188 leerlingen onderwierpen zich aan haar invloed, deel den steeds haar meening, zou er één het wagen eigen inzichten te hebben Met een korten groet verliet de directrice het ver trek en Eugenie begaf zich weer aan haar studie. „Zeg," fluisterde de brunette haar toe, „denk eens aan, die nieuwe studeert alleen voor haar plezier ze is van rijke familie." „Och, wat geef ik daarom, laat mij toch wer ken," sprak Eugenie. „Hebt gij gehoord, hoe donna Rebecca uitpakte over haar kostelijke eigenschappen en rijke familie „Als ze maar niet te veel op haar tante lijkt!" zoo klonk het van verschillende kanten. „Een pauw zal het wezen 1" riep de brunette. „Stil toch!" sprak een blondine, diè erg bang was voor de directrice, „ze moest het eer.s hooren „Livia, jij mag alle avonden haar schoenenpoet sen," ging de overbeterlijke brunette voort. Zoo ging het nog een poos door, tot Eugenie op stond en riep: „Waarom heb jelui dat toch straks niet gezegd! Toen vond je het allemaal lief en aar dig en nu praat je zoo! 'tls .laf!" Allen zwegen beschaamd. Daar trad juffrouw Giulia, de onderwijzeres, weer binnen, en de studie werd hervat. Het was een heldere, warme Octoberdag. Op het instituut ging het vroolijk toe: de bruine Gemma stond midden in een grooten kring en was druk bezig, het vermoedelijk karakter van Laura Serbelloni te beschrijven. Livia was ook nu bang en waar schuwde de vroolijke spreekster herhaaldelijk, zich toch wat te matigen. Maar Gemma raakte hoe lan ger hoe meer in vuur; zelfs de bedaardsten hadden pret om haar grappige invallen en komische gebaren. Eugenie stond op eenigen afstand met juffrouw Giulia te praten. „Ik ben bang voor je gezondheid, kind," sprak de goede onderwijzeres. „Geloof mij toch, wij kunnen ons heel best schikken naar de eigenaardigheden van hen, met wie wij leven moeten, zonder aan onze eigen waarde te kort te doen!" „Ja, ik bewonder dat, maar navolgen kan ik het niet. Huichelen en veinzen is mij afschuwelijk. Is het al niet genoeg, dat ik zwijgen blijf?" „Och kind, als je zwijgt, spreken toch je oogen. Ik word telkens bang, als Donna Rebecca met je bezig is." „Schiet ik dan in eerbied jegens haar te kort?" „Neen, althans niet in woorden. Maar je oogen zeggen zooveel en die gevaarlijke wapenen misbruik je wel eens." „Eugenie, daar is ze. Donna Rebecca is met haar in de ontvangkamer", klonk het opeens. De nieuws gierigsten snelden naar het tuinhek, vanwaar men in de ontvangzaal zien kon. Juffrouw Giulia begaf zich onder de meisjes en vermaande hen, lief en vriendelijk jegens de pas aangekomene te zijn. Daarna vestigde haar blik zich nogmaals op Eugenie, en deze begreep het zwijgende verzoek heel goed. Daar ging de deur open en donna Rebecca ver scheen op den drempel, met een sLnk meisje aan de hand. De leerlingen groetten eerbiedig, en de directrice sprak: „Hier hebt ge uw nieuwe vriendin; ik hoop dat ze u spoedig lief zal worden." Na even op den indruk gelet te hebben, die haar woorden gemaakt hadden, ging de directrice be vredigd naar haar kamer. Noch den spottenden blik van Gemma, noch Eugenie's onverschilligheid had ze opgemerkt. Op Eugenie's voorhoofd stond duidelijk te lezen: „Ge bevalt mij niet". Zij was de eenige ■ti bijzon die geen vleiend welkomstwoord voor donna Rodere da becca's beschermelinge wist te vinden. ju doel i De bel ging, en twee aan twee begaven de mei'' uw jes zich naar de studiezaal. Eugenie's gewone ge ,,Ja," fl zellin was ziek, en juffrouw Giulia bracht haf >ewerpen daarom bij Laura. Er was een scherp onderschei' „p)e waJ tusschen deze twee jonge gezichtjes. Eugenie lec'erdichtin de verpersoonlijking der geestkracht, terwijl Laud t>k met door haar uiterlijk als voorhestemd scheen, zorgelo^ leef mij en in vermaken door de wereld te gaan. .Eugenie „Gaat ge met ons mee naar de studiezaal vrod it Jen Eugenie. kt zo he „Neen". kdere n Dat waren de eenige woorden, die Laura en Eugen'helmi be de Albertis dien dag wisselden. Laura begaf zie'1 (ter kwa naar de studeerkamer van haar tante, die zich i''ie ze dei de beste stemming bevond en naar Laura's vroolij"^3 oprei gebabbel met veel genoegen luisterde. 