GEBROKEN TROTS.
Uit de Statenzaal.
BUITENLAND.
Kinderhuisvest 31-33, Haarlem
Bureaux van Redactie en Administratie:
Interc. Telefoonnummer 1426.
„Voorhoeden-kabaai.
Nalezing van de raadsvergadering.
Een korte raadszitting was het
'gisterenmiddag.
Veel belangrijks was er niet af
te doen, en tóch was het een zit
ting die iets bijzonders had.
Zoo iets als een zwoele, druk
kende zomerdag met '11 donkere
1 ueht.
Daar was wat hangende, de at
mosfeer was broeierig.
Trouwens, hetonweer is inge
slagen,, de wethouder van onderwijs
Mr. de Haan Hugenholtz, heeft als
zoodanig zijn ontslag genomen,
naar wij gisteren reeds onder 't
Stedelijk Nieuws vermelden konden.
Dat heeft de nieuwe school voor
M. U. L. O. meer uitgebreid
lager onderwijs op haar ge
weten.
De wijze van voorbereiding daar
van door den wethouder van on
derwijs heeft niet de goedkeuring
van de overige loden van 't dage-
lijksch bestuur mogen verwerven
de drie andere wethouders met den
burgemeester zagen zich op een
zeker oogenblik geplaatst in een
moeielijke positie, waarvan de
wethouder van onderwijs de oorzaak
zou zijn, en zoo is er een conilict
geboren, waarin ook de Raad be
trokken werd,die naar we al meldden,
den heer de Haan Hugenholtz on
gelijk gaf.
Zoo werd de school voor M.U.L.O.
waaraan de wethouder van onder
wijs zooveel werk heeft gehad, ook
zijn val!
Trouwens, die school was ook
aanleiding tot een geduchte neder
laag voor het college van B. en W.
in de raadszitting van gisteren,
waarhij de heele Raad, geen enkel
lid uitgezonderd, zich tegenover
het college stelde!
Alleen de vier wethouders stemden
vóór hun voorstel, en de stemmen
„tegen, volgden elkaar uit den Raad
op, als saluutschoten bij een vorste
lijk be-oek.
'1 Werd een pretje op de publieke
tribune haast, dat met nadruk ge
roepen, telkens herhaalde „tegen!"
We keken eens rondwas er nie
mand in den Raad, die hielp?
Neen, de vier wethouders bleven
alléén over met hun voorstel..
Wat dit voorstel behelsde?
We hebben er onder „Gemeen
tezaken" al kortelings over ge
sproken: het behelsde, om in het
vervolg voor de onderwijzers de
dienstjaren, aan andere scholen
doorgebracht, mee te doen tellen
bij een nieuwe aanstelling voor de
salaris-vaststelling. En in verband
daarmee werd tevens voorgesteld
om bij name voor den heer Brou
wer, het nieuw benoemde hoofd
der M. U. L. O.-school, die gunst-
tige bepaling al in werking te laten
treden.
Wethouder de Haan Hugenholtz
motiveerde dit voorstel met een
beroep op de billijkheid. Duidelijk
was dat echter niet, en welke bil
lijkheid ermee betracht wordt, om
bij een nieuw dienstverband de
voordeelen van een oud dienstver
band te laten meetellen bij de
salarisregeling, begrijpen we niet.
De Raad-zelve begreep dateven-
min, en de heer Sneltj es die de
oppositie aanvoerde en heel ge
lukkig was in zijn argumeuteering,
kreeg bijval van verschillende
zijden.
Zoodat ten slotte de stemming
kwam met het vermelde gevolg.
'tW.is werkelijk grappig om bij
de oyderdeeleii van dit besluit, na-
cat de priucipiëele stemming de
meening van den Raad duidelijk
had doen kennen, den burgemees
ter met komi8chen nadruk te hoo-
ren zeggen, „als geen van de leden
stemming verlangt, dan kan het
voorstel van B. en W. geacht wor
den te zijnverworpen!"
