22
HAAR BOETE.
pET was op een Juni-avond, tuschen vijf en
zes uur, in de tuinen van het Luxembourg
te Parijs.
De grootste zonnehitte was voorbij, en de
H kinderen speelden er, onder het oog van
moeders en gouvernantes, druk en vroolijk
in de schaduw der boomen.
„Mariette!" klonk het opeens.
De toon, waarop de bedaagde dienstbode door
haar meesteres geroepen werd, verried toorn en af
keer. Met trillende lippen wendde de jonge vrouw
zich tot haar man:
„Hoor eens George, dat kan niet langer zoo blij
ven. Hoe dikwijls ik het ook verbied, Mariette kan
het niet laten, ons kind te kussen. En ge zult het
moeten toegeven, dat zij met haar afschuwelijk mis
vormd gezichtJa, ik weet wel dat die vrouw
je heeft opgevoed, dat gij haar lief hebt als een
tweede moeder, ik weet dat we nooit een dienstbode
zullen vinden zóó vol toewijding als zij. Dat geef
ik alles toe, maar toch is de gedachte, het kind
nog langer aan haar zorgen over te laten, mij on
verdraaglijk! En of ge mij nu al zegt dat Mariette's
huidziekte niet besmettelijk is, en dat zij wel oppast
de kleine niet anders te kussen dan heel licht op
het voorhoofd, ge weet niet wat zij doet, als
wij er niet bij zijn. Trouwens, men redeneert over
zoo iets niet. Als je naar haar gezicht kijkt, heb je
al genoeg!"
Op eenige schreden afstands speelde een vrouw
van ongeveer zestig jaren met een kind, dat nau
welijks het. eerste levensjaar voltooid kon hebben.
Het gelaat der vrouw was inderdaad, zoo niet
afschuwelijk, dan toch zeer onaangenaam om aan
te zien. Een soort huiduitslag, die het gezicht als
met zweren bedekt deed schijnen, was oorzaak, dat
bij de minste of geringste aandoening, als het bloed
naar het hoofd vloeide, het gezicht inderdaad een
weerzinwekkende uitdrukking kreeg. En de arme
vrouw wist dat wel, want toen haar meesteres haar
riep kwam ze niet naar haar toe, doch wendde het
hoofd af en fluisterde bij zichzelf: „Neen, ik wil
niet dat zij nae zóó ziet. Ze zou mij terstond weg
jagen! Eigenlijk heb ik dat ook verdiend: waarom
wacht ik ook niet tot 's nachts met het kind te
kussen!"
Maar de dame riep opnieuw: „Kom Mariette, we
gaan naar huis!"
Het echtpaar verliet, voorafgegaan door de oude
dienstbode, die het kind in haar wagentje reed, het
Luxembourg. Zoodra ze thuis waren, hervatte de
jonge vrouw, vastbesloten haar zin door te zetten,
het gesprek over de dienstbode.
„Nietwaar, George, je wilt me dat plezier wel doen?
Zeg aan Mariette dat ze rust moet nemen. Wij zullen
haar natuurlijk niet zóó maar wegsturengeef haar
een pensioentje van 50 francs in de maand. Dat
offer mogen we wel brengen voor die arme vrouw,
die altijd zoo goed voor je geweest is!"
Haar echtgenoot schudde het hoofd.
„Je denkt toch niet dat Mariette over zulk een
voorstel in geestdrift zal raken?"
„O, natuurlijk zal ze beginnen met vreeselijk te
huilen. Ik geef je zejfs toe, dat ze ver van ons, ge
durende eenigen tijd over jou en den kleine zal
tobben. Maar dat is een kwestie van twee of drie
maanden. Op haar leeftijd gaat een rustige oude
dag boven alles. Kom, beste George, zeg ja!"
George wist wel dat het er toch van zou moeten
komen. De weerzin van zijn vrouwtje was heel na
tuurlijk, en dat hij dit gevoel maar half deelde,
kwam doordat zijn genegenheid voor Mariette hem
haar misvormd gelaat deed vergeten.
„Welnu, vooruit dan maar," sprak hij half onge
duldig, „maar dan moet je het haar zeif zeggen."
„O, wat dat betreftMariette I"
De geroepene verscheen. Wat wilde haar mees
teres? ILiar verwijten dat ze alweer, ontrouw aan
haar belofte, het kind gekust had?
„Mariette, mijn man en ik zijn van meening, dat
we je niet langer in onzen dienst mogen houden.
Reeds sinds eenigen tijd hebben wij er over gedacht
je een rustigen ouden dag te bezorgen. Wel weten
wij dat we je heel moeilijk vervangen kunnen, maar
dat mag geen reden zijn om je de dubbel verdiende
rust nog langer te onthouden. Wat denk je van dit
plannetje? Je zult zeker wel graag naar je geboorte
plaats willen terugkeeren. Wij sturen je dan iedere
maand vijftig francs. Vind je dat goed, Mariette?"
De oude vrouw sprak geen woord, maar ze ves
tigde op haar meester een blik, die het duidelijk
uitsprak: Dus ge jaagt mij weg?
Hij wendde liet hoofd af om dien blik, die hem
pijn deed aan het hart, te ontwijken.
Toen voelde de arme vrouw zich onherroepelijk
veroordeeld, en met bevende lippen stamelde zij
„Zeker mevrouw, dank u voor uw goedheid!"
Op haar meidenkamertje zat Mariette dien avond,
met een kinderportret in de handen, bitter te schreien.
De tranen vloeien over het stukje karton en dreigden
het portretje geheel te bederven.
Maar Mariette ziet dat niet.
Dertig jaar geleden was zij weduwe geworden,
na een gelukkig huwelijk van slechts weinige jaren.
De ziekte van haar man had al haar spaarpenningen
verslonden. Alleen achtergebleven met haar zoontje,
had de arme weduwe moedig den strijd om het
bestaan aangebonden. Ook had zij zich zelf beloofd,
nooit van het kind te scheiden, maar wie wil er
te Parijs of elders een dienstbare hebben, die een
kind meebrengt!
Toch had ze het beproefd.
„Hij is heel zoet! Ik zet hem in een hoekje
van de keuken en niemand zal last van hem hebben.
En niets zal mij te veel zijn om u ijverig en
trouw te dienen!"
Men wees haar af en achter haar rug luidde het
„Dat vrouwvolk wordt tegenwoordig hoe langer
hoe onbeschaamder!"
Eindelijk was het zoover gekomen, dat ze haar
kind honger moest zien lijden.
Toen had ze, na eenige dagen van vreeselijk
lijden, in haar wanhoop het besluit genomen het
kind voor de deur van een rijk, om zijn weldadigheid
bekend echtpaar zonder kinderen, te vondeling te
leggen. Zonder naar naam of afkomst van het
arme kind te vragen, hadden deze menschen het als
een van God gezonden geschenk aangenomen.
Mariette sloeg de handen voor het gelaat als om
de gedachte aan die vreeselijke tijden en aan die
wanhoops-daad, die het ongeluk van haar leven
geworden was, te verjagen.
Toen de kleine twee jaar oud was, slaagde zij
er in, bij de pleegouders van haar zoontje in dienst
te komen. Düt was een gelukkige tijd, want al was
zij nu de dienaresse van haar kind, de kleine loonde
haar toewijding door haar altijd aan te spreken met
„moesje Mariette."
„Ik heb twee mama's," verklaarde de kleine man
niet zonder trots, „eén in de voorkamer en éen in
de keuken 1"
Het eerste gedeelte van deze uit den mond van
haar kind opgevangen woorden had Mariette's hart
lui C
plu KOI
OlDirOIlD