In het midden had zich aan den voet der rotsen
een soort van grot gevormd en daar had pater Diaz
den zwaar gewonde voor het onweer in veiligheid
gebracht, en hem op een zacht mosleger neergelegd.
Door de vermoeienis van den rit en het bloedverlies
verzwakt, was José opnieuw in onmacht gevallen.
De pater bevochtigde hem opnieuw voorhoofd en
slapen, en langzamerhand kwam de gewonde weer
tot bewustzijn.
En toch had er een verandering in hem plaats
gehad. Het wilde vuur van den hartstocht was uit
zijn blikken verdwenen, en een beter gevoel straal
de hem uit de oogen, terwijl hij op den missonaris
neerzag, die daar over hem gebogen lag.
In de grot heerschte diepe stilte. Buiten was het
onweder nu op zijn ergst. Het had zijn volle kracht,
die vooral in de heete luchtstreek zoo vreeselijk kan
zijn, ontplooid. Bliksem en donder waren niet van
de lucht, en de regen viel in stroomen neder;
„Pater", zoo begon de gewonde, „vergeef mij mijn
schandelijk gedrag van straks..."
„Stil José, stil," viel de missionaris hem in de
rede, „ik wil daar niets meer van hooren." Maar de
zieke schudde het hoofd en zeide:
„Laat mij uitspreken, pater. Ik heb u nog veel te zeg
gen, en ik voel wel, dat de tijd mij kort toegemeten is."
Hij zweeg eenige oogenblikken om zijn gedachten
te verzamelen, en begon toen:
„Gods rechtvaardige hand heeft mij getroffen. Gij
hebt het mij wel voorspeld, pater. Ik wilde u niet
gelooven en dreef den spot met u. Gij weet wel,
waar en wanneer dat gebeurd is. Ja, het was, toen
ik u de laatste maal aan den Jacinto ontmoette.
Het heeft mij diep getroffen, dat u nog over mijn
moeder sprak. Want op denzelfden noodlottigen dag
aan den Jacinto heb ik haar voor het laatst gezien.
En in dat uur sprak ze mij op haar sterfbed eenige
woorden toe, die ik nooit heb kunnen vergeten.
Ze had mij al zoo dikwijls gewaarschuwd voor
mijn slechte makkers en voor de speelwoede, die
mij geheel dreigde te overmeesteren. Maar bij mij
was het aan een doovemans-deur geklopt, en ik
speelde door, totdat mijn tegenpartij mij volslagen
in zijn macht had. Er bleven mij slechts twee din
gen over; of lid worden van het geheim genoot
schap mijner makkers, èf openlijk gebrandmerkt en
met schimp en schande overladen te worden. Wat
zou ik kiezen?
Mijn hoogmoed verbood mij het laatste en ik
koos dus het eerste: ik werd lid van het geheim
genootschap, d. i. een bandiet en een roover.
Een oogeDblik hield de berouwhebbende zondaar
op. Daarna ging hij voort: U hebt ongetwijfeld al
wel eens van den Lord van Galveston gehoord. Hij
was onze aanvoerder en geheel Texas kende hem
onder den bijnaam van „Rooden Jack". Voor de
wereld bleef ik volkomen dezelfde. Alleen stonjl ik
van nu af aan onder de bevelen van dien roover
hoofdman. Lichtzinnig zette ik mij over alle gewe-
tensknagingen heen. In het begin hoefde ik ook
niets slechts te doen: men ontzag mij. Eindelijk
kwam echter het uur, waarop ik last kreeg, mijn
eersten moord te volvoeren. Ik had den treurigen
moed, te gehoorzamen. Ge herinnert u zeker d*m
Duitschen planter, Mr. Steffens nog wel. Hij zou
- het offer worden der wraak van het geheim genoot
schap, en ik was aangewezen om het over hem
gevelde vonnis uit te voeren. Niemand vermoedde,
wie de moordenaar geweest was, en ik ging met
opgehe.ven hoofd rond. Maar mijn moeder las in
mijn oogen de groote schuld. Ik bemerkte, dat zij.
veel meer dan vroeger, in haar eenzame uren bad
en dikwijls weende. Dat trof mij echter bitter weinig.
