84 over. Eenige buitgemaakte vaten vuurwater i) werden in den kring gerold, en ieder der Indianen zocht van dezen zoo begeerden drank zooveel mogelijk te krijgen. De gevolgen daarvan bleven niet uit. Geen der Kichi-Indianen bemerkte, hoe twee gloeiende oogen opmerkzaam het dolle schouwspel aanstaarden, en hoe een oogenblik later een ruiter pijlsnel over de vlakte joeg. Niet lang duurde het of hij keerde terug, gevolgd door een tweeden, een derden, een vierden, tot eindelijk een groote kring van gewapende Roodhuiden zich al nauwer en nauwer om de Kichi's samentrok. Wel hadden deze wachten uitgezet, maar zelfs die hadden van het vuurwater gedronken en waren vast in slaap geraakt. Driemaal klonk het geluid van den wilden valk, en de ruiters gaven hun paarden de sporen. Er kraakte een schot door de stilte van den nacht, en het krijgsgeschreeuw der Adday's weerklonk van alle kanten. Volgens de aanwijzingen van pater Diaz was de hoofdman der Addays naar Nacogdoches gereden. Bij zijn aankomst daar had hij echter de bleekge- zichten, die hij zocht, niet gevonden en daaruit de gevolgtrekking gemaakt, dat dezen van plan veranderd moesten zijn. Bovendien berichtten de uitgezonden spionnen, dat ze een spoor van voorttrekkende ruiters in de richting van het Zuid-Oosten naar de Sabine- rivier gevonden hadden. Het werd nu den hoofdman duidelijk, welk gevaar den missionaris bedreigde. Hij waarschuwde den commandant van het fort te Nacogdoches, en deze beloofde, een deel zijner dragonders den bedreigden ter hulp te zenden. De Indianen zelf trokken terstond naar de Sabine, maar kwamen te laat om den overval te verhinderen. Daarop hadden de Adday's het spoor der aftrekkende Kichi's gevolgd. Deze hadden van de nabijheid der Adday's niet het geringste vermoeden tot op het oogenblik, dat hun vijanden in wilden ren op hen losstormden. Wel grepen ze naar de wapenen, maar konden in hun heelen of halven roes toch weinig te hunner verdediging uitrichten. Knarsetandend had Quayham- kay naar zijn strijdbijl gegrepen en woedend dreef hij nu zijn dronken Roodhuiden voort. Op eens kreeg hij den hoofdman der Adday's in het oog, en stormde op dezen los. Eenige schreden nog van zijn vijand verwijderd, bleef hij staan. „Als valsche prairiehonden zijn de Adday's komen aansluipen om den beer zijn buit te ontrooven, maar de beer zal met zijn zware klauw de honden neerslaan". Zoo spotte Quayhamkay en slingerde Wumpan- tomie zijn strijdbijl naar het hoofd. Maar de hoofd man der Adday's week behendig uit en krakend drong het vreeselijke wapen in den stam van een boom. Toen Quayhamkay zag, dat hij zijn doel ge mist had, rukte hij zijn scalpeermes uit den gordel en stortte zich op zijn vijand. Maar nogmaals week Wumpantomie op het juiste oogenblik uit en viel zijn vijand in den rug aan.' Met ijzeren vuist greep hij den Kichi in den nek en wierp hem ter aarde. Nog terwijl hij viel, haalde Quayhamkay uit voor een nieuwen stoot naar zijn gehaten vijand, maar viel zoo ongelukkig, dat hij zich met zijn eigen mes doorstak. Wat van de Kichi's nog vluchten kon, vluchtte. Do overigen werden gevangen genomen. Nu werden de blanken van hun boeien bevrijd. Terstond rende Roode Jack naar een van de paarden. „Waar is pater Diaz?" riep Wumpantomie zijn krijgers toe. „O, red hem, red hem," riep een stem. i) brandewijn. Het was mr. Allen. „Ze hebben hem gevangen genomen, Roode Jack daar, houd hem „Wie heeft het gewaagd, den zwartrok gevangen te nemen?" donderde de hoofdman der Adday's. „Dat heb ik gedaan, Roodhuid," riep Roode Jack, reeds te paard zittind, op spottenden toon. „Zoek hem maar op, als ge kunt. Hij is in mijn macht. Voorwaarts, mannen I" Hij gaf zijn paard de sporen en reed heen. Eeni- gen zijner mannen volgden hem, maar minder gelukkig dan hun aanvoerder werden ze spoedig door de kogels der Adday's neergeveld. Roode Jack ontkwam. Wumpantomie hield nu krijgsraad, en mr. Allen deelde alles mee, wat hij wist. Volgens zijn ver klaringen moest pater Diaz aan de Sabine-rivier gevangen genomen zijn, niet ver van de plek, waar de expeditie de rivier overgetrokken was. Wumpantomie had spoedig een plan ontworpen. Een deel zijner mannen moest de gevangenen met den buit aan koopwaren naar Nacogdoches over brengen, terwijl een ander deel met hen naar de Sabinerivier zou rijden. „Ik ga met u mee", sprak mr. Allen. „Uw krij gers en mijn knechts zijn talrijk genoeg om de expeditie naar Nacogdoches te geleiden. En het lot van mijn vriend, pater Diaz, baart mij ernstige zorg." Dadelijk werd er opgebroken, en bij het aanbre ken van den dag had men den straatweg naar de Sabinerivier bereikt. Wumpantomie ontdekte in het zand langs den weg het spoor van een ruiter. Het voerde naar den hollen weg, waar pater Diaz over vallen was. De hoofdman gebood halt en onderzocht de plek. Daarna steeg hij te paard en reed een eindweegs terug. Een der Adday's vond in de doornstruiken een bruin stuk doek. Dit bewees, dat men zich op het rechte spoor bevond. Nog gemakkelijker was het, het spoor in den vochtigen woudbodem te ver volgen, en spoedig hadden de krijgers den grooten zwarten eik bereikt. „How, howl" riep Wumpantomie, terwijl hij op de koorden wees, die nog op den grond lagen. „De pater leeft en is vrij." „Of hij is vermoord," voegde mr. Allen er op somberen toon bij. Wumpantomie, die zijn scherpen blik weer op den grond gericht hield, schudde het hoofd. „Neen", zei hij, „het spoor is oud. Een Roodhuid heeft den missionaris bevrijd, maar de goede pater is alléén naar het zuiden gegaan." Weer werd het spoor vervolgd. Door het struik gewas ging het naar den rand van de prairie. Daar bleef de Roodhuid staan en sprak „De pater is gered. Hij is naar het steenen huis aan de overzijde der prairie gegaan. Daar zullen de roode kinderen hun vader vinden." ELFDE HOOFDSTUK. Dicht bij den zoom der prairie lag de hofstede van mr. Prentis Bordon, een man, door zijn recht schapenheid algemeen bekend. Hij was bevriend met al de boeren in den omtrek en toch den Rood huiden geenszins vijandig gezind. Leven en laten leven, dat was zijn beginsel. Hij behoorde tot de eersten, die uit de Vereenigde Staten naar Texas waren overgekomen. Wordt vervolgd.) DE PRAIRIEBRAND.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 14