Voor onze jeugd.
EP
Wel, heb jelui al die 15 raadsels van de vorige
^eek kunnen vinden? Er waren er bij, die allesbe
halve gemakkelijk waren heJa er moet dan ook
^at aan te zoeken wezen, anders is het niet aardig!
De oplossingen zijn:
1. Uden.
2. Eiland.
3. Basalt, (bas-alt.)
4. Spek.
5. Madam.
6. Dat kan op twee manieren, schreven we de
^oorgaande week. Nu, we weten zeker, dat verschei
dene lezers er maar één hebben kunnen vinden. En
toch zijn er twee; kijk maar;
Dat 's er één! Precies twee vierkanten, zie je wel,
^aar het kleine in het groote. Daar hadden onze
J°ngelui niet aan gedacht!
En nu de tweede:
Weer het kleine vierkant in het groote! En tel
dü maar, of er niet precies acht streepjes wegge
komen zijn!
7. Kabeljauw.
7 a. Dat was er nog eentje extra, die er zoo tus-
Schen in stond, hé!
Hier zijn de verborgen steden:
De wagen is vol kALK MAAR de bak is half vol.
HOOR Niet naar lastertaal.
Die man draagt een HELM ONDer de jas.
Des winters wASSEN de rivieren.
Houdt u sTILBURGers, en luistert naar mij.
63
8. De spiegel.
9. Steen (Neem er twee letters af en er blijft een
over).
10. Geertruidenberg.
11. Lampion.
12. De letter K.
13. Bremen-Karlsruhe.
14. Zand- mand- land- tand,
15. Loodwit.
Nieuwe Raadsels.
e
c
n
u 1
g
b
g
d
Zoek nu uit bovenstaand figuurtje eens de namen
van een groote stad in Amerika en een in Engeland.
2. Ik ben een heel nuttig mensch,' die voor de
veiligheid der menschen zorg draagt. Neem twee
letters van mij weg en ik word precies zestien.
3. Ik ben een zeer bekend speeltuig en mijn
naam bestaat uit 9 letters.
Een 1. 2. 3. 4 gebruikt men om er iets in te
bergen.
5. 6. 7. 9 is vettig goedje.
Wie ben ik?
4. In den oorlog heeft men mij hard noodig;
leest men mij van achteren naar voren, dan vindt
men mij op iedere bladzijde van een boek.
5. Mijn eerste deel is een erg onaangenaam ding
voor die hem krijgt: mijn tweede is een deel van
een stad.
Het geheel is een plaatsje waar veel boter vandaan
komt. Wie ben ik?
6. Ik ben een heel gezond voedsel. Leest men
mij van achteren naar voor, dan word ik een bak,
die door de broodbakkers druk gebruikt wordt.
Nu hebben we voor onze jongens en meisjes nog
een spelletje, dat in de winteravonden menigeen
zeker veel genoegen zal doen.
Het heet „Loterijspel" en kan door een willekeu
rig aantal spelers worden gespeeld.
Men neemt 60 loten, bijv. prentbriefkaarten, ge
nummerd van 1 tot 60. Deze 60 loten worden onder
de medespelenden verkocht.
De loterij trekt in 5 klassen, voor de eerste klasse
wordt 1 fiche per lot betaald, voor de tweede 2,
voor de derde 3, voor de vierde 4 en voor de vijfde
5 fiches per lot.
t
Q
i I