DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND. H. VAN DEN BERG. GEBROKEN TROTS. Kinderhuis vest 31-33, Haarlem Aan onze abonné's. Verkiezing voor de Provinciale Staten. voorstellen tot Grondwetsherziening. BUITENLAND. DINSDAG 15 OCTOBER 1907. No. 6711, 32st0 Jaargang* Bureaux van Redactie en Administratie: Interc. Telefoonnummer 1426. De Directeur der N. V. Drukkerij de Spaarnestad verzoekt nogmaals beleefd, terstond te willen waar schuwen, wanneer men de Courant niet mocht hebben ontvangen. Iedere klacht wordt terstond met de meeste zorg behandeld. DE DIRECTEUR. Met aandrang noodigen tui] alle kiezers uit, bij de a. s. herkiezing uan een lid der Pro vinciale Staten op Vrijdag 25 dezer, hun stem uit te bren- 9en op den candidaat der Christelijke partijen, den heer ►F Het Lied. ij. Iet derde wetsvoorstel tot wijzi- der Grondwet betreft de z. g. Additioueele artikelen, een aanhang sel tot de Grondwet dat voorna melijk overgangsbepalingen behest. Die overgangsbepalingen hebben wel eens meer last gegeven iu de uitlegging van andere wetten, en voornamelijk met betrekking tot de kieswet. Dat komt ook, omdat in de Additioneele artikelen een stuk kiesrecht is geregeld. Bij dit derde ontpverp nu worden wijzigingen voorgesteld in de addi tioneele artikelen VI tot en met XII, houdende provisioneele wijzi gingen iu de Kieswet, en] de provinciale wet, intrekking der wet van 12 Augustus 1890, schrapping van „mannelijk" in art. 19 Ge meentewet, en bevoegdheid der Kroon tot publicatio van den tekst der Grondwet. Dit derde wetsontwerp brengt in zooverre niets nieuws, dat het alleen verzekert dat de wijzigingen, in de twee andere onderwerpen voorgesteld, onmiddelijk haren in vloed kunnen doen gelden. Uit de „Memorie van Toelichting halen we nu nog enkele zinsneden ter betere keuschetsring van de verschillende voorgestelde wijzi gingen aan. Een wijziging van artikel 85, eerste lid, beoogt den zittingstijd der Tweede Kamer met een jaar to verlengen, een denkbeeld reeds in de schets van Kappeyne aanbe volen. De regeering zegt daarover „De vruchtbaarheid van den wet- gevenden arbeid kan niet an ders dan verhoogd worden, indien der Kamer een langer levensduur wordt gegund.'' En we voegen erbijde soesah van algemeene verkiezingen wordt daardoor weer wat minder 1 „Uit de bepaling van het tweede lid van het tegenwoordige artikel 96 der Grondwet wordt afgeleid, dat het eerste lid limitatief de be trekkingen noemt, welke niet tege lijk met het lidmaatschap der Sta- ton-Generaal mogen vervuld wor den, zoodat dc wet deze incompta- biliteiten niet kan aanvullen. Dit laatste zegt de rogeering schijnt niet gewenscht; vandaar dat in een nieuw tweede lid uitdruk kelijk de bevoegdheid aau den wet gever verleend wordt om andere ambten on vereenig baar te verkla ren met het Kamerlidmaatschap. Het voorschrift bepaalt zich er toe deze bevoegdheid aan den wet gever toe te kennen, voor zoover het betreft ambten uit de kas van het Rijk of de koloniën bezoldigd. Voorgesteld wordt in liet laatste lid van 't zelfde artikel op den daarin gestelde» regel een uitzon dering te maken voor de aanvaar ding van het ambt van Minister, omdat in de practijk herhaaldelijk is gebleken, (aldus ten minste de regeering) dat een benoemd lid der Staten-Generaal door het be staande voorschrift in groom moei- FEUILLETON. lijkheirl kan worden gebracht ten opzichte van het aannemen van eene ininistoriëele portefeuille." Derhalvede regeering wil voor taan con Minister niet doen aftre den als Kamerlid bij de aanvaar ding van bet Ministerschap Een maatregel, die zeer zeker een ernstigen tegenstand zal ont moeten, en die wij ook ten zeerste zouden betreuren. De voorstellen wenschen voorts de benoeming van den voorzitter der Eerste Kamer te doen geschie den op voordrackAt van die Kamer- zelve. Totnogtoe gebeurde dit op voor dracht vau den