DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
Gelouterd.
In den strijd onzer dagen.
Beginselvast
BUITENLAND.
Kinderhuisvest 31-33, Haarlem
vrijdag is november 1907.
No. 6738, 32"to Jaargang.
Bureaux van Redactie e. Administratie:
Interc. Telefoonnummer 1426.
Hel mooie doel van dit jongste
godsdienstige gesclnift van Pater
Smit is diepe overtuiging en blijde
geestkracht in ons op te wekken,
als onmisbare voorwaarden voor
het goed vervullen onzer Christelijke
levenstaak in 't bijzondere zoowel
als in-'t openbare leven.
In de eerste hoofdstukkeu wordt
ons uitgelegd wat vooruitgang
door liet Christendom betee-
kent, en daarna verklaard waarin
de Christelijke levenstaak
voor iederen mensch van welken
«tand ook bestaat.
Na een principieele en instructieve
beschouwing over plicht-behar
tigen (in onderscheid met plichts
betrachting) worden ons iu breede
en schoone rij verschillende plichten
en deugdsoefeningen uitgelegd.
Op «en en ander hier nader in
te gaan is mij onmogelijk. Dit durf
ik over het geheel verklaren: hier
ligt veel levenswijsheid opgetast.
Ook een eenvoudige begrijpt het
en zal het voelen. Voor wie ver
standig en overtuigend preeken wil,
liggen er goudkorrels te zamelen.
Daar tusschenin komen vier zeer
aclueele hoofdstukken over E van-
gelisatie der mannen,
Katholieke Actie, Sociale
Belangen, Eendrachtig
Streven. Ofschoon ik achter een
enkele bewering en opvatting in
deze hoofdstukken een vraagteekeu
zou willen zetten, verdienen zij zeker
iu deu aanstaanden winter onder-
Werp van practische studie te zijn
Voor al onze vereenigingen en pa
tronaten.
liet geheel sluit met een geest
driftig hoofdstuk over Edelmoe
digheid, dat uitstekend in staat
is (ik gebruik een paar woorden
Van den schrijver zelf) om „ons
niet glorieuze blijheid lenig te doen
Worden voor Gods leiding" in- den
strijd onzer dagen.
Daar zijn drie redenen, die mij
dit boekje uit volle overtuiging aan
ons Katholieke volk, laag en hoog,
rijk en arm, doen aanbevelen.
De helaas wel eens vergeten
Waarheid, dat een ascetisch schij vei
«en goed onderlegd theoloog be
hoort te zijn, doet u reeds mei
({root vertrouwen naar dit geschrifi
({rijpen. Immers P. Smit neemt
ven eereplaats in onder onze vader-
'andsche Godgeleerden. Eu dal
Vertrouwen wordt niet beschaamd
Ziehier de zuivere katholieke leer
hi al haar waar- en klaarheid, in
huar breed- maar ook beslistheid,
die warm oproept tot nabootsende
Volmaaktheid van den „zoo Hoog
(Jezetene," maar die zicli ook er
barmend neerbuigt over den diep it
gevallene.
Hier ziet men duidelijk de onwaar
heid bewezen der helaas tot onheil
van zoovelen verbreide meening
alsof een klaar en beslist dogmatisch
Christendom niet samen kan gaan
met blijheid des gemoeds eu liefder
volle barmhartigheid.
En vervolgens niet alleen in taal
van goeden huize, maar in opvallend
helderen vorm worden Hier hoven-
zinnelijke zaken besproken. Waarlijk
ook een aestlietisch genot,een verfris-
schend bad, vooral als men pas som
mige andere geschriften over gelijke
stofl'e is doorgeworsteld. Een woord
van bijzonderen lof verdient de
wijze, waarop (ik voel de bekoring
om een of andere bladzijde als
proeve af te schrijven) geheel de
voorstelling dikwijls gevoed is met
het merg der Schriften. O die
onovertroffen schoone sprake der H.
