Mengelwerk. Mijnheer Adalbert. OFFICIEELE KERKLIJST. Niet den ijzeren leeuw bedoelde hij den leeuw, dien op den toren van de Kathedraal van Sint-Veit staat. I 'eze zin hield mij steeds bezig, ik was toen acht jaar en twijfelde er niet aan dat het voor den ijzeren leeuw net zoo gemakkelijk zou zijn als voi r mij de groote stetnen brug over te gaan en, evenals ik op feest dagen, in den bevendeu, draaienden s hommel van WyS8terad te gaan zitten. Maar waarom de tijden dan beter zouden worden, kon ik maar niet begrijpen Als kleins dieren eens groot waren Bee. a.s. zal door den eerw. pater J. Men ken, van de Missie van het H. Hart uit Tilburg, een voorstelling worden gegeven niet iiehtbeelden, waarvoor kaarten zijn te verkrijgen a 50 cents le rang en 25 «ents 2e rang, bij de zelatricen en zela- teurs en bij den heer W. Guskens, Groole Markt 4, den heer Brom, Anegang 26, den pachter van het Bondsgebouw en bij ondergeteekende. Namens het Bestuur, T. H. BROEKHUIJZEN, le Secr. Linschotenstraat 31. Afdeeling OVERVEEN en O. Zaterdag 14 Dec. 's avonds van half 8 tot half 9, zitting Spaarkas „St. Nicolaas" (Winterprovisie), Catechismuskamer. Zit ting Spaarbank Thomas v. Villa Nova, lokaal Zusterschool. Namens het Bestuur, W. J. JANSEN, le Secr Afdeeling VELSEN en 0. Van Donderdag 32 tot Maandag 16 De cember zal de Retraite gehouden worden door de Eerwaarde Paters van Amster dam. De leden worden aangemaand er allen deel aan te nemen. Zondag 22 December, 's avonds ten 0 uur, bij G. Rensen, vergadering van de onderafdeeling Johannes de Deo, Fabrieks- stokers en machinisten-gilde. Dringend wordt verzocht deze vergadering bij te wonen, en vooral de contributie te voldoen, daar er anders dwingende maatregelen worden genomen. Gewichtige punten staan te verhandelen. Mededeeung. Wegens opengekomen vacature van 2e Commissaris van het Afdeelings-Bestuur, worden de candidatenlijsten ingewacht bij den Voorzitter vóór 22 December. Namens het Bestuur, P. VERSTEEG. Secr. Afdeeling BEVERWIJK. Bondsgebouw: Peperstraat 15. Vrijdag 13 Dec., 's avonds 7 uur, Ont wikkelingscursus. Zaterdag, 14 Dec., 's avonds van 78 uur zitting der Spaarbank St. Antonius, van 78 uur zitting der Spaarkas St. Nicolaas en Communicfonds. MEDEDEELING. Op het einde der maarn» December zal eeu ledenvergadering plaats hebben, waar op de periodieke bestuursverkiezing plaats heeft. Aftredend zijn de volgende heeren: O. H. Duiker, J. de Goede, J. van der Boorn, C. Kolsteeg eu N. Tromp. De heeren Duiker en de Goede stollen zich niet meer herkiesbaar. Opgaven va» candidaten worden op de bekende voorwaarde ingewacht tot eu met 24 Dec. e. k. bij den secretaris. Namens het Bestuur, J. DE GOEDE, Secr. Afdeeling IJSSE. Bondsgebouw: Dorpstraat C 115. Zaterdag 14 Dec., 's avonds van 7S uur zitting Spaarkas. Dinsdag-avond repetitie Zangvereeni- King. Woemdag-avond oefening Sparta. Namens het Bestuur, A. H. SCHRAMASecr. Afdeelling SASSENHEIM en 0. - Vergadering van het ondersteunings fonds op Zondag 15 Dec., 's avonds half 7. De leden worden dringend verzocht deze vergadering bij te wonen, daar er belangrijke punten zijn te behandelen; ook wordt het afd.-bestuur verzocht de vergadering bij te wonen. Namens het Bestuur M. v. D. BERK, Secr. Afdeeling VOORHOUT. Zondag 22 Dec., 's avonds 7 uur, verga dering der afdeeling in 't Stationskoffie huis. In deze v irgadering zal de periodieke bestuursverkiezing plaats hebben; aan de beurt van aftreden zijn de heeren P. Ves- ter, 2de voorz., A. Hearings, 1ste secret. N v. Wieringen, 2de penningin., M. L. Tetteroo, 2de comm. en C. Hoogervorst, 3de comm. De heeren v. Wieringen en Hoogervorst wenschen niet voor herbe noeming in aanmerking te komen. Tevens wordt den leden bekend gemaakt, dat de lste voorzitter heeft bedankt. Candidatenlijsten