Bij acclamatie verworpen dus
„De wethouder kan zijn biezen
wel pakken", hoorden we achter
ons op de publieke tribune zeggen.
Weinig vermoedde de man, die
dit zeide, hoe juist hij geprofeteerd
had, al wa3 't niet om deze kwestie,
dat de heer de Haan Hugenholtz
er tusschen uit trekt
De „poffertjeskwestie," de bekende
twist tusschen de twee kermisreizi
gers Consael en Uiterwijk, hield
daarna den Raad nog een oogeu-
blikje bezig, doch niet dan nadat
Mr. Thiel met beminnelijke be
scheidenheid gelegenheid had gehad
te verkondigen, dat zijn oud-school-
meestershart weer was opengegaan
toen hij de nieuwe H. B. S. in de
punljes bekeken had. Dat was in
verband met een voorstel, om
alweer nieuwe leermiddelen voor
ruim f5000 maar aan te schaf
fen voor de parallelklassen. Mr.
Thiel drong hierbij sterk aan op
zuinigheid en bezuinigenwe
zijn benieuwd of hij, die door ver
schillenden de aangewezen man
wordt genoemd voor de wethouders
plaats die vacant wordt, als hij
eventueel gekozen wordt, ook zoo
denken zal!
Daarna kwam dan de zaak-Uiter-
wijk-Oonsael.
We hebben de quintessence
van den twist tusschen deze twee ker
misreizigers vroeger al uiteen gezet.
Wethouder Kruseman gaf" nogal
erg af op Uiterwijk: die is, zoo
zeide hij, al meermalen geen se
rieus inschrijver gebleken: hij
maakt er een zaakje van, bij knoeit.
Wel, zeide de heer van de Kamp
heel terecht: wel, dat is dan bij de
Wed. Koppen toch precies hetzelfde
geval, die was ook geen serieuze
inschrijfster, want ze deed haar in
schrijving aan Consael over en ze
vertelde ziek te zijn, terwijl ze ergens
anders in bloeiende gezondheid
haar zaken deed
En de heer van de Kamp wees
er, ons inziens volkomen juist, den
wethouder op, dat beschuldigingen
van dezen aard toch niet zoo zonder
voldoende ernstige bewijzen in het
openbaar moesten worden uitge
sproken Ten leste sloeg de heer
van de Kamp den spijker vlak op
z'n kop door te verzoeken om met-
het toestaan vau ruilingen maar
liever lieelemaal op te houden.
Jammer genoeg werd daarop van
de wethouderstalel geen toezegging
gegeven.
't Laatste punt dat discussie uit
lokte was de kwestie der vergunning,
aan de Holl. El. Spoorweg-Mij. (de
spoorwegen door de Meer) te ver-
leenen voor bruggen over de Fuik
vaart en de Trekvaart.
De heer Rinkema was hier op z'n
stokpaardje en vertelde dat een
brug bouwen zooals die over de
Fuikvaart is onderworpen, „niks
gedaau" is. De spoorweg kruist die
Trekvaart schuins, en de brug is
ontworpen liaaksch in de lijn van
den spoorweg, zoodat de brughoof-
den hoekig in de vaart zullen ko
men te staan.
Dat doet geen fatsoenlijk bouwer,
zei de heer Rinkema: die brug-
hoofden moeten recht op het vaar
water komen, al komt dau de brug
zelf ook schuinschDat is duurder,
maar mooier.
De heer Rinkema kan het weten,
en de Raad hoorde van die net
heid blijkbaar voor het eerst.