Minister. De Memorie van Toelichting zegt daarover „De keuze van een voorzitter be hoort uit den aard der zaak tot de bevoegdheid van elke Kamer. Voor de Tweede Kamer is de be noeming door de Kroon tot nog toe altijd geweest de bekrachtiging van de keuze der Kamerten aan zien van de Eerste Kamer brengt zij ten onrechte een deel der ver antwoordelijkheid voor de goede leiding bij den Minister van Bin- uenlaudsche Zaken. Het komt der halve gewenscht voor inmenging der Regeering bij de samenstelling van het bureau der Kamers te doen ophouden. „De aanwijzing wie, bij afwezig heid van den voorzitter de leiding der vergadering zal voeren, wordt tot nu toe iu het reglement van orde van elk der Kamers gevonden. Het schijnt wenschelijk haar inde Grondwet te ïegelen en eene recht- streeksohe benoeming der onder voorzitters voor te schrijven. „Ook dient de Grondwet te voor zien het geval dat nog geen be noeming van voorzitter en onder voorzitters heeft plaats gehad." De regeering stelt hiervoor do zelfde bepaling voor, die men in het Reglement van orde der Tweede Kamer vindtde oudste in jaren is dan voorzitter. De belangrijke wijzigingen over de ontbiudbaarheid der Provinciale Staten, om de Eerste Kamer naar de hand der regeering te kunnen zetten, luiden als volgt Art. 127 wordt voorgesteld te wijzigen aldusDe leden der Pro vinciale Staten worden voor zes jaren rechtstreeks gekozen door de kiezers die de wet aanwijst. (Dit is weer het „blanco artikel.") De helft dier leden treed om de drie jaren af. Om lid der Provinciale Staten te zijn wordt vereiseht, dat men Neder lander zij...(enz., overeenkomstig het tegenwoordig artikel.) Art. 128 wordt: Ontbinding van de Eerste Kamer heeft vau rechts wege ontbindiug van de Provinciale; Staten tengevolge. Het besluit, waardoor de ontbin ding van de Eerste Kamer wordt uitgesproken, houdt tevens den last iu tot het kiezen van nieuwe Pro- viuciale Staten en tot het samen komen der nieuwgekozen Staten, een en ander binnen vijf en dertig dagen. Curiositeitshalve zij nog mede gedeeld, dat op Fransch voorbeeld den Kamerleden een beetje opslag van tractement wordt voorgespie geld: behalve f2000.'s jaars „schadeloosstelling" zullen zij in liet vervolg genieten, „reis- en ver blijfkosten volgeps de wet." Thans genieten zij alleen reiskosten ééns van hunne woonplaats heen en terug naar Den Haag. Ten slotte melden we nog dat de regeering aan de Kroon de bevoegdheid om Provinciale veror deningen te köuren vóór ze in werking treden, wil ontnemen. De Memorie van Toelichting zegt hier over „Voor de handhaving van het preventieve toezicht der Kroon over de provinciale verordeningen naast een repressief toezicht bestaat geen voldoende reden. Repressief toezicht is voldoende. Op grond hiervan wordt voorgesteld het derde lid van artikel 134 der Grondwet te schrappen en aldus den wetgever ie machtigen het bewuste goed- keuringsrecht prijs te geven." Met het bovenstaande hebben wij wel het belangrijkste der voor gestelde grondwetsherziening mede gedeeld. Eerlang zullon we erop terug komen en dan zalhet ook tijd zijn, de verschillende onderdeelen van deze belangrijke wijzigingsvoorstellen te bespreken en te critiseeren. Reeds nu kunnen we echter zeg gen, dat deze voorstellen, zooals ze daar liggen, geon instemming, geen instemming bij ons vinden. Van het „blanco artikel," dat leiden zal naar het algemeen stemrecht en ook zoo bedoeld is, dat den kiesrecht-strijd eerst recht warm zal maken en uit de hoogten der nu althans eeniger- mate vaststaande Grondwet naar het terrein der gewone wetten en der gewone Kamervoorstellen, met al den aankleve van dien, zal over brengen, zijn wij allerminst warme bewonderaars. Integendeel, wij achten het on aannemelijk De van rechtswege volgende ont binding der Provinciale Staten bij een Eerste Kamer ontbinding is evinmin een maatregel die onze