Schriftuur, die vooral iu zulk een
werk zoo wèl luidt, zoo wel past,
zoo wèl aandoet. Onwillekeurig
ging mij meermalen door het hoofd
Narraverunt mihi iniqui fabit-
lationes sed non ut lex tua Domine.
Daar is een derde en meer be
paalde reden, waarom ik het boekje
warm aanbeveel, eu deze is: De
toepassingen, vermaningen en op
wekkingen zijn m a n n e 1 ij k e n
sober. Om het eens heel eenvou
dig te zeggenook een gewoon, zwak
zondig menschenkind durft het eens
met de vermaningen van dezen
geestelijken leider te probeeren. P.
Smit is tezeer een man van door
studie en ervaring verkregen
menschenkennis en van goeden
smaak, om niet in te zien dat een heete
kreet van Sint Augastinus, een krasse
wensch van Sint Theresia zoo maar
niet in den mond moeten gelegd
worden van iemand, die in 't ver
vullen zijner gewone dagelijkscbe
plichten nog dikwijls een arme
brekebeen en, als er eens een hef
tiger stootje te verduren valt, een
echte stakkerd blijkt. Bij hem niet
die zoete maar dwaze en gevaarlijke
overdrijvingen. Klaar legt hij u uw
plicht uit, warm legt hij u dien
aan 't hart, teekent u keurig den
wareu vrede en de zalige vreugde,
daarin reeds hier benedon gelegen,
en trots dat alles miskent hij niet
de moeite, daaraan verbonden voor
den gewonen mensch.
Lees bijvoorbeeld met aandacht
het m.i. voortreffelijk gedacht en
geschreven hoofdstuk „Liefde voor
Gods Wil" (bl. 74).
De tijd van voorbereiding voor
liet heilig Kerstfeest is nabij. Zij
die in den Advent (mogen het hon
derden en honderden zijndit boek
je ernstig gebruiken, zullen er mach
tigen spoorslag iu vinden, om in
hun eigen leven waar te maken
wat in den ouden brief aan Diogneet
reeds zoo schoon werd aangeduid
de in de harten der zijnen steeds
herboren Christus moet de ziel zijn
van een waarlijk Christelijk leven
en streven.
H. Dr. Th. L.
Een onzer Katholieke lezers vraagt
ons
„Hoe kunt U aanraden voor de
„a.s. raadsverkiezingen, samen te
„werken met de liberalen? En
„dat terwijl u toch principiëel daar
tegenover staat en staan wilt. Is
„dat wel beginselvast? De Katho
lieken mogen m.i. nooit samen-
werken met partyen, die Geloof
„en Godsdienst zoeken af te breken."
't Kwam ons voor, dat iwe dit
korte briefje niet zonder anlwoord
mochten laten.
Meer nog: dat we het anywoord
daarop moesten geven in lfet pu
bliek.
Want hoe licht kon de een of
ander niet óók zoo iets denken als
hij, die het ons ronduit schreef,
waarvoor we hem dankbaar zijn I
En we zouden toch om alles ter
wereld niet willen, dat zelfs maar
de schijn op ons blijven zou, als
zou de Katholieke krant van Haar
lem willen transigeeren met Katho
lieke beginselen I
Ter zake dan.
Wat hebben wij, in ons hoofd
artikel van eergisteren, o.m. willen
uiteenzetten
Dat het bij de aanslaande raads-
verkiezi igen o.i. de beste en ge
makkelijkste weg zou wezen, als
de verschillende kiesvereenigingen
onderling overeenstemming zochten
en voor den zetel van wijlen mr.
Bijvoet een Katholiek, voor dien
van mr. de Haan Hugonholtz een
liberaal wilden stellen.
Zoo adviseerden we, en zoo raden
we nóg aan.
Onze geachte opponent werpt ons
toe, dat dit een „samenwerking"
is, welke met onze beginselen niet
rijmen zou.
Wij protesteeren daartegen ten
sterkste.
Een ieder zal begrijpen dat een
overeenkomst om elkanders candida-
ten te steunen, ten einde op die ma
nier zoo mogelijk een stemming te
voorkomen en in ieder geval de
bestaande verhoudingen te besten-
ligen, niets heeft van een „samen
werking", waarmede de Katholieke
beginselen zouden zijn gemoeid!