Nu gaan onze Raadsleden eens
hun licht opsteken bij andere ken
nissen-bouwers, als ze die hebben,
want de zaak werd uitgesteld: den
keeren willen toch zèif ook wel eens
hooren, hoe dat nu eigenlijk hoort
bij zoo'a brugdes heeren Rinke
ma's gezag vertrouwen ze blijkbaar
zonder meer niet zoo goed
Deze kreeg nog een vermaning
des voorzitterswaarom die bouwers
wijsheid niet even vóór de zitting
aan den man gebracht? Dan zou
de Directeur der gemeentewerken
zijn advies hebben kunnen geven!
„O, maar dat zou ik je nü wel
kunnen vertellen, hoe die over
mijn ideëon denkt!" zoo bromde
de heer Rinkema in z'n snor.
Daar liep het mee af.
Om half drie stonden we weer
op straat, terwijl de heeren raads
leden hun hoofden in een geheim
zittinkje nog eens bij elkaar staken.
Naar verluidt, om ook nog eens
te praten over een hier te stichten
Rijks-H. B. S., die door vele raads
leden erg gewenscht wordt, maar...
die het Rijk onwillig is, te geven!
Algemeen Overzicht.
De veelbefaamde „Ausgleich"
de overeenkomst van verbond
tusschen O o s t e n r ij k e n II o n g a-
r ij e, waardoor liet voortbestaan der
Monarchie in haren huidigen vorm
nog voor jaren weer wordt besten
digd, als er tenminste niets bijzonders
gebeurt, die „Ausgleich" is er
definitief door.
Dinsdagavond laat zijn alle met
den Ausgleich in verband staande
verdragen door de betrokken mi
nisters onderteekend.
Na de onderteekening stond Beek
op en uitte den wensch, dat de
volbrachte arbeid beiden staten tot
zegen zou zijn. Men moest zoowel
de belangen van Oostenrijk als van
Hougarije in het oog houden, daar
de monarchie uit beide rjjkshelften
kracht moest putten.
Wekerle antwoorddehij uitte
den wensch, dat niet slechts een
tijdelijke, doch een blijvende vrede
gesloten zou zijn.
Te Weenen zullen nu de slotbe-
sprekingen plaats hebben, nadat
Wekerle in audiëntie ontvangen is,
om den Keizer verslag te doen van
den stand der onderhandelingen.
Te regelen zijn nog de staats
rechtelijke kwesties, die voorname
lijk samenhangen met de artikelen
betreffende de tol- en handelsver
dragen tusschen Oostenrijk en Hon
garije.
Het wetsontwerp tot goedkeuring
der Overeenkomst zal op 16 October
aan den Hongaarsclien Rijksdag
worden voorgelegd.
De agenda zal zoo worden inge
richt, dat dit ontwerp onmiddelijk
aan de orde kan worden gesteld.
Men verwacht, dat, de behandeling
in de commissie-vergaderingen 011-
ge' eer een maand zal duren. In
dien tijd zal de regeeriug bij het
parlement een indemniteits-wetje
indienen voor eenige maanden,
omdat, door de behandeling der
Overeenkomst, de begrooting voor
1908 niet op den grondwettelijk-
voorgeschreven tijil kan worden
aangenomen.
De beraadslagingen over de .Over
eenkomst kunnen dan half Novem
ber beginnen, en zullen waarschijn
lijk wel tot het einde van het jaar
duren.
In verband daarmede, zoo melden
telegrammen uit Boedapest, zal in
dit najaar geen bijeenkomst van de
Delegatie plaats hebben. In Decem
ber zal het Hongaarsche parlement
de voorloopige begrooling behan
delen in het volgende voorjaar
komt dan, na de aanneming der
definitieve begrooting, de wet tot
invoering van het algemeen kies
recht in Hongarije aan de orde.
Als ji n het Hongaarsche parle
ment geen groote moeilijkheden
maakt, en de Keizer-Koning zich
goed houdt men weet dat er dezer
dagen geruchten over een ernstige
ongesteldheid van den keizer liepen,
dan kan er voor de Monarchie
een tijdperk van ernst en ontwik
teling intreden, dat ze hard noo-
dig heeft
Vandaag is het de critieke dag
in Budapest, die van de alge-
gemeene werkstaking van één dag,
zooals men weet door de socialisten
op touw gezet om algemeene
stemrecht te krijgen.
