170
b^v4an
'e onderscheiden. „Dat is een uitstekend ruiter",
pacht hij, „en met welk een statigheid houdt hij
!2ich in den zadel".
>p onge Reeds vormden man en paard nog slechts een
od eet6r|ke^e zwar*'e S^P aan den horizon, die elke seconde
aan t'Va^er werd en eindelijk geheel was verdwenen.
i scheel]* bb z'ch °°k naar Belluc begeeft", dacht de
Martilly, die hem nog steeds, maar tevergeefs in de
f dageii er'e tra°btte te herkennen, „is het zeker dat hij er
elde hijeerr'er za' zÜn dan
tngoedi was °Pmerkelijk, zooals deze onbekende de
'eds mel^euws8rer'8-eid van de Martilly prikkeldehij
Ook heV°°P^e ^em 'n de herberg te vinden en van naderbij
nr. pptt 6 beschouwen, ja zelfs eenige woorden met hem
ii deren wisselen.
niets ok Eensklaps hoorde de Martilly verschillende stem
den, waarvan eene hoog boven de andere uitklonk.
anoodi,]De weg was hier bochtig en de Martilly kon
rhiets zien.
en reed' ^oen hij de bocht was gepasseerd, bemerkte hij
Nog eeft'0or z'cb een groot voertuig, dat wel iets van een
hebbenl6^erwaSen had. Het was met twee stevige paarden
n naarCesPannen de voerman, die vooraan op den wagen
omtrenfat' mende-
ingerusL, <~)m plompe rijtuig stonden drie mannen, met
rkmmex ^mellde lantaarns m de hand en die met den
jgv jjgj.^oerman hevig redetwistten.
i 1 g. Een hunner zei op barschen toon: „Wat ver-
erinesti 0ert Sd *n uw rijtuig? Sla uw dekzeil op, dat wij
storm v hading kunnen inspecteeren."
ts (raaii voerman groette beleefd, kwam van het harde,
te ziin bankje af en haastte zich het verzoek, op
liet eenfen zb bet dan weinig hoffelijke wijze in te willigen.
I hii ziiii »Maar heeren, maakt u toch niet kwaad, mijn
ken zint S *s 8oed en zal u plezier doen ze te zien,
iwnópii n''t maar wat dichter bij; dat kost u niets en de
lat 'aller 's be^ best waard."
jhiedenjje'^
Drommels", bromde degene, die reeds had gespro
i oamt'(j
„wij zijn geen lieden, die men zoo gemakkelijk
bedriegen. Op dit uur moeten je paarden in
üuen stal zijn en jij voor een pot soep en een beker
-elf heh!iin z'tterh 200 je ons riiet den een of anderen strik
e dalex' °u^t sPannerb maar wees op je hoede, kerel 1"
eenigfo voertuig was over zijn geheel met een groot
ot T .w-hzeil overdekt en het was met lederen riemen
gevolgd as^ebon^en'
renen zij stond voor een klein steenen huisje, dat te
il ik n;^eblk douanekantoor en woning was.
tt, ®en vrouw ln de "kleederdracht der kleine bur
sts zette het venster op een kier en en riep:
ienk il "P^Mce, komt ge? Het avondeten staat gereed."
r Pa rik »Hadebjk", riep de beambte terug, „dadelijk",
el inonï ^oen wendde hij zich tot den voerman, dien hij
een GohVer zbn onverdraaglijke langzaamheid wou berispen,
s zal il^n bem eensklaps van verwondering een kreet
en" ntsnaPte-
i "te dl .Rmddijk was het dekkleed geheel opgeslagen en
bracht/' schijnsel der lantaarns zijner ondergeschikten,
irafi'e eft6rnerk'e ''b een 8ro°te hoeveelheid koeken. Zij
iaer eexharen hoven op elkaar gestapeld en het zien ervan
parelem Sed reeds watertanden.
„Welk een gebak", riep hij uit.
s en be »da"' ze' de voerman met het onnooielste gezicht
e nadal n w?re'd: "dat 's nu aHes voor een bruiloft."
old zich »'doeVoor een bruiloft", vroegen de beambten,
van eed] e' zeker> waarde heeren, zeker. Maar luistert,
3|k zal u de geschiedenis verhalen.