Wil men, dan noerne men het
een opportunistische regeling.
Dochj stellig niet meer.
Geen enkel beginsel is er bij be
trokken, als wij in plaats van een
heftigen strijd te moeten voeren
voor liet behoud van den zetel van
wijlen mr. Bijvoet, zorgen dat een
Katholieke candidaat er zonder of
met zoo min mogelijk strijd komen
kan! Integendeel: het Katholiek
beginsel is er mee gediend, dunkt
ons, dat op die manier de verkie
zing van een Katholiek al dadelijk
verzekerd wordt!
Wij meenen, dat onze opponent
ten onrechte over het woordje
„samenwerking" valt.
Trouwenswijzelf hebben dat
woord niet gebruikt.
Maar al was dat zoo, dan zou
men de soort van samenwerking
die den uitslag van een tusschen-
tijdsche raadsverkiezing regelt bij
onderlinge afspraak, en die het
statusquo in den Raad wil
haudhaven, toch op geen enkele
manier mogen vereenzelvigen met
die geheel andere soort van samen
werking, welke onze beginselen be
treft! Want deze laatste is samen
werking tot het uitvoeren van een
of ander programma: wat wij aan
bevelen is echter niet anders dan
een verkiezingsafspraakje zooals er
dagelijks gemaakt worden.
Het kwam ons voor, in het open
baar en met nadruk op dit verschil
hier de aandacht te mogen vesti
gen: door datzelfde woord „samen
werking" in verkeerden zin op te
vatten, konden soms andere
oppervlakkige beschouwers tot een
zelfde conclusie komen als onze
briefschrijver hierboven.
En van een beschuldiging met
onze beginselen to transigeeren, zijn
we niet gediend!
Het bovenstaande was al ge
schreven, toen ons een frappant en
byna geheel overeenkomstig staaltje
van een afspraak tusschen de Ka
tholieke en andersgezinde kiesver
eenigingen elders, onder de oogen
kwam.
Te Utrecht n.l., waar de door
ons hier ter stede aanbevolen over
eenstemming reeds is verkregen
en met goed succes wordt toege
past.
Dat bericht luidt als volgt:
„Door de besturen van verschil
lende kiesvereenigingen, kerkelijke
zoowel als liberale te Utrecht, is over
leg gepleegd omtrent de vervulling
van de beide vacatures, in den ge
meenteraad, ontstaan door het over
lijden van den lieer Mees en het
bedanken van professor De Louter.
Men is daarbij tot overeenstemming
;ekomen; de candidaat der kerke
lijke partijen zal door de liberalen,
le candidaat der liberalen door de
kerkelijken worden gesteund. Door
leze laatsten werd reeds als candi-
iaat opgegeven Mr. H. J. H. baron
/an Boetzelaer, arrondissements-
>choolopziener, terwijl van liberale
rijde het oog moet zijn gevallen op
dr. J. P. Fockema Andreae, com
mies redacteur ten stadhuize. Het
zou in de bedoeling liggen door de
verkiezing van Mr. Andreae den
Raad in de gelegenheid te stellen
dit nieuwe lid tot wethouder te be
noemen in de plaats van wijlen den
lieer Mees.
De liberale kiesvereeniging stelde
reeds beide candidaten."
Tot zoover bedoeld bericht.
Ptinoipiëel is dus door de Utrecht-
sche katholieke kiesvereeniging juist
hetzelfde gedaan wat wij hier te
Haarlem voorstellende liberaal
wordt in ruil voor de overneming
van den Christelijke» candidaat, ge
steund*
En de liberalen hebben daar
reeds loyaal de afspraak gestand ge
daan, en den Christel ij ken candidaat
gesteld.
Waarom zou, wat te Uti echt mo
gelijk is, te Haarlem niet kunnen
gebeuren
Nog eenswij bevelen het dank
beeld van een afspraak tusschen de
kiesvereenigingen warm aan en bren
gen het met alle bescheidenheid aan
liet bestuur der Katholieke kiesver
eeniging ouder de aandacht.
