DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
1
I
ir,
u
I Oneerlijke concur
rentie en hare
bestrijding.
Zaterdagavondpraatjes.
Kënderhuisvest 31-33, Haarlem
BUITENLAND.
Saterdag 28 december 1907.
No. 6773, 32*® Jaargang.
Bureaux van^Redactie en Administratie:
Interc. Telefoonnummer 1426.
nj
Dit nummer bestaat uit
iv ee bladen, beneuens de
Hficiëele Kerklijst en
H Geïllustreerd Zon-
agsblad in 16pagina's.
EERSTE BLflP.
lei'1
ïf'
I.
We hadden verleden week gele-
^öheid, in ons buitenlandsch over-
*'eht de aandacht onzer lezers te
f®stigen op Duitschland, waar de
"Unemend-werkende wet tegen de
deerlijke mededinging wederom
^et eenige bepalingen tegen de
gefingeerde uitverkoopen" zal woi-
eQ aangevuld.
Met dit voorbeeld voor oogen
An men gerust den toestand ten
^fizent hoogst bedroevend noemen.
Tegen de oneerlijke mededinging
j8 ten onzent nog niets gedaan,
jfots den herhaalden aandrang eu
duidelijk geformuleerdeweuschen
^An de meest-belanghebbenden.
<*.De algemeene bepalingen van
°fis Burg. Wetboek zijn ten eenen-
^ale onvoldoende, dat wordt
^gemeen erkend.
Maar van een behoorlijke Mid
denstands-wetgeving is tot dusverre
^og niets gekomen: het wetsont
werp tot wijziging van 't B. W.,
door minister Loeff ingediend, is
'jooit in behandeling gekomen en
door minister van Kaalte onmid
dellijk ingetrokken; en dat wets-
°btwerp bevatte slechts eenige be
ulingen, die bestrijding der on-
earlijke mededinging tendoel hadden:
^an andere Middenstands-zaken
^erd er niet in gerept.
De Staatscommissie, die 't nu
eindelijk tot een enquête zal brengen,
- waarmede zij o.i. had moeten
'®ginnen! heelt in de jaren Yan
|jAar bestaan nog niets uitgewerkt:
Wtom, zooals we al zeiden, van
8®nige Middenstands-wetgeving is
'otnogtoe geen sprake geweest in
Qus land.
Dat dit een misstand is en een
Rustig verzuim, wordt tegenwoor
dig, bij de theoretische ontwikkeling
die deze zijde van sociale staatszorg
deelt gekregen, a'gemeen erkend.
En dat men dan ook, wat er ook
van de Staatscommissie ten slotte
mag groeien, spoedig lot wetgevende
maatregelen zal komen in het belang
van den Middenstand, dat is buiten
eeuigen redelijken twijfel.
Nu is echter, vooral in doctinair-
liberale kringen, een beweging gaan
de, om die komende wetgeving in
heel andere banen te leiden dan die,
welke de Middenstand zelf wenscht.
Het zijn vooral de voorstanders
van het laisser faire laissez
passer, welke de „vrijheid" vóór
alles zeggen te verdedigen, die aldus
tegen den wensch naar een flinke
Middenstandswetgeving partij_ kie
zen.
Een van die kopstukken dier
richting die trouwens langzamer
liad door haar tegenstand tegen
sociale wetgeving allengs méér ter
rein verliest en uitsterft, maar die
nog in de groote liberale pers ge
steund wordt een der kopstuk
ken, Mr. Levy, heeft onlangs te
Rotterdam in een Middenstands-
vereeniging de politiek van de i
„vrijheidblijheid", die onze indus- i
trie door den vrijen invoer, en I
onzen kleinhandel door de onge
breidelde mededinging reeds zooveel
schade heeft gedaan, nog eens uit
voerig verdedigd.
(t Was in een rede over de
„oneerlijke concurentie".
Mr. Levy verdedigde het beginsel
dat alle bestrijding van de oneerlijke
concurrentie uit den booze is.
„Ondraaglijke tyrannic" zou dat
medebrengen, onze wetgeving zou er
voor ontwricht worden.De begrippen
die de oneerlijke concurrentie me
debrengt zijn „onjuridisch", zeide
Mr. Levy, en hij verklaarde zich
dan ook voor de opinie, dat wet
geving tegen de deloyale mededin
gingonmogenlijk is
Wij willen Mr. Levy's rede hier
wat nader beschouwen en daartegen
onze vierkant tegengestelde meening
ontwikkelen.
