Openbare Godsdienstoefeningen in de R.K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. Naaml. Yenn. „Drukkerij de Spaarnestad." No. 61, 2e Jaargang Zondag 1 December. Gratis voor de Abonne's van „Nieuwe Haarl. Courant" en „Stad en Land. DER EERSTE ZONDAG VAN DEN ADVENT. Evangelieverklaring. Acht en tachtigste Conferentie. DE OFFICIEELE KERKLIJST ABONNEMENTSPRIJS: Per week 5 Ct. Per Kwartaal40 Ct. Franco per post per kwartaal50 Ct. UITGAVE VAN DE KINDERHUISVEST No. 31—33. HAARLEM. Directeur: F. H. M. v. d. GRIENDT. ADVERTENTIE N: Van 1 tot 6 regelsf 1.20. Elke regel meer 0.20. Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst ten minste 5 regels fl.50; elke regel meer 0.30. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) Les uit den brief van den H. apostel Paultis aan de Romeinen; XIII, II14. Broeders Wij weten, dat het uur reeds daar is om uit den slaap te ontwaken. Want nu is onze zalig heid meer nabij dan toen wij het geloof aannamen. De nacht is voor bijgegaan, en de dag is genaderd. Laat ons dan afleggen de werken ier duisternis en aandoen de wa penen des lichts I Laat ons, als bij dag, eerbaar wandelen, niet in bras serijen en dronkenschap, niet in slaapvertrekken en oneerbaarheden, niet in twist en afgunstmaar doet aan den Heer Jesus Christus. Evangelie volgens den H. Lucas; XXI, 25—33. In dien tijd sprak Jesus tot zijne leerlingen: Er zullen teekenen zijn aan zon en maan en sterren, en op «Ie aarde ontsteltenis der volken door vervaardheid wegens het brui sen van zee en golven, als de men- scfaen uitdroogen van angst en ver wachting wat der geheele wereld sal overkomen; want de krachten «Ier hemelen zullen geschokt wor den. Eq dan zullen zij den Zoon des menschen zien komen in eene wolk, met groote macht en majes teit. Wanneer nu deze dingen be ginnen te gebeuren, ziet dan naar wnhoog en heft uwe hoofden op, want uwe verlossing is nabij. En Hij zeide hun eene gelijkenisZiet den vijgeboom en al de hoornen; als zij reeds vrucht uit zich doen voortkomen, dan weet gij dat de zomer nabij is. Zoo ook gij, als gij deze dingen zult zien geschieden, weet dan, dat het Rijk Gods nabij is. Voorwaar, ik zeg udit geslacht zal niet voorbijgaau, totdat alles geschiede. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijne woorden zullen niet voorbijgaan. Ie ZONDAG VAN DEN ADVENT. De H. Kerk begint den Advents tijd, den tijd van voorbereiding voor de komst van Christus, met het voorstellen van de verschrikkingen «les oordeels, opdat de blijde inkomst van den Vorst des Vredes meteen door heilzame vrees gezuiverd hart kunne gevierd worden. Haar nieuw jaar, dat met dezen Zondag aan vangt, begint zij niet, gelijk dewereld het hare,met luidruchtige en dikwijls zondige vermaken, maar met hoogst ernstige gedachten, met de overwe ging van de gewichtigste en voor de eeuwigheid beslissende waar heden. Als teekenen van voorbereiding voor dat oordeel worden dezelfde opgegeven, die wij den vorigen bondag reeds in het Evangelie ge- aen hebben: groote verwarring in de natuurkrachten, en angst onder de menschen die dan leven zullen. Er zullen teekenen zijn aan de zon, die zal verduisterd wordenaan de maan, die haar licht niet zal geven; aan de sterren, die haar glans ver liezen zullen alsof zij van den hemel vallen; teekenen dus voor ieder zichtbaar en niet te loochen. Een vreeselijke en tastbare duisternis zal dus hangen over geheel het aardrijk, bovendien zullen de krach ten der hemelen geschokt worden, en ontzaggelijke beroeringen in de natuur volgen, zooals „gebruis van zee en golven," zooals geen storm of cycloon ooit verwekt heeft. Die omwenteling in het rijk der natuur zal nog overtreffen worden door de verschrikking die de harten der menschen zal overvallen„angst zal zijn onder de volkeren, zoodat de menschtn zullen verdorren van vrees en verwachting van hetgeeü de geheele wereld gaat overkomen." Wanneer die gebeurtenissen zullen plaats grijpen, heeft Jesus ons niet willen openbaren. Slechts verre aan duidingen gaf Hij, opdat wij niet onvoorbereid zouden overvallen worden. Daarom stelde Hij ons ook die teekenen voor oogen, opdat de menschen niet zouden inslapen in de zonde, om eerst te ontwaken als dat