Pat dit bestuur daarmee een zwa
re taak op zich neemt, omdat er
tal van opportunistische overwegin
gen zich doen gelden bij de keuze
van mr. Bijvoet's vermoedelijke»
opvolger, hebben we al uiteengezet.
Doch dit zal voor 't wakkere bestuur
wel geen beletsel zijn, vooral niet
wanneer de zedelijke steun van de
leden der kiesvereeniging aan de
bestuurders is verzekerd. Iets waar
aan we niet twijfelen 1
Algemeen Overzicht.
Zou de Duitsche keizer Wilhelm
II later door de geschiedenis als „de
Vredeskeizer" worden betiteld
Wilhelm maakt er aanspraak op
In zijn tafelrede in de Gildenhal
te Londen heeft hij o.m. de volgende
historische woorden gesproken
„Toen ik sir Savony(dén toenmalige»
lord-mayor) zestien jaren geleden
geleden op deze plaats toesprak,
zeide ik bovenal de handhaving van
ilen vrede te beoogen". (Applaus).
„En ik verwacht, dat de geschie
denis mij recht zal doen, door te
zeggen, dat ik dat doel sedert dien
onverminderd heb gevolgd" (Luid
applaus).
De voornaamste grondslag voor
den wereldvrede is de handhaving
van de goede betrekkingen tusschen
onze twee landen. En ik zal, zoover
in mijn vermogen ligt, die betrek
kingen nog versterken. De wensch
der Duitsche natie is dezelfde als de
mijne. De toekomst voorspelt veel
goeds en de handel zal zich ont
wikkelen onder naties, die leerden
elkander te vertrouwen".
Dat is een woord vol beteekenis
en van hooge waarde voor het lot
van Europa
Europa begrijpt datin deze dagen
is aller oog gericht op Londen en
wat de machtigste vorst van het
vasteland daar zeggen zou, werd
met gespannen verwachting tege
moet gezien.
En men is er niet in teleurge
steld.
Na de toast van den Gildenhal
wéét Europa, dat de vrede door
Wilhelm II zeker niet verstoord zal
worden, zoo hij iets kan doen dien
te lie waren
En dat is een opluchting.
Ongetwijfeld het bezoek van kei
zer Wilhelm II aan Engeland is nü
reeds gebleken van nog meer betee
kenis te zijn voor de toekomst van
Europa dan men te voren verwachtte.
Onder de drieregel berichtjes
schreven we gisteren een enkel
woordje om aan te geven dat zelfs
bij de linkerzijde in de F ranse he
Kamer zich tegenstand begint te
openbaren tegen Briand's roofwet,
diezoo onweersprekelijk het gemeene
recht schendt om de Kerk maar te
benadeelen.
Ziehier een deel uit de Kamer
zitting van eergisteren, waarbij we
allereerst den royalist De la Haij»
aan het woord laten.
Deze zeide o.m. tot Briand :„Uwe
wet is een wet van bandieten. Gij
hebt de Katliioleken voorgesteld „as
sociations cultuelles", te vormen,
ten einde hun goederen te behou
den, maar het was u zeer wel be
kend, dat de Katholieken deze ver-
eenigingen niet konden aannemen.
Gij zoudt u wel gewacht hebben,
zulke voorstellen aan de Muzelman
nen in Algerije te doen, want gij
weet, dat hun leiders niet zooyeel
geduld en eerbied jegens de wetten
aan den dag zouden leggen als d#
bisschoppen. Met geweer- en kanon
schoten zouden zij hun eigendom
verdedigd hebben. Maar wanneer
het geldt Katholieken, dan is u elk
middel goed genoeg. Eens echter
zal de dag aanbreken, waarop het
u zal berouwen ons te hebben ge-
tyraniseerd en erger te hebben be
handeld dan de onderdanen van
den Sultan van Zanzibar!"
„De Katholieken hebben niets
meerzij zijn geheel uitgeput. Maar
zij zullen toonen dat hun geloof niet
dood is!"
