DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
Gelouterd.
BUITENLAND.
Kinderhuisvest 31-33, Haarlem
BINNENLAND.
ÖINSDAC 12 NOVEMBER 1907.
No. 6734, 328te Jaargang.
joj^Bureaux jvan Redactie enaiAdministratie:
Interc. Telefoonnummer 1426.
Tekort.
Algemeen Overzicht.
We hooren eindelijk wat van de
reii van Keizer Wilhelm!
Door den dikken mist werd dc
Hohenfcollern wat opgehouden en
arriveerde het schip telaat te Ports
mouth.
Maar de korte Reutertelegram-
men spreken van allerhartelijkste
ontvangst, van groote belanstelling,
van donderende toejuichingen.
Mooier kan het al niet.
Het Duitsche vorstenpaar is nu
te Windsor, en de volgende dagen
zullen, met de ojj^vangst te Lon len
de meest markante worden van
het vorstelijk bezoek,
'sKeizers Wilhelm's tweede
kleinzoon is geborenmerkwaar
digerwijs alweer terwijl de keizer
buitenslands was: te Gennep, op
de reis naar Vlissingen, heeft Wil
helm II er bericht van gekregen
Onder deze omstandigheden is
het dubbel begrijpelijk, dat de Kei
zerin er de voorkeur aan zou heb
ben gegeven, in Berlijn te blijven.
Evenals de jeugdige vader, de
vijf jeugdige ooms en de jonge
tante Victoria Luise, zijn de beide
keizerlijke neefjes ter wereld geko
men in het kleine „Marmorpalais"
aan den oever van de Jungfernsee
in Potsdam. Men herinnert zich
nog wel de historie met den eersten
zoon des kroonprinsen?
Op zijn Noorsche reis in den
zomer van 1906 aan boord van de
„Hohenzollern" in Bergen aange
komen, werd Z. M. daar verwittigd
van de geboorte van den eersten
kleinzoon.
De gezant dr. Stiibell beging toen
de flater, den grootvader niet on
middellijk bij aankomst aan boord
de heuglijke tijding te hebben ge
meld. Eerst aan het diner vernam
de Keizer het bericht door den
toost van den Duitschen concul,
■Süe deed uitkomen hoezeer de be
volking van Bergen blijkens den
rijken vlaggentooi, zich verblijdde
in de geboorte van den kleinzoon
des Keizers.
f e Keizer riep daarop den per-
plexen Stiibel toe: „Een kleinzoon!
Maar, dat hoor ik eerst nu?" In
allerijl werd nu een bode gezonden
om de telegrammen af te halen
er waren er ongeveer vierhonderd,
bovenop lag het telegram van den
Sultan.
In vroolijke stemming telegra
feerde de Keizer daarop aan den
Kroonprins: „Hoor zooeven dooi
den Sultan, dat je een zoon is ge
boren"
Zoowel de Kroonprins als zijn
gemalin verheugen zich in een groote
toenemende populariteit.
En de Duitschers zijn blij om den
krachtigen bloei van het stamhub
der Hohenzollern's
Men begiijpt dat de opinies over
de derde Russische Doem»
nu de dag van opening nadert,
van alle kanten aangroeien.
Men spreekt in de Russische re
geeringskringen over de waarschijn
lijkheid, dat in de Doema een
regeeringsblok zal worden gevormd
door Octobristen en cadetten.
Dit gerucht, dat eenige aandaclu
verdient om het feit dat het cii
culeert in kringen, die over ieu
dergelijks geihformeerd zoudei
kunnen zijn, vindt in zoover b«
vestiging als de kadettenleide:
Miljoekof Zaterdag op het kadetten
congres in Helsingfors mededeeliut
deed van een brief van Goetsjko!
een der meest invloe lrijke vooi
mannen der Octobristen,
Volgens dit schrijven zou ht
plan der Octobristen om een ster!
centrum te vormen dat de strij<
naar rechts en links beide koi.
opnemen den vollen bijval der K
geering vinden.
