De werkelijke dief.
De aanstaande Czaar van Rusland: de eenige
zoon van den Russischen al leenheerscher, die naar
menschenberekening eens de zware taak van regeer
der van het kolossale Czarenrijk zal erven.
Acland, zeide de heer Wise, een groot Lon-
densch bankier, en hij zag zijn jongen bediende
vast in de oogen, ik verdenk u, dat gij mij bestolen
hebt.
Robert Acland's gelaat werd bleek en hij ant
woordde op driftigen toon:
Dat is niet waar, mijnheer, ik zweer het u,
dat is niet waar!
Ik zou willen, dat ik u gelooven kon, Robert,
antwoordde de heer Wise, want ik houd veel van
u, maar de schijn is tegen u. Wat deedt gij gister
avond om vijf uur in mijn particulier kantoor?
Daarin hadt ge niets te maken.
De jonge man richtte zich hoog op.
Daar ben ik ook volstrekt niet geweest, ant
woordde hij op beslisten toon. Ik ben nooit van
mijn leven in dat vertrek geweest, behalve als u
mij daaruit wat liet halen. Heeft iemand dan gezegd
dat ik er gisterenavond was?
Stark, de boekhouder, heeft het mij verteld,
nu nog geen tien minuten geleden.
Richard Stark? riep Acland uit op een toon
der hoogste verbazing. Is hij gek geworden? Hoe
komt hij er bij, dat te zeggen? Wij zijn altijd zulke
goede vrienden geweest. Waarom wil hij mij nu in
het verderf storten?
De heer Wise begon er aan te twijfelen, of Acland
wel schuldig was, en hij zeide daarom op vriende
lijken toon:
Je bent dus werkelijk onschuldig? Kun je
dat bezweren
Ja, zeide de jonge man op plechtigen toon,
terwijl hij de rechterhand ophief. Ik zweer bij God
voor wiens rechterstoel wij beiden eens zullen staan,
dat ik onschuldig ben. Gelooft u mij nu, meneer
Wise?
De patroon reikte hem de hand en zeide: Ja ik
geloof je en het spijt me nu, dat ik aan je ge
twijfeld heb. Maar ik begrijp maar niet, waarom
Stark je graag in verdenking wil brengen.
Ik ook niet, hernam Acland op nadenkenden
toon, zijn gedrag is mij geheel en al onbegrijpelijk.
Goed dan, Robert, zeide de oude heer, toen
hij zijn bediende liet heengaan, maar beloof mij
één ding, behandel Stark precies zoo, alsof er niets
was voorgevallen, laat niet blijken, dat ik met je
over de zaak heb gesproken.
Ik zal het beproeven, antwoordde de andere
het hoofd schuddend, ofschoon het me moeilijk zal
vallen naar ik denk.
Toen de heer Wise alleen was, leunde hij achter
over in zijn stoel en dacht na. Maar hoe meer hij
nadacht, hoe minder het hem gelukte om de op
lossing van het raadsel te vinden. Het geld was weg,
plotseling verdwenen, maar op welke wijze het ge
stolen was, kon hij zich maar niet voorstellen.
Op het groote kantoor verbreidde zich weldra het
gerucht, dat de chef bestolen was. Stark had het
nieuws het eerst verteld, maar hij waagde het toch
niet om tegenover de andere bedienden de verden
king op Acland te laten vallen, want deze was bij
allen zeer gezien en geacht, en niemand zou willen
gelooven, dat hij gestolen had.
Dienzelfden avond bracht Acland zijn verloofde,
Elsie Werner een bezoek. Sinds drie maanden waren
zij geëngageerd en Robert Acland wachtte slechts
op eenige verhooging vau salaris om te trouwen.
Eerst had hij haar van het geheele voorval niets
willen vertellen, maar het meisje bemerkte weldra
dat er iets was, dat hem hinderde en ondervroeg
hem. Na eenige aarzeling vertelde hij wat er ge
beurd was.
Ik kan maar niet begrijpen, eindigde Robert
zijn mededeeling, hoe Stark er toe gekomen is mij
te beschuldigen.
Nog een aanstaand vorst: Prins Olaf het
zoontje van het jonge Noorweegsche Konings
paar.