DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND. Kwartjes fldoerteitiën. ADVENT. Kinderhuisvest 31-33, Haarlem BUITENLAND. |Zaterdagavondpraatjes. ZATERDAG 7 DECEMBER 1907. No.'"6757, 32#t* Jaargang Bureaux van Redactie en Administratie: Interc. Telefoonnummer 1426. Dit numver bestaat uit twee bIaddi, beneuens de Officiëele&erklijst en het Geïllucreerd Zon dagsblad iï 6 pagina's. EERST BLAD. Kleine aduerfetiën, niet gfooter dan regels (uraag en aanbc, dienst aanbiedingen) iprden in de „Nieuwe Naaiemsche Courant" geplaait a 25 ets. per geheeleaduer- tentie. Bij driema,; plaat sing slechts 50 tents. Dezeflduertentiën Junnen alleen worden aageno- men tot dien prijs tegen contante betaling. Ad vent us Domini... De komst des Heeren tot on?. Die heilige tijd is weer aangebroken wij leven in de verwachting van de komst des Verlossers, dien wij op Kerstdag zullen begroeten: den Eeuwige Heiland, die gerechtigheid brengt en loon en hulp in nood en troost vcor eeuwig leven, De komst des Heeren. Ons heele leven is eigenlijk een afwachten van die komst: wij zijn niet van dezen tjjd, en zoo onze voorbijgang op aarde voor onze ge dachte vaak het hoofdpunt lijkt - later zal het ons helderder zijn en duidelijker, dat dit tijdelijke leven niets beteekent tegenover de eeuwig heid die wacht. Niets, dan enkel een voorberei dingstijd. We bereiden ons voor, de komst de3 Heeren af te wachten op den jongsten dag, en heel ons leven moet en mag niet anders zijn dan een ernstig streven, zoo goed moge lijk te zijn gestemd voor den dag, dat God de Heer komt. In dit licht beschouwd krijgt al bet werk dat we doen, de genoegens die wij zoeken, de ontspanning die Wij nemen, de arbeid dien we ver vullen, dadelijk een andere betee- kenis. Zeker: stoffelijke welvaart is 't geoorloofd te zoeken, maar niet als doel doch als middel. Sociale arbeid om anderen gelukkig te maken, om de droeve gevolgen der erfzonde dood en ziekte en armoede en ellende te verzachten, is een prijzenswaardig iets, wanneer die wordt geleverd met het oog op de eeuwige toekomst. Zoowel in het openbare als in 't particuliere leven zal, als wij aan de komst des Heeren denken als aan 't einddoel van alles, het beginsel der eeuwig heid immer moeten aanwezig zijn; tot zelfs in ons dagelijksch werk, in onze lectuur, in onze uitspan ningen dient uitgedrukt, dat er na dit leven nog iets anders wacht: 't oogenblik waarvan Christus heeft gezegd dat Hijzelf eens zal komen, gezeten op dejwolken de3 hemels, met groote macht en heerlijkheid! En die komst des Heeren, die 't einddoel is van alles, verklaart waarom wij principiëel staan tegen over die anderen, voor wie het leven hier op aarde alles is, voor wie met den dood alles eindigt, die het leven niet beschouwen als middel, als doortocht, als tijd van afwachting, maar als doel, als 't eenig-gelukkig-makende De veelbesproken „antithese", die in ons staatsleven zich uit, wortelt hierin, en nergens anders. Doch nu is het een tijd nog van bijzondere voorbereiding. De advent tijd, naar oud en vroom gebruik door de Heilige Kerk als voorbereidingstijd gesteld tot de komst des Heeren op den Kerst dag, geeft ons welkome gelegenheid om nog eens ernstiger dan anders te overwegen wat onze plichten zijn tegenover den Heer, dien wij ver wachten. In het leven van den rusteloozen tijd, die voortsnelt dag op dag, zijn de rustpunten zeldzaam, dat we in stille aandacht