DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND
blouterd
1UISVEST 31-33
BERICHT.
K
ICiwsiephisiswesf Haarlem
We Haarlemscfie
J of klinkers?
5öAC 18 DECEMBER 1907,
fMo. 6766, 328t® Jaargang.
Bureaux van Redactie en Administratie:
inierc« Telefoonnummer 1428.
drukkerij
4aarnestad
^URERUX:
l L LET O N,
van Karl Ed. Klopper
A V\?rPen van zij n hoog-
EUWEIU
COMMIT
ABONNEMENTSPRIJS:
,">den voor Haarlem fl.35
Plaatsen, waar een agent Is gevestigd (kom der gemeente) 1.35
Jarige plaatsen in Nederland franco per post 1,84
1*® nummers0.05
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regelsf0.60 (contaDt) f0.60
Elke regel meer0.10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie k contant.
1 i .1—
A die zich met
™n9 oan 1 Januari
abonneeren op de
gratis „GEïLLU-
JEERD ZONDAGS-
en de „OFFI
CE KERKLIJST'
Harlem en omstre-
ontuangen de tot
^dag uerschijnendé
^rners gratis.
alle R. K. Kerken
5''d» dat vóór klinkers is,
a*h het woord.
ia verschillende ar-
dat weten onze lezers
'og niet onder stoelen
Sestoken, dat het besluit
*Gd om op den Wagen
.''bestrating door klinkers
j*eh, o.i. niet is in het
de gemeentelijke finan
'had behooren te woidoj.
van
komen de adressen
1 eu waar zal 't lieei
öbze financiën, als de be-
JW kosten, die de heer
anderen geven, juist is?
t® Raad de bewoners van
^teQ
an'"ers behandelen
Nïen weg-bewoners
alles evenwel zij,
't
(''eram partem (hoor
l °rheeft er bij ons altijd
,^en en we zijn volstrekt
',®ening dat wij de wijs-
hebben
lezers dan ook in te
j,1 de zijde van hen, die
H van den Raad goed-
|6enden we niet beter te
dan aan te kloppen
raadsleden die vóór de
'^ting van den Wagen
•f
Ij van de Kamp was
*oo welwillend om ons
nieuwsgierige vragen
'fiste bereidwilligheid te
Wnaar hij stond ons ook
niet geheel naar wensch
v?> dan nam hy de deelen
'de volharding weder uit
ij'fide, sleep, lijmde en mon-
(dv. Hij week, als het zijn
in°cb nacht van zijne plaats
natuurlijk, dat men hem
V steeds grootore vrijheid
.Vergunde.
'i|"el bij dag als hij nacht
i|^f'6gang tot de stookplaat
ii, hhjnen, zoowel in de bo-
l(„ onderste. En dat was
n"'fid had. Spoedig was hij
5t d's in het verschrikkelijke
ufij iedere gang, elk lucht-
L 'gegraven ader kende en
(S'l'P den weg kon vinden.
'j,.,1't geld en de papieren,
to b onder het hemd, met
ris P de bloote borst gebon-
''in scbat, die hem niet
vtfil Ret ijzeren kisje met den
T <J6r ®edert lang in den nf-
aVe \jjken der gevangenen,
Wijden bezweken waren,
*0, fn zijne cel was niets
I dat hem had kunnen
tV'
den nacht van den
i Zljna vlucht hadden ge-
ir e, zijn terdege geargumenteerde
opinie in de „Nieuwe Haar-
lemsche" mede te deelen.
En we hebben dan ook uit zijn
mond opgeschreven, wat hij ons'
antwoordde en als zijn meening ont
wikkelde.
Onze lezers zullen er ongetwijfeld
belang in stellen.
Hoe is U er toch toe gekomen,
zoo begonnen we te vragen, om nu
te stemmen vóór klinkers op den
Wagenweg, terwijl U indertijd toch
voor keien hebt gestemd?