Of de vorming van dit centrun
echter glad van stapel zal loop.fi
mag zeer dubieus heeten daar d«
cadetten bepaalde concessies zullen
eischen. Nu is de vraag maar hoever
die eischen zullen gaan.
Gesteld ook al dat dit blok tot,
stand komt, dan mag men toch
vragen wat de regeering er mee be
ginnen wil.
Want neemt men bij de Octo
bristen en cadetten de vertegen
woordigers van kleine groepen:
vreedzame vernieuwers, volksvrien
den en progessisten, dan heeft men
toch slechts 173 mannen tegenover
264 leden die rechts en links daar
van staan.
Bovendien mag men niet uit het
oog verliezen, dat het ver van
zeker is of alle cadetten mee
gaan.
Miljoekof lieoft wel aen besliste
zwenking naar rechts gemaakt, maar
lang niet allen zijn met hem meege
gaan
't Is dus altijd nograden naar
de toekomst
De Doema zal heet het nu
weer niet door den Cza&r in
persoon worden geopend.
Onlangs sprakeu we over de
opleving van China.
En wel op gezag van Dr. Mor
rison, den bekenden China-kenner.
Typisch is het wel, om nevens
diens meening nu de opinie eens
te leggen van andere China-kenners,
de Roomsche missionnarissen die
er vol heldenmoed voor het Heilig
Geloof stijden en werken.
Laten we een landgenoot, pater
Hoogers, die in Oost-Mongolie
werkt, aan 't woord, zooals hij in
de „Annalen van Sparrendaal"
spreekt. Eerst over de ambten en
de manier waarop ze worden ver
worven.
„Daar de posten zoo winstgevend
zijd, zijn er ook altijd veel liefheb
bers, die, wanneer ergens eene
plaats openkomt, alles in het werk
stellen om die te bemachtigen. Door
welk middel? Door geen ander
dan door geld. Die 't meeste aan
biedt, is de beste candidaat. Want
in China is alles te koop. En dat
is waar voor de geheele hiërarchie
van beneden naar boven, en iedere
sport van die waardigheidsladder
is niet te bereiken dan voor iemand,
die zwaar beladen is met zilver.
Spraken niet onlangs de inlandsche
tijdschriften met verontwaardiging
van groote omkooperyen en schan
dalen aan het hof zelve te Peking?
De koopsommen grenzen soms aan
't fabelachtige. De post van hoofd
mandarijn (tao-t'ai) te Shanghai,
iie een vast jaargeld heeft van
6000 taels, is gekocht geweest voor
200,000—250.000 taels.
Een kleine post van onderprefec
vofdt gekocht voor 4 A, 5000 tael;
Hierbij dient opgemerkt te wordei
lat de tijdruimte, gedurende welki
le gelukkige veroveraar van een
post in zijn betrekking blijft, ge
woonlijk beperkt is tot twee oi
lrie jaar. l.'oor de wet is ook vast
gesteld, dat niemand in zijn eigen
provincie een post mag bekleeder..
zoo gezegd om misbruiken van
nepotisme en partijdigheid te voor
komendoch deze maatregel geeft
tevens aanleiding tot meerdere vrij
heid en willekeur in het beheer,
en heeft ten gevolge dat de man
darijn zich minder bekreunt om 't
algemeen welzijn zijner bevolking
dan wel om in dat kort tijdsbestek
in eene hem vreemde streek zijn
eigen geldbuidel te vullen, waarme
de hij dan gerust haar zijne ge
boorteplaats kan terugkeeren
Dan over de rechtspraak
„De volkstaal, ala een wijze raad
geefster, uit zich in menigvuldige
spreekwoorden tol het afraden van
procedeeren
„De poort van het gerechtshof
opent zich naar 't zuiden, hebt gij
slechts uw goed recht, maar geen
geld, gaat er niet binnen." „Ware
het, dat men u onrecht deed tot
den dood, dien niettemin geen
aanklacht in."
„Hebt gij recht, het (proces) kost
u drie maten graan.
