DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
I'
Gelouterd
KINDERHUISVEST 31-33
Kinderhuisvesi 31-33, Haarlem
BERICHT.
„Nieuwe Memsche
- Courant", -
Uit de Statenzaal.
BUITENLAND.
Donderdag 19 december 1907.
No. 6767, 329te Jaargang
J Bureaux van Redactie en Administratie:
Interc. Telefoonnummer 1428.
N.V. DRUKKERIJ
de spaarnestad
BUREAUX:
Nalezing van de Raadsvergadering.
Daar dreigde gisteren zoowaar
repetitie van het Wagen weg
sluit
I De heer Sneltjes alweer de
,'eer Sneltjes! kwam bij de be-
pndeling van het verzoek der
eWoners van de z.g. „Amsterdam
se buurt", om verbetering van
jjön Amsterdamschen straatweg,
gelijk met het onbekookte argu
ment voor den dag: nu we den be
woners vau den Wagenweg hun
*'h hebben gegeven, nu zijn we
vel verplicht om aan andere „on-
'°udbare" toestanden heel gauw
eind te maken!
De weg en berm is van 't Rijk,
Jh B. en W. hadden dan ook in
e stukken uiteengezet, dat de
'ad eerst dien weg moest afkoopen,
Wilde men zelf aan de bestrating
't doen kunnen.
»Wel, dan koopen we den weg:
^Oeveel kost het?" riep de heer
beitjes uit.
En d: heer Groot, die er („na-
biii'lijk" zeggen wij hém na!)
^Uw de „rijke lui" van den Wa
phweg en de „arme lui« van de
^hsterdamsche buurt bijhaalde
^Oedkoope argumentatie! wilde
11 maar ineens toe besluiten om
weg van 't Rijk over te nemen,
plicht van de gemeente 0*1-
?udbare toestand schandelijke
lögen" zulke termen heeft de
eor Groot bij tientall» n i n p e 11 o
we ditmaal dat Rijks-eigendom
van de publieke straat in een ge
meente „een gekke toestand" was,-
die „in een gewone, goedgeordende
maatschappij niet zou voorkomen"!
Commentaar overbodig.
L>e burgemeester maakte aan die
repetitie van de Wagenweg historie,
die men bezig was te maken, gauw
een einde door principiëel de kwestie
te stellen, of rijkswegen in een
gemeente dan alle voortaan moes
ten worden overgenomen door de ge
meente? Daar schrikten de heeren
toch van terug, en zoo werden ten
slotte met algemeen goedvinden
de grootsch-opgezette plannen van
de heeren Sneltjes en Groot begra
ven.
In deze discussie viel op te mer
ken dat de stemming van den Raad
anders en o.i. beter! was dan
bjj het besluit over den Wagenweg.
Want de heer Sneltjes zette her
haaldelijk voorop: hoeveel zou 't
kosten? En: „als de som niet te
groot is, dan zou ik adviseeren den
bewoners van den Amsterdamschen
straatweg hun zin te geven"
Datzelfde zei noch de heer Snel
tjes, noch iemand anders, toen het
den Wagenweg gold!
Toen keek men niet op de kos
ten.
Toen vroeg men nietzou 't niet
te duur worden?
Wat trouwens n'endéplaise
alles wat de heer van de Kamp
in het interview, gisteren door ons
medegedeeld, zeide onze groote
grief was, en is!
Maar nu zeide de heer Sneltjes:
als 't niet te duur is, dan
En de Raad lachte
Is er wat gekenterd sedert 't be
faamde Wagenweg-besluit?
'tGaat inden Haarlemschen Raad
van tijd tot tijd net als in een onder
onsje. Somwijlen is er een gezellig
over- en weerpraatje, soms spreken
er vier, vijf te gelijk, en een artikel
in 't reglement van orde, dat geen
lid zonder vergunning voor de derde
maal over hetzelfde onderwerp het
woord mag voeren, lijkt hier niet te
bestaan,kortom: de achtbare Haar-
lemsche Raad heeft wel eens 't voor
komen van een plattelands-gemeen
teraad
Gisteren hadden we nog een paar
keeren gelegenheid dat op te mer
ken.