- - Dat zal ik u eens precies uit
leggen, antwoordde de heer van de
Kamp.
Het is voor leeken in publieke
lichamen dikwijls zeer lastig, bun
oordeel te bepalen als er technische
vraagstukken aan de orde komen.
Men oordeelt ten slotte naar zijn
beste weten, eu natuurlijk tracht ik
er dan na, dit weten zoover doen
lijk te .versterken, door kennis te
nemen van de, voor den man van
gewone ontwikkeling toegankelijke
bronnen. Door liet enkel over
nemen der opinie van de adviseurs
der gemeente kan men m. i. niet
altijd zijn verantwo< rdclijkheid dek
ken.
Ik heb bij v. nog altijd spijt, zoo
zeide de heer vau de Kamp tus-
schen haakjes dat de Raad
indertijd bij de oprichting onzer
Eleclrische Centrale in plaats van
wisselstroom, niet besloten heeft
draaistroom te bezigen. Niet dat
ik nu meer verstand heb van die
wetenschap, maar wel heb ik sedert
dien tijd daar veel over gelezen en
gesproken, vooral gesproken met
buitenlanders, wier opiniën alle
voor draaistroom waren.
Maar, om nu op de zaak terug
te komen, waarover U mij spreken
komt:
De Commissie van bijstand in
het beheer van openbare werken,
sprak in 1900 den wensch uit te
bepalen dat de bestrating v a n d o o
de gemeente over te nemen
voor straat bestemde gronden, voort
aan in den regel zou geschieden
door middel van keien, met een
trottoir van kiinkersteeuen. afge ;et
door hardsteenen banden. De Raad
besloot eenparig dit voorstel met
een besluit te bekrachtigen. Alleen
de heer Speelman vroeg toen, wat
voor keien dan gebruikt zouden
worden, en de heer Koog antwoorde
daarop, dat daarover nimmer twij'el
ontstaan kon,
Nu is keien ontegenzeggelijk op
denduureengoedkoop bestratings
materiaal, doch even ontegenzegge
.ijk is het dat de ouderwetsche
keien, (ik geloof dat de Burgwal
nog bestraat is met dat soort, of
anders zijn deze zeker nog wel in
Amersfoort te bewonderennog
veel goedkooper zijn! Dat men dit
soort echter tegenwoordig nergens
meer gebruikt, vindt zeker zijn
kozen, was eeu duidelijk bewijs, hoe goed
zij de omstandigheden kenden eu be-
heerschten.
De derde Mei ia in den Grieksehen ka
lender de naamdag van den heiligen Ti-
motheus, den beschermer van de berg
werken van Krasnojarsk en men is ge
woon in den nacht daarvoor, dien heilige
met groote drinkgelagen te vereeren.
Dan is het bergwerk, vooral in de on
derste deelen, zoo goed als uitgestorven.
Oifers had zijn halve vrijheid ook ge
bruikt om den hem aangeduiden waler-
loop in de zevende gang van de derde
mijn te onderzoeken. Het hakken van
erts was in deze gang reeds sedert jaren
opgehouden en van de gevangenen wist
misschien niemand meer, dat deze onder-
anrdsohe stroom door een natuurlijken
weg onmiddellijk in de vrije natuur leidde
in êen dal, dat reeds tot het Chineesch-
Mongoolsche gebied van den bergketen,
Kin-Schang behoorde. Wel is waar was
liet in dat jaargetijde, waarin het water
zeer hoog is, niet zonder gevaar hier door
heen te dringen, maar de.s te veiliger wai
de koene zwemmer, die dezen weg nam,
vooral met het oog op eene mogelijke
vervolging.
De gewichtige nacht kwam. Thans
rustte de arbeid by de smeltovens; alle
gevangenen waren in hunne cellen, opdat
de opzichters en gendarmen zieh des te
ongestoorder aan het drinken konden
overgeven. Alleen Oifers was niet in zijne
slaapstede. Hij had tot aan den avond
van het feest aan den oven gewerkt en
was toen naar de onderste mijn geslopen.