door minstens 10 le den onderteekend, kunnen bij onderge teekende worden ingeleverd tot 22 Deo., 's namiddags 5 uur. Namens het Bestuur, A. HEERINGS, Secr. HAARLEM. Sint Josefsgezelien-Vereeniging. Verenigingsgebouw Zoetestrnat No. 3 Geopend des Zondags van 32-3 en van 5-30 uur. Op werkdagen van 6 uur 's mor gens tot lOuur 's avonds. R. K. Militaire Vereeniging. Zoetestraat 13. Het, gebouw is dagelijks geopend, des avonds van (i10 uur en op Zon- en Feestdagen den geheelen dag. Het is een treurige geschieden s, die ik ga vertelleu eu dadelijk bij bet begin plaatst zich voor mijn geest bet gelaat van mijnheer Adalbert, dat gelaat, stralende van gezondheid, glim mende als een stuk gebakken biefstuk, overgoten met gesmolten boter Wan neer 't tegen Zaterdag liep (mijnheer Adalbert schoor zich slechts 'sZondags), wanneer de witte baard die zijn ronde kin versierde, lang en ruw was leek bij mij nog mooier. Ook zijn haren bevielen mij. Hij bad er niet veel meer beneden zijn glimmende, kaal geschoren kruin dat kwam door den tijd Maar die enkelen waren zilver wit en golfden rond zijn hootd met zijige zachtheid. Mijnheer Adalbert droeg altijd zijn pet in zijn hand en zette ze slechts op, wanneer bij een plaats moest oversteken, «aar de zon zeer fel scheen. Ik hield veel van mijnheer Adalbert; zijn blauw oog schitterde zo openhar ig, dat men gezegd zou hebben dat zijn geheele gelaat een groot rond openhartig o; g was. Vijnheer Adalbert was bedelaar. Wat hvi vroeger geweest was, weet ik niet. Op het tijdstip dat hij het oude stadsgedeelte van Praag, de Kleinseite, aan den voet van den burcht Hradschin gelegen bezocht, oefende t ij zijn bedrijf reeds jaren uit en ziju krachtig gestel beloofde, dat hij het nog jaren zou volhouden. Ik weet ook niet, hoe oud hij was. Ik zag heru eens de helling van St Joan opklimmende, in de Sporner- gasse den agent van poli'ie Scbimt tegenkomen, die zich rustig in de zon koesterde, den rug tegen de helling geleund. Schimt was zoo zwaar, dat zijn grijze uniformjas kraakte en zijn schitterende helm wankelde bij elke beweging, die hij maakte, daar be'de ofschoon van de grootste soort, hem nog te klein waren. Wanneer hij dan ook iemand najaagde zag hij /ich genoodzaakt zijn belm in zijn hand te nemen. Dan lachten wij jongens, hëtn uit ei dansten opéén bee» maar zoodra hij zijn hoofd omwendde wer den wij weer onbeweeglijk en trokken onnoozele gez chten Mijnheer Sc imt was een uitscher uit Glukenau. Wanneer hij nog leeft wat ik hoop wed ik dat hij nog altijd even slecht zcechisch spreekt. »Zie je, zei bij ook altijd ik heb het in een jaxr geleerd». Om hem voorbij tegaannam mijnheer Adalbert zijn pet onder zijn arm stak zijn rechterhand in den zak van zijn lange grijze verja-i; daarna begroette hij mijnheer Schimt plechtig met de woorden „God zij ruetu!" Eu mijnheer Schimt antwoordde dien groet met het mili taire saluut. Overgelukkig door dien groe baalde mijnheer Adalbert zjjn bescheiden, berkenhouten snuifdoos te voorset»yn. lichtte er voorzichtig het f^ksel met lederen handvat af en bood den ag-nt een prise aan Mijn eer Schimt nam het aan en zeide: „U zult wel zoo langzamer hand tamelijk oud zijn Ho-» oud on geveer „Nu nul lachte mijnheer Adalbert, om het nn eens precies te zeggen, het zal met ver 'itn de tachtig zijn. De opmerk/ame lezer zal wel ver baasd staan, dat een bedelaar op zul een famliairen toon met een politie agent praatte en dat die er zelfs niet aandacht hem te tutoyeeren, zooals hij het zijn minderen anders deed. En wanneer men er dau nog aan denkt, want, een politieagent toen presteerde! Hu wa- niet eenvoudig een nummer van 1 tot 600 maar mynheer ^ormak, mijnheer Schimt enz., die dagelyks de taak onder zich verdeelden, de kalmte in onze straten te handhaven. Meu