Hebt ge onrecht het (proces) kost
u graan drie maten."
En toch beroept bij de minste
oneenigheid de Chinees zich op de
rechters, of zooals hij zegt op „de
plaats waar recht gesproken wordt."
Al hangen in de verhoorzaal van
een chineesch gerechtshof de schoon
ste rechtspreuken ten toon, de plaats
waar toch de meeeste en de
schreeuwendste onrechtvaardighe
den gebeuren is wel daar.
Niet zelden gebeurt het ook, dat
iemand tegen wil en dank in een
proces wordt betiokken, b.v. als
getuige, als buurman van eene der
partijen, dat geeft allemaal ge
legenheid tot geld afdokken. Maar
wat erger is, is te vallen in de
handen van een valschen aanklager.
Deze wordt volgens het chineesche
rechtswezen, tenminste zooals 'tin
practijk gebracht wordt, nooit of
zelden achtervolgd. Ontelbaar zijn
de schandelijke misbruiken, die
voorkomen uit dit onnatuurlijk
beginsel. Maar het doel van den
mandarijn is toch bereikt, n.l. zich
verrijken, zij het dan ook met de
bloed- en zweetpenningen van het
„domme volk," zooals zij hunne
onderhoorigen noemen.
Zoo zal b.v. iemand, die vijand
schap met u heeft, eene valsche
aanklacht tegen u indienen, steu
nende op een wetsvergryp, waarvan
ge zelfs nooit gedroomd hebtop
een ongelukkigen morgen staan de
dienders met boeien aan uwe deur,
;oonen u een bewijs vaa inhechte
nisneming, sleuren u naar het
gerechtshof (vooraf evenwel hebt
ge alreeds geld en goed moeten
geven aan de hongerige wolven,
om niet al te slecht behandeld te
wordendaar gekomen, heeft de
aanklager reeds geld uitgegeven,
om zijn proces te winnen, gij geeft
op uwe beurt geld uit, om uwe
onverdieude straf los te koopen
en zoo heeft zich de vijand op u
gewroken, zijt gij van een gedeelte
uwer zuurverdiende penningen ont
last, en heeft de manderijn weer
eens te meer zijn onedel doel
bereikt."
Dat is dus andere praat dan die
van Morrison.
Zeker China ontwaakt, doch het
is duidelijk dat tot nog toe die ont
waking alleen maar een oppervlak
kige is, die meer tegen Europa is
gericht dan tot innerlijke verbe
tering
Nieuwtjes in drie regels.
Hofberichten.
De Koningin-Moeder zal Woens
dag Territet verlaten en op de
terugreis naar Nederland een bezoek
brengen aan de Vorstin Weduwe
von Wied, Prinses Marie der Ne
derlanden. H. M. wordt Zaterdag 16
November op het Loo verwacht,
waar zij eenigen tijd by de Konink
lijke familie zal doorbrengen alvo
rens Haar winterverblijf weer in de
residentie te vestigen.
Het Duitsche Keizerspaar te Vlissingen.
Zaterdagavond begaf de Duitsche
Keizer zich met het prachtige boot
je aan boord van de op de reede
liggende oorlogschepen. Met saluut
schoten werd dit bezoek kond ge-
gedaan. Aan boord van de Hohen
zollern teruggekeerd, ontving de
Keizer zijn gezant, den heer Von
Schlözer en den legaiieraad Von
Kuhlmann, die ook aan den maal
tijd deelnamen.
Den geheelen avond heerschte
aan boord een feestelijke stemming.
Langen tijd bewogen de Keizer
en de Keizerin zich aan het dek
van de Hohenzollern, vriendschap
pelijk zich onderhoudend met de
officieren.
Gedurende den ganschen nacht
bleef de Hohenzollern electrisch
verlicht.