Het krachtig verzet van De la
Haye baatte echter niets natuur
lijk. De wet zal er komen, heeft de
Loge gezegd!
Maar zooals we al zeidenniet de
hëele linkerzijde gaat mee: er zijn
ook daar nog eerlyke menschen.
Een ervan is.... Labori, de bekende
verdediger van Dreyfus, die toen
tertijde in de hoogte werd gestoken
van belang, maar die.,., nu door al
wat liberaal is netjes wordt dood
gezwegen
Dat zoo'n Labori de uitne
mende jurist, zooals hij vroeger
heette nu ook juist Briand's roof
wet moest ■aanvallen!
Hij heeft 't echter gedaan, en
goed ook
Labori diende een amendement
in, strekkende om de bepalingen
der Scheidingewet betrekkelijk de
procedure over kerkgebouwen, die
FEUILLETON.
CHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Haarlem f 1.35
Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.35
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post
Afzonderlijke nummers
Van 1— 6 regels
Elke regel meer
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie k contant.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
fO.GO (contant) f0.50
.0.10
Uodsdienstige beschouwin
gen door F. A. L. Smit S. J.
(Leiden, Théonville, 191 bl.
50 ct.)
„Ook lie boo zeil _jhebben mij hun
taal doen liooren, maar ze baalt niet bij
IJwe wet, o Heer!"
Nftar hel Pniisch van Kari,. Kd. Klopfj
12.
I), ja, ihit kwam van (lat 'likke tapijt.'
yog eenmaal keek hij rond en ja, nu zag
hij duidelijk, dat hij zich bevond in de
betzaal van graaf Fedor Davidowïtseh
hun twijfel meer mogelijk! Hij bevond
'■ic.ii in do villa van den graaf IHoe
'ang reeds? Hoe was iiij hier gekomen?
Langzamerhand kwam de herinnering
"i hem terug.
Nu kwam hij plotseling tot het volle
bewustzijn van wat er in de club gebeurd
Was eu waarom hij hier was gekomen,
hier in het huis van graaf Ludeskoy op
Apothekers-eiland. Nu was hij er dan
lj'n dien man ter verantwoording te roe-
hen, hem het pistool op de horst te zet
ten. Maar waar was zijn wapen toch?
Werktuigelijk voelde hij in zijnen jaszak;
het scheen hem toch toe, alsof hij het
l,t de hand had gehad!
LI ij stond niet zonder inspanning op en
Zocht zieli te orienteeren.
l)ez« deur moest de uitgang naar de
salon zijn natuurlijk, daar recht tegen-1
over was immers de deur van de slaap
kamer en eene derde was er in de ruimte
niet. Maar was dat werkelijk wel de slaap
kamer? Hij deed eenige schreden in de
bedoelde richting. Toen vielen zijne oogen
op een zonderling voorwerp, dat iu de
onmiddellijke nabijheid van de open
staande deur op den vloer lag. De bijna
tastbare duisternis belette hem dit voor
werp te herkennen. Hij wankelde erheen,
en nu ontdekte zijn starende blik, half
verborgen achter een omgeworpen tafeltje
en bedekt door het afgerukte tafelkleed,
het lichaam van een man.
In (1e hevigste ontzetting, stiet hij het
omgevallen kleine meubelstuk ter zijde,
hukte en trok hel bonte tafelkleen weg
Het lichaam verroerde zich niet. Stijf en
lang uitgestrekt lag het daar in een
lang nachthemd gekleed, welks witte
kleur nu scherp in het maanlicht uit
kwam. „Fedor Pavidowitsch," riep Oscar
op halfluiden toon er. onwillekeurig, om
den beweginglooze te wekken. Doch een
koud gevoel snoerde hem de keel toe
Hij wachtte eenige seconden zelf on
beweeglijk als een steenen beeld; toen
draaide hij zich langzaam om, naar de
mogelijkheid uitziende, om zich licht te
verschaften.
