen geen se rieus inschrijver gebleken: hij maakt er een zaakje van, bij knoeit. Wel, zeide de heer van de Kamp heel terecht: wel, dat is dan bij de Wed. Koppen toch precies hetzelfde geval, die was ook geen serieuze inschrijfster, want ze deed haar in schrijving aan Consael over en ze vertelde ziek te zijn, terwijl ze ergens anders in bloeiende gezondheid haar zaken deed En de heer van de Kamp wees er, ons inziens volkomen juist, den wethouder op, dat beschuldigingen van dezen aard toch niet zoo zonder voldoende ernstige bewijzen in het openbaar moesten worden uitge sproken Ten leste sloeg de heer van de Kamp den spijker vlak op z'n kop door te verzoeken om met- het toestaan vau ruilingen maar liever lieelemaal op te houden. Jammer genoeg werd daarop van de wethouderstalel geen toezegging gegeven. 't Laatste punt dat discussie uit lokte was de kwestie der vergunning, aan de Holl. El. Spoorweg-Mij. (de spoorwegen door de Meer) te ver- leenen voor bruggen over de Fuik vaart en de Trekvaart. De heer Rinkema was hier op z'n stokpaardje en vertelde dat een brug bouwen zooals die over de Fuikvaart is onderworpen, „niks gedaau" is. De spoorweg kruist die Trekvaart schuins, en de brug is ontworpen liaaksch in de lijn van den spoorweg, zoodat de brughoof- den hoekig in de vaart zullen ko men te staan. Dat doet geen fatsoenlijk bouwer, zei de heer Rinkema: die brug- hoofden moeten recht op het vaar water komen, al komt dau de brug zelf ook schuinschDat is duurder, maar mooier. De heer Rinkema kan het weten, en de Raad hoorde van die net heid blijkbaar voor het eerst. Nu gaan onze Raadsleden eens hun licht opsteken bij andere ken nissen-bouwers, als ze die hebben, want de zaak werd uitgesteld: den keeren willen toch zèif ook wel eens hooren, hoe dat nu eigenlijk hoort bij zoo'a brugdes heeren Rinke ma's gezag vertrouwen ze blijkbaar zonder meer niet zoo goed Deze kreeg nog een vermaning des voorzitterswaarom die bouwers wijsheid niet even vóór de zitting aan den man gebracht? Dan zou de Directeur der gemeentewerken zijn advies hebben kunnen geven! „O, maar dat zou ik je nü wel kunnen vertellen, hoe die over mijn ideëon denkt!" zoo bromde de heer Rinkema in z'n snor. Daar liep het mee af. Om half drie stonden we weer op straat, terwijl de heeren raads leden hun hoofden in een geheim zittinkje nog eens bij elkaar staken. Naar verluidt, om ook nog eens te praten over een hier te stichten Rijks-H. B. S., die door vele raads leden erg gewenscht wordt, maar... die het Rijk onwillig is, te geven! Algemeen Overzicht. De veelbefaamde „Ausgleich" de overeenkomst van verbond tusschen O o s t e n r ij k e n II o n g a- r ij e, waardoor liet voortbestaan der Monarchie in haren huidigen vorm nog voor jaren weer wordt besten digd, als er tenminste niets bijzonders gebeurt, die „Ausgleich" is er definitief door. Dinsdagavond laat zijn alle met den Ausgleich in verband staande verdragen door de betrokken mi nisters onderteekend. Na de onderteekening stond Beek op en uitte den wensch, dat de volbrachte arbeid beiden staten tot zegen zou zijn. Men moest zoowel de belangen van Oostenrijk als van Hougarije in het oog houden, daar de monarchie uit beide rjjkshelften kracht moest putten. Wekerle antwoorddehij uitte den wensch, dat niet slechts een tijdelijke, doch een blijvende vrede gesloten zou zijn. Te Weenen zullen nu de slotbe- sprekingen plaats hebben, nadat Wekerle in audiëntie ontvangen is, om den Keizer verslag te doen van den stand der onderhandelingen. Te regelen zijn nog de staats rechtelijke kwesties, die