ons kunnen wijden aan de beschouwing van de toe komst, die ons levensdoel is. Althans voor ons, die midden in het leven zitten en wien de tijdelijke zaken geen tijd haast laten om ons met voordacht en ernstigen toeleg bezig te houden met het geestelijke. Doch de Kerk komt ons daarin te hulp. En Zij heeft hare feestdagen en hare boetedagen, hare tijden ran bijzondere devoties en dagen van afzonderlijke voorbereiding zóo ge regeld, dat wij van zelf op verschil lende tijden des jaars periodiek de gelegenheid krijgen, die belangen te behartigen die ons in den sleur van het leven anders zouden kunnen ontsnappen. De advent-tijd is zulk een tijd. Als de Christenheid verlangend uitziet naar het Kerstfeest, waarop de geboorte van den Godmensch wordt gevierd en de wereld in het kindje van Bethlehem de belofte ontvangt van de verlossing, dan heeft de Kerk den tijd van afwach ting, die de komst des Heeren voorafgaat, uitdrukkelijk bestemd tot een pooze van voorbereiding waarin Zij door uiterlijke middelen ons innerlijk poogt op te wekken, de vereischte stemming in ons le vendig te houden, die op het Kerstfeest, 't hoogste feest dei- Christenheid, noodig is. Het is nu aau ons, met den wensch der Kerk mede te werken. Het is aan on?, de voorbereiding tot de komst des Heeren, die de Kerk wenscht levendig te houden in ons, op waardige wijze in onszelf te vervullen. In den advent-tijd herinnert ons de Kerk door voorschriften van onthouding en vasten, dat wij de voorbereiding tot geestelijke dingen moeten zoeken in versterving des lichaams en het onderdrukken der In dien geest dient het vasten- gebod te worden onderhouden, niet als lonter gehoorzaamheid aan 't kerkelijk gezag, maar met den wil om door die gehoorzaamheid en versterving onszelf te dwingen tot betere voorbereiding, tot de dingen der eeuwigheid. Er is nog meer. In den advent-tijd was het immer ouder ons, Roomschen, een sinds tijden her bestaand vroom gebruik, ons te onthouden van het bezoeken van vermakelijkheden en publieke ontspanningen, waar dat gevoegelijk kon. De heiligheid van den voor bereidingstijd tot de komst des Hee ren heeft zich in die uiterlijke ont houding van 't geoorloofde, om daardoor èn een offertje te brengen èn tjjd te vinden voor wat beter toeleg op geestelijke zaken, steeds onder ons, katholieke Nederlanders, doen kennen. Dat vroom gebruik blijve ook bij ons in eere! Zonder uiterlijk vertoon kan op die wijze de wijding die de advent tijd moet hebben voor elkan katho liek, op beduidende wijze worden verhoogd. En de voorbereiding tot de komst des Heeren ernstiger zjjn en waardiger, meer in overeen stemming met de hoogheid van het feest dat we gaan vieren: de komstvanCliristus op aarde in de stal van Kerstnacht als de belofte der toekomst voor 't eeuwige leven door het verlossingswerk. Zoo gaan wij den Advent-tijd door. Het dagelijksch l ven heeft zijn eischen, vreugde en ellende wisselen af, de arbeid van den dag en de rustelooze strijd om het be staan blijven voortduren, en wij hebben onze krachten te gebruiken om dien arbeid te doen en dien strijd te voeren. Doch daarnevens en daarboven leeft in ons het geestelijke, leeft de ziel die 't voornaamste is van ons wezen en wier geluk ten slotte ook door het aardsche werk voor de eeuwigheid moet worden gezocht. We hebben in dezen Adventtijd weer een welkome gelegenheid om naast al onzen arbeid en strijd tn naast de