'iet doen „Een van de meisjes bevalt mij niet, tante," zo1 ^fot m besloot zij. ik toe aa „Waarom niet?" 'alen, das „Ze is zoo trotsch, ik voel mij in haar rabijhei' fvrerken. niet op mijn gemak." laats he „Is het Eugenie de Albertis?" 'oormake „Ik ken haar naam niet." Donna „Ja, die zal het wel zijn. Ik zal er op letten. Gjtok een nu naar uw kamer om uw boeken uit te zoeken-' prak ee; Laura ging heen en donna Rebecca zat geruime* aarne al tijd voor zich uit te staren. Hoe zou Eugenie ha»' De dir nicht haar geestelijke meerderheid doen gevoelen ([roette di Waarom had ze zich ook ooit door graaf Lucin' „ze is laten bewegen, Eugenie voor den halven pensionS'ïemma, prijs aan te nemen! Ze had te edelmoedig gehandeld „Hebt maar de graaf had het droevig lot van het ongeluk'ia,n Laur kige meisje ook zoo roerend geschilderd„Neen.' Hij had Eugenie voorgesteld als een toonbeeld „Goed, van vriendelijkheid en beminnelijkheid. Zeker kendG^jg^yy; hij het meisje niet, anders zou hij dit toch niet ge' Allen f zegd hebben. En donna Rebecca opende in arreh lood&til moede het venster, als om haar booze gedachten bpgtel di door den wind te laten wegvoeren. Meisje o Buiten heerschte plechtige stilte en rust. Maar uiHp ^en j de muziekkamer klonk een heerlijke stem, door dGkans jn zachte tonen eener piano begeleid. „Ei ei, heeft clö haar teg jonge dame nog tijd om te zingen!" mompelde dHegcherm directrice en al de bitterheid barer ziel lag in di« Toen enkele woorden. Hoogmoed en nijd «maakten haaGot Laur: onmeedoogend jegens het haar aanbevolen meisje Vellicht Eugenie van haar kant deed niets om haar aan geboren trots en zelfstandigheidsgevoel te bedwingen- Haar open karakter en haar fijngevoeligheid kwamen vrortdurend meer in het licht. En Donna Rebecca, zoo gevierd als zij was om haar beschaving, haar gemakkelijkheid in den onv gang en haar uitstekende voordracht bij dë lessen: donna Rebecca was geer. op -oedster. Weinig ver moedden de talrijke bezoekers van het instituut, da' niet zij, maar juffrouw Giulia de goede geest waSi die nimmer rustend, alles bestuurde en regelde- Door haar stillen, verborgen arbeid bloeide het in' stituut. Maar opmerkelijk, als de jonge dames he' instituut verlaten hadden en later echtgencoten efl móeders geworden waren, wilden ze toch geen vaö allen haar kinderen toevertrouwen aan die vrouvfi die zij wel gevreesd, maar nooit geacht hadden. Donna Rebecca zag dit niet in en bad in baa* verblindheid steeds, dat God haar tot welzijn Via" het instituut nog lang' zou sparen. Ernstig en nadenkend, zooals meestal, betrad prO' fessor Gelmi het schoollokaal. Hij groette zijn leef' lingen, nam op den lessenaar plaats en begon; „Eugenie de Albertis, lees mij uw opstel eens voor- De jonge dame verbleekte en het blad papie* sidderde in haar handen. De professor, een uitsta' kend menschenkenner, bemerkte terstond, dat hief ^Ormen." Het jc essor be sprak eii kvv diplc Toen "-Ugenie pbor dit Toen en los, klas ^rdedig 'prak ti ^*>or alb De w 'een Ei s'em ve: „Het beoo: Huüa, 'erlaat diep Terwi 6eos de'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 22