voorname lijk samenhangen met de artikelen betreffende de tol- en handelsver dragen tusschen Oostenrijk en Hon garije. Het wetsontwerp tot goedkeuring der Overeenkomst zal op 16 October aan den Hongaarsclien Rijksdag worden voorgelegd. De agenda zal zoo worden inge richt, dat dit ontwerp onmiddelijk aan de orde kan worden gesteld. Men verwacht, dat, de behandeling in de commissie-vergaderingen 011- ge' eer een maand zal duren. In dien tijd zal de regeeriug bij het parlement een indemniteits-wetje indienen voor eenige maanden, omdat, door de behandeling der Overeenkomst, de begrooting voor 1908 niet op den grondwettelijk- voorgeschreven tijil kan worden aangenomen. De beraadslagingen over de .Over eenkomst kunnen dan half Novem ber beginnen, en zullen waarschijn lijk wel tot het einde van het jaar duren. In verband daarmede, zoo melden telegrammen uit Boedapest, zal in dit najaar geen bijeenkomst van de Delegatie plaats hebben. In Decem ber zal het Hongaarsche parlement de voorloopige begrooling behan delen in het volgende voorjaar komt dan, na de aanneming der definitieve begrooting, de wet tot invoering van het algemeen kies recht in Hongarije aan de orde. Als ji n het Hongaarsche parle ment geen groote moeilijkheden maakt, en de Keizer-Koning zich goed houdt men weet dat er dezer dagen geruchten over een ernstige ongesteldheid van den keizer liepen, dan kan er voor de Monarchie een tijdperk van ernst en ontwik teling intreden, dat ze hard noo- dig heeft Vandaag is het de critieke dag in Budapest, die van de alge- gemeene werkstaking van één dag, zooals men weet door de socialisten op touw gezet om algemeene stemrecht te krijgen. De politie heeft omvangrijke maatregelen genomen. De stations en dt werkplaatsen van den Staats spoorweg zullen door soldaten bezet zijn. Gelijke betoogingen ten gunste van algemeen kiesrecht zullen van dag plaats vinden i-n tal van provinciesteden, 'n Prettig land, dat Hongarije toch. Nu we tóch iu dien hoek van Europa zitten, wil'eii we gelijk wat mededeelen omtrent Macedonië, waaromtrent de Oostelijke Euro- peesche mogendheden, Rusland en Oostenrijk, dezer dagen zooals men weet weer nieuwe plannen hebben uitgevaardigd. De Balkanstaten hebben van die plannen rnededeeling gekiegen in een nota, die door de kleinere staten met den gepaslen eerbied is ont vangen. Alleen Turkije spartelt tegen, de Groote Heer vindt dejhervormings- plannen van de mogendheden alles behalve naar ziju smaak. Zoodra hij van de nota lucht kreeg, heeft hij indertijd, gelijk men weet, zélf een hervormingsplan op papier gezet en dat heel handig voorgesteld, in de hoop, dat do mogendheden daarmede genoegen zouden nemen en van hun eigen plannen zouden afzien. Maar de voorstellen van den sultan waren natuurlijk zoö, dat de mogendheden zich er onmogelijk mee konden vereenigen. Om maar iets te noemen werd b.v. alle con trole van de mogendheden afgewe zen enz. Tegen de voorstellen in de nota van de mogendheden vervat, verzet zich nu echter de sultan weer. En voigens de gewoonte zal men den „Beheerscher der Geloovagen" weer 'n beetje de duimschroeven moeten aandraaien om zijn toe stemming te krijgen, 'n Gepeperde nota eerst en danEr loopeu reeds vage geiuqhten over'11 vloot- bewegiug. Men weet dat een oorlogsschip in den Bosporus hét laatste, maar ook 't probaatste middel is om Abd'ul Ha'rai'd onderworpen te maken In Marokko hebben we nu te meeste te letten, niet op den Sultan, maar op de twee Europeesche mogendheden, die er „saineu" den boel moeten opknappen. De meeningsverschillen