Een uur reeds had alle geluid in het
gansehe myngebied opgehouden. Hij had
op de onderste sport der laatste ladder
gezeten, die bij het afstijgen naar de
0 irzaak in het helsche lawaai
dat veroorzaakt wordt wanneer er
voertuigen overgaan. Het kan toch
niet tegengesproken worden dat
tegen woord ig veel hoogere eiscbeu
gesteld worden, aan alles en nog
wat, dat doe ik, dat doet u, dat
doet elkeen.
Vroeger was men bijv. tevreden
met eeu olielamp, later kwrm de
petroleum, daarna gas, en nu elee
triciteitzie bijv, eens een oudste
derde klasse wagon in vergelijk
daartegenover eens een der nieuw
ste,- en zoo is het met tal van zaken,
ove al en steeds aangroeiende hoo
gere eisclien. I k vind dus keien
1 n d e z e n t ij d i n o n z e g e m e e n t e
overal geen passend b e s t r a
t i n g s m a t e r i a a 1 meer en daar
om, en daarom alléén heb ik tegen
het praeadvies van B. eu W. ge
stemd
Keien beh loreu hoogstens alleen
thuis op of nabij los- en laadplaat
sen, of fabrieksemplacemcnten, waar
meestal zware vrachten worden ver
sjouwd, doch als uniform bestra
tingsmateriaal in een h xestad be
hooren ze niet meer.
Dat is een principe, dat zeker
verdedigd kan worden, zeiden wij
hieriusschen.
Maar weet u wel, ging de heer
Van der Kamp, eenmaal in vuur
geieakt, met nadruk voort weet
u wel, waarom men destijds in den
Raad dat besluit coo met algemeene
stemmen aangenomen heeft?
Niet?
Dan zal ik u dit eens zeggen.
Er werd in dien tijd reusachtig
veel gebouwd op., .bouwteirein, ja
wel, doch op bouwterrein waar de
koeien op graasden, op weiland dus,
en dit lag natuurlijk niet op be
hoorlijk peil en moest dan opge
hoogd worden, en juist door deze
eplioogiug ontstond al heel spoedig
een bestrating a la inoutagne rus-se,
en nu bekoelt men niet eens
erg stratenmateriaalkundig te zijn,
om te kunnen beoordeelen dat in
die gevallen veel breuk van klinkers
voorkwam, hetgeen dan ten nadeele
der gemeente kwam. Dit nu heeft
bij meerdere Raadsleden den door
slag gegeven, toen zij het besluit
iu September 1900 bekrachtigden.
l.ocfi vóór dit besluit in den
Raad genomen is, werd er ook al
druk gediscusaiëerd, over de me
thode van bestrating: zeer dikwijls
en door zeer velen werd beweerd
en daar sluit ik mij nog steeds bij
aan dat de zandlaag, vóór de
klinkers er ingelegd worden eerst
behoorlijk ingewaterd moet worden.
Daardoor tcch verkrijgt men dan
eeu zoo vast mogelijke massa,
waarop de klinker goed draagt en
dan ais een sterk plaveisel dienst
kan doen.
Ik kan mij ook niet goed be
grijpen, dat al de rijkswegen nog
maar steeds gelegd worden van
klinkers. Weet men bijv. bij Water
staat dan óuk niet van keien? Of
derde mijn gebruikt werd, en met gespitst
oor naar alle kanten geluis;erd. Toon be
gaf iiij zich op weg naar de opening, waar
hem de golven iu de vrijheid moesten
brengen. Het kostte hem slechts een en
kelen ruk om zijne ketting van de voe
ten te krijgen; hij had er weken lang
geheele nachten aan besteed, om derin
gen wijder te maken, door -ze uit te vij en
en daarna met ijzerlijm de resultaten van
dezen heimelijken arbeid te verbergen.