Hij kende de kamer goed genoeg, om
zich, daar hij nu langzamerhand geheel
nuchter was geworden, spoedig te kunnen
helpen. En toen trok een akelig koud
gevoel over zijnen rug, Mét een oogop
slag had hij herkend, dat het. werkelijk
Fedor Pavidowitsch was, die daar in het
nachthemd op het tapijt lag en dat. deze
midden in 't voorhoofd eene gapende
wonde had.
„Groote Godwat is er gebeurd
Met gevouwen handen zonk hij naast
liet lijk op de knieën neer. Voorovergt"
bogen luisterde hij of de man nog adem
haalde maar diens borst bleef onbe
weeglijk en zijne lippen bewogen zich
niet. Hem aamaken durfde Olfers niet
de hand, die hij daarvoor uitstrekte, trok
hij bevend terug. Waartoe diende ook
verder onderzoek? De wond in het voor
hoofd sprak maar al te duidelijk. Graaf
Ludeskoy was doodEen poos bleef
Oscar zoo geknield, de handen kramp
achtig gevouwen, den blik gericht op liet
bleeke gezicht van het lijk en hij voelde,
dat hem zelf ook elke bloeddruppel uit
het gelaat geweken was. Nog kon hij
het verschrikkelijke, liet ongeloollijke niet
hegrijpen, De man daar was gedood, maar
door wien? Door zijn hand? Dan was
dat immers een moord, een lage, afschu
welijke moord 1 Hij drukte de handen
voor de oogen en sidderde. Een oogen-
blik scheen zijn eigen pols stil te staan
en zijn hart onder de verlammende wer
king van deze vreeselijke zelf beschuldi
ging te verstijven. Hij! een moordenaar
O ja, het pistool? Waar was dat? Dat
moest hem het laatste bewijs van zijn
vreeselijk vermoeden geven.... Met beven
de handen nam hij eene der brandende
kaarsen uit den kandelaar en zocht daar
mede over het tapijt de ganscbe kamer
af. Daar lag het pistool. Hij nam het op
en overtuigde zich dat de haan neerge
slagen was. Hij blies in den loop deze
was hol en ledig.
Met beide handen greep hij naar zijnen
hoed, dien hij op den drempel van de
half gesloten salondeur zag liggen en
drukte hem op liet hoofd. Toen wierp hij
nog eenen onderzoekenden blik in 't
rond; liet zien van het lijk boezemde
hem steeds meer angst in; hij begreep
niet, huu hij lot nu toe den moed had
kunnen vinden in de nabijheid daarvan
te blijven. 'kon
Kwam hij onbespied uit het ft
hieven hem eenige uren over wao.. ,i»an
het gebeurde niets ruchtbaar werd; wel
licht kwam de ontdekking eerst tegen
den middag.
Mn tegen den middag ja, dan hoopte
Olfers reeds ver buiten St. Petersburg te
zijn.
In twee minuten was hij heneden
in de vestibule. Door de glazen deur in
de portiersloge scheen licht en de voor
malige sergeant-majoor lag snorkend in
een ouden leuningstoel aan de tafel. Hij
had de terugkomst van den laten bezoe
ker willen afwachten, maar was ouder
gewoonte ingeslapen. Oscar tikte op de
ruit. Na een herhaald kloppen ontwaakte
de slaper, stond op en kwam er uit.
Olfers liep vooruit om het Jicht achter
zich te hebben; hij vreesde, dat de uit
drukking op zijn gelaat eenig vermoeden
zou opgewekt hebben. Alles ging goed.
De concierge liet hem uit, half in slaap,
veel te dommelig om eene vraag tot den
vertrekkende te richten. Zeker, hij ging
dadelijk weder liegen, zoodra hij de deur
gesloten hail. Olfers meende in de nacht
lucht daarbuiten reeds volkomen veilig
te zijn. Zoo snel hij kon, zonder juist
hard te loopen, ging hij den weg terug,
dien hij vijf kwartier geleden ook gegaan
was. Op het midden van het Kamenno-
Ostrowsky-Prospekt ging Dij in het Bol-
schof-Prospekt om den naasten weg naar
het Basilir.s-eilaiid te nemen. Dit ge
schiedde in 't eerst slechts instinctmatig.