De politie heeft omvangrijke
maatregelen genomen. De stations
en dt werkplaatsen van den Staats
spoorweg zullen door soldaten bezet
zijn. Gelijke betoogingen ten gunste
van algemeen kiesrecht zullen van
dag plaats vinden i-n tal van
provinciesteden, 'n Prettig land,
dat Hongarije toch.
Nu we tóch iu dien hoek van
Europa zitten, wil'eii we gelijk wat
mededeelen omtrent Macedonië,
waaromtrent de Oostelijke Euro-
peesche mogendheden, Rusland en
Oostenrijk, dezer dagen zooals men
weet weer nieuwe plannen hebben
uitgevaardigd.
De Balkanstaten hebben van die
plannen rnededeeling gekiegen in
een nota, die door de kleinere staten
met den gepaslen eerbied is ont
vangen.
Alleen Turkije spartelt tegen, de
Groote Heer vindt dejhervormings-
plannen van de mogendheden alles
behalve naar ziju smaak.
Zoodra hij van de nota lucht
kreeg, heeft hij indertijd, gelijk
men weet, zélf een hervormingsplan
op papier gezet en dat heel handig
voorgesteld, in de hoop, dat do
mogendheden daarmede genoegen
zouden nemen en van hun eigen
plannen zouden afzien.
Maar de voorstellen van den
sultan waren natuurlijk zoö, dat de
mogendheden zich er onmogelijk
mee konden vereenigen. Om maar
iets te noemen werd b.v. alle con
trole van de mogendheden afgewe
zen enz. Tegen de voorstellen in
de nota van de mogendheden vervat,
verzet zich nu echter de sultan weer.
En voigens de gewoonte zal men
den „Beheerscher der Geloovagen"
weer 'n beetje de duimschroeven
moeten aandraaien om zijn toe
stemming te krijgen, 'n Gepeperde
nota eerst en danEr loopeu
reeds vage geiuqhten over'11 vloot-
bewegiug.
Men weet dat een oorlogsschip
in den Bosporus hét laatste, maar
ook 't probaatste middel is om
Abd'ul Ha'rai'd onderworpen te
maken
In Marokko hebben we nu
te meeste te letten, niet op den
Sultan, maar op de twee Europeesche
mogendheden, die er „saineu" den
boel moeten opknappen.
De meeningsverschillen tnsscben
de Franschen en Spanjaarden worden
in de berichten opeens weer zoo
acuut genoemd, dat alleen een terug
roeping van den Spaansclien com
mandant Santa Olalla er een einde
aan kan maken.
De commandant maakt. ,o.a. aan
spraak op het récht, elk Europeaan
het verblijf buiten de poorten van
Casablanca te verbiedenwaar geen
acht geslagen wordt op het verbod,
wordt, bet door Spaansche soldaten
gehandhaafd.
Olalla heeft ook het gebouw van
de internationale club „L'Union"
laten bezetten en de deuren daartoe
door zijn eoldateh met geweld laten
openen.
De Franschen ziju woedend op
hen: in de Franselie kranten heet
hij al: „commandant oh, Ia, lal"-
Waar dat nu weer heen zal
moeten?
De Portugeesche troepen hebben
iu Zuid-Augola een overwiuning
behaald op de Cuamatas.
Deze overwinning, zoo lezen we,
beeft in Portugal op verschillende
plaatsen tot vaderlandslievende be-
„toogingen aanleiding gegeven. Te.
Cascaes trok het volk met muziek
naar de citadel, om leger en koning
buide te brengen. Do koninklijke
familie kwam naar buiten om te
bedanken. Ook voor de woniug van
den minister-president Franco had
een betooging plaats.