En de goedmoedige voorzitter, de
joviale, htffelijke Jonkheer Boreel,
laat maar zeer zelden zijn voorzit-
lerlijk gezag wat de orde van zaken
aaDgaat, spreken, 't Is vrijheid,
blijheid meestal, een vrijheid waar
van b.v. de heer Groot tot op de
uiterste grens gebruik maakt.
Gisteren beleefden we echter één
enkelen keer 't zeldzame geval, dat
de burgemeester den toon van het
debat op de juiste hoogte bracht,
't Was toen de heer Kleijnenberg,
op wel wat overdreven theatrale
wijze, den heer Sneltjes had toege
voegd, dat deze „schromelijk on
recht" wilde tegenover de menschen
die in de gemeente zelf, aan gemeen
telijke wegen bouwden, ,,'t Is hier
„gewoonte om te spreken tegen den
„voorzitter, niet tegen een of ander
„lid, zeide de burgemeester rond
uit dat voorkomt persoonlijk
bede.) 1"
De heer Kleynenberg, die te ver
was gegaan, erkende z'n schuld en
boog hot hoofd.
En ridderlijk nam hij aan 't einde
der vergadering zjjn woorden terug.
Dat was een typisch intermezzo.
Nog aardiger was het, den heer
Rinkema voor wethouder van
publieke werken te zien spelen. De
heer de Breuk was absent, en toen
de heer Thijssen op een bouwkwestie
antwoord vroeg, sprong de heer
Rinkema heel knaphandig in.
En dat deed hij op de hem eigen,
amusante manier.
De zaak zat zooin onze krant,
onder „gemeente zaken", is het óók
medegedeeld dat de brugwachters
woning aan de Ringvaart, waarvoor
f3500 was uitgetrokken, nu blijkt
niet minder dan f 3950 te kosten.
„Hoe zit dat 'n Duur woningkje
wordt dat", zeide Mr. Thijssen
terecht. En hij wees op brugwach-
tersweningen die voor de provincie
worden gebouwd, lang niet zoo duur.
De heer Rinkema kwam toen
met het meest curieuze argement
aan, dat we van ons leven gehoord
hebben, om een duuygemeentewerk
goed te praten.
„Die brugwachter heeft zoo'n
hoop kinderen, wel acht
De Raad lachte, en was ont
wapend, en Mr. Thijssen zei fijntjes,
dat hij door dat argement vooral
(de heer Rinkema had er natuurlijk
méér, eu meer te zake dienende,
genoemd) getroffen was.
Maar als een staaltje van de
zonderlinge argumentatie, die in
den Haarlemschen Raad soms wordt
gebruikt, mag deze amusante uit
lating van den heer Rinkema wel
eens vermeld
Van de overige beraadslagingen
is ditmaal niet veel bizonders te
vertellen, ons verslag geeft de feiten
nuchter aau, en wij zullen daar niet
veel méér bij zeggen.
Alleen mag andermaal in deze
rubriek wel eens de aandacht
erop worden gevestigd dat zelfs de
raadsleden de toelichting van B. en
W. op de voordrachten erg mager
vindén.
De heer Modoo klaagde er over
't eerst, en hoewel de burgemeester
een heel fijn verschil maakte en
sprak van 't formeelé en het mate-
neele gedeelte der voordracht
de Raad stond duidelijk aan de
zijde van den heer Modoo. Even
later hernieuwde de heer Spoor in
meer hoffelijken vorm dezelfde
klachtde Raadsleden zien uit de
stukken niet genoeg en worden niet
genoeg ingelicht. En zoowaar bij
de kwestie van de bestrating van
den Amsterdamschen straatweg
kwam datzelfde ten derden male
duidelijk aan het licht!