wist van'elk waar hij vandaan kwam. hoelang hij in et leger gediend bad, en hoeveel kinderen hij had. Wij jongens ge voelden vriendschap voor h nizij kenden iedereen, mannen vrouwen en kinderen en wisten altijd aan de moeders te vertellen, weiken kaut hunne kieintjer waren uitgeloopen T< en in 1844 mijnb eer YVeiss, een van hen, stierf, tengevolge van den brsnd ïr. de bank, gingen alle inwoners van de Spornergasse met zijn begra fenis mede. Mijnheer A dalbert was geen gewone bedelaar, ten minste bij hal er het uiterlijk niet van Hij zag er in het be-.in van ds week altijd heel netjes uit eu zijn das was aitijd goed ge- kn opt; wanneer er st kken in die kleeren v aren, waren die er zorgvul dig ingezet en nooit van een andere kleur. Iedere week liep hij de wijk at. Overal mocht bij binnenkomen en wanneer de huismoeders bniten zijn zachte en klagende stem hoorden, brachten zij hem goedmoedig hun halve kreutzer en in dien tijd rekende een halve kreutzer nog als iets. Mijn heer Adalbert bedelde van den morgen tot den middag: daarna ging hij Mis hooren in'de kerkSt N colaas. Kond de kerk bedelen deed hij niet: de armen die dat wel deden, keek hij zelfs niet aan. Na de Mis ging hij hier of daar eten; hij wist altijd in welk huis hem dien dag e n volle schotel wachtte; dat ging volgens de lijst. Al zijn gebaren hadden iets kalms en ongedwongens. Alleen de herbergier, die onder ons woonde, gaf hem nooit geld. Mijn heer Herzl was een lange, magere man, een beetje gierig maar overigens een braaf mensch. In plaats van kreutzers bood hij altijd tabak aan uit zijn snuifdoos, hetgeen geregeld eiken Zaterdag tot het volgende, on veranderlijke gesprek aanleiding g-ff „Ah, mijnheer Adalbirt, de tijden zijn slecht!" „Zeker zij zijn slecht en zullen niet beter worden zoolang de ijzeren leeuw niet zal gaan zitten m de schommel te Wyssterad." Op een merkwaardiger* Julidag kwam mijnheer Adalbert uit de kerk van St. Nicolaas, zette zijn pet op om ich tegen de zon te behoeden r. stak langzaan» de >tefanusplaats over. Dicht bij de zuil der i rieëeuheid stond hij stil en zette zich op de trappen neer. Achter ich hoorde hij d- fontein springen, de zon was lek ker warm en hij ging eten bij iemand waar men juist om 12 uur begon. Nauwelij s had hij zich neergezet of men zag een van de bedelaressen van de kerk van >t Nicolaas opstaan en denzelfien weg loopen.Men noemde haar „de ruillioenenvrouw" Andere bedelaars beloven u slechts dat God u uwe aalmoezen honderdvoudig zal vergelden maar zij, zij verbond zich voor miliioenen en milhoenen. Me vrouw Heimann, de rechtersvrouw, die alle verkoopingen in Praag afliep gaf om deze reden haar slechts aalmo zen. De millioenenvrou w liep naar ver kiezing rechtop of kreupel Dien dag wam zij rechtop op mijnheer Adal bert, die onder de zuil gezeten was. Haar linnen rok fladderd- om haar magere heupen en baar hoofddoek, sterk voorover getrokke woei op en neer. Haar gezicht leek mij altijd vreeselijk. Een doolhof zonder eimle van kleine rimpels liep rond haar spitsen i eus en tandeloozen mond; haar oogen waren geelgroen, echte katteuoogen Zij was al heel dicht hij mjjnheer v dal be „Geloofd zij Jezus Christus" zeide zp met een afschuwelijke»» grijnslach Mijnbeer Adalbert knikte toestem mend. e miliioenenvrou w ging aan den andereu kant van de trap zitten en niest. „Brrr". sprak zij, ik houd niet van de zon'. W anneer zij zoo op mij neer valt, wordt ik verkouden Mijntieer Adalbert zei niets. I e mill oenenvrouw trok haar hoofddoek naar achter en haar geheele gelaat werd zichtbaar Haar oogen knipten in de zon als die van een kat. Nu eens sloten zij zich, dan weer cb'tterden -ij van onder de wens brauweu, de mond vertrok zi< h nog steeds tot een grijns; wanneer zij hem opende, zag men niets dan één