Ik zag diepe rimpels in haar voorhoofd komen, ik
zag heur haar vergrijzen: het liet mij koud en on
verschillig. Mijn hart was als van steen geworden."
De ongelukkige snikte luid en drukte de handen
voor het gelaat.
„Maar hoor verder. Het was op denzelfden mor
gen dat de aanslag tegen de Missie zou worden ge
pleegd. Reeds sinds lang was hef) edict tegen de
monniken uitgevaardigd en van de zijde der over
heid wel dus niets te vreezen. Tfw gedoopte Indi
anen echter maakten het ons vrij lastig en stonden
onzen plannen geducht in den weg, evenals gijzelf.
Daarom was tot de verwoesting uwer missie besloten.
Sinds lang azen de heidensche Comanchen op
de schatten uwer nederzetting. Zij wisten het met
hen eens te worden en ik zou de Judas zijn, die
hun den buit in handen speelde.
Mijn moeder lag toen al sinds weken ziek. Op
den morgen van den dag, waarop de missie geplun
derd en verbrand zou worden, liet ze mij roepen.
Haar stervenden blik kon ik niet verdragen en ik
wilde heengaan. Toen greep ze mijn hand, trok mij
tot zich en sprak - „Beste José, hoe komt het dat
uw blik zoo verward is? Welke schuld drukt erop
uw ziel?"
Ik kon geen antwoord vinden, viel voor haar
bed op de knieën en verborg het gelaat in de handen.
„José, mijn kind," zuchtte zij en haar lippen
drukten een vurigen kus op mijn voorhoofd.
„José, word weer braaf. Ga naar een priester en
o mijn God, dat is het einde."
„Ja moeder," riep ik om haar gerust te stellen.
Maar 't was niet ernstig gemeend. Dienzelfden dag
verried ik u. Toen ging het snel bergafwaarts met
mij op den weg der misdaad."
De zieke hield een oogenblik op, sidderend over
zichzelf.
„Nu volgde een dertigjarig leven van misdaad
op misdaad. Spoedig na de verwoesting der missie
werd ik openlijk lid der rooversbende. Ik veranderde
mijn naam, want deze was een Spaansche en als
zoodanig in Texas gehaat Het eiland van Galve
ston werd ons hoofdkwartier. Van daaruit doorkruisten
onze spionnen en woudloopers het geheele land van
de Rio Grande tot de Sabine
Een hevige hoestaanval volgde.
Toen sprak de gewonde met matte stem: „Het
loopt met mij op zijn eind. Ik moet me haasten.
Hoor verder. Onze bende zou ook u zelf en uw vrienden
van Nacogdoches treffen. Gij zijt ter dood veroordeeld,
en had God mijn arm niet verlamd, dan zou ik
ongelukkige, u wellicht den moordenaarsdolk in
het hart gestooten hebben. O, pater kunt u mij
vergeven
„Alles José, zooals ook God het u vergeven zal,"
antwoordde de missionaris op vasten toon.
„Ik dank u. Wij hadden sinds eenigen tijd in
het gebied tusschen de Sabine en de Calsaceen-
rivier ons kamp opgeslagen om van daar uit ver
schillende dorpen in de Vereenigde Staten te over
vallen en te plunderen.
Uw werken in Nacogdoches en onder de Indianen
was ons een doorn in het oog. Aan den Jacinto
waren er verscheidene redenen om althans uw leven
te sparen; 'wij hoopten dat gij Texas voorgoed
verlaten zoudt. Maar gij kwaamt naar Nacogdoches
terug en daarmee hebt ge uw doodvonnis getee'rend.
Allen hebben wij ons verbonden u te dooden,
waar of wanneer we u ontmoeten. O pater, redt
toch uw leven! Vlucht zoo snel ge maar kunt. Laat
mij toch alleen hier sterven niemand kan u redden.
Misschien zit men u reeds op de hielenHoor ik
daarbuiten geen gedruisch?
Wordt v&'volgd).