instemming heeft. Het is trouwens klnnrblykolijk den toeleg der re- geerii g, de Eerste Kamer baar ka rakter van controleereud, remmend lichaam te ontnemen. Daarvoor dient ón dit voorstel, èn de open stelling van het lidmaatschap dier Kamer voor iedere» Nederlander, waarhij de eischen van hoogst aan geslagene of van 't bekleeden van gewichtige betrekkingen vervallen moeten. Dat daarenboven geheel wordt gemist een wijziging van de aller belangrijkste bepalingen omtrent de troonsopvolging zal er óók niet toe meewerken de belangstelling in en don lust tot de soesah dor Grond wetswijziging te vergrooten Voor heden bepalen we ons hierbij. De gelegenheid zal niet ontbreken, nader op een en ander terug te komen Algemeen Overzicht. Een verslaggever vau de Matin heeft in den Haag met den heer Tsoedzoeki, den eersten Japanschen vertegenwoordiger ter vredesconfe rentie, gesproken over de verhou ding tussehen A m e r i k a en J a p an. De afgezant zeide De betrekkingen tussehen de twee lauden zijn uitstekend. Het is be lachelijk van een oorlog te spreken. Er is al dadelijk een natuurlijk schier onoverkomelijk bezwaar voor Japan om tegen Amerika oorlog te voeren: de groote Oceaan. Dan is er een zedelijk bezwaar: de ge schiedenis; de Japanners hebben altijd veel voor de Amerikanen ge voeld en de betrekkingen tussehen de twee regeeringen waren voor treffelijk reeds in een tijd toen an dere lauden Japan als minderwaar dig behandelden. En dan verzet ons eigenbelang zich tegen een oor log. De Oceaan is een bezwaar, om dat Japan zijn oorlogsschepen nipt zoo ver van huis kan zenden om Amerika aan te vallen. Ze naar Hawaï te zendeu zou voor de vloot ook een verzwakking zijn. De Filippijnen? Laat Europa toch het denkbeeld loslaten, dat Japan die eilanden wil en moet hebben omdat het voor zijn over bevolking een uitweg moet Lebben Iu Japan is slechts twee vijfden van lietbruikbare land in bebouwing. Er is nog overvloed van plaats voor ons volk. In den laatsten tijd zijn er nog Japanners uit Korea teruggekeerd, omdat zij den Japan schen grond voor ontginning beter vonden dan den Koreaanschen. Japan heeft behoefte aan vrede, na den oorlog met Ruslanden het zal zich niet tot een nieuwen oorlog laten verlokkeu. Het wil zich nu op haudel en nijverheid toeleggen. De zending van de Amerikaan- sclie linievloot naar den Grooten Oceaan behoeft Japan zich evenmin aan te trekken, als Frankrijk het zich de aanwezigheid van een Eji- gelsche vloot in de Middellandsche Zee doet. Zoolang de verantwoor delijke mannen in Amerika aan die reis der linievloot geen andere beteekeuis toekennen dan van een kruistocht, heeft Japan haar niet anders to verklaren. Als Japan morgen aan den dag een smaldeel den Grooten Oceaan instuurt, zal Amerika het stellig ook kalm op vatten. Na deze medodeeling van don Japanner is de correspondent ^uaar generaal Horace Porter, den Ame- rikaauschen afgezant ter vredes conferentie gestapt. Hij las hem het verslag van het onderhoud met den Japanschen diplomaat voor. Dat alles heeft do heer Tsoedzoeki mij zelf al meermalen uitoeugezet, zei de generaal. Ik ben volkomen van Japan's vredelioveuheid over tuigd, vervolgde hij. Na «*>n oorlog als die met Rusland hoeffi eon land behoefto aan oen lange rust. Japan moet zijn nijverheid en financiën ontwikkelen en wil met de groote handelsmogendheden op goeden voet staan. Het is misdadig van een oorlog tussehen Amerika en Japan te spreken. Den tocht van de linieschepen mag men niet als een oorlogszuchtige daad uitleggen. De correspondent van Reuter te Rabat heeft een onderhoud gehad met sultan Abdrfl-Azis, De Sultan liet zich uit over den hnidigen toestand van zijn rijk. Hij verklaarde, dat lift bedroefd was over de onlusten en hij hoop te dat de rust spoedig terug zou keeren. Alsdan zou de Sultan een aanvang maken met het invoeren van de hervormingen die door