Maar hebben de raadsleden al te
klagen, die dan toch nog op de lees
zaal toelichtende stukken vinden,
waarvan wij zoo nu en dan, te
hooi en te gras, uit de discussiën
wat hooren, hoewel te méér moe
ten wij journalisten, dan klagen!
L'e portée van verschillende
voorstellen, de finesses van tal
van zaken, die wij toch hebben te
vertellen aan het publiek, zoowel
vooraf als later, na de raadsverga
dering,dat alles ontgaat ons vaak,
omdat wij a 11 ij d afgescheept wor
den met de kleine gedrukte stukjes
die zooveel of zoo weinig geven
als B. en W. oordeelen dat publiek
kan worden, en meer niet.
Onze taak wij beroepen ons
daarvoor op onze collega'swordt
hierdoor noodeloos verzwaard en
de juistheid van onze beschouwin
gen, die men dan toch wenscht,
moet er soms wel onder lijden.
Waarom ook hier niet, als overal
elders, als in Amsterdam, in Rot
terdam,en 's Gravenhage, in Utrecht,
den journalisten die met den ge
meenteraad in betrekking staan, op
vaste uren gelegenheid gegeven,
in de leeszaal de stukken in te
zien? Misbruik is daarvan niet te
wachten, dat komt trouwens nergens
voor. En wat werkelijk geheim
moet blijven er zijn van die din
gen persoonlijke inlichtingen, be
oordeelingen e. d. dat kan in een
z. g. geheime lade of kast worden
opgeborgen, waarvan elk raadslid
een sleutel heeft.
Op deze wijze wordt ook de pu
bliciteit van dagbladen beter voor
de gemeentelijke zaken benut!
Als de raadsleden hun klachlen
over te weinig toelichting nog eens
laten hooren, willen zij dan daar
bij ons, journalisten, óók niet eens
gedenken? Men volge het Utrecht-
sche stelsel maar na, dat ons het
meest practische en eenvoudigste
toeschijnt en dat zoowel het publiek
als den raadsleden en de pers het
best voldoet!
De opvoeding van het publiek
tot méér belangstelling in de pu
blieke zaak kan niet anders ge
schieden' dan door een goedge
organiseerde, goed-ingelichte pers
Algemeen Overzicht.
Wij, Hollanders, wachten maar
altijd nog geduldig af, of er ooit
door Regeering en volksvertegen
woordiging iets gedaan zal worden
tegen de oneerlijke concur
rentie.
Wel heeft de Middenstand, de
nauwst-betrokkene, daar dringend
de noodzakelijkheid van uitge
sproken; wel is er zelf3 door den
Middenstand zoo goed als unaniem
uitgesproken, in welke richting die
gewenschte wetgeving zich zou moe
ten bewegen, maar we zijn hierin
het land der vrijheid,.... der vrijheid
ook v oor den boosdoener en de
oneerlijke concurrenten, die niet
mogen worden benadeeld
Achtereenvolgens hebben ver
schillende ministers „overweging"
beloofd, maar 't is er nooit van
gekomen, dat de zoo hard noodige
en gewenschte wetsbepalingen tegen
de oneerlijke concurrentie, al werden
ze ook door de staatscommissie den
ministers indertijd klaar en wel
voorgezet, in behandeling zijn go-
komen bij de kamers.
In Duitschland is dat anders.
Dat werkt sinds jaren, en wel
met het meeste succes, de zoo nut
tige wet tegen de oneerlijke concur
rentie.
Iu Mei 1896, dus veel meer dan
10 jaar reeds geleden, werd die wet
rechtskrachtig, en sinds dien heeft
ze steeds tevredenheid gewekt.
Elke week zult ge met onvolmaakt
heden of onbillijkheden te kampen
hebben, zei mr. Levij in een
rede voor een der vurigste kampi
oenen voor de algeheele „vrijheid",
onlangs middenstanders, als ge
die Duitsche wet zoudt ingevoerd
krijgen I
Wij vragen, met een der deba
ters, of de autoriteiten dan in
Duitschland zulke domooren zijn,
dat ze een wet maken en uitvoeren
en onderhouden, die den Midden
stand nadeel brengt in plaats van
voordeel?