rampzalig uur reeds is aange broken: „aanschouwt den vijgen boom en al de boomen. Wanneer zij alreeds vrucht uit zich doen uit komen, dan weet gij dat de zomer nabij is; zoo ook gij, als gij deze dingen zult zien geschieden, weet dan dat het Rijk Gods nabij is." Wij moeten de redenen eerbiedigen waarom de Wijsheid Gods den juis- ten dag van het oordeel voor ons in het ondoordringbaar duister der toekomst verborgen houdt. Zelfs een weetgierig vragen der Apos telen liet Jesus onbeantwoord. Geen der menschen of der Engelen, zeide Hij, zelfs de Zoon des menschen niet naar zijne menschebjjke natuur, wist van dien stond. De teekenen, voorspellingen van Jesus' laatste komst, zijn geschied, de geheele aarde is van aanzien veranderd, de lichtende hemellicha men zijn verduisterd, de krachten der natuur in verwarring geraakt, „dan zullen zij den Zoon des men schen zien komen in eene wolk, met groote macht en heerlijkheid." De Rechter komt en allen zullen met hurine eigen oogen den Zoon des menschen in Zijne verheerlijkte Menschheid zien nederdalen uit den hemel, op de wolken als op een zegewagen gezeten. Hij komt met groote macht en heerlijkheid, door legioenen Engelen als door een hof stoet voorafgegaan en begeleid, toe gerust met eene Majesteit die die pen eerbied zal afdwingen. En wederom wijst Jesus ons op de onfeilbare zekerheid dezer ge beurtenissen, evenals in het Evan gelie van den vorigen Zondag, met deze woorden: „Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijne woorden zullen niet voorbijgaan. Uit geslacht zal niet voorbijgaan totdat alles geschiedt. Het algemeen oordeel is even onfeilbaar zeker als de waarachtigheid van het woord van Jesus onbetwistbaar is. Maar de Apostelen moesten zich niet te beangst daarvoor maken, want voor Zijne getrouwe leerlin gen zal die dag niet zoo vreeselijk zijn; het zal integendeel voor hen een dag van verlossing en over winning zijn: „Als nu deze dingen beginnen te geschieden, ziet dan opwaarts en heft uwe hoofden om hoog (houdt ze niet als van angst ter nedergeslagen) omdat uwe ver lossing nabij is." Dan zullen name lijk zijne getrouwe dienaren verlost worden van al de ellenden en ram pen dezer wereld, dan zullen zij ingaan in de heerlijkheid die voor hen bereid is, dan zullen zij met Christus in alle eeuwigheid heer- schen over al hunne vervolgers en vijanden. Laten wij in deze dagen van den Advent dikwijls aan het oordeel bij het einde der wereld denken, om ons door de vrees voor de zonde, die alleen het oordeel angstwekkend voor ons maken zal, voor te be reiden voor de waardige ontvangst van Christus in onze harten op het Kerstfeest. Mag ik niet alles lezen? Het is een bekend feit, dat de slechte pers in onze dagen een machtig werktuig van bederf en godsdienst loosheid is. Echter is het niet zeldzaam mannen, vrouwen en jongelingen te hooren, die luide het recht opeischen, hunne lippen te zetten aan dien vergiftigden beker, en die zonder aarzeling zeggen: mag ik niet alles lezen? Ik ga antwoorden op die opwerping en de ijdele voor wendsels weerleggen waarachter men gewoonlijk tracht haar te verschuilen. I. Neengij moogt niet alles lezen. Reeds door het natuurrecht is het verboden eenig boek of dagblad te lezen, waarvan de lezing schade aan de ziel kan ver oorzaken. In geweten moogt gij niet lezen dien zinnelijken en ontuchtigen roman, die niets dan een geschiedenis en voorstelling is van allerlei laagheden, die de taal der slechte plaatsen gebruikt om zich op de hoogte der slechte zeden te houden, die slechts ingang vindt bij het publiek omdat hij de slechte neigingen des harten vleit en aanmoedigt. Gij moogt hem niet lezen want lo. gij verschaft u door hem te lezen het schandelijkste vermaak dat ik ken en dat het meest in staat is een christen te doen biozen en 2o. de hartstocht der zinnen sluimert in u als een half gebluschten brand, dien de minste tocht weder kan doen uitbarsten. Gij maakt dien hartstocht wakker, gij geeft hem voedsel, gij benadeelt uwe ziel op de zwakste, de gevoeligste, de gemakkelijkst te kwetsen plaats. Mag ik niet alles lezen? Neen. In geweten moogt gij niet lezen dat boek, eerbaar in schijn, dat met een lÏBtige kunst de ontroeringen van