Hot hart klopte hem geweldig, maar
met e ken polssLg voelde hij het oog* n-
blik naderen, waarin de poorten van den
kerker zouden geopend worden. Stap voor
stap ging hij vooruit, totdat liij het mur
melen en ruischen van het mijnwater
hoorde. Nu stond hij voor de zevende
mijngang, de ongebruikte nevenmijn.
„YVie daar!" riep hem plotseling een
ruwe slem te gemoet. Hij zag een licht
voor zich, de gordellamp van den bewa
ker en op iiet vooruitgestoken geweer
bespeurde hij een bajonet.
„Miloserdnaja," riep Olfersestoutmoedig.
Hij wist, als hij niat den goeden man voor
zich had, dat dan alles verloren was: in
dat geval doorstak hem de bajonet of een
alarmschot riep zijne vervolgers achter
hem. Doch neen, het parool was eau waar
toovermiddel. Dadelijk giug de bajonet
in de hoogte en „Chasownajal* ant
woordde de gesmoorde stem van den sol
daat.
„Vooruit, mijn vriend 1" fluisterde Oscar.
„Laten wij ons haasten. Wij willen geen
tijd verliezen." En zonder meer woorden
met elkaar te wisselen, naderde ztj met
ras3che schreden de bedding van de on-
deraardscbe beek. Bij het licht van de
lamp ontdeden zich beiden van hun schoe
nen en kleederen, die, spoedig samenge-
denkt men daar: nu ja, keien zijn
wel sterker, maar het zal onzen
tijd wel houden, en wij behoeven
nog maar niet altijd en met alles
te denken aan het geslacht van
over 50 ofl 00 jaar? Och, voor deze
gedachte valt m. i. ook veel te
zeggen 1
Ook kan het zijn, dat de Rijks
straatwegen beter worden gelegd!
Nu, dat is zeer zeker wèl het
geval, zeiden we, maar het verheugt
ons te liooren, dat u principiëel
vóór klinkers rijt. Dat is eau prin
cipieel standpunt, en daartegen valt
de zoo onjuiste uitroep vau uw
mederaadslid den heer Modoo over
„klasse-be voorrechting" dan ook
geheel in 't water!
Juist, antwoordde de heer Van
de Kamp.
Is soms, zoo vroegen we, het
raadslid Van Lynden óók bij u
geweest, om over deze zaak te
spieken?
In het geheel niet, antwoordde
de heer Van de Kamp, vraagt u
dat omdat een schrijver in de
„Spaavnebode" daar zóó op af
geeft
Och ja, aan dat courantenge
schrijf moet een mensch zich maar
met altijd storen(Wij lachten eens!)
U begrijpt mij immers wel, ik be
doel aan liet geschrijf iu sommige
couranten
Ik heb wel eens gelezen en ge
hoord van persmanieren, doch
sommige persmensehen houden er
dan ongemanierde persmanieren op
nadie spreken van bedisselen door
een Raadslid-belanghebbende enz,
enz. Verbeeld u, ik had juist dezer
dageu het genoegen den heer van
Lynden te spreken en ik vroeg
dezen of hij de collega's over de
keieiikwestie was gaan spreken.
Op de eerste plaats meen ik, dat
elk Raadslid daartoe liet recht heeft
even goed als elk niet Raadslid-in
gezetene, doch de lieer v. Lynden
Leeft van dat recht geen gebruik
gemaakt: wel heeft bij de heeren
Rinkema en Kleijnenberg daar eens
over gesproken, docli dan blijven
er nog ongeveer 30 collega's over
die er niet over gesproken zijn!
Kan men dit nu bedisselen noemen
door een Raadslid-belanghebbende?
't ls te gek om los te loopen
De Raadsleden die tegen keibe-
slrating op den Wagenweg waren,
hadden daarvoor blijkbaar allerlei
verschillende argumenten.
Er waren er die aldus oordeelden
er wordt dikwijls geageeid tegen
dit of dat Raadsbesluit.
