DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND. Gelouterd. SCiBidephuisvest 31-33» HaaHem De troonopvolging. BUITENLAND. Woensdag 20 november 1907. No. 6742, 329te Jaargang. Bureaux van Redactie en Administratie: Inlerc. Telefoonnummer I42&. We hebben onlange in oen hoofd artikel gesproken over de wensche- Ujkheitl, een voorziening te treffen voor het betreurenswaardige, hoewel mogelijke geval, dat het huwelijk van M. de Koningin kinderloos zou blijven. „Het Huisgezin," dat reeds Vroeger over dit onderwerp een artikel had gepubliceerd, bespreekt nu ook onze opvattingen, en deelt die niet. Wij hadden er voornamelijk den nadruk op gelegd, dat een voorstel otn de erfopvolging in onze Grond wet voor dit bijzondere geval te regelen, o.i. niet van een of andere politieke groep moet uitgaan, samen gekoppeld aan kiesrechtvoorstellen of wat dan al, maar dat bet vau eerbied voor H. M. zou getuigen, Haar het initiatief te laten, en zulk een nieuwe regeling dan ge heel afgescheiden van elke andere Grondwetswijziging tot stand te brengen. Een ministerie dat wist wat het wilde, zon H. M. reeds lang in dien geest hebben geraden zoo betoogden wij verder. Over het initiatief van de Koningin schrijft „Het H n i s- gezin" dan 't volgende: „Wat de „N. Haarl. Ct." wenscht is er feitelijk reedsde koningin heeft het recht, alleen en bij uitsluiting hot recht, het voorstel te doen, om in een gegeven geval van de orde van erfopvolging af te wijken. IntuSBchen is het geval zeer wel denkbaar, dat Hare Majesteit oin re denen van persoonlijken aard liever niet van dat recht gebruik maakt. Namen wij eens aan, dat het de persoonlijke wensch der koningin zou zijn, dat'bij haar overlijden, in geval baar huwelijk kinderloos was gebleven, haar geniaal koning van Nederland zou worden, en niet de een of andere Duitsche prins, die krachtens de thans bestaande bepalingen der Grondwet de eerstgeroepene tot den troon zou zijn. Men voelt, dat het voor de konin gin moeilijk zou wezen, tot een dergelijk voorstel het initiatief te nemen, en met het oog op baar gemaal, én met het oog op den Duitechen prins, wien zijn aanspraak op den Nedèrlandschen troon zou worden ontnomen. Een dergelijk voorstel zou beter door de Staten-Generaal, de vertegen woordigers des volks, dan door de koningin kunnen worden gedaan. Niet vermetel lijkt onB de onder stelling, dat de Staaatscommissie door dergelijke overwegingen werd geleid, toenzij voorstelde,cat ook vandeStaten- Generaal het initiatief tot toepassing der bepaling van artikel 19 zou kunnen uitgaan. „Zoowel het algemeen belang van den Staat alshetb ij zonder belang van de Kroon schreef zij in haar verslag kan het wenschelijk ma ken, dat de eerste stap door de Volks vertegenwoordiging worde gedaan.'1 Voor deze meening valt wel iets te zeggen dunkt ons. Intusschen, met een bijzondere voor ziening in een bepaald geval zijn we er niet. Het zou toch kunnen voorkomen, dat H. M. de koningin het, om welke reden dan ook niet wenschelijk achtte, bij haar leven een voorstel te doen tot wijziging der erfopvolging, maar dat zij in een testament haar wensch dienaangaande te bennen gaf. Zulk een wensch zou, bij de tegen woordige bepalingen der Grondwet, niet eens vervuld kunnen worden. Wèl, indien zij de bepaling bevatte, dat bij kinderloos overlijden der koningin de Staten-Generaal, in dub belen getale bijeen te roepen, een opvolger aan te wijzen. In dit geval zou met den wensch der koningin rekening kunnen wor den gehouden, zouden, laten wij lie ver zeggen, de Staten-Generaal bet zich tot plicht achten, den uitersten wil hunner vorstin te vervullen. Merkt men op, dat dit laatste slechts een wensch is, en geen ze kerheid geeft dat hel verlangen der koningin inderdaad zal worden in gewilligd, dan staat hiertegenover dat ook thans do koningin slechts bevoegd is een voorstel to doen en dat de Staten-Generaal bevoegd zijn zulk een voorstel te verwerpen. Alleen als men in de Grondwet schreef: „de Koning is bevoegd ver andering te