83
laten, of opeens daar klonk als een rollende don
der het krijgsgeschreeuw der Kichi's.
IhbQuayhamkay had, na de blanken verlaten te
hebben, zich snel naar het zuiden gewend en zijne
'Kichi's spoedig gevonden. Hij kende nauwkeurig de
verschillende boschpaden nabij de kloof en spoedig
waren deze door zijn Kichi's bezet. Rustig hadden
dezen vanaf de hooge heuvelen het gevecht aange
zien en eerst, nu een deel der bleekgezichten dood
of gevangen ter neder lag en een ander deel in
droukenschap de overwinning vierde, was hun tijd
gekomen.
Zonder eenig gedruisch waren ze de heuvels afge
daald. Plotseling gaf Quayhamkay het teeken tot
den aanval en als een wervelwind stoven de
Kichi's op hun vijanden los.
De roovers grepen naar hun geweren en trokken
zich achter de snel bijeengedreven dieren terug, om
zoo dekking te vinden en indien mogelijk de kans
op een terugtocht in het woud te krijgen. Maar
Quayhamkay begreep hun bedoeling en zond hun
een deel zijner Kichi's in den rug.
Roode Jack zag zich door de Indianen omsingeld,
en slechts een koen waagstuk kon hem nog redden,
„De geweren opl In de richting van het woud!"
kommandeerde hij. „Vuur!"
De kogels boorden in de dichte rijen der aan
stormende Kichi's, en een gehuil van woede klonk
uit de kelen der Indianen, toen een aantal hunner
dood of gewond ter aarde zonken. Ze stortten zich
in wilde woede op den vijand, die geen tijd meer
had om opnieuw te laden. Het werd een gevecht
van man tegen man, messen tegen geweerkolven.
Quayhamkay stormde vooruit. Zijn reusachtige
bijl hieuw alles neder, wat hem in den weg kwam.
Opeens stond hij stil en keex rond. Daar stond
Jacksonzijn uur was gekomen. Met een kreet van
wilde vreugde stortte de Indianenhoofdman zich op
hem. Nog beproefde de blanke in koortsachtige haast
zijn geweer te laden, maar het was al te laat.
„Sterf, valsch bleekgezicht!" riep de Indiaan.
Sissend vloog de bijl door de lucht, en Jacksen
stortte met een luiden kreet ter aarde. „Ge hebt de
waarheid gesproken, monnik," fluisterde hij in zijn
doodstrijd. „God zij mijn ziel genadig 1"
De Indianen bleven meester van het slagveld. In
wilden wraaklust boog Quayhamkay zich over zijn
slachtoffer en scalpeerde hem.
De overige blanken, onder wie ook Roode Jack,
werden gebonden en bij elkander op den grond
geworpen.
„De duivel hale die roode schelmen," bromde
Roode Jack, aan zijn koorden trekkend.
„Erken hierin de straffende hand van God", klonk
naast hem een stem.
„Ha, zijt gij het, mr. Allen!" riep Roode Jack
spottend. „Ik ben wezenlijk in goed gezelschap.
Wat zou het mij genoegen gedaan hebben, u en den
monnik naast elkaar aan een boom te zien bengelen
„Wat heeft pater Diaz u gedaan?"
„Ha ha! Vraagt ge dat nog? Ge weet toch wel,
dat men niet ongestraft de Indianen op mij afstuurt
De monnik is goed opgeborgen, hoor!"
„Dus hebt ge hem gevangen genomen?"
,Wel natuurlijk. Hij wilde u lieden bezoeken, en
dat konden we hem nu eenmaal niet toestaan. Hij
wacht nu op mij aan de Sabine-rivier, en als ik
niet kom, zal het hem daar aan den boom, waaraan
hij vastgebonden is, wel een beetje beginnen te ver
velen 1"
„Wat, moet hij daar dus verhongerenDat is on-
menschelijk
„Och kom," spotte de bandiet, „zoo'n monnik is
immers aan het vasten gewoon!"
„Man, denk toch liever aan uw dood!".
„Ho, ho, mr. Allen! Zóó ver zijn we nog niet.
Denkt ge dat mijn mannen hun kapitein in den steek
zullen laten? En als de Indianen mij eenvoudig
hadden willen scalpeeren, zouden ze het wel terstond
gedaan hebben. Blijkbaar zijn ze wat anders van
plan. Dat zullen we morgen wel merken
In de kloof waren de vuren ontstoken. Lachend
en drinkend zaten de Kichi's bij elkander en na
eenigen tijd stonden de jongeren op om den scalp-
dans te beginnen.
Weinig vermoedden de Kichi's, dat eenige oogen-
blikken later het bloedvergieten hier opnieuw zou
beginnen.
HOOFDSTUK X.
De woeste scalp-dans, die een nabootsing van het
pas geleverde gevecht moest voorstellen, was ten
einde, en voor een korte poos legden de Indianen
zich ter ruste.
Reeds vroeg in den morgen echter werden de
lastdieren weer bepakt, de gevangenen er op vast
gebonden en de paarden bijeengedreven. Daarna
ging het in gestrekten draf de vlakte in.
De Kichi's vormden een der talrijkste Indianen
stammen van Texas, ofschoon ze tegenwoordig al
lang uitgestorven zijn. Hun wigwams stonden in het
oostelijk gedeelte van Texas, aan de oevers der
Beneden-Sabine. De hoofdtrek van hun karakter was
list en sluwheid, en door de overige Indianen-stammen
werden zij diep veracht.
Tegen den avond bereikten ze een klein boschje,
waar een kamp opgeslagen werd. De Kichi's bevonden
zich hier reeds op hun eigen j achtgronden, en gaven
zich clan ook aan de meest zorgelooze feestvreugde
Quayhamkay slingerde sijn vijand de bijl naar het hoofd.
i"-
WUMPANTOMIE.