Toen zette hij de richting voort met dui
delijke bedoeling. Hij moest immers de
weinige kostbaarheden halen, die hij
nog bezat. Anders zou hij volkomen zon
der middelen zijn en niet in staat het
geld tot eene verre reis te bekomen. De
vroegste trein van dien dag ging immers
eerst na verloop van twee uren, zooals
hij wist, van het Warschauer station. Hij
had dus den tijd om zijne maatregelen
te nemen, die hem afleiding konden ge
ven van de pijnigende gedachten aan het
voorgevallene, die hem tot waanzinnig
beid toe martelden.
Op het midden van de Futschow-brug
ging fiij uitgeput over de brugleuning
hangen, snakkende naar de zoele lucht.
Eene nieuwe windvlaag ontvoerde zijnen
hoedhij keek er slechts naar, omdat hij
zijn hoofd heerlijk voelde verfrisschen.
Na korte rust zette hij zijnen weg we
der voort. Nu herinnerde hij zich, dat
zijn hoed daar beneden in de Newa dreef
en dat hij zonder hoofdbedekking door
eenen hem ontnioetenden politieagent
zou kunnen opgemerkt worden, zoodat
deze eenige vragen tot hem zou kunnen
richten. Daarom koos hij de kleine en
slecht verlichte straten.
Na eenige oogenblikken kreeg weder
de angst voor ontdekking bij hem de
overhand. Afschuwelijk, meer dan afschu
welijk! Was het dan mogelijk? Aan zjne
handen kleefde bloed; Lndeskoy was in
derdaad dooil en lag daarboven in zijne
villa, vermoord! Nn hij zich van het
tooneel dier gruweldaad meer en meer
verwijderde, nu werd het hem weder on
begrijpelijk. Maar wat baatte het, dat zijn
gemoed zich tegen die besehuldiging ver
zette, dat hij zich van de bloedschuld
vrijspreken wilde, door zich zeiven wijs
to maken dat hij zich slechts door een
droombeeld had laten bedriegen. Zjjn
verstand hield hem even scherpzinnig als
onbarmhartig rechter de verpletterendste
bewijzen voor en riep hem zijn donde
rend „schuldig" toe.
Toen hij voor het huis van Strömholt
stond, ontwaakte weder in bem de wan
hopige kracht van den man, die, om zijn
leven worstelt. Nu wierp hij alle pijnlijke
gedachten van zichnu was het er maar
om te doen, al zijne kracht, al zijn den
ken daartoe te bepalen, dat het hem ge
lukken mocht te vluchten. Hij haalde
den sleutel voor den dag, sloot zoo zacht
mogel(jk de deur open en klom even stil
de trap op. Hij had aan twee ramen op
de eerste verdieping nog licht gezien en
wilde aan de menschen in huis niet laten
weten, hoe laat hij thuisgekomen was.
Zoo snel hij kon liep hij vooruit; het
hart klopte hem koortsachtig. Als hem
thans iemand gezien, hem tegengehouden,
of iets gevraagd hail, hij zou onmogelijk
in staat geweest zijn, hem te woord te
staan.
Toen hij zich op de bovenste trede dei-
trap bevond, was het hem, alsof beneden
aan de kamer van den huisheer zacht
eene deur werd geopend. Zou men hem
dus toch gehoord hebben Pijlsnel
vloog hij in zijne kamer. Hij rilde, alsof
van elk der vier wanden, een streng on
dervragend paar oogen zich op hem richtte.
Hij aarzelde zelfs licht aan te steken en
toen hij het toch deed, toen vermeed hij
angstig het groote portret in olieverf aan
te kijken, dat boven de canapé hing. Het
was het beeld van zijn overleden vader.
Hij ging slechts naar het bureau, in welks
hoofdvak liij de enkele dingen van waar
de verborg, die hij medenemen moest
rijn laatste hoop op de toekomst.
(Wordt vervolgd.)