brengen in de orde van erfopvolging", zou aan de koningin de beschikking over den troon na haar dood worden toegekend. Maar een dergelijke bepaling zou toch, gelooven wij, niemand wenschen. De koningin zelf het allerminst, dunkt ons. Het betoog van „bet Huis gezin", het interessant, ook, gaat ons voor een groot deel voorbij Dat art. 19 G. W. aan de Ko ningin het recht toekent, voor stellen te doen tot verandering der erfopvolging, was ons natuurlijk bekend. Maar we hadden het niet erover, dat H. M. het recht moet hebben om het eerste woord te spreken, doch we wezen erop, dat men algemeen bezig is, dat recht op den- achtergrond te schuiven en de wcnachelijkheid om de Staten- Generaal te doen spreken, vooraan te dringen. En dat achten wc niet het ware standpunt. Terwijl het evenmin dunkt oas een gevolg van eerbied voor H.M. kan heeten, Haar juist op dit voor Haar Stamhuis en ge slacht zoo allergewichtigste punt er buiten te houden! Het komt ons voor, dat ook „Het Huisgezin" de Staten- Generaal te veel wil laten beslissen: zelfs acht het blad het gewensebt na een eventueel kinderl, os over lijden van H. M. de keuze van een opvolger geheel aan (le Staten-Ge neraal, zij bet ook „in dubbelen getale" over te laten! Hiertegen moet onzes inziens worden gewaarschuwd. Reeds bij de bespreking van Mr. van Houten's geschrijf over deze kwestie wees „d e Tij d" erop dat tegen de alge- heele vrijheid die van zekere zijde in de materie der troonopvolging wordt opgeëischt voor de Staten- Generaal, principieel moet wprden stelling gekozen. De mogelijkheid mag zelfs niet worden opengelaten, dunkt ookons,om op z'n Noorweegsch een koning uit te zoeken uit ver schillende pretendenten, nadat men eerst al eens over 'n republiek ge dacht heeft. ITet geldt hier een zaak, dieous volk betreft, maar die toch ook, en zeker veel meer, het geslacht der Oranje's aangaat! Alwie de historische banden tusschen ons vorstenhuis en ons volk re specteert, moet wenschen dat de regeling der erfopvolging na H.M. onze Koningin een voortzetting geve van de regcering der Oranje'3 over Nederland. En niet een totaal nieuwe dynastie, door keuze van de Staten-Generaal erin geko men. Men zal zeggenook itw wensch om de traditie der Oranje's voort te zetten en bij gebrek aau een Oranjetelg dan toch een zeer nauw aan de Oranje's verwant vorst te krijgen ook die wensch kan zeer wel vervuld worden door de keuze der Staten-Generaal Zeker Maar..de mogelijkheid bestaat toch van ui et! En die mogelijkheid zelfs wenschen we weg te nemen. Ook dfuirom moet naar onze meening van Hare Majesteit-Zelve het voorstel uitgaan tot regeling der erfopvolging in dit bijzonder geval, na Barer Majes- teits eventueel kinderloos overlij den Dat niettemin dan nog verschil lende artikelen der Grondwet, die op deze materie betrekking hebben, kunnen en moeten worden gewij zigd, staat buiten de kwestie hoe in dit speciale geval de opvolging zijn moet! Onze andere opmerkingdat de kwestie der troonopvolging niet moet worden gekoppeld aan een Grondwetsherziening, maar dat de zaak ernstig genoeg is om alleen en afzonderlijk te worden geregeld, die opmerking wordt door H e t Huisgezin niet besproken. Mogen we daaruit afleiden dat het blad liet met ons eens is? Algemeen Overzicht. Nu de reis van keizer Wilhelm naar 't tweede plan van ons buiten- landsch overzicht is verhuisd, kijken we eerst eens in de buurt rond en laten 't oog vallen op België. België maakt tegenwoordig, dat is ontwijfelbaar, een crisis door wat z'n Koningstroon betreft Koning Leopold, die in de laatste tijd steeds vreemder doet van z'n langdurig wegblijven uit het land hebben we onlangs al veiteld wordt door de pers van elke richting knaphandig te verstaan gegeven, dat het voor 't land en voor de dynastie verrewc-g het beste zou wezen als hij z'n ontslag maar nam Prins Albert, 's KoningS reef, mag zich in de warme sympathie der Belgen verheugen, maar koning Leopold kijkt men er liefst uit! De Antwerpsche „Matin" b. v. zegt. zoo opeulijk mogelijk dat onder de leden van de koninklijke fami lie en in den staatsraad, ook dege nen die niet gelooven aan de nood zakelijkheid van een aftreden van koning Leopold, in de voortdurende afwezigheid van den vorst toch een voldoende motief zien tot instelling van een regentschap, waarmee dan prins Albert zou worden belast!... Nogal kras! De nabetrachtingen over het kei zerlijk bezoek aau Engeland hou - den natuurlijk nog niet op. 