Allereerst, ten goed begrip van
wat Mr. Levy betoogde, een over
zicht van zijn rede.
Mr. Levy, na te hebben herin
nerd aan de uitgebreide literatuur,
officieele zoowel als niet-officie «Ie,
die over de oneerlijke concurrentie
in de laatste jaren is verschenen,
uitte de wel merkwaardige beken
tenis, dat het hem ondanks dat
alles nooit gelukt is een klare
voorstelling te krijgen van het be
grip dat achter de woorden „oneer
lijke concurrentie" schuilt I
Het was zijn eerlijke en welge
meende bekentenis, (wij volgen hier
een onweersproken, officieus verslag
van Mr. Levy's voordracht), dat hij,
ondanks alle moeite, niet heeft
kunnen ontdekken een scherp vast
gestelde, afgebakende en omlijnde
begripsbepaling van de kwalificatie
oneerlijke concurrentie, zelfs niet
in de twee bekende praeadviezen
over dit onderwerp, behandeld in
dp Juristenvereeniging.
Wel wist spreker wat bedrieg
lijke concurrentie is; dat is voor
hem geen vraag, evenmin als dit
voor hem if de strafwaardige con
currentie, maar dit is iets geheel
aqdersj dan het in de lucht zwe
vende, onbestemde begrip oneer
lijke concurrentie.
Mr. Aalberse verstaat onder de
oneerlijke concurentie de pogingen
om publiek en concurrenten te
misleiden.
Welnu zeide (Mr. Levy dat
is, juridisch gesproken, ronsens.
Men kan juridiek nooit zeggen,
dat het publiek) te misleiden is.
„Misleiding van het publiek" is
volgens Mr. Levy een „ondenkbaar
begrip"
De, mannen die oneerlijke con
currentie bestrijden willen, zullen
vanzelf zich wenden tegen de con
currentie op zich zelve, die juist
van zulke .groote economische be-
teekenis is voor de welvaart der
maatschappij. De vrije concurrentie
is hoogst noodzakelijk, en die vrije
concurrentie, de zuster van den
vrijhandel, moet behouden blijven
volgens Mr. Levy.
Na nog eens gewezen te hebben
ten slotte na uitvoerige bestrij
ding van de definitie van Mr. Aal
berse en de houding van den Mid
denstandsbond in dezen op de
onmogelijkheiddie er volgens spreker
bestaat, om een bepaald geval van
oneerlijke concurentie aan te wijzen,
besloot Mr. Levy zijn rede met de
hoop uit te spreken, dat een wet
geving tegen die oneerlijke concur
rentie in ons land er nooit komen
moge!
Onze samenvatting past dan ook
volkomen bij het staudpuut dat
Mr. Levy, naar bekend is, inneemt
ten opzichte van deze economische
kwestie.
Zooals reeds uit het voorafgaande
kan worden opgemaakt, zijn wij
het met Mr. Levy allesbehalve eens
integendeel, zoowel wat betoog als
wat conclusie aangaat, staan wij
op geheel anderen bodem.
In een volgend artikel zullen wij
dat uitvoerig aantoonen en daarbij
onze meening ontwikkelen, wat ons
tevens gelegenheid geven zal, eenige
van Mr. Levy's beweringen aan
een critisch onderzoek te onder
werpen.
Wij meenen, dat wij in het bo
venstaande zoo juist mogelijk, zij
het dan kortelings, den geest en
de bedoeling van Mr. Levy's rede
zooals we die uit verschillende
krantenverslagen leerden kennen,
hebben weergegeven.
Algemeen Overzicht.
Gaat Frankrijk in Marokko
krachtiger optreden tegen den tegen-
sultan Moelai Hafid?
De Fransche gezant moet te Ra
bat met Abdul Azis een overeen
komst hebbengesloten,volgens welke
de troepen van generaal Drude of,
nu deze dek is, van diens opvol
ger, tot voorbij Tedders in het
binnenland zullen doordringen, wel
ke plaats tot dusver de uiterste
grens aangaf hunner operatiën.
Dit zou doen denken aan een
poging, Moelai Hafid in de flank
aan te tasten op zijn tocht naar
Fez.
Als reden voor deze interventie
wordt echter opgegeven dat de stam
men in den omtrek van Casablanca
den Franschen pogen te beletten,
de permanente politie te vormen
gelijk de akte van Algeciras hun
voorschreef.