In den vroegen ochtend van Zon
dag, te half zeven toeü de Hohen
zollern zee zou kiezen, heerschte er
een dikke mist. De Nederlandsche
rivierloods De Groot en de zeeloods
Verheul, die op het jacht dienst
deden, schenen er echter geen be
zwaar in te zien het Keizerlijk jacht
over te brengen en te 7.7 uur dus
iets later dan den vastgestelden tijd,
zetten de stoomwerktuigen aan en
schoof het jacht langzaam weg.
De Duitsche keizerin op het Loo.
De Duitsche keizerin, die, zooals
gemeld, a. s. Zondag een bezoek
op Het Loo zal brengen, komt uit
Engeland aan boord van de „Ho
henzollern" ongeveer tegen 12 uur
's middags te IJmuiden, alwaar de
keizerlijke trein gereed staat voor
de reis naar Het Loo, vanwaar
H. M. des avonds 10 uur met den-
zelfden trein naar Duitschland te
rugkeert.
De Staatsschuldboekjes.
De Staatsschuldhoekjes zijn bij
zonder doelmatig ingericht. De
boekjes zijn van formaat iets smal-
mer en ook iets minder hoog dan
de Spaarbankboekjes. Op de voor-
zyde van den (groenen omslag staat
behalve het Nederlandsche wapen
en het nummer van het boekje
het volgende opschriftStaatsschuld
boekje, betrekking hebbende op het
postspaarbankboekje(hier staat
de naam van het kantoor van uit-
fifte van het Spaarbankboekje),
!oBinnenin vindt men, na
een titelvel waarop de gewone op
gaven omtrent den houder die ook
in de Spaarbankboekjes voorkomen
vier (dubbele) bladzijden, elk met
ruimte voor 6 inschrijvingen. Elke
bladzijde is verdeeld in 5 kolommen:
Dagteekening, aard der handeling
(inschrijving of afschrijving) nomi
naal bedrag in letters en in cijfers,
en handteekening van den ambte
naar. Het boekje wordt verstrekt in
een zeer stevigen zwarten band
waarop in vergulde letters „Ryka-
postspaarbank" te lezen staat, een
band dien men kosteloos krijgt en
waarin, door middel van een koordje
het Staatsschuldboekj e met het bij-
behoorende spaarbankboekje inge
schoven zijn. Men bewaart de twee
boekjes dus vanzelf samen maar
kan het eene of het andere uit de
band halen. De rente van het Staat-
schuldboekje wordt zoodra zij op-,
vorderbaar is bijgeschreven op het
Spaarbankboekje.
Zooals men weet zijn de Staats
schuldboekjes geen Spaarbankboek
jes doch kleine Staatsefiëcten. Er
is dus daarbij onderscheid te maken
tusschen het nominale bedrag dat
er op ingeschreven staat (en waar
over men rente trekt) en het reëele
bedrag dat men voor die inschrij
ving betaalt of dat men er voor
krijgen kan. Dit laatste is afhan
kelijk van den koers van den dag,
namelijk den koers van de Groot
boekinschrijvingen aangezien het
Staatsschuldboekje den houder eige
naar maakt van een kapitaalinschrij
ving op het Grootboek zonder hem
den last te bezorgen van de Groot
boekformaliteiten.
De Rijksverzekeringbank.
Eindelijk is besloten aan de enorme
tekorten der Rijksverzekeringsbank
het hoofd te bieden. Bij kon. Besluit
zijn al de premiën verhoogd, ten
einde de risico en de steeds grooter
wordende administratie-kosten te
FEUILLETON.
(Wordt vervolgd.)
COURIHT
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Haarlem
Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.85
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post
Afzonderlijke nummers
fl.35
1,80
0.05
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regelsf0.60 (contant) fO.60
Elke regel meer0.10
Groote letters naai' plaatsruimte,
[jDienstaanbiedingen 25 cent per advertentie A contant.
Het ineest-ernstige tekort in eenig
financieel lichaam, dat in den jong-
sten tijd is aan den dag gekomen,
is wel het enorme tekort aan de Rijks
verzekeringsbank
Nu staat wel de schatkist achter
«lie Bank, en kan ze dat tekort voor-
loopig lijden.