Natuurlijk niet.
Integendeelde middenstanders in
Duitschland zijn er blij mede, en
hebben groot nut van de wet.
En de regeering gaat in die rich
ting voort.
Nu heeft prins von Bülow weder
om eenige aanvullingen tot de wet
tegen de oneerlijke concurrentie aan
de Bondstaten toegezonden, die hij
eerlang wil indienen.
Onder die aanvullingen worden
de volgende gemeld:
„Degene, die in openbare aankon-
digingingen of in mededeelingen,
welke bestemd zijn voor een uitge-
breiden kring menschen, den ver
koop van waren vermeldt onder 't
motto „uitverkoop", moet in die
aankondiging de reden mededeelen
welke tjt dien uitverkoop geleid
hebben."
„Met geldboete tot 500 Mark of
met gevangenisstraf tot hoogstens
een jaar wordt gestraft hij, die in
't geval van u tverkoop, waren te
koop biedt welke naderhand gevoegd
lijn bij de in de aankondiging ver
melde goederen of wel voor welker
verkoop de bij de aankondiging
aangegeven reden van den uitver-
niet kan gelden".
Dat zijn twee bepalingen, die ook
bij ons uitermate goed zouden wer
ken
Maar kom er eens om!
Zoover heeren Middenstander»
is men al in Duitschland, en
hiei te lande staan we nog heele-
maal buiten eenige bepaling, zijn
we nóg niet eens begonnen met
iets dat op wettelijke beperking van
de oneerlijke mededinging gelijkt!...
De tegenstelling is wèl groot!
Van de oneerlijke coneurrenti»
naar de bank van leening is de
stap misschien minder groot dan
van Duitschland naar Marokko.
Maar Marokko en.... de bank
van leening zijn nu aan de beurt.
Hoe die twee gecombineerd zijn
Wel: de Sultan van Marokko,
de echte wel te verstaan, heeft on
langs een partijtje juweelen naar
Parijs laten brengen om die.... in
de bank van leening te zetten I
De man is nl. zóó ontbloot van
en verlegen om contanten, dat hij
hiertoe zijn toevlucht heeft moeten
nemen!
Eerst wou niemand het gelooven,
maar het is nu waar geblekenbe-
eedigde taxateurs hebben een lang
onderzoek ingesteld, en nadat de
kostbaarste steenen, acht groote
ongezette diamanten, door de kei
zerlijke gezanten uit het pandje
waren teruggenomen, is men het
nens geworden voor een leening
van 1.250.000 francs.
De vertegenwoordigers van Abdul
Azis hebben „Oome Jan" den rug
toegekeerd, met dat bedrag in bank-
biljeten in de wijde zakken van
hun burnoes.
Het voorschot is op slechts 44a
lommerdbriefje ingeschreven
waarschijnlijk wel het kostbaarste,
dat bestaat, en dat in de toekomst
een onschatbaar document voor
heeren geschiedvorschers en ver-
za uelaars belooft te worden
Intusschen zal er ook op méér
substantiëele wijze worden geleend.
In de volgende week gaat El
Mokri naar Parijs om de ieening
van 150 millioen frank te sluiten,
waarvoor te Rabat de grondslag
is gelegd en waarvan de opbrengst
moet strekken om vroegere leenin
gen en andere verplichtingen van
het magzen te kwijten.
De leening wordt gewaarborgd
door alle invoerrecht- en haven
gelden, en bovendien door het
tabaksmonopolie.
De leening zal de Marokkaansche
staatsbank aangeboden worden, en
wanneer die er niet aan wil, zal een
zuiver Fransch consortium haar
aanvaarden en daarmede financieel
geheel Marokko onder aich krijgen.