Generaal Drude zond onlangs
reeds twee verkenningsexpedities
voorbij Tedders uit, doch deze wer
den door do inlanders teruggedre
ven.
Misschien heeft de geheele over
eenkomst slechts een defensief doel.
Zoo onveilig is het tegenwoordig
te Casablanca, dat in de laatste
dagen telkens personen, die naar
de stad kwamen, binnen anderhalve
mijl van de verdedigingswerken
geplunderd en uitgeschud werden.
De Europeanen kunnen niet zonder
gevaar de stad verlaten.
De Fransche regeering is op
het punt, de doodstraf, die wel
bestaat, maar nooit wordt toegepast
door dit anti-clericale ministerie
vandaar de ontzaglijke toevloed en
vermeerdering van misdaden
nu definitief af te schaffen. Deze hou
ding is ernstig becritiseerd in den
Franschen Senaat door den heer De
Lamarzelle ter gelegenheid van de
besprekingen over 't budget, die
zich beklaagde over 't niet-toepassen
der doodstraf, hetgeen een gevaar
oplevert voor de algemeene veilig
heid.
De minister Guyot-Dessaigne heeft
beloofd dat binnen zeer korten tijd
het vraagstuk van de al- of niet-
afschaffing der doodstraf ter tafel
zal gebracht worden in 't Parlement.
Het proces-Nasi zal den 20en
Jajuuari worden hervat. Nasi is niet
gevlucht, maar wèl is de bewaking
vooral 's nachts, verscherpt.
De eerst toegevoegde advocaten
weigerde Nasi te verdedigen, nadat
de oud-minister had verklaard, dat
h(j zich zelf een nieuwen advocaat
kiezen zou, en dat ook deed in den
Siciliaan Muratori uit Florence.
De zittingen zullen niet meer
plaats hebben onder leiding van
prof. Blaserna, maar onder die van
don nieuwen vice-president van
S.naat, Mandri, die het proces reeds
door en door kent. De Kamer heeft
nu het arrest van Nasi wettig ver
klaard en van invloed is daarop
zeker geweest het conflict, dat in
't audere geval tusschen Senaat en
Kamer dreigae te ontstaan 1
De tegenstand tegen Briand's
allerschandelijkst wetsontwerp, dat
op bevel van Loge door de Fran
sche kamer is aangenomen, neemt
steeds grootere proporties aan.
Men denkt dan ook, dat de Senaat
die met zoo door dik en dun de
Loge gehoorzaamt, het wetsontwerp
uog wel zal afstemmen.
Én de tegenstand komt niet alle jn
van de z.g. „clericale zijde!
Zelfs liberalen en auticlericalen
vinden dflt nu toch te kras.
Ook by ons zyn er liberale stem
men, die zich er tegen verheffen.
Men leze eens het volgende stukje
„Wat hield het fameuse wetsont-
van den handige minister van
eeredienst, Briand, wel in? Niet
meer of minder dan een aller-
brutaalste inbreuk op de beginselen
van het Burgerlijk Recht, die in
den Code Civil zijn neergelegd.
Het bepaalde dat een actie tot
terugvordering van dergelijke schen
kingen of legaten, hoe ook genaamd
of geformuleerd, slechts zou mogen
worden ingediend binnen een be
paalden termijn, en slechts door
de oorsponkelijke gevers of door.
hunne erfgenamen in de rechte lijn
Daarmede werd dus, ten bate van
den Staat alléén, een inbreuk ge
maakt èn op de in den Code neer
gelegd verjaringstermijnen voor
recht vorderingen, èn op het begin
sel dat de erfgenamen, onverschillig
of zij erven in de rechte of in de
zijlinie, alle rechten en verpichtin-
gen van den erflater op zich zien
overgaan.
„Ten einde het brutale van een
dergelijke wettenmakerij, uitsluitend
op eigen voordeel van den Staat
gericht, een weinig te verzachten,
bepaalde het ontwerp tevens, dat
de sommen die aldus, zonder dat
voldaan werd aan de voorwaajden,
waaronder zij geschonken waren,
aan den Staat zouden verblijven,
ten bate zouden komen van de
armen. Dat ziet er heel braaf uit,
en minister Briand heeft dan ook
niet nagelaten met al de oratorische
handigheid waarover hij beschikt,
de tegenstelling tusschen „die arme
armen" en „die geldzuchtige erfge
namen in de zijlinie" behoorlijk op
den voorgrond te stellen."