Maar dit neemt niet weg, dat deze
eerste proef eener Staats verzekering
na enkele jaren loopens al op een
deficit uitdraait.
De Staat moet bijpassen, en een
enorme verhooging der verzekerings
premies staat voor de deur.
Dat maant tot groote voorzichtig
heid, en een schuchtere vraag.
Namelijk deze: of Staats-verzeke
ring nu toch wel den besten vorm is
De Staats-verzekering is ontzaglijk
duurder dan particuliere, en de ad
ministratie ervan verslindt millioenen.
Nu is een tekort wel gemakkelijk
te dekken premieverhooging bij
de wet! maar ook dit is niet zon
der gevaar.
Wai.t het particulier bedrijf zal op
den duur al die liooge en steeds stij
gende premies niet kunnen dragen.
Nu er weer nieuwe staats-verzeke
ringswetten op handen zijn, nu mag
de kwestie wel weer eens ernstig wor
den onderzocht.
Jïn gezorgd, dat ziekte- of ouder-
domsverzekering die nog duurder zijn
dan ongevallen-verzekering, niet wéér
tot een tekort leiden.
Wantde Staatskas krijgt dat
tekort te boeken, doch de particuliere
werkgevers moeten er ten slotte voor
opdraaien.
En dat kan niet op den duur, zon
der de vaderlandsche industrie ern
stig te schaden en te verzwakken!
De spionnagezaak te Toulon neemt
steeds grooter afmetingen aan. De Fran-
schen zijn er erg geheimzinnig mee.
De Ramadan-maand in Marokko is
voorbij, men verwacht nu eiken dag be
richt van gevechten.
De medische faculteit der Parijsche
hoogeschool is (ot 31 December ge
sloten. Studentenrelletjes.
De nieuwe gemeenteraad van Rome
is geheel anticlericaalDe Katholieken
onthielden zich van stemmen.
Naav het Duitach van Kart.. Ed. Ki.oppek.
9.
Weder grepen zijne vingers op den tast
naar zijnen schat om aan het eentoonige
„faites votre jeu" gevolg te geven, doch
eensklaps trokken zij zich terug. Hoe,
was het mogelijk Zoo, zoo erg reeds in
gekrompen 'l Hij beproefde na te rekenen.
Ja, ja,hij had immers juist viermaal achter
een verloren, maar desniettegenstaande...
Hm, laat eens zien! De eerste maal vijf
honderd, toen driehonderd, dadelijk daar
na zelfs
„Rien ne va plus!" klonk het hem in
de ooren hij verschrok daar vielen
reeds weder de kaarten I Bravo, hij had
gewonnendaar lag immers de heer, waar
aan hjj gedacht had, vlak voor hem
Doch neen, vervloekt! hij. had den inzet
vergeten op te zetten met dat domme
narekenen. Hij hield het bankbiljet nog
werktuiglijk in de hand, dat hij had wil
len opzetten; hij zag nu eerst, dat het
een biljet van duizend roebels was. Alle
duivels! Nu zou hij duizend roebels op een
maal gewonnen hebben, wanneer hij nu
niet juist verzuimd had op te zetten.
Tandenknarsend wierp hij hot biljet to;
nu juist op den lieer. Hij wilde loei
eens zien, of het geluk hem weigeren
zou, wat het hem nu toch zoo zichtbaa;
schuldig was ja schuldig hij ging
volkomen in deze gedachten op. r
De kaarten vielen weder luiks en
rechts, rechts en links en nog eens en
ten vierden male. Oscar zette niet verder
op; hij hield aan den heer vast en wilde
bovenal eens zien, wat het worden zou.
Hij moest geruimen tijd wachten; er wil
de geen heer komen.
De koorts in hem benam hem bijna
den ademhij bespeurde kloppende sla
gen in de hals-aderen; alle levensuiting
concentreerde zich in den blik, die de
vlugge vingers van Ludeskoy volgde.