de onlusten waren ingesteld. Over de voorvallen bij Casablan ca was de Sftltan zeer ontdaan, maar hij wilde het niet wagen, vast te stellen, welke personen verantwoor delijk zouden moeten gesteld voor wat daar gebeurd is. Met betrekking tot Moelai Hafid zeide de Sialtan, dat hij hem niet vreesde. De ster van Moelai Hafid is aan het tanen. Hij zou het niet wagen tegen den Sultan op te trek ken, nu de zakeu vau Marokko in handen van de diplomaten gesteld zjjn. Op de vraag of de stammen om Casablanca vredelievend zouden blijven, antwoordde de Sultan, dat als de Franschen Casablanca zouden verlaten, hij, sultan Abd-el-Azis, in zou staan voor de vredelievend beid der Tsjaoea's. Als de Fran schen mochten blijven, dan vreest de Sultan, dat de onlusten daar zullen voortduren. Toen de correspondent den Sul tan vroeg, wat hij dacht van de voorwaarden tot invrijheidstelling van Mac Lean, kreeg hij ten ant woord de voorwaarden doen er heelemaal niets toe. Mijn weusch is, Mac Lean weer le zien. De Sultan gaf tijdens het gesprek herhaaldelijk te kennen, dat hij veel sympathie had voor de Engelschen. Aldus Reuter. Nu had de Sultan, dunkt ons, nog móeten vertellen, dat hij o zooveai sympathie heelt voor de Spanjaarden, dat Z. M. de Duit- ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Haarlem fl.35 Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.35 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,80 Afzonderlijke nummers0.05 PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regelsfo.60 (contant) f0.50 Elke regel meero 10 Groote letters naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie 4 contant. Wij moeten even de aandacht vra gen voor het Nederlandsche lied. Allereerst voor een vereeniging, die *00 heet en die gisteren te Utrecht vergaderde, van welke bijeenkomst bet verslag onder „Binnenland" heden j onze courant is opgenomen. Maar dan ook voor het lied-zelve, 't Is geen geheim, dat ons Neder landsche lied in droeven toestand ver beert. Er z ij n liederen, genoeg, die Roed en mooi zijn: geen volk waar- Schijnlijk, waar het volkslied zoo ka raktervol is als het onze. Maar... ze worden niet gezongen. Niemand kent ze. De vereeniging „Het Nederlandsche Died" wil nu die volksliederen juist beter bekend maken. Daardoor onze volksziel doen ont maken, de ouden moed herwekken, bet oude volkskarakter doen herleven. Dat streven is waard, gesteund te °rden Het Nederlandsche lied moet her- !eVeu:-op concerten, op feestavonden, lb huis en op straat moet het gehoord ^°Tden. In dien geest werd hier ter stede, boor het Poopsgeziud zangkoor, onder *elding van den heer J. de Nobel, r®eda iets gedaan, toen liederen uit het "Liederboek van Groot-Nederland" ^'erden uitgevoerd. Dat is een voorbeeld dat navolging Verdient! Te Haarlem is nog heel te doen, vóór het Nederlandsche ,led zich de plaats heeft verschaft die *j®t toekomt. Doch daaraan kunnen i lj allen medewerken, en ditopwek- ,ehd woordje moge daartoe iets bij- ragen 1 20) i »Ik zal u helpen, Honri, doch voor tiet I "8tnMik nemen andere zaken mijn tijd beslag, Herinnert U welke vooruitzich- en ik gisteren onzen mannen geopend heb. do(18a ,naar Marseille, eer mijn veiligheid I Woj 'ii ^erronet's maatregelen bedreigd Plan ^an<faag zal ik vernemen, of hot dor I °tü den zoon van onzen grooten be uit de handen zijner vijanden te hi VrH^en> a' dan niet gelukt is, of we ?r een tijdperk van glorie tegemoet uilen gaan en een Napoleon op Frank- 'Jks troon zullen zien." »Ik begrijp," antwoordde Henri op een i]""1 van de diepste overtuiging, „dat alle 'angen bij deze éeno groote en heilige aak moeten achterstaan. Ge zult mij cbtefr thans wel toestaan, nu ik ten bitste geen moordenaar beu, mijn arm „a® den dienst dezer heilige zaak te wij- ap. Gij gaat naar Marseille: neem mij ?'ee. Daar zal ik my tor beschikking van justitie stellen en de