enkelen warten tand Mij» heer Adalbert, mijnheer Adal bert, ik zeg altijd, wanneer ti maar wilde Mijnheer Adalbert be aarde het st lzwijge maar hij diaaide zjjn hoofd n ar ile vrouw toe en keek haar aan. -i k zeg altijd, wanneer mijnheer A Ibert maar wide, zou hij ons kunnen wan wijzen waar da liefdadige menschen wonen Altijd dezelfde stilte. «Waarom kijkt u mij zoo aan» vroeg de millioenenvrouw. «Wat is er voor bij onders?» <(J* tand. Ik vraag mij af waarom u maar één tand hebt.» „O mén tand, zuchtte de bedelares, Gij weet toch dat het verlies van iederen tand dat van een vriend aan kondigt Allen die mij goeds toewen- schen liggen op het kerkhof, allen, allenEr blijft mij nog slechts één man, maar ik ken hem niet. Ik weet niet waar de vriend woont die mij nog gespaard gebleven is op mijn lijdensweg. O wat ben ik verlaten!" „Mijnheer Adalbert keek strak voor -ich uit en /ei niets. Een soortglim- lach van vreemde vreugde verscheen op het gezicht der bedelares. Het was afschuwelijk Zij kneep de lippen op elkuar. „Mijnheer Adalbert!., wij ouden beiden eergelukkig kunnen leven ged. onze laatste dagen, Ik heb van u gedroomd,Ik geloof, dat de goede God het wil! Gij zijt alleen mijnheer Adalbert! gij hebt niemand die voor u zorgtftn gij hebt toch zooveel vrienden, heele brave menschen. Ziet u, ik zou voor het huishouden zorgen ik heb nog wat meubels." Manheer Adalbert w s langzaam opgestaannu stond hij overeind, rechtop de klep van zijn pet in'orde makende. „Me«r arsenicum!" barstte hij ein delijk uit En zonder de vrouw te groeten, zelfs met een hoofdknik, keerde hij haar den rug toe. Langzaam klom bij de •pornergasse weer op. Twee kwaad aardige groene oogen volgden hem tot hij den hoek om was. •Daarna trok de millioenenvrouw haar hoofddoek op tot haar kin en bleef er lang en onbeweeglijk. Waar schijnlijk sliep zij. Er ging een vreemd gerucht door de wjjk. Zij die het hoorden krabden zich achter de ooren. In alle ge- sprekken kwam de naam van mijnheer Adalbert voor, en eenige oogen blik ken later nog eens mijnhee' Adal- b -r Weldra wist ik, waarover het liep. Mijnheer Adalbert was, scheen het, in 't geheel niet armaan den an deren kant der rivier in de Fran- tisoen, bezat hij twee buitens. 1 et was met waar, dat hij ergens aan den voet van den burcht woonde in de voorstaa Bruska. Hij had de menschen voor den gek gehouden a sof zij onuoozel n waren, die brave lie Jen van de oude wijk. En nog wel zoo langen tijdMen beloofde hem wraak m«n verbitterde zich, men voelde z ch beleedigd, beschaamd over zijn eigen lichtge- loovigheid „Zoo'n schelm zei de een >iaar 'tis waar, redeneerde een ander, heeft men hem ooit Zondags zien bedelen Op dien dag was hij zonder twflfel in zijn huis en a gebraden vleesch. e vrouwen aarzelden. Het ronde gelaat van mijnheer Adalbert scheen haar te openhartig Maar het gerucüt on'wikelde zich onder het loopen Men zeide dathy twee dochters bad, de eene getrouwd met een luitenant en de andere verbonden aan den schouwburg. Voor de vi-ouwen maakte dat de zaak uit. Na acht eu veertig uren was de zaak van mijnh er Adalbert beslist: overal deel men hem de deur voor den neus dicht. De tijden waren duur! In de huizen waar hij gew o was het middagmaal te ontvangen verklaarde men dat er geen »estj«s waren of «el. „Wij zijn arm, wij hebben slechts erwten, die zijn niet goe genoeg voor u. De stiaatjongens sprongen en riepen hem na kapitalist! kapitalist Eens op een Zaterdag, toen ik voor ons huis stond, zag ik mijnheer Adalbert aankomen. Ouder gewoonte leunde mij heer Herzl in zijn witte vooischot tegen den pilaar aan den ingang Onwillekeurig door een onverklaarbare vrees aangegrepen, trad ik binnen en veiborg my ach er de zware deurva daaruit zag ik spoedig den ouden man aankomen. Zy p t sidderde