Daarmede zou het gansche land
onder Fransch toezicht geraken 1
Komt de leening tot stand, dan
mogen de Duitschers toezien!...
Over de veel besproken Per
zische revolutie loopen de wildst»
geruchten.
Het is nu gebleken, dat de Sjah
zelf een staatsgreep had beraamd
FfcUlLLETON,
t
(Wordt vtrvolgdj
KUWE HURLEMSCHE MUIT
ABONNEMENTSPRIJS:
Ter 3 maanden voor Haarlem fl.35
Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.35
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,88
Afzonderlijke nummers0.05
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regelsf0.60 (contant) fö.50
Elke regel meer«0.10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiediugen 25 cent per advertentie contant.
Zij, die zich met
ingang uan 1 Januari
a.s. abonneeren op de
met gratis „GEÏLLU
STREERD ZONDAGS
BLAD" en de „OFFI-
ClEELE KERKLIJST"
uoor alle R. K. Kerken
in Haarlem en omstre
ken, ontuangen de tot
dien dag uerschijnende
nummers gratis.
^O^zulk^^^allen^zelib^oordei^
het Duitsch van Kari, Ed. Klopper.
»C.
^'vorens zich aan de table d'hóte te
^tsen, reikte hij den kellner van het
i''el twee correspondenten ter bezor-
.''8 over: een telegram, gericht aan Gr.
Jhes Clovery te Londen City Road no.
en een aangeteekenden brief, die het
i.jjes droeg: Eleonore Arwedowna Ström-
C1' te St. Petereburg. Wasily-Ostrow,
?olenskoje Polje.
"et telegram luidde: „Venetië aange
ven, ben Maandagmiddag te Londen
'iWansky," De brief bestond uit een
i^l blaadje waarop zonder onderteeke-
8 te lezen stond„Eerst heden, na
0 jaren van vreeseiijke maar heilzame
1 t?ev'nSi voor de eerste maal weder
,,T'Uropeeschen bodem, kan ik u in een
i. van leven geven. Aan u heb ik
'te hieuw leven te danken en God laat
Sii ''open, dat wij elkander nog zullen
'i "fzion. Meer durf ik niet wagen u te
pven.
M'C intusschen voor mij, mijn goede
ff en denk aan mij, die onophoude-
u dacht en aan het bemoedigende
waarmede gij u in het vreeseiijke
J^eidsuur zijne geliefde noemdet."
I|j eerste blik op dit schrijven moest
feeds zeggen, dat het Oscar Olfers
die haar deze regels zond. Ja, de
\r"€Pl'oefde, hij stond thans weder
de eerste maal op Europeeschen
bodem en haastte zich de brandende
sch ild af te doen, door aan Klli de tijding
van zijnen welstand te geven. Van waar
hij kwam en hoe hij uit Siberie ont
snapt was, dat „durfde" hij niet aan
het papier toevertrouwen; door welk toe
val deze vlucht gelukt was, en wie zijn
machtige beschermers waren, die hem
daarin hadden geholpen, dat „k o n" hij
haar met den besten wil der wereld niet
berichten, want daarvan wist hij zelf in
dit oogenblik nog even weinig als op den
dag, toen hy in zijne cel dat geheimni-i-
volle kistje ontvangen hal.
Hij had gehoopt te Nin-Tschwang op
heldering te bekomen over zijne wonder
bare redding. Doch in het Engelsche
handelshuis aldaar, waar hij zijn wissel
presenteerde, werd hem slechts een schrij
ven uitgereikt, dat weder een nieuwen
wissel en in de duidelijkste bewoordin
gen, de aanwijzing bevatte, zich met de
volgende stoomb ,ot naar Shang-Hai te
begeven, waar hij nogmaals geld opne
men moest en nieuwe aanwijzingen ont
vangen zou. Van nu af moest hij zich
echter met den naam Dobransky noe
men.