Als dat zoo is, dan schijnt het
met de oproerige beweging tegen
het vorstenhuis en Franco toch
niet zoo erg te zijn als eerst werd
beweerd.
In Rusland zal nu als de
„Kölnische" ten minste het bij het
rechte eind heeftde verkiezing
voor de Doema zoowaar in het
voordeel der regeering uitvallen
Daar is niet voor niets zooveel
gewerkt van regeeringskant!
De „Kölnische" geeft de volgende
berekening.
Er zijn tot dusverre 22,756 kies
mannen gekozen. Men weet dat het
een getrapte verkiezing is, en dat
FEUILLETON.
Als ,,J)e Tijd" wat kalmer is geworden,
en de gegrondheid erkennen wil van onze
aanmaning, liever met de Roomsche
propagandaclubs-zelve een woordje te
spreken over het óók door ons
afgekeurde! feit van dezer mede
werking aan de „Voorlioede"-versprei
ding, dan in het publiek tegen „De
Voorhoede'' die er zich natuurlijk niets
van aantrekt, te keer te gaan, als
„De Tijd" dien weg opgaat, zullen
we allicht gelegenheid vinden,haar aan
't verstand te brengen dat in ons „Voor-
hóede"-artikeltje geen enkel woord
van goedkeuring is geschreven over
de manier, waarop het Leidsehe Week
blad „erin" poogt te komen.
Integendeel
„Handig" zaken-doen is volstrekt
niet identiek met „navolgenswaar
dig" zaken-doen!
Intusschen zijn en blijven we van
meening, dat de heele historie der
Katholieke Propagandaclubs beter en
waardiger „onder ons" was uit te
maken, dan op de luidruchtige wijze
die „De Tijd" prefereert.
afkeer en verachting, die zieli onmisken
baar op het gelaat van het jonge meisje
afspiegelde, deed hem terugschrikken.
„Wanneer het achttiende jaar liet be
gin der zelfstandigheid en rijpheid be-
teekent voor de dames van ons huis,"
antwoordde zij, „verneem dan mijn ant
woord nooit of nimmer zal de sympathie
een band tusschen ons leggen, zooals gij
dat wensclit, George Déblas! Misschien
veranderen de jaren uw karakter en mee-
ningondan zou Melanie Perronet u
gaarne als vriend vvelko.n heeten,als
echtgenoot nooit."
Het gelaat van den ridder werd don
kerrood gekleurd. „Neem 11 in acht, ma
demoiselle," sprak hij; „gij hebt u te
onderwerpen aan den wil uws grootva
ders.
„Graaf Perronet heeft geen recht op
mijn toekomst. Slechts een man dien ik
achting toedraag, kan ik liefhebben, en
een man dien ik niet liefheb, huw ik
nooit."
„Wat een romantische grillen Ja ja,
als ridder George maar siorlijke verzen
kon maken, als er over zijn afkomst
maar een geheimzinnige sluier hing niet
waar
Als gebiedend hief de gravin de hand
op.
„Geen woord meer," sprak ze. „Als ik
u hier ten minste nog langer dulden
moet op den drempel van mijn heiligdom
waartoe ik u overigens volstrekt niet uit-
genoodigd heb. Den vriend des huizes
laat ik hier steeds toe; de odelman, die
het niet beneden zich acht, afwezigen en
weerloozen te beschimpen, diens tegen
woordigheid is mij hier een gruwel."
George beet zich tot bloedens toe op de
lippen.
j
„Meet mijn liefde jegens u af naar het
feit dat ik deze beleediging ongestraft
verdraag, Melanie," .sprak hij op vleien-
deu toon. „Ik weet dat uw woorden niet
zoo gemeend zijn als ze gesproken wer
den. Den dag van heden moet echter
geen wanklacht bederven: wees vroolijk.
Daar komt graaf Leonard aan, maar niet
alleen."