Een rijk grondbezitter, ik weet niet meer wat
iefdevol
ich deft °r een Sro°te heer, maar zijn gronden grenzen
wend led 11 Montmorillon, huwelijkt zijn dochter uit aan
?e|x zoon van een rijkeren grondbezitter, en daar zij
ill irie'den een groote familie hebben, zal er bij de
Zt 0j< üiloft een groot gezelschap aanwezig zijn.
Haar men wel inzag dat men in de streek zelf
peest d«
Dekend%
°oit den tijd zou hebben, om genoeg gebak te ma
ken, hebben ze bij ons al deze koeken laten bakken
en ik die ze vervoeren moet zorg er goed voor dat
ze geurig en versch overkomen zooals u ze nu ziet.
Want ze zijn mooi en goed, gelooft me heeren en
om allen twijfel op te heffen moet u ze maar
eens proeven."
De douanebeambten hadden groote pret over het
geen zij noemden „de bruiloft met de koeken."
„De bruid kan er wel onder begraven worden",
giegelde er een.
De voerman nam drie van de mooiste koeken en
bood ze den beaipbten aan, die ze zonder compli
menten aannamen.
Ondertusschen verscheen de ongeduldige huisvrouw
weder in 't venster.
„Patrice", riep zij als een bedorven kind, dat zijn
zin niet krijgt, „ik ga aan tafel zonder jou".
„Ik kom al, ik kom al, Minette", antwoordde
Patrice, die zijn koek als een heilig voorwerp vast
hield uit vrees ze te beschadigen. En zich tot den
voerman wendend, zei hij„Beste man, uw lading
heeft niets verdachts, rijd maar rustig door."
Hij stond reeds op den drempel zijner woning, toen
de voerman, die hem gevolgd was, heel bescheiden
tot hem zei de
„Ach, mijnheer als gij wist hoezeer de openlucht,
de zon en de dauw mijn koeken bederven; ik ril
over al mijn leden als ik aan de schade denk, die
daardoor wordt veroorzaakt".
„En wat wilt ge dan?" vroeg Patrice barsch, die
zeer naar zijn avondmaal verlangde.
Ook zijn ondergeschikten, die nog steeds de lan
taarns droegen, rammelden van den honger.
Op dit oogenblik verscheen Minette.
„Begrijpt ge hem niet, Patrice? Die goede man
verlangt een geschrift, dat hem veroorlooft overal
te passeeren, zonder op ieder douanekantoor te too-
nen dat hij geen verboden koopwaar vervoert."
„Zoo, verlangt ge dat zei Patrice verwonderd
over de vlugheid van begrip van zijn vrouw.
„Als 't u belieft", lispelde de voerman, „als uw
goedheid mij dat zoudt willen verleentn."
„Maar sprak Patrice, die weder achterdoch
tig werd.
Doe 't maar, als je belieft," onderbrak Minetto,
,,'t verveelt mij zoo lang te moeten wachten."
Zij trok haar echtgenoot mede in huis en schoof
hem een stuk papier toe, waarop hij tegen zijn zin
eenige woorden krabbelde. Toen nam zij vlug het
papier en gaf het den wagen voerder met de woorden:
„Ziehier, man, hier hebt ge, wat ge wenscht, ga
nu uws weegs en laat ons met rust."
De voerman liet z'ch dit geen tweemaal zeggen.
Hij bedankte, liep naar zijn wagen, waar hij het
dekkleed weder over heen spande en legde toen de
zweep op zijn paarden.
Minette en de drie mannen zaten reeds aan tafel
voor een stuk spek met eieren en kool; in een sla
bak hadden zij bovendien nog heereboontjes en op
een aarden schotel lag het geschenk van den voerman.
„Nu," zei Patrice, ,.als alles in verhouding tot de
koeken is zal 't een waar bruiloftsmaal zijn."
„Wat zegt ge," vroeg Mirette, zich onnoozel hou
dend. Haar echtgenoot vertelde nu het verhaal van
den voerman, en terwijl hij dit zoo overbracht dat
men erbij in slaap zou kunnen vallen, dacht het
slimme vrouwtje bij zichzelf: „De slag is geslagen.
Sauve heeft zijn rol goed gespeeld en het zout van
kapitein Morénas zal te bestemder plaatse aankomen,
dank de onnoozelheid van mijn maD."