beslommeringen van het dagelijksch gedoe het geestelijke te betrachten en op een bijzondere wijze te zorgen voor ons zieleheil door ons in den geest der Kerk voor te bereiden op de komst des Heeren. Zoo we in dien geest handelen en het eeuwige doel des levens door tijdelijke versterving en ont zegging ons ook in 't dagelijksch leven voor oogen houden, waar toe juist de Advent-tijd zoo goed gelegenheid geeft, zal de komst des Heeren op Kerstdag de waardige bekroning zijn van een goed door- gebrachten voorbereidingstijd, zoo als wij dien aan al onze Haarlem- sche Katholieken van harte toe- wenschen Algemeen Overzicht. Een „Pyrrhus overwinning" noe men verschillende bladen, ook libe rale en anticlericale, de victorie van von Bülow op de bloc "par tijen, die zich hebben moeten on derwerpen. Pyrrhus zeinog een zoo'n overwinning, en we zjjn verloren 1 Von Bülow kan gerust zeggen: nog één zoo'n gevalletje, en dan krijg ik zelfs de overwinning niet meer 1 De kanselierscrisis is voorbij, heet het, nu de heeren van 't „bloc" zoete broodjes hebben ge bakken en door von Bülow onzacht zijn terechtgezet. Maar in werkelijkheid is de kan selierscrisis permanent geworden. Want men kan toch in gemoede niet zeggen, dat de eendracht her steld is, waar beide partijen, con servatieven en liberalen, die zoover van elkander afstaan, samen willen werken, zonder echter iets van hun eischen op te geven I Terecht schrijft Theodor Wolff: „Het blijft vaststaan dat men het ten opzichte der belastingkwestie niet eens isdat de taaiclausule in de wet op de vereenigingen door de vrijzinnigen wordt verworpen, dat de Pruisieche onteigeningswet algemeen wordt afgekeurd en in- tusschen door de commissie ad hoe met 19 tegen 9 stemmen in eerste lezing is verworpen, dat de heer von Rheinbaben intrigeert! Zeker, men behoeft nog niet aan het lot van prins Bülow te wan- hopan, waüt deze doorluchtigheid is fabelachtig handig, Doch de theatercoup zal niet lang nawerken en prins Bülow zal spoe dig genoodzaakt zijn, iets nieuw te verzinnen En dan spat het „bloc" uiteen. Het Centrum kan wachten: het heeft de troeven in de hand. Een merkwaardig conflict is er voorgevallen tusschen hoofdperso nen van de Russische Doema de verschillende dignitarissen in het praesidium. Samylowski, de secretaris, heeft zonder medeweten van president Chomjakof 3000 exemplaren van de door de Doema verworpen „ver klaring van rechten" in de lands drukkerij doen drukken. Weder rechtelijk natuurlijk. Toch bleef, toen het geval in het bureau besproken werd, Chom jakof in de minderheid! Alleen de tweede ondervoorzitter baron Meyendorff, was op zijn hand; de eerste ondervoorzitter, Wolkonski (een „echte Rus") en de andere secretaris, Sasjowitsji stonden aan Samylowski's zijde. Chomjakof gebruikte toen de macht die zijn ambt hem schenkt en liet merkwaardig lot van een regeerings-oplaag alle 3000 exem plaren confisceeren. Op zulk een wijze tracht het Verbond dor echte Russen ook het praesidium der Deema discrediet te brengen! Over den Zoeloe oorlog, die in Zuid-Afrika voor de deur staat gevoerd te worden, hooren we een paar bijzonderheden. Dinizoeloe, 't groote opperhoofd, moet terechtstaan wegens moord op een paar Engelschen, dat zou de reden zijn van den oorlog. Maar hij houdt vol dat hij niet debet is aan die moorden, en ook niet andere wandaden tegen de Engelschen. In Natal evenwel is men onwrik baar tegenover