'n Paar kranten-beschouwingen volgen hier. De „Westminster Gaz" 'zegt, dat de eerste minister voor hij onge steld werd, van harte mede deed aan de pogingen om alle beletseleu voor een wezenlijke verzoening tus schen Engeland en Duitschland weg te nemen. De bizondere berichtge ver van de „W. G."van wien al deze inlichtingen uit de eerste hand afkomstig zijn had Zondag een lang gesprek met minister von Schoen, en deze bleek zeer voldaan over de uitkomst van de afgeloopen week. De betrekkingen tusschen dé twee koninklijke huizen bleken hem weer hartelijk geworden, ea het wantrouwen tusschen de twee regeeringen verdwenen. Dus was er een grondslag gevonden, waarop Londen en Berlijn voortaan met welwillendheid en vertrouwen kun nen spreken over kleine en groote kwesties, die er uit deu aard der zaken moeten rijzen. Ziehier nog een beschouwing van de unionistische „Daily Graphic" „De toespraken van den keizer en de ontvangst, die hij bij de burgers van Londen gevonden heeft, hebben bet verzoeningswerk, waar aan men reeds geruimen tijd bezig was, bezegeld. Er is niets in Europa veranderd, er,is slechts een waar borg voor den vrede temeer. De lucht van de Eugelsch-Duitsche betrekkingen is van haar dwaas, maar daarom niet minder gevaarlijk vooroordeel en haar verdachtmaking gezuiverd|Het is voor twee groote en trotsche volken, gelijk de Britten en Duitschers zijn, onmogelijk, hun belangen niet bij geval met elkaar in strijd te vinden. Maar dat is geen reden waarom het eene het andere van kuiperijen verdenken zou." Over den laatsten dag van het keizerlijk bezoek nog dit: de keizerin, door een groot aantal vorstelijke personen en den keizer begeleid, ging het eerst naar het station te Windsor. Na haar vertrek reed het gezel schap naar een ander station, van waar de keizer na een hartelijk afscheid de koning stond tot 't laatste oogenblik aan 't portier met den keizer te praten naar Hinton vertrok. Van dit station giug het met rijtuig naar Highcliffe Castle, bet landgoed van kolonel Stuart Wortley, die er den keizer van het station af heenbracht. adelijk, ofschoon het regende, ging de keizer op het huiten wandelen.' Hij scheen verrukt van het schoone landschap. Ia strikte afzonderi ug zal de keizer hier, naar 't plan is, een twee of drie weken blijven. Maar het kasteel is telefonisch en telegrafisch rechtstreeks met Londen verbonden, en al is ven Schoen, zijn minister van buiten- landsche zaken, naar Duitschland onderweg, Wolff-Metternicb, zijn gezant te Londen, vertegenwoordigt bij hem buitenlandsche zaken. Verder is er nog een tamelijk uitgebreid gevolg mee. De keizer schijnt er van te houden, allerlei menschen die hij uoodig kan hebben, in zijn omgeving te zien. Op Windsor bestond het gevolg van hem en de keizerin uit 90 personen, en die hadden liet allen aldoor druk In de Westminister Gazette geeft iemand uit de onmiddellijke om geving van den keizer, veelal met diens eigen woorden, uiting aan de groote voldoening, die de keizer van zijn verblijf in Engeland en de ontvangst van het Engelsche volk heeft. De keizerin en hij nemen van Windsor de prettigste en onver getelijke herinneringen mee. Toch over En ge land pratende, kan hier nog wat gezegd worden over den zieken eersten minister. Een geneeskundig bulletin, gis teren over Campbell-Bannerman, uitgegeven, zegt,' dal de gezondheid van den eersten minister nu bevre digeud is, maar het, met het oog- op de parlementaire zitting, voor hem noodig is, eenige weken vol- sla en rust te nemen. De eerste zitting van de Doe- ma is al met langdradige