tnsscben de Franschen en Spanjaarden worden in de berichten opeens weer zoo acuut genoemd, dat alleen een terug roeping van den Spaansclien com mandant Santa Olalla er een einde aan kan maken. De commandant maakt. ,o.a. aan spraak op het récht, elk Europeaan het verblijf buiten de poorten van Casablanca te verbiedenwaar geen acht geslagen wordt op het verbod, wordt, bet door Spaansche soldaten gehandhaafd. Olalla heeft ook het gebouw van de internationale club „L'Union" laten bezetten en de deuren daartoe door zijn eoldateh met geweld laten openen. De Franschen ziju woedend op hen: in de Franselie kranten heet hij al: „commandant oh, Ia, lal"- Waar dat nu weer heen zal moeten? De Portugeesche troepen hebben iu Zuid-Augola een overwiuning behaald op de Cuamatas. Deze overwinning, zoo lezen we, beeft in Portugal op verschillende plaatsen tot vaderlandslievende be- „toogingen aanleiding gegeven. Te. Cascaes trok het volk met muziek naar de citadel, om leger en koning buide te brengen. Do koninklijke familie kwam naar buiten om te bedanken. Ook voor de woniug van den minister-president Franco had een betooging plaats. Als dat zoo is, dan schijnt het met de oproerige beweging tegen het vorstenhuis en Franco toch niet zoo erg te zijn als eerst werd beweerd. In Rusland zal nu als de „Kölnische" ten minste het bij het rechte eind heeftde verkiezing voor de Doema zoowaar in het voordeel der regeering uitvallen Daar is niet voor niets zooveel gewerkt van regeeringskant! De „Kölnische" geeft de volgende berekening. Er zijn tot dusverre 22,756 kies mannen gekozen. Men weet dat het een getrapte verkiezing is, en dat FEUILLETON. Als ,,J)e Tijd" wat kalmer is geworden, en de gegrondheid erkennen wil van onze aanmaning, liever met de Roomsche propagandaclubs-zelve een woordje te spreken over het óók door ons afgekeurde! feit van dezer mede werking aan de „Voorlioede"-versprei ding, dan in het publiek tegen „De Voorhoede'' die er zich natuurlijk niets van aantrekt, te keer te gaan, als „De Tijd" dien weg opgaat, zullen we allicht gelegenheid vinden,haar aan 't verstand te brengen dat in ons „Voor- hóede"-artikeltje geen enkel woord van goedkeuring is geschreven over de manier, waarop het Leidsehe Week blad „erin" poogt te komen. Integendeel „Handig" zaken-doen is volstrekt niet identiek met „navolgenswaar dig" zaken-doen! Intusschen zijn en blijven we van meening, dat de heele historie der Katholieke Propagandaclubs beter en waardiger „onder ons" was uit te maken, dan op de luidruchtige wijze die „De Tijd" prefereert. afkeer en verachting, die zieli onmisken baar op het gelaat van het jonge meisje afspiegelde, deed hem terugschrikken. „Wanneer het achttiende jaar liet be gin der zelfstandigheid en rijpheid be- teekent voor de dames van ons huis," antwoordde zij, „verneem dan mijn ant woord nooit of nimmer zal de sympathie een band tusschen ons leggen, zooals gij dat wensclit, George Déblas! Misschien veranderen de jaren uw karakter en mee- ningondan zou Melanie Perronet u gaarne als vriend vvelko.n heeten,als echtgenoot nooit." Het gelaat van den ridder werd don kerrood gekleurd. „Neem 11 in acht, ma demoiselle," sprak hij; „gij hebt u te onderwerpen aan den wil uws grootva ders. „Graaf Perronet heeft geen recht op mijn toekomst. Slechts een man dien ik achting toedraag, kan ik liefhebben, en een man dien ik niet liefheb, huw ik nooit." „Wat een romantische grillen Ja ja, als ridder George maar siorlijke verzen kon maken, als er over zijn afkomst maar een geheimzinnige sluier hing niet waar Als gebiedend