Meermalen door flinke ofmiuder
flinke belastingbetalers, doch ook
niet weinig door hen, die als men
de kohieren eens raadpleegt, geen
rooië cent aan de gemeenschap
betalen. En dezulke schermen dan
meestal met eeu „daar gaan nu on
ze beiastingpenningen, onze zuur
v ruiende centen" 1 Hoeveel, vragen
deze raadsleden, moet voor deze
categorie niet opgebracht worden?
En wie brengen daarvoor op? Dat
zijn zij die groote bedrageu betalen
aan belastingen en er wonen er o. a.
ook aan den Wagenweg, die 2 a
3000 gulden alleen aan plaatselijke
directe belastingen opbrengen IMoet
nu een Gemeente het dien inwoners
lastig gaan maken, vooral een ge
meente als de onze, waar men door
een paar minuten verder te gaan
wonen nog steeds van de lusten
kan genieten, doch van de lasten
ontheven wordt? Men moet zuinig
zijn op zulke inwonersHaarlem
heeft geen overcompleet van zulke
groote-sommen-offerende ingezete
nen
Haarlem moet zuinig
z ij n zeker, maar Haarlem moet
niet het minst zuinig zijn op haar
koopkrachtige ingezetenendaar
vaart bijv. de winkelstand en ook
de mindere stand het beste bij.
Voor deze redeneering valt veel te
zeggen, vindt u zélf ook niet Al
zijn zij, die zoo redeneeren, niet
„democratisch" aangelegd volgens
enkelen, een feit is het dat dit toch
soms getuigen kan vau zeer ver
standige gemeentepoliliek
Er zijn er óók, en dat zijn zij die
nog al eens van paard en rijtuig
gebruik maken, die aan al wat kei
is, een hekel hebben, alleen omdat
de paarden er zoo ongenadig op neer
kunnen smakken door de gladheid.
Zie maar eens hoe eiken morgen
de Directie der paardentram zand
laat strooien, om die gladheid zoo
veel mogelijk weg te nemen 1
U is toch ook „democraat", niet
waar
Ja, zoolef; meen ik wel te zijn,
maar daarom zou ik niet met alles
wat men Democratisch noemt door
dik en dun mede gaan Volstrekt
niet 1 Stel het geval dat men bij
ons in den Raad met oen voorstel
kwam tot progressieve heffing der
inkomstenbelasting, deukt u dat ik
daarvóór zou stemmen Neeidaar
voor draag ik de Gemeente een te
goed hart toe, terwijl wij praten
nu toch over alles en nog wat
terwijl ik vóór zou stemmen, wan
neer ik Tweede Kamerlid was, en
daar zou dan de invoering eener
prog ressie ve Lands-I o komstenbe
lasting aan de oide komen. Zoo
is het ook met mij met Zondag-
sluiting ik zon er nooit voor te
vinden zijn, wanneer het alléén onze
gemeente betrof, terwijl ik er weer
alles voor voel, wanneer het alle
gemeeuten z.u betreffen. Dat mag
misschien nu niet eckt-democratisch
handelen heeten, doch dat laat mij
Koud.
Hadt u van te voren gedacht
dat het voorstel om de keien op
den Wagenweg te vervangen door
klinkeis, er door zou komen?
Ja ik wel, ik had n.l. er dik
wijls met dezen en genen collega
over gesproken, zooals men gewoon
lijk bijv. bij het stukken-lezen de
hangende zaken bespreekt; alleen
viel het mij eigenlijk nog tegen dat
de meerderheid zóó gering was.
Ja, ieder z'n opinie, zoo zei
den wij.