den Zoeloe-vorst. Nadat de troepen zijn gemobili seerd wil men een ultimatum zenden aan Dinizoeloe en wanneer dit Diet helpt zal tot „andere maatregelen worden overgegaan." De geruchten dat er wrijving tusschen de Rijksregeering en die van Natal zou bestaan worden door deA eerste-minister van deze kolonie beslist tegengesproken. Uit een oogpunt vau „defensief optreden", zijn Eshowe en Melmoth in Zoeloeland bezet; de inboorlin gen in die buurt en bij Oesoetoe houden zich echter rustig. De groote fout, zoo zeggen de stuurlui aan den wal, is geweest, dat men indertijd Dinizoeloe heeft toegestaan naar zijn land terug te keeren. Geen berichten over troepenbe wegingen in Zoeloeland zullen in tusschen worden openbaargemaakt, op verzoek van den premier van Natal, Smythe. Naar verluidt zal men echter eerst Dinizoeloe gelegenheid ge vei: zich voor een rechtbank (of krijgs raad?) te verantwoorden. Hij krijgt dus in zooverre een bevredigend antwoord op een telegrafisch verzoek, dat hij dezer dagen deed. Over het Congoverdrag du staat behandeld te worden in Bel gië, dienen we nog wat te zeggen. In het eerste artikel van hei verdrag verklaart koning Leopold, souverein van den Kongo; taat aan België af te staan de souvereiniteit over het gebied van den Onaf han- kelijken Kongostaat, met alle rech ten en verplichtingen, die er aar kleven. De Belgische slaat verkh.a; deze toewijzing aan te nemen, ze ver bindt zich de bestaande stichtingen in den Kongostaat te eerbiedigen, evenals ie op wettige wijze erkende rechten van derden, inboorlingen en niet-inboorlingen. Artikel 2 bepaalt, dat de toe wijzing het gansche roerend e: ou roerend vermogen van den Kongo staat omvat, met name den eigen dom van alle gronden, die behooren tot het privaat of publiek domein van den Kongostaat, onder voor behoud van zekere verplichtingen en bepalingen die in een bijvoeg sel zijn aangegeven; voorts de ef fecten, de gebouwen in Afrika en in België, vee en ander roerend goed, dat thans eigendom is van den Kongostaat, booten en scheeps-'. tuig, voorraden kaoetsjoek en ivoor, enz. enz. Artikel 8 bepaalt, dat de sebul denlast en alle financieele verplich tingen van den Kongostaat op België overgaan. Welke déze ver plichtingen wordt op een afzonder- lijken staat aangegeven. Volgens artikel 4 wordt de datum waarop België zal treden in de uit oefening van zijn souvereine rech- ten bij koninklijk besluit vastgesteld. Maar de uitgaven en inkomsten van den Kongostaat komen van 1 Januari 1808 af voor rekening van j België. Het verdrag is onderteekend door alle ministers en drie ministers van I den Kongostaat. Aan het verdrag zijn toegevoegd eenige bepalingen tot regeÜDg van den voorloopigen toestand. Deze voorloopige bepalingen stel len vast, dat van 1 Januari 1908; door den Kongostaat geen uitgave zal worden gedaan, zouder dat hier van kennis wordt gegeven aan den Belgischen minister van financiën. Deze minister zal op de hoogte worden gehouden van alle werk zaamheden die op de rekenplich-1 tigheid betrekking hebben. Met dienzelfden datum van 1 IME HURL ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maauiBn voor Haarlem fl.35 Voor de piatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) „1.35 Voor de oveiige plaatsen in Nederland franco per post 1.84 Afo c derlij ken ur.imers„0.05 PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regelsf0.60 (contant) f0.50 Elke regel meer0.10 Groote letters naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie A contant. zinnen. XIX. De Sint ïiicolamdrtikte en hoe ik een straatje om ging. Op 't Prinsenhof en in de Statenzaal. Lollige verga dering en wat ik er zoo al zag en hoorde. 