Dus geen enkele onthulling van het
zonderlinge geheim. Olfers voorzag zich
van de noodige kleedingstukken, en,
onder zijnen Poolschen naam, van eene
bescheiden plaats op de stoomboot. Hij
wilde het geld, waarop liij geen recht
had, zooveel mogelijk ontzien. In het
Engelsche bankiershuis te Shang-Hai ge
beurde bijna hetzelfde als vroeger te Nin-
Tschwang. Hij ontving een som gelds,
waarmede hij eene reis om de wereld
had kunnen maken en kreeg een twee
den brief, die dezen keer rechtstreeks
aan den heer Dobransky geadresseerd
was. Kort en bondig luidde deze aldus:
„Zend dadelijk na ontvangst van dezen
brief oen kabe'telegram aan den advo-
kaat Dr. James Clovery, Londen, Ciiy
Road 38, meldende uwe gelukkige aan
komst; dan noemt gij direct een biljet
op de boot naar Suez, via Honkong,
Singapore, Ceylon en Aden, om u van
daaruit naar Alexandrië te begeven, waar
gij weier eene Engelsche boot naar Ve-
netie zult vinden. Van uit Venetie ver
wacht Dr. Clovery weder een telegram,
dat gij aangekomen zijt en wanneer hij
u te Londen kan verwachten."
Dat was alles. Dat ook deze advokaat
slechts volgens opdracht handelde, door
den heer Dobransky te ontvangen, viel
niet te betwijfelen. Maar volgens welke
opdracht, en namens wie? Olfers hield
zich slechts een nacht te Venetie op'. De
onzekerheid, welk einde dat buitengewoon
vreemde avontuur nemen zoude, het hem
geene rust, hoe uitgeput hij zich ook
door de vermoeienissen der lange reis ge
voelde. Bovendien meende hij aan zijne
redders, wie deze dan ook mochten zijn,
zoo spoedig mogelijk een opheldering
verschuldigd te zijn.
Men verwachtte hem of liever, dien
anderen persoon, dien men uit de Sibe
rische verbanning had willen verlossen,
zeker met ongeduld. Zoo vervolgde hij
dus reeds den volgenden morgen zijn reis
per spoor, om over Milaan, Bazel, Parijs
en Boulogne naar Eugeland te komen.
Hij gunde zich slechts zooveel tijd, dat
hij zich een weiuig opknaptetoen zócht
hij nummer 38 in de City Road op, om
zich aan dien advokaat voor te stellen.
Mr. Clovery was een oud, klein man
netje met een deftig buikje en een rood
vollemaansgezicht, welks welmeenende
uitdrukking door een paar schalksche
oogen, die door een gouden bril heen
keken, werd aangevuld.
Hij ontving den jongen man in een
kantoor vol kasten met aktenstukken,
dat door dubbele deuren van de rondom
liggende vertrekken gescheiden was. In
dit stille vertrek moesten reeds vele ge
heimen verhandeld zyn.
„Gij komt .uit China, mijnheer Do
bransky," begon de rechtsgeleerde, zijn
bril op het voorhoofd schuivende en den
man met zijn ongewapend oog aankij
kende. „Gij schijnt eene verwonderlijk
snelle reis gedaan t; hebben."
„Ja, zeer snel, verwonderlijk snel, mijn
heer," bracht Offers er uit, „en ik zou u
ten hoogste dankbaar zijn, als u mij dit
raadsel wildet oplossen."
„Een raadsel, zegt gij? Nu mijnheer
Dobransky, als het werkelijk een raadsel
is, dan staat gij op het punt, dit spoedig
opgelost te zien."
„Goed, dan is den aangenomen naam
ook niet meer noodig, dien gy mij daar
geeftik heet
„Pstdeed de akvokaat haastig, hem
in de rede vallende. „Ik heb daarnaar
niet te vragen, evenmin naar de zaken,
die u uit China gedreven hebben. Voor
mij zijt gij de verarmde Poolsche grond
bezitter Jan Dobransky, die rechtstreeks
uit China komt, om zich hier in Londen
of ergens anders een nieuw bestaan te
verschaffen."
