Eugenie. 187 eti zijn verlangen naar den Hemel was zóó sterk, Jat heete tranen hem over de wangen vloeiden. Daar trad vader op zijn bed toe, bemerkte zijn ^anen en vroeg of hij pijn had. Jozef schudde van üeenzijn hart klopte zóó heftig, dat hij niet kon 8preken. En de vader zag met schrik, dat het kind ktet den dood worstelde. Voorzichtig hief hij den armen knaap op en drukte hem aan zijn hart. Daar wees Jozef met zijn vinger naar het ven stertje, waar de maan scheen. „Kijk vader," riep hij in vervoering, „daar is ktoeder 1 Zij komt mij halen om naar het Kindje Jezus te gaanEn die mooie brug is er ook weer. Hoe 'ïiooi I Over die brug komen wij in den Hemel. Ga Hiee, vader, en de anderen ook 1" Een glans van vreugde lag op het gelaat van den stervenden knaap. „Hoor vader," riep hij nogeens, „daar zingen de Engeltjes het „Gloria in excelsis Deo!" Er ging een rilling door het arme lichaam, en het hart had opgehouden te kloppen. Jozef zong het heerlijke Kerstlied mee in den Hemel. In de helder verlichte studiezaal zaten een aantal Jonge meisjes druk aan den arbeid. Sommige losten ifieetkundige vraagstukken op, andere schreven \jverig aan hun opstellen; binnen weinige dagen 2ouden de getuigschriften worden uitgereikt. Ken jonge onderwijzeres hield toezicht. Ze zag er diep ernstig uit en haar bleek gelaat droeg de sporen van zwaar lijden. Terwijl ze het werk van haar leerlingen nazag, richtten haar blikken zich telkens en telkens weer op een zestienjarig meisje, dat alles om zich heen vergat voor de studie. Daar ging opeens de deur open en de directrice Van het instituut verscheen op den drempel. Een beweging van schrik ging door de rijen der jonge 'neisjes; ze stonden op en groetten donna Rebecca. Alleen de zestienjarige Eugenie was zoo verdiept in de studie, dat ze met het hoofd in de handen bleef fitten en niets van donna Rebecca's binnentreden bemerkte. De directrice wierp een strengen blik op haar en alle oogen richtten zich op de arme Eugenie, die nu onwillekeurig het hoofd ophief. Toen ze den b'ik der directrice op zich gevestigd zag, bloosde ze, stond op en stamelde een verontschuldiging. „Ik zie wel, jongejuffrouw, dat ge er niet t°gen kunt, geprezen te woiden," sprak donna Rebecca op schamperen toon, „van morgen hadt ge het beste °pstel en jnu reeds schiet ge te kort in eerbied en gehoorzaamheid." De dame ging op den katheder zitten, zocht een Voorwendsel om de onderwijz res weg te zenden en Vond dat weldra. De jonge vrouw, wierp haar be schermelinge in het voorbijgaan een liefdevollen blik toe, met de stille vermaning maar liever te zwijgen en te verdragen. Eugenie was bleek geworden en ze ftioest met geweld een scherp antwoord op de On verdiende terechtwijzing onderdrukken. „Eugenie de Albertis," begon de directrice op 2al ven den toon, „wie mij niet respecteert, is niet ^aardig in mijn tegenwoordigheid te zijn. Ga naar hw kamer en blijf daar!" Een vriendin wilde ten gunste van het jonge hieisje tusschenbeide komen, maar een strenge blik Van donna Rebeacca deed haar zwijgen Eugenie stond Zwijgend op, op, nam haar boek en verliet zwijgen d het vertrek. Stille verontwaardiging en medelijden Stond op het gelaat van al de pensionaires te lezen, toaar niemand waagde het voor Eugenie op te komen. Dertig jaren lang al was donna Rebecca directrice der inrichting en nog nooit had iemand zich tegen haar durven verzetten. Zij begreep dat in de jeug dige harten liefde voor de medeleerlinge