150 Hoe hij een man werd. Een jongeman en een'meisje stonden daar bij elkan der op dien koelen herfstmorgen. Zij zag er diep-be- droefd uit, haar gelaat was doodsbleek, maar ze hield het hoofd flink rechtop en de lijnen om haar kleinen mond spraken van een vast besluit. „Neen," sprak ze, en dat enkele woord was genoeg voor den man, die daar vóór haar stond, omdat hij wist, dat ze meende wat ze zei. „.Je kunt mij niet afwijzen, Cecilie," sprak hij onstuimig. „Van or.ze jeugd af aan zijn we voor elkander bestemd geweest; iedereen verwacht dat we trouwen zullen." „Dan zal iedereen teleurgesteld worden," zei ze rustig. „Mijn antwoord is en blijft neen!" „Maar daar moet dan toch een reden voor zijn," sprak hij woest-opgewonden. „En al wilt ge mij die niet zeggen, ik weet het tocli wel." „Waarom zou ik u rekenschap geven van mijn besluit?" vroeg het jonge meisje met een flikkering van verontwaardiging in de schoone oogen. „Ge zijt aanmatigend Tony en ge vergeet „Ik vergeet niets," viel hij haar somber in de rede. „Maar van het oogenblik af dat die Turston hier gekomen is, ben je tegen mij heelemaal ver anderd." „Dat moogt ge gerust denken, als ge wilt," ant woordde Cecilie hooghartig, „maar waar is het niet 1" ,,'t Is wel waar, en als ik maar half zoo gelukkig was als kapitein Turston, zou hij me nooit in den weg gestaan hebben," klonk het nogmaals onstuimig uit den mond van den jongen man. „Kapitein Turston heeft zijn geluk als ge het zoo noemen wilt zelf gemaakt. En wie dat niet doet, is ook geen man," sprak Cecilie nu snijdend- scherp. De jonge man veinsde het verwijt niet te be grijpen. „Trouw dan met Turston," sprak hij, „maar ge lukkig zult ge met hem niet zijn, nadat je mij zóó afgewezen hebt." Zij zag hem het pad door de roeide opgaan, dat naar zijn vaders woning voerde. Weer flikkerden haar oogen van verontwaardiging. „Hoor eens Tony," zei ze vastberaden, „je hebt geen recht mij zulke dingen te zeggen, en het wordt hoog tijd, dat iemand je eens duchtig de waarheid zegt. Het spijt mij dat ik het niet al lang gedaan heb. Je hebt de laatste vijf jaren van je leven ver spild, eenvoudig verspild, en danrdoor je vader, die zulke groote verwachtingen van je koesterde, diep ongelukkig gemaakt. Wie gaf je het recht op de hoogeschool zijn geld te verkwisten en hem daar voor zoo weinig terug te geven Ik schaam mij over u en begrijp niet, waar ge den moed vandaan haalt, een meisje ten huwelijk te vragen. Word een man en vraag dan eerst, dat een vrouw niet ernstig aan je denken zal." Langzaam was onder deze striemende woorden een diepe blos den jongen man in het gelaat gestegen. „Mijn God," mompelde hij, „dat ik ooit zoó iets van haar hooren" moest 1" „Ja Tony," ging het meisje voort, „je bent ver wend en bedorven, doordat je er nu eenmaal goed uitziet en wat slag hebt de menschen voor je in te nemen. Maar ik ben je gezelschap moede. Zeven en twintig jaar, en nog ben je er even ver vandaan, je eigen brood te verdienen, als tien jaren geleden!" „Dat is waar," protesteerde Tony zwak, „maar ben ik daar minder om? Denk eens aan Theobald en aan Winston „Theobald's vader is graaf, en Winston is de zoon van een millionair. Maar jou vader is even arm als de mijne, en daaraan hadt je moeten denken." „Dus is het bepaald neen, Cecilie Neen voor altijd?" ,,'Tony, als ik ooit trouw, dan zal het zijn met een man en niet met een luiaard of verkwister, een man zooals „Zooals Turston, natuurlijk," viel hij bitter in. „Nu, trouw dan maar met hem, maar vóór dien tijd zal ik hem nog wel eens ontmoeten." Hij wendde zich om en ging heen, juist te laat om de tranen in Cecilie's oogen te zien, die het meisje met geweld had terug gehouden. Met een zwaar hart had ze dat alles tot hem gezegd, wat haar verstand haar ingaf. Indien ze aan de inspraak van haar hart had toegegeven, zou Tony een heel ander antwoord gekregen hebben. Ze zag hem het pad door de weide langs gaan, dat naar het huis van zijn vader voerde, en ging niet naar binnen, vóór hij uit het gezicht verdwenen was. Eerlijk gesproken, verwachtte ze weinig van de poging, die zij gedaan had. Minder scherp dan vandaag, maar toch in denzelfden geest, had ze de laatste vijf jaren al herhaaldelijk tot hem gesproken. Maar toch scheen haar iets te zeggen, dat de crisis nu gekomen was. Cecilie was de eenige dochter van een plattelands- burgemeester; haar moeder was vroeg gestorven, en ze was door haar vader met de grootste zorg en liefde opgevoed. Nu begon hij oud te worden, en het speet hem soms, dat hij haar altijd zoo bij zich gehouden had. Want zoo gaarne zou hij haar nu in eigen woning zien, vóór hij zijn hoofd kwam neer te leggen. Ze was zes en twintig jaar, en hij had al lang gehoopt, dat zij en de zoon van zijn ouden vriend Robert Farensburg een paar zouden worden. Maar hij moest toegeven, dat de jongeman de verwachtingen, die allen van hem koesterden, lee- lijk beschaamde, en dat zijn lichtzinnigheid en bui en allesbehalve een waarborg opleverden voor de toe komst zijner Cecilie. En zijn oude vriend was dan ook altijd somber gestemd op de dagen, dat Tony thuis kwam. 4 f

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 16