'n Vies praatje van meneer Rinkema die 't niet zoo bedoelde. Waarom ik het eens, en niet eens ben met de krant. Verdeeling van arbeid bij de politie en een stelsel v/aar de inbrekers zich niet aan houden. 'k Heb van de Sint Nicolaasdrukte óók ^ijn portie gehad! Verleden week ver fde ik wel, dat de menachen geen boonen erwten als surpx-ise zenden, maar ik ah je toch verklaren dat ik van de week aerx weekje gehad heb, als ik wenschte ?at er nog een stuk of tien in 't jaar ^anrenl Enfin, in 't boonen- enerwten- vak is het de drukke tijd nu, dat is waar, .baar 't was deze week dan toch ook al .^1'. Zóó bar, dat ik Woensdagmiddag pKen mijn vrouw, die met de winkel juffrouw en een knecht stond te helpen .bitter toonbank, zeide, toen mijn andere J/becht van den dagelykschen ommetocht jP' L den wagen thuis kwam: „vrouw, zei ik ga eens 'n straatje rond, tn'n zinnen ebs wat verzetten!" 6 -En zoo gezegd, zoo gedaan. Ik liep bs rond, de Singels zorgvuldig vermij- v bd, waar je geen voet kunt verzetten jj b den modder, en ik bekeek de win- eens, ging 'tpoortje in de Zijlstraat 8. kwam op 't Prinsenhofdaar tost' me' v'9 A v i8 den ouwen Laurens kiik °P 'l binnenplaatsje, 'n agent te i Wat" voor da deur van de Statenzaal. at er aan de hand" vraag ik z»o. Want met de drukte had ik de Nieuwe Haarlemsche niet zoo zorgvuldig ge lezen als ik anders pleeg te doen. „Wel, zegt de man, de heeren van den Raad zijn der inl" Dat was me een fortuintje. Geloof je nu wel, dat ik, zoo oud als ik ben, nog nooit den Haarlemsche ge meenteraad heb bijgewoond? Hoewel dat nu nog wel een kostelooze publieke ver makelijkheid is, waar je niets voor te betalen hebt! „Daar moet ik eens van profiteeren", zei ik bij mezelf, en ik ging binnen. Eerst 'xx zaal met een vervaarlijk groot schilderij door wat 't voorstelde kon ik in den donker niet zien en toen een deurtje in. Daar stond ik voor een bruin houten schot, de achterkant van een komedietribune, van dezelfde soort als je ze wel in de Protestantsche kerken ziet. Daar heb je ook van die houten banken, schuins oploopend boven elkaar, 't zou me niets verwonderen als die vroeger niet eens in een of andere kerk hebben gestaande groote lessenaars voor de Bybels z^n er nog aanl Nu dat stel letje banken bleek me de publieke tri bune te wezen, waar één jongeheer, een oude heer, en nog een paar krantenmen- schen in zaten. En lachen dat ze ded-n, lachen!.... „Ha-ha-ha-ha!" gierden zc. De bode, die voor een klapdeurtje stond, waarmee meu van 't profane publiekge- deelte in 't heilige der heilige komt, waar de heeren gemeenteraadleden zitten, scha terde óók, kortom, 't leek me op 't eerste gezicht, om je de waarheid te zeggen, een echt-lolüge boelIk had het me Anders voorgesteld. Zoo'n gemeenteraad van een deftige plaats als Haarlem is, had ik me verbeeld als een achtbaar lichaam, Waar ze redevoeringen houden vol ernst en plechtigheid, die inx vorm en inhoud ja, hoe noemt myri oudsten jongen dat ook wear?... o jadia „aeadesaiseh gesebeelë zijn". Maar niets van dat allen! De leden zit ten heel gemoedelijk ieder in een bankje in een half-kringetje om een groote kachel en vóór dien