discus sion ingewijd! De heeren liebhenuit en ter na gepraat over de formaliteiten, die in acht te nemen waren voor de verkiezing van twee ondervoorzit ters Tot eerste ondervoorzitter werd gek zen de Octobrist, baron Meyen- dorff, een lid van de adelspartij uit de Oostzee-provincies, met 262 tegen 135 stemmen. Tot tweeden ondervoorzitter werd gekozen prins Wolkonski, een lid van het Verbond van het Russische volk, met 259 stemmen tegen 140. De kadet Ma- klakof kreeg 164 stemmen, terwijl prins Lwof, een lid van do partij van vreedzame vernieuwing, 166 stemmen kreeg. Tot secretaris werd gekozen de manarchist Sosanowitsj, professor aan de universiteit te Warschau. De kwestie van het aantal ad junct-secretarissen lokte ook al lang durige debatten uit. De Octobristen stelden voor zoo veel adjunct-secretarissen te benoe men als er politieke partijen waren Nadat de lijst der sprekers gesloten was, werd de beslissing van deze kwestie met een door delinkerijde het centrum en de rechterzijde tegen de uiterste rechterzijde gevormde meerderheid tot de eerstvolgende zitting uitgesteld. Nadat daarop het reglement van orde was aange nomen, splitste zich de Doema in elf afdeelingen tot het onderzoeken van de geloofsbrieven der afgevaardigden De zitting werd daarop gesloten. De datum der volgende zitting is nog niet vastgesteld. Als een staaltje van den warboel die in het hedendaagsehe Italië heersebt en die nu door het proces tegen Nasi zoo heerlijk aan het licht komt, kan het volgende die nen. In het jaar 1902 schonk een rijke meneer den heer Nasi 400,000 lire, om daarvoor in de plaats den titel van markies te krijgen. De directeur-generaal van het ministerie van Onderwijs, Fiorelli, vroeg daarvoor het oordeel van..,. Mascagni Waarvoor, dat moge meu ir. Ita lië weten! De componist werd zoowaar ook gepolst over de vraag wat er met die 400.000 lire gebeuren moest. Mascagni gaf den raad, er jonge kunstenaars mee in gelegenheid te stellen reizen te ondernemen. Fiorelli vond dat een goed idee, doch een feit is het, dat Mascagni nooit meer iets hoorde van de be stemming, die de 400,000 gekregen hadden Nieuwtjes in drie regels. Het Zuiden van Italië wordt alweder door heftige aardbevingen geschokt. Verschillende dorpen zijn al vernield. In Rusland is een ernstige spionnage- zaakontdekt. Demobilisatieplannen zijn aan Duitschland verkocht. Het bericht dat de koning van Ru- menië ziek zou zijn (ook door ons over gebracht) wordt tegengesproken. Te Koustautinopel zijn cholera gevallen voorgekomen onder pelgrams voorMekka.De quarantaine is ingesteld. In Chinaschijnt 'n ernstige opstand te dreigen in 't Jang-tse-gebied. Er zijn verschillende oorlogschepen heen. FEUILLETON. INK HMRLEMSCHE COHUUiï ABONNKMENTSP R IJ S: Per 3 maanden voor Haarlem f 1 .85 Voor de plaatsen, waar een agent ia gevestigd (kom der gemeente) 1.35 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,84 'I Afzonderlijke nummers„0.05 PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regelsfO.00 (contant) fO.50 Elke regel meer0.10 Groote letters naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie A contant. Naar liet Dnitseh vau Kaiu,. Ed. Klopper. 15. „Ja, ja! Wij willen opheldering! Wat drommel 1 zijn wij dan slaven, dat wij niet eens vernemen mogen, waarom men ons liier ophoudt. Wij betalen toch Een paar Polen drukten zich in een vloed van smaadredenen uit en vonden van alle kanten bijval. Olfers steeg eveneens uit en sloot, zich aan lvij de ontevredenen, die het slecht verlichte perron vulden en bevredigde zijn ongeduld door het genot Van eene cigarette. „Wij willen weten, wat er gebeurd is, hoort gij klonk het meer en meer ver bitterd van de opdringende menigte. „Vooruit, gij daar voooraan, dringt de glazen deur open Wij wachten niet lan ger? Wat moet dat worden? Hoe lang zal dat nog duren?" Eindelijk werd de deur opengestooten en de stationschef verscheen op den drempel, gevolgd door zijn ondergeschik ten. „Allen uitstappen!" riep hij met eene duidelijko stem. „De