straf voor mijn '.misdrijf ondergaan." L >ilk neem uw hulp aan zoowel als uw ijhettdschap," sprak de overste, „maar I mjü raa(i j3 deze. Wie weet of de graaf wel denkt aan de vervolging van (j '"^iid, die eenvoudig ter zelfverdediging zwaard trok! De overmoedige, alge- gehate ridder George is nu toch I 'ten gevaar, en zijn naam zou door het algemeen hekend worden dezer zaak in een licht Verschijnen, dat de eer van het geslacht dor Perrouet's weinig zou ver- hoogen. Hoor nu mijn raad. De weg naar Marseille voert langs het dorpje Perronet. Vergezel mij daarheen .en begeef n rustig naar uw woning. Ik heb gehoord dat ge daar bij uw grootmoeder woont." „Ja, bij de oude m ader Anna, die mij met de teudevste zorgen omringt. Ik heb haar alles te danken, haar die ik ntijn grootmoeder noem, ofschoon over mijn afkomst de donkerste nevelen hangen. En toch. Een zacht geklop onderbrak het ge sprek. „Het is Jean Gaspard, mijn oude be diende en wapenmakker. Sinds de over winningen in Egypte. Hij komt mij roepen." De overste stond op en opende de deur. Het was inderdaad Gaspard, die op den drempel stond, een verweerde soldaten gestalte met een krijgshaftig gelaat vol litteekens. „Is het rijtuig voor, Jean?" vroeg de overste. „Een oogenblik nog, tot onze vriend hier gereed is; hij rijdt met ons mee tot Perronet." Als het ten minste nog noodig is, dat de kolonel zelf naar Marseille gaat," ant woordde de veteraan zichtbaar opgewon den, maar toch de stramme militaire hou ding bewarend. „Mathieu, de kamerdie naar een vroegere sergeant van onzen dapperen generaal Berthouet, ia juist met •en depeetie voor U uit Marseille aangeko man. Ik vrees, overste,"en do geharde oude kon slechts mot moeite zijn tranen weerhouden „ik vrees dat het met ouze zaak slecht geschapen staat." Een onwillekeurige uitroep van schrik kwam over de lippen van den overste. Hij wenkte den bediende en ijlde, door dezen gevolgd, de kamer uit, Henri trok haastig zijn kleeren aan en juist was hij daarmee gereed, toen overste Mauhourg de kamer van zijn gast binnentrad. Smar telijker en somberder dan ooit schenen den jongen man de gelaatstrekken van zijn beschermer. „Gaspard heeft gelijk", sprak hij, „Ik behoef niet meer naar Marseille. Zooeven ontvang ik bericht, dat onze zaak hope loos is, dat althans voor het oogenblik al onze plannen verijdeld zijn. Of de lang voorbereide ontvoering van den hei tog van Rwiehstadt door verraad mis lukt is, dan wei ot onvoorzichtigheid de oorzaak is, daarvan meldt de dopeche niets. Zij zegt alleen dat onze wakkerste vrienden gevangen genomen zijn en dat de ongelukkige zoon van den grooten keizer in strenger gevangenschap gehou den wordt jdan ooit. Voorbij is de hoop van Frankrijk, dat er de eerste tientallen jaren nog een Napoleon den troon be stijgt." Tranon verstikten de stem van den kniohtigen man: hij wist niet eens, dat ze zijn wangen bevochtigden. Een lange stilte trad in. Diep ontroerd stond Henri daar. Hij wist maar al te goed, dat in zulke oogenblik ken ieder woord te veel gesproken is. Het Wns de overste, die het eerst het stilzwijgen verbrak. '„Welk beter middel is er om eigen leed to vergeten," sprak hij, den jongen man hartelijk de hand reikend, „dan eigen leed te vergeten om dat van anderen te deelen Ik kan mij nu geheel aan u wijden, mijn jongen vriend. Al zal de commissa ris des konings dan ook met do uiterste gestrengheid tegen de Bonapartisten op treden, er zijn toch nog wel rechters m Frankrijk. Ze zullen by mij niets com- promitteerends vinden. Ik vrees graaf Perronet niet." „Maar overste, zoudt gij om mijnentwil* u in gevaar begeven? O, dat gemijifAa- der of althans door banden des bPfeecfs met mij verbonden waart." „Wij zijn reeds verbonden, Henri, door de banden der innigste sympathie. En nu voorwaarts naar Perronet I" De oude Anna was in de kamer van haar kleinzoon. Zij zat aan