Inderdaad hoorde men stemmen in de
nabijheid. Een klein gezelschap, bestaan
de uit twee bedaagde heeren en ver
schillende jongelieden naderde, de jon
gelui in vroolijke stemming, de ouders
in ernstig gesprek.
Een dezer laatste was de markies de
Courtenay, een buurman van den graaf
ea even als deze een ijverig aanhanger
der Bourbons; twee zoons en een dochter
v in hem maakten eveneens cleel uit vhn
hot gezelschap. De ander was graaf ILeo-
n trd Perronet zelf.
Tachtig jaren hadden de gestalte des
graven welgebogen, maar niet gebroken.
Nog steeds sprak het oog des graven
van hartstochtelijkheid en opvliegendheid
en de waardigheid, den ouderdom meestal
eigen, was hem geheel vreemd. Hardheid
en opvliegendheid hadden op zijn trekken
hun stempel gedrukt.
Nu ging de deur van het paviljoen
open. Melanie trad de graaf tegemoet,
maar nóch in zijn trekken, noch in die
van hot jonge meisje was het geringste
spoor van teederheid te vindengrootva
der en kleinkind waren elkander steeds
vreemd gebleven.
„Ik dacht wel dat ik u, ondanks mijn
verbod toch weer hier zou vinden," sprak
hij op scherpen toon. „Daarom bracht ik
onze lieve gasten, die u gaarne zouden
gelukwensehen, hierheen. Ik zie echter,"
ging hij met een blik op George voort,
„dat wij met de eersten geweest zijn."
„Ja grootvader," sprak Melanie, den
ouden heer opzettelijk veikee.'d verstaan
de, „reeds dezen morgen mocht ik hier
gelukwensehen onzer dienaren in ont
vangst nemen. Deze waren het voorspel
tot de eer, die mij thans bereid wordt."
Bij deze woorden maakte zij een diepe
buiging voor het gezelschap en mengde
ztoh onder de jongelui, waarbij ook Ge
orge, die, vergeefs zijn woede trachtte te
verbijten, zich aansloot. De beide oudere
heeren traden het paviljoen binnen.
„En brengt ge mij goede 'bericht n
uit Parijs?" Zoo begon de graaf. „Ik dank
u daarvoor, markies. De jongelui hebb.n
het onder elkaar druk genoeg, zoodat zij
rustig kunnen praten. Weet dus de ko
ning, aan welke vervolgingen Zijner Ma
jesteit's getrouwste onderdanen van de
zijde eener gemeene rooverbende bloot
staan?"
„Zijne Majesteit weet alles, graaf, hij
is ten hoogste verontwaardigd over deze
snoodheid. Ik zelf heb een gesprek met
den koning gehad over deze zaak en hem
de mannen genoemd, die gij als de aan
voerders dezer bende en ais de ergste
vijanden van ons koninklijk huis be
schouwt."
„En onder deze is graaf Maubourg wel
de eerste," viel Perronet hem in de rede.
„Eer die gekortwiekt is, valt er geen ver
betering te hoopen. Zijn beginselen, die
hij weliswaar niemand opdringt maar
evenmin geheim houdt -ze zijn half
Bonapartistisch, half Kepublikèinscli
zijn bekende afkeer van de Bourbons,
bederven do streek ver in bet rond. Het
verbaast mij werkelijk dat de „wrekers
van den dood," zooals zij zich noemen
mij nog geen enkelen streek geleverd
hebben, maar" en zijn oogen foil kei-
den 't is waar, zij weten wjen ze aan
graaf Perronet voor hebben!"
De markies glimlachte. „Pas maar op
uw oogst," sprak hij. „Hij zal spoedig
zijn geld waard zijn, zooals ik in het voor
bijgaan zag.