trein kan lieden niet verder gaan!" Eene stilte vau eenige seconden volgde op dit verrassend bericht. Toen ontstond er eene ware orkaan van vsrbaasd en verbitterd geroep. „Drommels,waarom dan toch?" riep men van alle kanten. „Wat is er dan toch gebeurd?" De chef hief nu den arm op, opdat men plaats voor hem zou maken. Toen wenkte hij zijne ondergeschikten, die zich naar alle richtingen verstrooiden, en stapte op den hoofdconducteur toe, wien hij fluisterend zijnen bevelen gaf. Het was een zonderling tooneel, dat nu op dit perron plaats had, dat misschien nog nooit zoo levendig was geweest. Het duurde lang, eer men scheen begrepen te hebben, dat er aan het bevel van den stationcef niets te veranderen was, doch eindelijk besloot men dan toch maatre gelen te nemen. De meer verstandigen keken rond, vroegen naar een dragelijk nachtverblijf en lieten ziJli hunne bagage geven; anderen jammerden en scholden nog lang, maar te vergeefs, terwijl zij, die niets bijzonders te verzuimen hadden, alles aanwendden om van de heen en weder loopende conducteurs iets naders over de oorzaken van de buitengewone storing te vernomen. De armsten over laadden den strengen stationschef met verzoeken, dat men hun de wachtkamers als slaapplaatsen zoude inruimen. En zoo bleef er, zelfs nadat men zich zoo goed mogelijk in het onvermijdelijke had ge schikt, nog onrust genoeg op het station, dat de zinnen in de war bracht. Olfers was onder degenen, die zich vooral be ijverden de oorzaak van het oponthoud uit te vorschen. Hij kon echter slechts zooveel gewaar worden, dat er eene be lemmering in het verkeer had plaats ge had en dat er vóór morgen aan geen verder reizen te denken viel De laatste inlichting beroofde hem bijna van zijne tegenwoordigheid van geest. Defijd, dien hij gewonnen had, door zoo spoedig mo gelijk Si. Petersburg te verlaten, was voor hem waardeloos geworden. En met angst dacht hij er aan, dat een telegrafisch bevel tot zijn aanhouding reeds sedert don mid dag verzonden moest zijn en dat hij nu alleen nog maar op een gelukkig toeval rekenen mocht, om weg te komen. Ein delijk, toen de helft der lantaarns van het st ation uitgedoofd waren en de mees- leu, die buiten overnachten moesten, op het open perron waren achtergebleven, besloot hij de overigen te volgen, die zouden trachten in bet stadje Swensjany een ondei komen te vinden. Toen hij het station verlaten had, bemerkte hij echter tot zijne niet geringe verbazing, dat dit plan niet zoo gemakkelijk uit te voeren was. Met de verondersteling, zich onmid dellijk te Swensjany te bevinden, had hij zich vergist. Achter het station strekte zich het vrije veld uit en eerst in de verte lieten enkele lichten, die jin den nacht flikkerden, raden, dat men daar een stadje voor zich had. Een voorbijkomende conducteur gaf hem op zijn vragen het weinig bemoedi gend antwoord, dat hij tot aan het stadje nog drie wersten moest afleggen en dat de weinige rijtuigen, die zich gewoonlijk op het station bevonden, nu natuurlijk af lang vertrokken waren. Nu bleef hem niets anders over dan zich op weg to be geven met een deel van zijne lotgenoo- ten. De vermoeidheid, die hem bijna de leden verlamde, maakte hem den weg nog moeielijker weldra bleef hij hij de anderen achter en toen hij eindelijk het ellendige nest bereikt had, dat men Swensjany noemde, bemerkte hij, dat het bijna middernacht was en dat hij over den weg van het station daarheen een volle vijf kwartier besteed had. De naaste her berg was voor hem do beste, hoe wei Ag aanlokkelijk zich deze ook aan hem voor deed, In de rookerige gelagkamer trof hij natuurlijk weder een menigte reizigers uit don trein aan en bij mocht blijde zijn voor geld en goede woorden een sober maal te krijgen. Ook met hel. begeerde nachtlogies zag het er droevig uit, do be schikbare vertrekken waren door de vroe ger aangekomenen reeds bezet. „Bedden heb ik niet meer," verklaarde de kaste lein wel met oprechten spijt, want de netjes gekleede jonge heer schoen hem iemand