in zijn hand; zijn hoof.i was gebukt en zyn witte haren waren in w norde. „Ge oofu zij Jezns Christus rei hij met zijn gewone stem eu hiel het hoofd op Zijn gelaat was bleek en de oogen zwaar van den slaap. „Zoo ben je daarzooveel te beter!" zei Herzl. Kun je mij niet 20,000 florijnen leenenik bied u een goede hypotheek aan, ik zou een huis kunnen koopen dat* Hij eindigde niet, mijnheer Adalbert barstte in tranen uit. „Altijd... altijd... snikte hij: ik ben altijd zoo eerlijk geweest, mijn geheele leven lang. Hij verwijderde zich wanke'end e* viel neer dicht bij den muur die naar het kasteel yoert. Het hoofd op de knieën snikte hij hardop. Ik vluchtte by ons biunen, bevende over mijn geheele lichaam, Mijn moeder stond aan het venster en keek de straat op. Zy vroeg mij „Wat heeft mijnheer Herzl hei» gezegd Versteend keek ik naar den ouden man, die nog steeds weende Mijn moeder was bezig de koffietafel klaar te maken, maar liep ieder oogenblik naar het venster. Plotseling zag zij dalbert opstaan. Vlug sneed zij eenige boterhammen, legde die op een kop koffie en liep naar buiten, roepende en wenkende. Adalbert hoorde en zag niets. Zij moest tot vlak bij hem loopen en bood hem toen de kop aan. „God vergelde het u!" snikte hij eindelyk op het oogenblik had ik geen mond»ol eten. Mijnheer Adalbert bedelde niet meer in onze wijk. Aan de andere zijde der Moldau ken hij niet van huis tot huis gaan; de menschen en de politie kenden hem daar niet t ij posteerde zich aan het andere einde van de Karelsbrug tegenover het wachtnuis. ik zag hem er altijd wanneer •ij scholieren Vrijdags naar de oude stad gingen om naar de boekenstalletjes te kijken. Hij zat daar met zijn pet naast zich op den grond; zjjn hoofd op zijn borst gebogen; hij hield een rozenkrans in de handen en keek naar niemand. Zijn gelaat, zijn haar eo zijn handen blonken niet als vroeger zijn witte haren waren vuile lokken. Zou »k hem aanspreken V Zou ik hem voorbij loopen V Ik was hang voor hem; ik gleed achter den pilaar om hem een groschen, mijn geheele fortuin eiken Vrijdag toe te werpen en vluchtte dan weg. Eens op een dag zat hij niet meer op de brug; de politie bracht hem naar onze wijk terug en naderhand zag ik hem nooit weer. Op een zeer kouden Februarimorgen, die bloemen op de ruiten teekende waarin de roodgloeiende kachel zich oranje weerspiegelde, hield een hondekarretje voor ons huis stil eu de honden blaften. „Ga even twee liter melk voor mij halen, zeide moeder, maar doe je bouffante om." De melkvrovw stond achter de kar met een agent te praten. Een eindje kaars brandde nog in haar vierkante lanta .rn. •A eet men iets van Adal ert?" vroeg de vrouw. „Ja, antwoordde de agent. Wjj hebben hem vannacht gevonden, dicht bij de artilleriekazerue, hij was heelemaal bevroren en wij hebben hen» naar het lijkenhuisje gebracht. Hij had zelfs geen hemd aan niets dan een overjas en een aan flarden gescheurde broek. Het is bekend dat, dat een vloo tweehonderd maal haar eigen hoogte spri gt. Wanneer een me> s«h zulke sterke spring eeren in zijn knieën bezat, zou hij over den Eiffel toren kunnen heenspiingen, zouder vrees van aan den bliksemafleider te blijven haken. Dat voorbeeld staat niet alleen. De wijngaai'den worden bijvoorbeeld geteisterd door een insect, dat. niet grooter is dan de vloo. I >it nietige diertje wordt m Frankrijk l'altise genoemd en doet sprongen, die vi r- honderdmaal haar noogte er» vijfhon derd ma 1 haar lengte bereiken. Was dit b -est;e evengroot als de mensch, dan zou deze om het in te halen sprongen moeten kunnen doen van 125 meters. Een Belgische natuuronderzoeker, Felix Plateau, heeft over deze aan gelegenheden balangrijke proeven ge nomen. 'Om de trekkracht van iusec-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 9