Zeker 1 antwoordde de heer
van de Kamp. Maar let nu eens
hier op: 't is wel opmerkelijk
eens na te gaan waar de tegenstem
mers en de voorstemmers, zoo
zal ik ons nu maar eens noemen
wonen, ik bedoel of ze wonen aan
een straat met keien of met klinkers
belegd. Welnu: van de veertien
collega's die tegen keibestrating
stemden, zijn er minstens acht die
het genot van een keibestrating van
nabij kennenen van de dertien
stemmers vóór keibestrating zijn
er tien, zegge tien, die voor hun
deurklinkers hebben liggen
Lacht u d&arom?
Kijk eens mijnheer: een collega-
Raadslid, Metster in de Rechten,
zeide eens in den Raad toen er een
wetsinterpretatie of zoo iets derge
lijks aanhangig was: „De Raad, of
„althans het overgroote deel van den
„Raad, is in deze zaak incompetent
„tot oordeelen."
Dat wilde zooveel zeggen als
daar hebben jullie toch geen ver
stand vanen in zekeren zin kon
ik dat niet tegenspreken. En nu wil
ik volstrekt niet beweren, dat de
dertien tegenstemmers, waarvan -
ik herhaal het tien aan met
klinkers bestrate wegen wonen, deze
kwestie niet kunnen beoordeelen,
doch dat zij dit zóo goed kunnen,
als zij die dag en nacht in de ge
legenheid zijn om waar te nemen
wat voor een helsch lawaai een
keibestrating bij eenigzins druk
verkeer veroorzaakt, neen dat
geloof ik nietl
Of dan in de Houtstraat etc.
de keien ook weg moesten vroegen
we.
Zeker, zei de heer van de
Kamp en die góan weg óok, en
dat zal zoo geheel lang niet meer
duren of er komt asfalt I Doch vóór
dien tijd moet gezorgd worden dat
men de met asfalt te leggen wegen
niet weer dadelijk moet gaan opbre
ken, bijv. voor het leggen van tram
rails.
Als de heer van de Kamp zóó
bezig is, dan zouden we hem nog
wel uren lang hebben kunnen aan-
kooren.
Maar toen we over dat asfalt
begonnen, keek hij zoo tersluiks
even op z'n horloge, en wij haastten
ons, een einde aan 't onderhoud
te maken. De heer Van de Kamp
heeft méér te doen, dan nieuws
gierige journalisten te woord te
staan, tn wat we weten wilden,
hadden we bereikt.
Ik hoop, dat ik niet teveel
van uw tijd gevorderd heb, mijn
heer Van de Kamp, zeiden we tot
slot.
O zeker niet!
Eu u hebt er zeker niets op
tegen, dat ik van wat u mij mede-
bonden, iu den gevangeuisrok van Oifers
werden gewikkeld en met den gordelriem
van den soldaat aan den loop van het
geweer werden gehangen. Zoodoende had
men een uitmuntend middel om het pak
boven water te houden. De soldaat, een
fors gebouwde, reusachtige gestalte,
sprong het eerst in den stroom; het wa
ter ging hem tot aan de borst „Nuuli!"
mompelde hij den uitroep, waarmede
de Russische koetsier zijne paarden aan
drijft. Oifers sprong hom na. Het water
reikte hem 1 ij na tot aan de schouders.
Zoo snel als de ongelijke bodem het toe
liet, stapten de boide mannen voorwaarts,
omspoeld door de ijskoude golven, die
hun den weg schenen te willen wijzen.
Vooraan de Nariadschnik, in de opgehe
ven rechterhand do mijnlamp, met de
andere hand het geweor omhoog houden
de, waaraan hun gemeenschappelijk pak
hing. Ook Oscar moest ééne hand gebrui
ken om het pakje effecten, dat aan den
geweerloop hing, boven het water te
houden; met de andere hield hij de op
zijn borst gebonden papieren vast. God
zij dank/ het wasdoeken omhulsel be
schermde ze voldoendeSpoedig werd het
rotsgewelf lager, zoodat bijna de geheele
mijuholte door het water gevuld werd,
doch iu hetzelfde oogenblik verloren zij
den bodem onder hunne voeten. Nu was
het zwemmen op goed geluk al, ter
wijl het onmogel'jk was, het pak kloeren
droog te houden. Het ijskoude water ver
lamde Oscar's bewegingen Soms waren
er oogenblikken dat het gewelf boven
zijn hoofd zoo laag naar beneden kwam,
dat het bijna het water r akte. Maar ein-
dflijk, toen zijne krachten reeds sterk
aan het afnemen waren, kwam er weder
ruimte boven hem.