Daar eindelijk! En toen stolde hem
bijna het bloed. „Heer en zevenkon
digde de bankhouder met kalmte aan. De
heer lag boven. Oscar zette groote
oogen op. Toen verscheen ook reeds de
hebzuchtige houten hark met haren lan
gen jsteel en veegde het duizend roebel
biljet weg alsof het vuilnis ware.
In het volgende oogenblik maakte Ol-
fers zich weder gereed een biljet van
duizend roebels op te zetten en weder op
den heer.
De kaarten vielen links en rechts
en weder en nog eens. Het was uit. Lu
deskoy nam een nieuw spel ter hand.
„Cavreau dame en bas!"
Diepe stilte, nu slechts afgebroken door
het geringe schuiven der gladde knarten-
bladen.
Daar eindelijk weer een heer! En
warempel gewonnen, gewonnen
Een afwisselend gemompel ontstond
rondom de tafel.
Olfers strekte reeds de haud uit, om
net geld naar zich toe te halen, hetwelk
hem «ie hark van den bankhouder op
zijn inzet toeschoof. In het laatste oogen
blik bezon zich anders. „Staat!" riep hij
wat luider, dan juist noodig was.
„01 hij pousseert alweer!" hoorde hij
achter zich de door den neus gesproken
slem van Pajukin.
Twee minuten later vielen de twee
duizend roebel op den heer ten otter aan
de hark.
Nu was de beweging algemeen.
„Je doet ook zeer dwaas. Oscar Gmvir-
lowitsch," viel een toeschouwer in, die
zich ergerde.
Olfers keerde zich om, liet was Opins-
ky, die daar gesproken had.
„Houd je wijsheid maar voor je, ge
ëerde heer!" zeide Olfers kort en schoof
weder een hoopje goud en zilver zoo
veel als zijne hand juist kon omvatten
over de lijn weder op den koning.
De hoofden bogen verder naar voren;
eenigen hielden zelfs met spelen op, om
slechts waar te nemen, hoe ver deze
koppigheid van den jongen ingenieur
zich beloonen of zich bestraffen zou, en
de grootste spanning was op ieders ge
laat te lezen. Ludeskoy's lippen verdwe
nen geheel onder den dichten knevel
maar men zag aan zijne holle wangen,
dat hij de tanden vast op elkander drukte.
Zijne helder grijze oogen rustten met een
zeer eigenaardige uitdrukking op het
roode gelaat van zijnen vermetelen tegen
stander.
„Heer en aas!"
„Verloren!" riepen verscheidenen te
gelijk en aller blikken richtten zich op
Olfers. Deze leunde achterover in zijnen
stoel en speelde met de toppen zijner
vingers op den kant de'- tafel. Behalve de
j bleekheid die nu zijn gezicht bedekte»
was er echter geen treken bij hem waar
j te nemen, hoe hem het nieuwe ongeluk
getroffen had.
In elk geval was hij, na Ludeskoy de
I rustigste vau liet geheele gezelschap. Er
was, wel is waar iets verdachts in deze
rust, dat echter niemand opmerkte. Zjj
hielden zich immers allen aan uiterlijke
vormen en wie aan deze voldeed, die was
voor hen de man, zooals hij behoorde te
zijn. Zij knikten ook bevredigd, toen zij
bemerkten,hoe Olfers na eenige minu
ten van verstrooide gedachten al het
overige van zijn contant geld hij een
bracht om het op zijne kaart „den
lieer" te zetten. Hij was consequent.
Daarna stond hij op en bestelde aan den
juist voorbij komenden kellner eene flesch
champagne.
Hij had lieden in de club nog geen
druppel over de lippen gehad en de hitte
voornamelijk hier in het gedrang en
onder den kroonkandelaar was inder
daad verstikkend. Hij bleef staan en
liet zich door een zijner kennissen in
zijne nabijheid eene cigarette en vuur
geven. De speeltafel keerde hij half en
half den rug toe, alsof het hem niet
schelen kon, wat daar voorviel. Daar
vielen de kaarten weder door de eento
nige stem van den bankhouder geregeld
aangekondigd. De kleine vlam van den
lucifer, waaraan Olfers zijne cigarette
aanstak, verlichtte nog flikkerend zijn
gezicht, toen reeds de beslissing over zijn
laatsten inzet viel.