toe, die op geen geld zag. „Maal ais u met twee paar dekens en wat stroo gediend mocht zijn. Oifers bedacht zich niet lang; hij kon inderdaad de moeite niet nemen ra dit akelig plaatsje eene andere herberg op te zoeken, waar hij misschien nog slech ter onderkomen zou gevonden hebben. „Wat kan me het schelenGeef mij maar een plaatsje, waar ik mij kan nederleg- gen!" De kastelein riep eene zeer on- oogelijk uitziende dienstmaagd en deze bracht deu laten gast niet een branden de kaars in de hand over halsbrekende trappen naar een zolderkamertje, waar van zij de deur pende, vervolgens aan Olfers 'de kaars overgaf en met een goe den nacht, terugkeerde. Olfers had echter nauwelijks zijn slaap kamertje betreden en (1e deur achter zich toegeslagen, of daar ontdekte hij, tot zijn spijt, dat hij niet alleen was. Door 't gedruisch van de deur werd eene don kere gestalte opgeschrikt, die zich nu vlug van zijn geïmproviseerd bed op de vloer verhief. In het volgende oogenblik bemerkte Oscar bij het flikkerende licht zijner kaars, dat de hier zoo onverwacht gevonden slaapkameraad niemand anders was, dan dezelfde jonge man in den ver sleten zwarten jas, die hem reeds dien morgen in de coupe gedurende het traject van St. Peterburg naar Gatschina in liet oog gevallen was. Deze, was niet minder verlegen bij de ontmoeting. Een oogenblik stonden bei den zwfjgend tegenover elkander. Toen ontviel Koloff, misschien onwillekeurig de korte uitroep „Olfers!" De aangesprokene kromp bijna vau schrik ineen. Hij was herkend; de naant, die op dit uur al op de lijst der zwaarste' misdadigers moest staan, was luid uitgesproken en het was te laat om zich terug te trekken. Met onvaste hand zette Olfers zijne kaais op de kleine waggelende tafel, die in den hoek van het kamertje stond. Daarbij overlegde hij spoedig, hoe hij zich hou den zon. Toen hij zich omkeerde, vertoonde zich een verlegen lachje op zijn bleek gelaat. „Inderdaad het schijnt, dat wij elkan der kennen. „O, dus herinnert gij mijner toch nog?" zei de ander verlogen en reikte hem de hand. „Mjjuheer Koloff, geloof ik?" hernam Olfers, zijne hand niet minder verlegen aannemende, om ze dadelijk weder los te laten. „Ik heb mij dus niet vergist, dat wil zeggen ik, ik kwam eerst later, toen ik dezen morgen in een andere coupé verdwaald -was, op bet vermoo- don De houding van Oscar was te in het oog loopend, dan dat het den ander had kunnen ontgaan. Hij nam hem scherp op en kreeg toen veel meer zekprheid, dan hij zooeven getoond had. „Gjj 'verwondert u over mijn uiterlijk, dat juist niet van welvaart getuigt, is he niet En gij zoudt liever gezien hebben, dat u deze ontmoeting met een vroeger en schoolkameraad ware bespaard gebleven?" „Hoe kunt gij zoo laag vau mij den ken," beijverde Olfers zich te verzekeren. Nu kwam er deelueming in zijnen toon, daar hij werkelijk moeite wilde doen, den aan lager wal gekomene de meening uit het hoofd te praten, dat hij, uit trot- schen hoogmoed zou gewensoht hebben, dit wederzien vermeden te hebben. Hij greep hern opnieuw bij de hand. „Maar gij kunt n toch niet verwonde ren, dat het toeval, dat ons tot elkander brengt, mij verbaast, beste Koloff. Even zoo bevreemdt mij uwe mededeeling, dat gij tegenspoed zoudt gehad hebben, voor zoover ik mij herinner, hebt gij mij vóór vijf jaar, toen wij kennis maakten, mede gedeeld, dat gij do beurs van een rijken vorst genoot en na het eindigen van uwe studie in zijnen dienst zoudt treden." „Ja, ja!" antwoordde Koloff met een bitteren lach. „Ik stond ook tot voor korten tijd in vorstelijken dienst. Toen verloor ik mijne betrekking en waar om zal ik het verzwygen? Van dat oogen blik af heb ik veel armoede geleden. Ge kunt u daarvan geen denkbeeld maken. Gij zijt immers do zoon van eene ge goede familie, geboortig uit Riga of Mi- tau, nietwaar? En vandaar zijt ge naar St. Petersburg gekomen wegens zo* ken 1" Oifers moest zich omkecren om te ver bergen wat in hem omging. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 1