het kwaad weet op te wekken, dat de bekoorlijkheden van den wellust weet te verbergen onder de schoon heden der litteratuur, dat eenige kuische bloemen strooit over het onzedelijkste slijk. Wat baat het of de beker goed verguld is indien zij vergif bevat, of de dolk met edelgesteenten omzet is, indien hij u den dood geeft? De boeken die op fijne wijze onzedig zijn, zijn dikwijls gevaarlijker dan die het grof zijn. Die jonge dochter was door hare onschuld het sieraad van het huis haars vaders. Zij verliest op een dag hare oprecht heid, hare zedigheid, hare vroolijkheid, de bevalligheid van haar glimlach, de bekoorlijkheid van haar leeftijd. Wie heeft haar dan al die goederen ontroofd? Een slecht boek dat gij onschuldig waandet en dat haar maagdelijke ziel verwoest heeft. Die jongeling was de hoop van zijne familie, hij is de schande ervan gewor- deu. En sedert wanneer? Sedert een zondige nieuws gierigheid hem een zondig boek heeft doen openen, dat door onschuldige zorgeloosheid in zijne handen gekomen was. Die jonge vrouw heeft hare heiligste plichten overtreden. Wat heeft haar ten val gebracht? Een boek dat schoon geschreven maar onzedig was, een roman die bedorven was hoewel hij in de mode was, een boek deel gevloeid uit de sierlijke maar lichtzinnige pen van een schrijver die een moordenaar was al stond hij hoog in aanzien. Mag ik niet alles lezen? Neen. In geweten moogt gij niet lezen dat boek, dat maand schrift, dat dagblad die de godsdienstloosheid, erger nog dan de zedeloosheid, bevorderen. De godsdienstlooze geschriften zijn gevaarlijker dan de zedelooze geschriften. De zedelooze geschriften be derven de zeden, maar de godsdienstlooze bederven de ideën. Het kwaad, dat zij stichten is ingrijpender, die per gelegen, ongeneeslijker. Zij leeren dat God slechts een woord, de hel een fabel, de dood een sprong in het duister, de eeuwigheid een droombeeld is. Zij on dermijnen den godsdienst, het huisgezin, den eigendom, de maatschappij. Zij verheerlijken de echtscheidingen nmken den trouw van de echtgenoote belachelijk. De zuiverheid der maagden is hun hatelijk, nu eens be spotten zij ze, dan verdenken zij ze, dan stellen zij ze onder de donkerste kleuren voor. Zij verachten onze sacramenten en onze plechtigheden, het priesterschap en het kloosterleven. Zij zeggen op allerlei wijze dat het groote en eenige gevaar voor den modernen tijd het* Katholicisme is, met zijne naar willekeur uitge vonden wonderen, met zijn onverdraagzame zedeleer, met zijn verouderde dogma's, zijn versleten instellingen, en dat men dus het Katholicisme moet verbannen uit de maatschappij, of tenminste het moet opsluiten in de sacristij, waar noch het licht noch de lucht van de vrijheid doordringen. Dat zijn de dwaze en goddelooze ideën die de godsdienstlooze pers in de zielen der groote menigte werpt. Alles wat aan haat en leugen in den boezem der hoogere kringen van litteratuur en weten schap in onze dagen wordt uitgebroeid, moet door boeken, door maandschriften en dagbladen overal verspreid worden door de gewone middelen en de gewone bevat telijkheid van het publiek te volgen. Wij vinden in onze dagen in de volkstaal alle dwaalbegrippen der philosophen van de 18de en 19de eeuw terug. In onze dagen redeneert en lastert een handelsreiziger, een ver kiezingsagent, een boer met de zekerheid en de methode van een ontwikkelden vrijdenker. Wie heeft dat bewerkt Wie brengt de hersenen in de war door er geweldige voren te ploegen en er valsche en onchristelijke ideën te zaaien? De pers, de godsdienstlooze pers. Neen, gij moogt niet alles lezen. Reeds door het een voudig natuurrecht is verboden ieder boek en ieder dagblad, waarvan de lezing schade aan de ziel kan ver oorzaken, ieder boek en ieder dagblad, waarvan de lezing uwe deugd of uw geloof kan verwoesten of zelfs alleen maar verzwakken te lezen. Die het gevaar bemint zal er in omkomen. Gij hebt het recht niet uwe deugd en uvr geloof vrijwillig in gevaar te brengen. II. De voorwendsels ontbreken niet. lo. Men zegt: op slot van rekening ben ik vrij te lezen wat ik wil. Men moet elkander goed verstaangij hebt de macht, het vermogen, de mogelijkheid om te lezen wat gij. wilt, gelijk gij het