halven kring heb-je een verhooging, een soort tooneeltje, waarop een tafel waaraan de burgemeester zit met den secretaris, en de wethouders die zoowat erbij hangen, want de estrade en de tafel zijn niet zoo erg groot, dat de heeren ruim kunnen zitten. Dan is het er erg donker en luguber in de Raadszaal en als je oogen wat zwak worden, zooals de mijne, die al jaren hun dienst hebben gedaan met godshulp, dan heb je een toer om heel aan den anderen kant van die lange, lage zaal meneer Visser, en meneer Seignette den notaris, en dokter van den Berg, en meneer Sneltj es, en an dere lui te onderscheiden! Enfin, wat meneer Sneltjes aangaat, al zie je hem niet, dan hoor je henx toch wel. Ik heb 'm althans neg al eens een keertje gehoord in dien korten tijd dat ik me in de stedelijke raadzaal heb mogen amu seeren Woensdagmiddag! 't Koddigste vond ik 'm, toen hij had voox-gesteld om aan de bewoners van den Wagenweg te an!woorden, dat ze hun zin zouden krij gen, terwijl de burgemeester en a'n wet houders voorstelden te berichten,, dat ze hun zin niet zouden krygen. Want dat noenxde-ie heel leuk „'n amendement", verbeeldje precies het tegenovergestelde van hetgeen er voorgesteld was! Neen, dat leeren we bij ons in de klesvereeni- ging andersOver die Wagenweg-historie heb ik dezer dagen al zooveel in de krant gelezen, dat ik er maar 't zwijgen over toe zal doen. Maar dAt moet ik toch zeg gen: ala 't altyd zoo lollig en joviaal toe gaat in den gemeenteraad, dan is 't er een gezellige boel! Jongens, ik had ge dacht zoo'n vergadering van deftigheid te zien, zoo'n oude regenten-bjjeenkomst als waarvaa Je ia de histor}»Vv»k»n loert. Maar jawel: de deftigheid is er heelemaal niet en de menschen praten er zoo gewoon of ze m de soos zitten. Ja, ik durf zeggen, wel eens vaak zoo laag-bij-de-grond óók, als ze daér doen! Zoo sommige dingen zijn me bijgebleven, opschrijven kan je natuurlijk die dingen niet, zooals die ijverige verslaggevers doen, die ik hier nu eens in hun element zag, met groote glazen water voor zich en pennende, pen nende of ze waarachtig van plan wa ren, al dat gepraat in de kranten te zetten Daar heb je b.v. metieer Rinkema. Jon gens, dit is nog eens 'n sprekerDien hoor je altyd goed, hy schreeuwt flink en hü noemt de dingen by hun naam Dat nxag ik graag. En tevens heeft hy een eclit- geleerde manier van praten. We hoorden m bijvoorbeeld zeggen, toen hij 't over den Wagenweg had: „de wrange vruch ten van de klinkerbestrating bleven niet uit!" Doe 't zoo eens na! 't Is of je onzen kapelaan op den preekstoel hoort, hé Dan sprak-ie nog over de City van Haar lem, waarmoe, zooals ik naderhand hoorde, do Groote Houtstraat bedoeld werdook zoo 'n geleerdheid, die iedereen niet uit zal vinden. Eén keer maar viel hij uit z'n rol, toen hij bij vergissing sprak van „iemand, die in een zekere plaats woont"... dAt was al een lolletje voor de heeren: „ha-ha-ha" ging 't gelach op„waar men allerlei vreemde geluiden hoort".... ja, dAt was me toch óók te gekIk houd niet van zulke vieze praatjes, maar als iemand in de Raad zoo iets vertelt in zyn redevoering, dan klinkt het ook zóó mal: ik proestte 't waarlijk meê met de ande ren! Maar meneer Rinkema maakte het' nog erger: „Zóó heb ik 't niet bedoeld" zei hy een beetje boos. WAt dat „zóó" was, wist hij dus heel goed, en nu werd 't een gebrul van gelachZelfs onze deftige burgemeester hield zich aan de armleu