Maar feitelijk schieten die armen,
die immers toch van staatswege
onderhouden moeten worden, daar
niets mee op, en is het alleen de
de Staat, die gedeeltelijk van de
op hem rustende verplichting tot
onderhoud der armlastigen bevrijd
wordt, en dus voordeel heeft by de
nieuwe wet."
Men wete nu, dat deze kenschet
sing komt vanden Parijsehen
correspondent van het liberale
Handelsblad!!
Terwijl datzelfde Han d elsblad
in een andere kolom, waar de te
Amsterdam wonende redacteurs aan
het woord zijn, het wetsontwerp
en de kamermeerderheid in be
scherming neemt!....
Of nu de Amsterdamsche redactie
bekeerd is Ofzou de correspon
dent een wenk krijgen, niet meer
zoo „clericaal" te schrijven?....
Bij de getuigen verhooren in h e t
proces Stössel treedt hoe langer
zoo meer aan den dag welk een
gebrek aan eenheid er in de leiding
in Azië was.
Het is niet uit te maken wie nu
eigenlijk commandant van Port-Ar-
tliur was, Smirnof, die door den
stadhouder Alexejef werd geprote-
e\'
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Haarlem fl.85
Voor da plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.85
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1.84
Afzonderlijke nummers„0.05
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regelsf0.60 (contant) 10.50
Elke regel meer„0.10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie A contant.
f
i
t*'
XXI.
Een mooi Jeest achter den
rug. Kerst kribbetjes vroeger
en nu. Over zingende en
opera-dirigeerende geestelijken.
Mijn neef Louw, en wat
ik ervan denk. Een praatje
over tooneel en waarom ik dat
alles in de krant eet. 'n
Paar regelt die open -moeten
blijven. 'Zalig uiteinde en
na lig Nieuwjaar I
Ziezoo, de Kerstdagen weer achter den
jAgl Wel, wel, wat was het vol in onze
Roomsche kerken, en wat doet het een
^oomsch hart goed, als je zooveel vrou
wen en mannen ter H. Tafel ziet gaan
de mooie feeststemming van de Kerst-
'Acht-Mis 1 Ja, dan zie je toch, dat het
Roomsche leven in Haarlem er wel „in"
f't: al komt het er niet altijd even be-
'Oorlyk „uit"! Ik heb ook weer eens
j'fct groot genoegen de ronde gedaan by
19 mooie Kerst-kribben met toebehooren,
onze kerken opgesteld als een spre
kende berinnering aan het groote feest,
ï*t we van de week vierdendie worden
^khoe langer hoe mooier! lIk. K-rinner
nog wel uit m'n jongen tyd, hoe er
'•°o'n eenvoudig groepje vóór 't altaar
'ond. En nu: heele vertooningen, met
jkctrisch licht, geloof ik, zelfs opgosiert:
A ieder geval met 'n schitterende illu
minatie en een pracht versiering die or
j*.6zen mag. Ja: dat is óók werken op't
jAerlyk, en 't uiterlijke gebruiks als op-
?Akking tot innerlijke piëteit en hoo-
rre gedachten. Oen, daarvan is onze
.°omsche Kerk ook nimmer afkeerig
jpveest: we hadden van de week nog
JjA kapelaan 'n oogenblik op visite, die
zoo terecht er aan herinnerde, dat de
mysteriespelen on de vertooningen van
lekdijken aard in oude tijden zoogoed
Vj'Adcn medewerken om het Roomsche
'k ook met hot oog de heerlijkheid
enst te laten zien en
voeden tot de dingen
k*« ook met liet oog ae neenyaneia
onzon godsdienst te laten zien en
ij13 mede op te voeden tot de dingen
geestes. Ik dacht aan dat alles nog
iAs te meer, toen me de advertentiën
"et oog vielen van dien eenen „pries-
ster" zoo werd-ie althans erg reclame
achtig aangekondigd die liedjes zou
zingen in 't Brongebouw, en dien anderen
die 'n heele opera zou dirigeeren. Nu,
kwaad wil ik er niet van zeggen, dat is
buiten mijn boekje en daar zijn heoge
oornes genoeg in Haarlem die met hun
woord 'n duit in het zakje kunnen gooien
als er werkelijk kwaad van te zeggen is
Maar dèt kunnen ze toch niet wijs ma
ken, dat de geestelijke stand er door ge
ëerd wordt of dat het precies naar onze
opinie van .behoorlijkheid is, zulke din
gen Ik las van dien zanger, die in een
geestelijke toog in 't Brongebouw kwam
zingen, gisteren nog myu vrouw dat har
tig woordje voor uit onze Courant. En
nu wou het toeval, dat er juist mijn neef
Louw bij zat, 'n kerel die er altijd op
snoeft, dat-ie in Parijs is geweest, en in
Duitschland, en weet ik waar nog meer.