Langzaam begon de duisternis te wij
ken voor een vale schemering, de lucht
scheen warmer' dun te voren, en Oi
fers begreep volstrekt niet, waar en wan
neer liet kon gebeurd zijn, doch eens
klaps bevond hij zich niet meer in dat
verschrikkelijk rotsgewelf, maar zag hij
een deel van hot oneindige uitspansel
boven zich: vriendelijke sterren flikker
den aan den donkeren hemel en zie,
daar, ver voor zich, zag hij den krom
men sikkel der maan, die haar heldere
stralen weerspiegelde in de kabbelende
golven.
Dat was de vrijheid!!! Vijf minuten
later bevonden zij zich aan eene plaats
van den oever, die hun veroorloofde het
water te verlaten, Zij bevonden zich nu
niet ver van het Ohineescll grondgebied.
Oifers strekte de half bevroren leden uit;
zijne tanden klapperden op elkander;
maar wat gaf hij nu om de koude De
Nariadschnik, die over een krachtiger
lichaam beschikte, maakte intusschen de
banden van den kleerenbunde! los. Spoe
dig bleek het, dat de inhoud tamelijk
droog was gebleven, daar de Nariadschnik
in het rotsgewelf zooveel mogelijk ge
zorgd had, het pak boven water te hou
den. Was hem dit ni 't geheel en al ge
lukt, tot zijn vreugde bemerkte hij, dat
de patroontasoh wel droog was. Vlug
kleedden zij zich aan. De soldaat hielp
zijn beschermeling en toonde daarbij een
onderdanigheid, alsof hij zich tegenover
zijn meerdere bevond. Doch ook dit was
voor Oscar zeer goed verklaarbaar. Die
soldart had zijn post verlaten, en was dus
nu in de noodzakelijkheid, een nieuw
leven te beginnen.
Daartoe moesten hem de 15,000 roebeis
in de gelegenheid stellen, die Jhij van
Oscsr zou ontvangen. Geen wonder dus,
dat hij hem en zijn machtige, geheime
vrienden als zijn nieuwe meesters erken
de.
„Nu naar beneden! naar de Argun",
commandeerde Oifers, toen hij zich we
der sterk genoeg voelde, om het gezag
over zijn kameraad op zich te nemen.
Hij wist, dat zij nog veel gevaar liepen
alvorens zij zich in veiligheid konden
achten. Het geweer van den Nariadschik
moest hun het noodige voedsel verschaf
fen, totdat zij eene woning bereikten.
Doch in de eerste plaats moesten zij eene
ontmoeting met de Russische grensbe
ambten vermijden. Met de vlugheid eener
kat klauterden zij over de steenhoogten
rondom hen en verdwenen toen in de
duisternis van den nacht.
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Oifers en prinses Olg'a Petrowna.
In het begin van September kwam te
Venetie met de stoomboot uit Alexandria
een passagier aan, die zich als zekere
heer Jan Eobrunsky in het vreemdelin-
genboek van het hötel Brittanuia in
schreef. Aan zijn vermoeid uiterlijk kon
men bespeuren, dat hij eene verre reis
achter zich had. Ook scheen de man ge
durende zijn leven veel tegenspoed of
ongeluk gehad te hebben. Geboren iu
1856, schreef hij in de rubriek onde zij
nen naam, maar de diepe voren in zijn
gelaat, en de talrijke zilveren draden in
zijn dik hoofdhaar zouden hem een veel
hoogeren leeftijd doen toeken e en.
(Wordt vervolgd.)