ningea vojx xstyn steel vast, om eens goed uit te lachen. Dat was een vroolijk mo ment, dat ik zoowaar niet verwacht had. Enfin, die heele pratery over de keien van den Wagenweg was een beetje be neden peil, vind ik met mijn gewone be scheidenheid! D'r zat zoo'n persoonlijk tintje aan, zoo'n duidelijk mooi-weer-spe- len tegen over de grootelui, die naar wonen: meneer Sneltjes liep z'n sloften uit, dat kon je merkenMaar ik zwijg er verder over onze krant heeft er ge noeg over gezegd, en ik ben 't ditmaal eens heelemaal met den redacteur eens, wat ik waaractitig niet altijd kan zeggen, want die krantenschrijvers zyn wel eens onpractische lui ook, die alles op de we reld maar van hun schryftafel-af beschou wen. Daar heb je bijvoorbeeld die jongste inbrekershistories. Daar werd het nu in de krant voorgesteld, alsof de Bloen endaal- sche politie veel knapper en actiever was dan de Haarlemsche, omdat de Haarlem sche precies altyd te laat kwam om de vogels te vangen, terwijl de mannetjes uit Bioemendaal zich de eer hebben ver overd, de dievenbende achter slottekry- gen. Nu, al is dat ook zoo: ik ben het met die beschouwing lang niet eens, hoor! Ik zeg maar: zoo'n schavuit in Bioemen daal of Overveen loopt veel gauwer in de gaten dan in ons Haarlem, waar je zoo benauwd veel schavuiten hebt rond- loopen. En dat de politiemannen hier zoo'd dief niet pakkenwel, die menschen heb ben met 't ordebewaren op straat, dron ken kerels opbrengen, 't op post staan en 't aflossen van elkaar al zooveel te doen dat je je wezenlijk niet verwonderen kunt als ze geen tijd hebben om daarbij nog zulke wissewasjes als rijwieldiefstal Letjes i na te gaanDaar is de rechercheur voor ieder heeft zoo zyn eigen taak. AU er een fiets gekaapt is, wat bebbeM die gewone agenten daar dan van te weten Immers niets 1 Die dienen voor de straat, maar zulke histoi-ietjes zijn voor de recher cheurs, en als er wat ontdekt moet wor den of uitgevischt, wel, dan moeten dia toch de eer hebben Neen, ik vind dat een gezonde kijk op de dingen: ieder z'n apart werk de hoofdcommissaris om de gewichtige besluiten te nemen en te con- fereeren met den burgemeester over de Zondagsrust, den Schouwburg en meer zulke dingen; de inspecteurs om te inspec- teeren en ieder op hun beurt ontslag te nemen als ze ergens anders beter terecht kunnen of als 't hun de keel uithangt, ruzie en oneenigheid te hebben; de agen ten lste klasse, om die van de 2e klasse en lager te commandeex-en, het heele corps van agenten om de rust te bewa ren in de (stad.en de rechercbers om de misdrijven uit te visschen. Dat die drommelsche inbrekers zich nu aan die orde van zaken niet houden, dat kun-je toch der politie niet aanrekenen? 't Stel sel is zoo mooi mogelijk: en 't is héél goed gevonden, om de agenten allemaal buiten alle recherche-din-'en te houden, dat zou de menschen maar van hun taak om de orde te bewaren afhouden: Nu mankeert er nog alleen maar aan, dat de inbrekers en dieven zich wat meer met de recherche occupeeren en met deze in connectie blijven, maar ook dAt zal wel komen, als de heeren inbrekers en andere boeven maar eerst 't mooie van het stelsel eens snappen. En dan zul je eens zien wat onze politie een mooi figuur zal slaan bij 't ontdekken van allerlei misdrijven die ze nu heel vriendelijk over laat aan die van de buitengemeenten! 7 PBCBMBEB.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 1