Henri's kleine schrijftafel en had een pak vergeelde pa pieren foor zich, sommige van een amb telijk zegel voorzien, die zij met behulp van een hoornen bril met blijkbare moeite doorlas en daarna er een zekere orde in zocht te brengen. Nooit had de oude vrouw meer op een mummie golekeu dan dieu morgen. On heilspellend lichtten haar oogen: geen slaap had ze dien nacht gesloten. On samenhangende woorden, nu eens een kreet van smart, dan weer een halve verwensching drongen haar naar de lip pen. Zoo druk was ze b.»zig, dat zo niet eens de naderende schreden op het kiezelzand van den tuin hoorde. Eerst loon da deur openging, keek ze op. Hoe zeer de verschijning van den man, die daar op den drempel stond haar ook mocht verrassen, haar trekken ondergin gen toch niet de minste verandering. In tegendeel, een soort van korn sprak uit haar .gelaatsuitdrukking. ei," sprak ze, „komt de machtige f raaf Peronet zoo bij de arme oude heks? s de brandstapel misschien gereed?" „Je bent krankzinnig, oude," antwoord de de graal. Hij zag er dezen morgen ongewoon oud uit, en zijn bewegingen vvareil moede en mat, hoeveel moeite hij zich ook gaf om er Hink en krachtig uit to zien. „Wat voer je daar uit?" vroog hij, terwijl hij op de schrijftafel toetrad en met nieuwsgierigen blik naar de papieren „Wat kan u dat schelen?" boot do oude hem toe. „Zeg mij liever wat u zoo vroeg op den dag hier al heen voert, graal Perronet. Mijn kleinzoon is niet hier, als ge dier. soms zoekt!" De graaf nam uit eigen beweging den stoel, dien de oude vrouw hem niet had aangeboden. „Luister, oude," sprak hij zoo welwil lend als hem mogelijk was. „Gij weet dat ik het altijd goed met u gwmeend heb, sinds ge mijn zoon genezen hebt, of schoon ik hem later toch weer verliezen moest. En ook mijzelf hebt ge menigen versterkenden drank bereid. Ik zou u niet graag willen missen op Perronet". „Ja ja, dat laat zich hooren, Bpotte de oude vrouw, „de heks is een noodzake lijk kwaad, nietwaar. Maar als Henri een haar op het hoofd gekrenkt wordt, 'dan ga ik heen en vervloek den jonge Geor ge die de schande is van uw huis en zijn straf ton volle verdiend heeft „Een jeugdige onbezonneuheid, anders niets! Ge kondt wel wat eerbiediger spreken over ierndud, die tot het geslacht der Perronet's behoort. Gelukkig ia de verwonding, die uw kleinzoon hem heeft toegebracht, minder ernstig dan wij aan vankelijk vreesden, en op zijn weusch zoowel als uit medelijden met uw ouder dom zal de vervolging gestaakt worden, indien uw kleinzoon ridder George nede rig om vergiffenis vraagt." De oude lachte spottend. „Anders niets, heer graaf? Meent go dat iemand, die gravin Melanie haar liefde waardig kourt, zich voor een eer- looze als ridder George zoo diep zal ver nederen Met de gebalde vuist sloeg de oude heer op de tafel. „Slechts aan een krankzinnige kan een I erronet zulk een smaad vergeven, vrouw," riep hy woedend. „Och graaf," sprak de oude vrouw, „laten we kalm blijven. Wij zijn immers geen kinderen meer. Vorondersteld eens dat Henri Walter niet de kleinzoon van moeder Anna was, maar tot een zeer geachte familie behoorde, wier naam millioenen beteekent, zoudt gij hem dan de hand uwer pupil weigeren „George," viel de graaf haar in do rede. „Deukt ge dat ik hier gekomen ben om uw dwaze praatjes aan te hooren Al was nu Honri een vorstenzoon, geen ander dan ridder George zal met gravin Melanie huwen. De genade des konings zal aan ridder George als den laatsten afstammeling van het huis Perronet der graventitel verleenen, evenals op mij eftdkuaal na deu dood van mijn oom die titel verging. Zoolang wensch ik (eleven, -begrijpt ge, en gij moet mij daarbij hel pen!" Hier is uw belooning!" Met een bijna verachtelijke handbe weging wees de oude vrouw het goud af, dat haar werd aangeboden, en sprak: Wordt vervolgdJ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 1