vermogen, demogelijkheid, de macht hebt om te dooden, te stelen, u zelf te ver moorden. God heeft u de vreeselijke macht gegeven om te kiezen tusschen het goed en het kwaad, alle mogelijke goed of alle mogelijke kwaad te doen. In dien zin zijt gij vrij om alles te lezen. Maar gij hebt er het recht niet toe. Welk een valsch begrip hebben wij dikwijls van de vrijheid. Wij ver beelden ons dat zij volstrekt, oppermachtig, onafhan kelijk is, dat zij van niets of niemand afhangt, dat er boven haar ndch God noch meester is. Dat is belachelijk. Boven onze vrijheid staat onze plicht en het recht van God. God heeft rechten op ons en Hij legt ons plichten op. Hij heeft palen gesteld aan de werking onzer vrij heid, als de dijken langs een stroom om hem in zijne bedding te houden. Wee ons als wij die perken over schrijden. Wij zijn verantwoordelijk voor God en on derworpen aan Zijn oppergezag. Wij kunnen alles lezen, dat is waar, maar wij mogen niet alles lezen, dat is zeker. 2o. Men zegt: ik ben zeker genoeg van mij zeiven om niets te vreezen te hebben. Zulk een lezing is misschien gevaarlijk voor anderen, voor mij is zij zeker onscha delijk, zij doet mij geen kwaad. Laten vrij toegeven dat dit waar is. Deze of gene lectuur die slecht in zich is, doet u geen kwaad. Maar lo waar om veroorlooft gij ze u? omdat zij u vermaakt. Het kwaad, de onzuiverheid, de godsdienstloosheid vermaakt u. Dat bewijst toch zeker geen groote teerheid van ge weten. Geeft acht, gij speelt met vuur, gij zoudt u wel kunnen branden. Gij speelt met een adcïer, gij zoudt een beet kunnen krijgen, en gij zoudt het verdiend heb ben. En vervolgens. 2o Welk een verderfelijk voorbeeld geeft gij aan hen die u omringen. Gij steunt de slechte pers. Gij brengt in uw huis, in uwe omgeving het ver gif dat zwakke zielen zal dooden. Gij sterft niet, maar er sterven er rondom u door uwe schuld. En eindelijk zijt gij wel zeker dat zulk een boek, zulk een dagblad u volstrekt geen kwaad doet? Gij zegt het, gij gelooft het misschien, maar Meestal is dat niet waar. Hoeveel jongelingen zouden zuiver als Engelen gebleven zijn, en hun hart is be dorven door een slechten roman, hoevelen zouden op bewonderenswaardige wijze het martelaarschap onder Decius en Nero ondergaan hebben en hun geloof is krachteloos in onze dagen ter oorzake van de slechte lectuur? Zij hebben gezegd: dat doet mij volstrekt geen kwaad en dat heeft toch hun hart bedorven, hun ver stand op een dwaalweg gebracht, hun verbeelding be zoedeld en hun godsvrucht verdord. Hoeveel vrouwen zijn reeds geweest en zijn nog iederen dag de slacht offers van dezelfde inbeelding. Dat doet hun volstrekt geen kwaad, en het is toch daardoor dat zij langzamer hand afdalen van de vredige hoogten der christelijke deugd en dat zij somwijlen er toe komen in openbaren opstand te komen tegen de tien geboden en tegen de plichten van hun geslacht. Hoeveel rijpe mannen heb ben gezegd en herzegddat doet mij niets geen kwaad, en zij zijn in ongeregeldheden vervallen of hebben hun geloof verloren tengevolge van hun lectuur. En er wa ren toch onder hen persoonlijkheden, uitstekend door godsvrucht, door wetenschap, verdedigers van den wa ren godsdienst. Ik ga nog verder: de priesters zelf hebben niet het recht alles te lezen onder het bedrie- gelijk voorwendsel dat het hun geen kwaad doet. Wij even als gij zijn in geweten verplicht zeer voorzichtig en zeer terughoudend te zijn in ons lezen. Men heeft arme jeugdige priesters ten verderve zien gaan, onder den in vloed van lezingen gedaan zonder onderscheiding en zonder beperking. Om alles te kunnen lezen zonder iets te vreezen te hebben, moet men zeer sterk zijnen bij zich dragen het driedubbele harnas van den leeftijd, van de wetenschap en van de deugd. Zijt gij zoo gesteld Als het zoo is, dan wensch ik u geluk en benijd u? Ik voor mij, ik beken u eenvoudig dat ik mij nog niet geschikt reken om mij aan alle goede of slechte lectuur te wagen. Zijt gij zoo gesteld? Sommigen misschien, maar het zijn uitzonderingen, wonderen van geleerd heid, en ik spreek niet over hen die de gemiddelde kracht van de menschelijke natuur te boven gaan, ik

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 9