„O, aan deze verwachting zou ik. van
harte wille beantwoorden, maar
„Als u daartoe de middelen ontbreken
dan heb ik de opdraeht, ze ter uwer be
schikking te stellen."
„O ol" riep Olfers, bijna adem
loos. „Nog meer weldaden? Doch neen,
ik b-eng u hierin deze portefeuille vollo
000 pond sterling terug, die ik zonder
veel moeite van de mij toegezonden gel
den overgehouden heb. En ik mag wer
kelijk op geen penning meer aanspraak
maken, alvorens ik ten minste weet, aan
wien ik eigenlijk deze grootmoedigheid
te danken heb."
Dr Clovery schoof de bril weder op
den neus en kuchte bedachtzaam.
„Met de hand op het hart, hebt gij,
jonge man, werkelijk geen vermoeden?"
„Op mijne eer en mijn geweten
neen 1 Ik dacht tot nu toe aan een groep
staatkundige vrienden.maar nu moet
ik deze gedachte wel laten varen. Noem
mij toch uwen lastgever!"
„Mijn lastgever," herhaalde Clovery, de
laatste lettergreep van dit woord met een
bijzonderen nadruk uitsprekende. „Dat
is mij verboden."
„Wat! mag ik ook thans nog niet ver
nemen, wie mij uit Sib...."
„Uit China teruggeroepen heeft?" viel
de advokaat hom zeer snel in de rode.
„Nu ja, dat behoort gij in allen geval te
weten, wanneer gij er volstrekt op staat.
Ik heb in dit geval mijne instructie, u
persoonlijk tot mijn lastgever te bren
gen."
„Voortreffelijk! En wanneer kan dat
plaats hebben?"
„Terstond, als ge wilt," antwoordde de
advokaat met kalmte en bedaardheid,
terwijl hij zijn horloge voor den dag
haalde. „Het is nog geen vier vuur, dus
wij zondigen niet tegen de étiquette, als
wij dadelyk ons bezoek brengen. Boven
dien beweerdet gij immers geld te
moeten afgeven, dat ik niet in ontvangst
kan nemen, omdat men mij daartoe geene
machtiging heeft gegeven. Dus is het wel
I
het beste, dat gy u met myn lastgever
in persoonlijke verbinding stelt,"
„Niets kan my aangenamer zijn!"
De beide mannen verlieten het kantoor.
Op de straat riep Dr, Clovery een rytuig
aan, stapte met zijnen begeleider in en
gaf den koetsier de korte aanwijzing.
„Eerste Avenue Hótell"
Te vergeefs trachtte Olfers onderweg
iets naders te vernemen over de per
soonlijkheid van zynen onbekenden wel
doener.
„Gij zult hem immers zien," antwoord
de de advokaat met onverstoorbare be
daardheid en liet zich niet verder uit.
„Namen mag ik niet noemen."
Olfers schikte er zich eindelijk in, d»
speelbal van een gril des noodlots te zyn.
In het hOtel aangekomen, volgde hy den
rechtsgeleerde zwijgend op de groote met
tapijten belegde trap naar de eerste étage.
Dr. Clovery moest goed den weg weten,
want hij vraagde niemand iets en deed
alsof hij hier te huis was.
„Neem plaats en vaarwel!" zeide Dr.
Clovery plotseling, hem de hand toerei
kende. „Ik ga mijn kliënt berichten, dat
gy op hem wacht, en dan ga ik heen,
want mijn tijd is zeer beperkt."
Daarop verdween het beweeglijke man
netje door de deur van eene aangren
zende hamer en liet Olfers alleen. Deze
was besloten zich over niets'meer te ver
wonderen en het laatste in de lange reeks
dier zonderlinge gebeurtenissen rustig af
te wachten. Na eenige minuten werd de
zijdeur weder geopend. Olfers stond op
van zijn stoel, om zijnen verwachten
weldoener met volkomen tegenwoordig
heid van geest te gemoet te treden.