en vrees v voor haar zelve met elkander worstelden. En des te meer haastte zij het jonge meisje, dat in scherpzin nigheid en grootheid van ziel verreweg haar meer dere was. Sinds Eugenie op de kostschool geplaatst was, had haar systeem zijn succes gemist. De nieuwe leerlinge vleide haar niet en deelde volstrekt niet al haar meeninger en gevoelens. Donna Rebecca zag in, dat ze hier niet stond tegenover een slaven- natuur, maar tegenover een sterke, edelmoedige ziel, die wist te lijden, maar zich niet boog. Dit bewustzijn van Eugenie's geestelijke meerder heid vergiftigde donna Rebecca's leven. Sinds lang was ze aan vleierijen en onbegrensde onderwerping van den kant harer leerlingen gewoon. Het geluid der schreden van het jonge meisje was weggestorven. Om den mond der directrice speelde een fijn glimlachje, zooals altijd, wanneer ze meende, een overwinning behaald te hebben. De moedigsten in de klasse keken op de klok, ongeduldig over de stoornis in hun arbeid. Emdelijk begon donna Rebecca: „Morgen komt er een nieuwe leerlinge; ik hoop dat gij haar met liefde in uw midden zult opnemen. Het is een nicht van mij, een dochter van den heer Serbelloni. Zij komt niet hier om zich evenals gij, de noodige ken nis te verwerven ten einde in haar levensonderhoud te kunnen voorzien, maar alleen voor haar genoegen en uit lust voor de studie. Het is een levemlig, vroolijk meisje, alleen door haar rijke ouders wel wat verwend. Ik hoop dat uw vriendschap haar de scheiding van haar ouders en het gemis eener weel derige omgeving zal vergoeden." „Hoe heerlijk! Was het maar vast morgen 1" riep een klein, blond meisje. „Wij zullen haar hartelijk liefhebben I" sprak een brunette, die donna Rebecca's zwakke zijde kende en een wit voetje bij de directrice zocht te krijgen. „Dus het zal morgen feest zijn! Hoe laat komt ze?" klonken andere meisjesstemmen. De directrice hoorde lachend toe, in plaats van zooals anders, de luidruchtige op scherpen toon het zwijgen op te leggen. De uitroepen der jonge meisjes bevestigde hare verwachting, dat haar nicht Laura op het instituut gevierd zou worden. „Wil Eugenie misschien zich verontschuldigen?" vroeg de directrice op zeer welwillenden toon. De brunette sprong op, snelde de kamer uit en keerde spoedig daarna met haar vriendin terug. Deze trad op donna Rebecca toe en sprak ongedwongen„Neemt u me niet kwalijk, ik was verdiept in mijn werk en had uw binnentreden niet opgemerkt!" Dat waren niet de woorden, die de directrice ver wacht en gewonscht had, maar ze wilde zich groot moedig toonen en dwong zich tot een beminnelijk lach j e, „Ik denk er niet meer aan", sprak ze. „Morgen is het hier feest. Eugenie. Mijn nicht zal hier op school komen. Het is een zeer intelligent en lief meisje Bij deze woorden keek ze Eugenie aan om de uitwerking van het gesprokene te ontdekken. Maar deze zweeg: ze was niet in staat vreugde te veinzen, die ze niet ondervond. En de nieuwe klasgenoote voor geestrijk en lief houden alleen omdat ze de nicht der directrice was, dat kon ze niet. „Zijt ge ook niet blij c!at mijn nicht komt?" vroeg de directrice op somberen toon. Ik ben blij, dat een familielid.dat u lief is, zich onder uw leiding wil stellen!" Donna Rebecca vroeg niet verder. Ze wist hoe het volgende antwoord luiden zou en wilde dit liever ontwijken. Maar ze nam zich vast voor, Eugenie's trots, zooals het noemde, te breken. Alle andere

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 21