„Stel u voor dat de sohurken hem eens
in brand staken," sprak Perronet sidde
rend. „Ge moet weten dat hij reeds bij
voorbaat aan den Jood Mozes verpand
is. Het zijn treurige tijden, markies. Mijn
huishouding en mijn kleine lief hebberijen
kosten heel wat geld, en het huis Per
ronet is helaas allesbehalve rijk.
Eeu ellendige bedrieger moet mij een
vermogen ontroofd hebben, dat mij na den
dood mijns vaders, die een anderen naam
droeg, ten deel gevallen zou zijn. Hij
ontvluchtte met het hem toevertrouwde
geld en mijn vader stierf doodarm. En
de genade van Zijne Aajesteit zendt wel
stralen, maar geen gouden."
De markies glimlachte.
„Gij hebt gelijk," sprak hij, „en ik
breng u dan ook geen goud, maar wel
een nieuwe koninklijke onderscheiding.
Wordt va uolgdj
18)
Henri," sprak de oude vrouw einde
lijk „ge hebt me daar een verdriet ver
oorzaakt, dat slechts de dood van mij zal
kunnen wegnemen. Liever had ik je zien
vertrekken en ware ik alleen achtergeble
ven dan dat ik zoo iets van je had moe
ten hooren. Maar gij zult niet tevergeefs
gesproken hebben. Er gaapt tusschen ons
heiden een kloof, die nimmer meer over
brugd zal worden. Nu echter kan ik u
niet antwoorden: ga aan uwen arbeiden
kom over drie dagen terug Dan zal ik
u bescheid geven."
De jonge man trachtte nog eenc de
hand der oude vrouw te grijpenze werd
hem niet -onttrokken, maar de gekromde
vingers waren koud als ijs.
„Grootmoeder", sprak hy aarzelend,
„als ik u onrecht heb aangedaan, als ik
ju soms gekrenkt heb.
„Ga heen!" klonk het kortaf.
Henri kende de oude vrouw. Zwijgend
Loog hij het hoofd on ging.
„Drie dagen!" mompelde zij. „Dau zal
/.ij my wellicht vervloeken. Friede'sgraf
geeft den doode niet terug. Voor wien
heb ik gezondigd, voor wien?"
Mag deneef do oenzaamheid zijner
nicht verstoren oui ,haar geluk te wen-
schen
George klopte aan den ingang vair het
paviljoen, maar trad tegelijk binnen, zon
der het verlof daartoe af te wachten. Het
inwendige van het paviljoentje bestond
uit een eenvoudig rond vertrek, smaak
vol gemeubeld.
Werkeloos en met een pasbegonnen
handwerkje in haar schoot zat de jonge
gravin voor zich uit te staren. Zij had de
kamenier weggezonden om zich meer on
gestoord aan hare droomerijen te kunnen
overgeven.
Nu echter schrikte zij op en haar trek
ken, die een haast droevige uitdrukking-
hadden aangenomen, werden streng en
hard.
Zij stond op.
„Ik dank tl George," zei ze, „echter
meer voor uw goede bedoeling dan voor
uw komst, want op welken dag heeft
men meer noodig eens rustig na te den
ken dan op zijn geboortedag!"
De ridder verbeet zijn toorn.
„Uw verleden is rustig en kalm voorbij
gegaan," sprak hij zonder op den dtiide-
lijken wenk der gravin te letten, „en uw
toekomst. nu, ik hoop, dat de zorg
cn de liefde, die steeds uwe schreden ge
leid hebben, u ook verder behoeden zul
len. En mijn liefde, Melanie de liefde
van een vriend, een broeder, een echt
genoot.
„Geen woord meer, heer ridder!" Het
jonge meisje richtte zich in haar volle
lengte op. „Wie geeft u het recht zulke
taal te voeren?"
„Uw achttiende jaar Melanie, dat ge
vandaag begonnen zijthet is meestal
hot verlovings jaar der dames van uw
huis de wil des gravin Perronet zendt
mij hierheen en. Hij wilde Melanie
te voet vallen, maar de uitdrukking van