hief de gravin de hand op. „Geen woord meer," sprak ze. „Als ik u hier ten minste nog langer dulden moet op den drempel van mijn heiligdom waartoe ik u overigens volstrekt niet uit- genoodigd heb. Den vriend des huizes laat ik hier steeds toe; de odelman, die het niet beneden zich acht, afwezigen en weerloozen te beschimpen, diens tegen woordigheid is mij hier een gruwel." George beet zich tot bloedens toe op de lippen. j „Meet mijn liefde jegens u af naar het feit dat ik deze beleediging ongestraft verdraag, Melanie," .sprak hij op vleien- deu toon. „Ik weet dat uw woorden niet zoo gemeend zijn als ze gesproken wer den. Den dag van heden moet echter geen wanklacht bederven: wees vroolijk. Daar komt graaf Leonard aan, maar niet alleen." Inderdaad hoorde men stemmen in de nabijheid. Een klein gezelschap, bestaan de uit twee bedaagde heeren en ver schillende jongelieden naderde, de jon gelui in vroolijke stemming, de ouders in ernstig gesprek. Een dezer laatste was de markies de Courtenay, een buurman van den graaf ea even als deze een ijverig aanhanger der Bourbons; twee zoons en een dochter v in hem maakten eveneens cleel uit vhn hot gezelschap. De ander was graaf ILeo- n trd Perronet zelf. Tachtig jaren hadden de gestalte des graven welgebogen, maar niet gebroken. Nog steeds sprak het oog des graven van hartstochtelijkheid en opvliegendheid en de waardigheid, den ouderdom meestal eigen, was hem geheel vreemd. Hardheid en opvliegendheid hadden op zijn trekken hun stempel gedrukt. Nu ging de deur van het paviljoen open. Melanie trad de graaf tegemoet, maar nóch in zijn trekken, noch in die van hot jonge meisje was het geringste spoor van teederheid te vindengrootva der en kleinkind waren elkander steeds vreemd gebleven. „Ik dacht wel dat ik u, ondanks mijn verbod toch weer hier zou vinden," sprak hij op scherpen toon. „Daarom bracht ik onze lieve gasten, die u gaarne zouden gelukwensehen, hierheen. Ik zie echter," ging hij met een blik op George voort, „dat wij met de eersten geweest zijn." „Ja grootvader," sprak Melanie, den ouden heer opzettelijk veikee.'d verstaan de, „reeds dezen morgen mocht ik hier gelukwensehen onzer dienaren in ont vangst nemen. Deze waren het voorspel tot de eer, die mij thans bereid wordt." Bij deze woorden maakte zij een diepe buiging voor het gezelschap en mengde ztoh onder de jongelui, waarbij ook Ge orge, die, vergeefs zijn woede trachtte te verbijten, zich aansloot. De beide oudere heeren traden het paviljoen binnen. „En brengt ge mij goede 'bericht n uit Parijs?" Zoo begon de graaf. „Ik dank u daarvoor, markies. De jongelui hebb.n het onder elkaar druk genoeg, zoodat zij rustig kunnen praten. Weet dus de ko ning, aan welke vervolgingen Zijner Ma jesteit's getrouwste onderdanen van de zijde eener gemeene rooverbende bloot staan?" „Zijne Majesteit weet alles, graaf, hij is ten hoogste verontwaardigd over deze snoodheid. Ik zelf heb een gesprek met den koning gehad over deze zaak en hem de mannen genoemd, die gij als de aan voerders dezer bende en ais de ergste vijanden van ons koninklijk huis be schouwt." „En onder deze is graaf Maubourg wel de eerste," viel Perronet hem in de rede. „Eer die gekortwiekt is, valt er geen ver betering te hoopen. Zijn beginselen, die hij weliswaar niemand opdringt maar evenmin geheim houdt -ze zijn half Bonapartistisch, half Kepublikèinscli zijn bekende afkeer van de Bourbons, bederven do streek ver in bet rond. Het verbaast mij werkelijk dat de „wrekers van den dood," zooals zij zich noemen mij nog geen enkelen streek