„Verloren natuurlijk; hij scheen vol
strekt niet anders verwacht te hebben!"
De omstanders zagen zijne oo»en fonke
len, maar dat kon ook de weerkaatsing
van het lucifersvlammetje zijn. Hij wend
de niet eens het hoofd om, blies het
vlammetje uit, knikte den gever der
cigarette dankend toe en verliet tamelijk
bedaard de speelzaal. Ieder dacht, dat hij
nog middelen genoeg bezat en dat hij
slechts heenging omdat hem het spel
reeds lang verveelde. Niet een koesterde
het vermoeden, dat deze jonge man vol
komen geruïneerd van daar ging.
Aan de deur van de conversatiezaal
kwam de kellner hem met de bestelde
champagne te gemoet en volgde hem op
den voet. daar hij meende, dat mijnheer
den wijn buiten de speelzaal drinken
wilde. Maar Oscar lette volstrekt niet op
den achter hem loopenden man.
Eerst toen het zeker scheen, dat hij
door de voorkamer wilde vertrekken,
waagde de kellner het, hem te vragen,
waar hij toch de flesch champagne neer
zetten moest. Oscar keek om als iemand
die uit eenen droom ontwaakte. Toen
trok hij een zeer bedenkelijk gezicht en
wist op het oogenblik niet, welk ant
woord hij den man zou geven. „O ja, de
wijn!" zeide hij en droogde met den zak
doek het met zweet bedekte voorhoofd af.
„Breng hem hiernaast in de kamer, ik
wil mij daar een plaatsje opzoeken, waar
ik alles verstaan kan. Hij is toch wel
koel
„Mijnheer Olfers zal volkomen tevre
den zijn!"
Oscar betrad de eetzaal, die aan den
anderen kant aan de salon grensde. Hier
was nog alles leeg, want de drinkgelagen
begonnen eerst na middernacht. Evenwel
nam hij niet aan een der onbezette tafel
tjes plaats, maar zocht een op een alcoof
gelijkend kamertje op, waar slechts een
klein rond tafeltje en eene kleine canapé
stonden. Een gordijn voor deze alcoof
maakte het mogelijk ze van de groote
zaal nog meer af te scheiden. Nog staan
de dronk hij het eerste glas uit, dat de
kellner hem inschonk en even spoedig
een tweede.
„Dat frischt een beetje op, dat is het,
waarnaar ik verlangde! Breng mij dade
lijk nog een flesch in (js!"
Toen wierp hij zich op de canapé en
leunde met het hoofd tegen de leuning.
Zoo trof hem de kellner nog, toen deze
met de bestelde tweede flesch verscheen.
„Goed, goed, zet dat ding daar maar on
der de tafel en laat het gordijn zakken,
je scherp gaslicht verblindt mij ik wil
niet gestoord worden."
Weinig minuten na 1 uur kwam eeue
heele troep clubleden in de eetzaal; het
waren meerendeels de bezoekers van de
speeltafel.
Ludeskoy was op het gewone uur van
achter de groene tafel opgestaan èn Haar
huis gegaan.
Toen hield, wel is waar een ander do
bank, maar de belangstelling was ver
koeld slechts een paar bijzonder groote
winstbejagers hielden nog vol. De groote
zaal, die zoo even nog zoo leeg was,
werd nu het tooneel van de levendigste
drukte.
Het lachen en praten klonk uit alle
hoeken, de lcellners liepen af en aan en
hadden geen ooren genoeg om de hun
opgedragen bestellingen in ontvangst te
nemen, geen handen genoeg om daaraan
met de geweaschte vlugheid te voldoen.
Ondertnsschen knalden reeds de kurken
en klonken de glazen,