geleverd hebben, maar" en zijn oogen foil kei- den 't is waar, zij weten wjen ze aan graaf Perronet voor hebben!" De markies glimlachte. „Pas maar op uw oogst," sprak hij. „Hij zal spoedig zijn geld waard zijn, zooals ik in het voor bijgaan zag. „Stel u voor dat de sohurken hem eens in brand staken," sprak Perronet sidde rend. „Ge moet weten dat hij reeds bij voorbaat aan den Jood Mozes verpand is. Het zijn treurige tijden, markies. Mijn huishouding en mijn kleine lief hebberijen kosten heel wat geld, en het huis Per ronet is helaas allesbehalve rijk. Eeu ellendige bedrieger moet mij een vermogen ontroofd hebben, dat mij na den dood mijns vaders, die een anderen naam droeg, ten deel gevallen zou zijn. Hij ontvluchtte met het hem toevertrouwde geld en mijn vader stierf doodarm. En de genade van Zijne Aajesteit zendt wel stralen, maar geen gouden." De markies glimlachte. „Gij hebt gelijk," sprak hij, „en ik breng u dan ook geen goud, maar wel een nieuwe koninklijke onderscheiding. Wordt va uolgdj 18) Henri," sprak de oude vrouw einde lijk „ge hebt me daar een verdriet ver oorzaakt, dat slechts de dood van mij zal kunnen wegnemen. Liever had ik je zien vertrekken en ware ik alleen achtergeble ven dan dat ik zoo iets van je had moe ten hooren. Maar gij zult niet tevergeefs gesproken hebben. Er gaapt tusschen ons heiden een kloof, die nimmer meer over brugd zal worden. Nu echter kan ik u niet antwoorden: ga aan uwen arbeiden kom over drie dagen terug Dan zal ik u bescheid geven." De jonge man trachtte nog eenc de hand der oude vrouw te grijpenze werd hem niet -onttrokken, maar de gekromde vingers waren koud als ijs. „Grootmoeder", sprak hy aarzelend, „als ik u onrecht heb aangedaan, als ik ju soms gekrenkt heb. „Ga heen!" klonk het kortaf. Henri kende de oude vrouw. Zwijgend Loog hij het hoofd on ging. „Drie dagen!" mompelde zij. „Dau zal /.ij my wellicht vervloeken. Friede'sgraf geeft den doode niet terug. Voor wien heb ik gezondigd, voor wien?" Mag deneef do oenzaamheid zijner nicht verstoren oui ,haar geluk te wen- schen George klopte aan den ingang vair het paviljoen, maar trad tegelijk binnen, zon der het verlof daartoe af te wachten. Het inwendige van het paviljoentje bestond uit een eenvoudig rond vertrek, smaak vol gemeubeld. Werkeloos en met een pasbegonnen handwerkje in haar schoot zat de jonge gravin voor zich uit te staren. Zij had de kamenier weggezonden om zich meer on gestoord aan hare droomerijen te kunnen overgeven. Nu echter schrikte zij op en haar trek ken, die een haast droevige uitdrukking- hadden aangenomen, werden streng en hard. Zij stond op. „Ik dank tl George," zei ze, „echter meer voor uw goede bedoeling dan voor uw komst, want op welken dag heeft men meer noodig eens rustig na te den ken dan op zijn geboortedag!" De ridder verbeet zijn toorn. „Uw verleden is rustig en kalm voorbij gegaan," sprak hij zonder op den dtiide- lijken wenk der gravin te letten, „en uw toekomst. nu, ik hoop, dat de zorg cn de liefde, die steeds uwe schreden ge leid hebben, u ook verder behoeden zul len. En mijn liefde, Melanie de liefde van een vriend, een broeder, een echt genoot. „Geen woord meer, heer ridder!" Het jonge meisje richtte zich in haar volle lengte op. „Wie geeft u het recht zulke taal te voeren?" „Uw achttiende jaar Melanie, dat ge vandaag begonnen zijthet is meestal hot verlovings jaar der dames van uw huis de wil des gravin Perronet zendt mij hierheen en. Hij wilde Melanie te voet vallen, maar de uitdrukking van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 1