Die heeft natuurlijk van die „geavanceerde
denkbeelden" zooals-ie ze noemt, waar
van nu eigenlijk volgens mijn gewone
menschenverstand het eenig-bizondere is,
dat ze nooit wat goedvinden van hetgeen
er hier by ons gebeurt en wat wij als
heilig en goed beschouwen.„En waarom
zou nou zoo'n geestelijke, als-ie prachtig
zingt, het publiek niet van z'n gaven
mogen doen genieten, dat zou ik wel eens
willen weten!" zoo zette mijn neef Louw
't discours in. „I k vind" tusschen twee
haakjes, die jonge heertjes spreken altijd
erg apodictisch! „ik vind, dat het
vrij wat beter is om zoo'n geestelijke die
zingen kan, te laten zingen, dan hem
z'n gaven te laten verbergen ondor de
korenmaat!"
„Hoe kom jy aan die by beltaal, jon
gen," vroeg ik 'm eerst even: want je
plaagt die heertjes nooit beter, dan wan
neer je ze 'n beetje met. zulke diugen
voor den mal houdt!
„Ach wat, bijbeltaal: geef me liever
eens antwoord, oom," drong-ie aan.
„Welnou, wat denk jy van hooger
beteekenis te wezen, jongenlief: het
ambt van priester van Onzen Lieven Heer,
daartoe gewijd door den Bisschop op de
jou bekende plechtige wyze, die je toch
wel eens in onzen Sint Bavo zult hebben
gezien, of het emplooi van liedjeszan
ger op 'n concert?"
„Ja, zoo zyn jullie," vloog 't jonge
heertje op;„jullie stijve Roomschen kyken
op die tooneel-artisten, en die groote
zangers, die kunstenaars van Gods gena
de dikwijls, neer als op eenhoop;bedelaars
en lui van minder allooi! Je moest je
schamen!"
Toen werd het me toch 'n beetje te
kras. Knik zei: „Hoor eens kereltje, je
praat naar dat je verstand hebt. Noch
ik, noch iemand anders die denkt als ik,
ziet ooit laag neer op artiesten, zangers,
kunstenaars of wie ook aan kunst doet,
op welke manier ook.
Integendeelal hen ik maar een dood
gewoon man, ik heb zelfs grooten eerbied
voor hen, die de kunst dienen en er hun
hun levenstaak van maken, omdat ik
altijd geleerd hebt, dat het ware schoone
een afbeeldsel is en een uitvloeisel van
de eeuwige schoonheid, die Onze Lieve
Heer is. Maar dat neemt niet weg, dat
ik daarom een priester door zijn wijding
en zyn verbevenambtstelboven elkeandere
leeken-betrekking, hoe mooi en hoe recht
schapen die ook is. Zoo komt het dan
ook, dat ik het Heilig Priesterschap dat
een eeuwig merkteeken in de ziel drukt
je kent toch zeker je Catechismus nog
wel, hè? niet goed vereenigbaar acht
met het wereldsche van 'n optreden in de
concertzaal, of met mooie liedjes zingen
voor 'n publiek, dat dan toch meeren-
deels komt om de pikante nieuwigheid
eens bij to wonen van een Roomschen
geestelijke op 't tooneel! En dus al
veroordeel ik niet, en al zou ik om de
dood niet graag zeggen, dat die geeste
lijke heer daar in 't Brongebouw met z'n
zingen iets deed dat niet geoorloofd is,
toch ben ik het mot den verslaggever
in de Nieuwe Haarlemsohe eens,
dat z'n optreden ongepast was. En daar
neem ik geen woord van terug!"
Louw trok z'n schoudors eens op. Gelyk
gaf-ie me niet, natuurlijk niot, dat moet
je van die jonge betweters, die, heel me
delijdend met ons, van oordeel zyn, dat
zij de nieüwerwetsche wetenschap in pacht
hebben, en dat wy geen gezond oordeel
hebben op dat punt, niet verwachten.
Maar hy sprak me toch niet tegen op
wat ik zei, doch gooide de historie gauw
op 'n anderen boeg. Ook al zoo'n handig
heid, die je kénnen moet.
„Kyk eens oom", zei hy heel ge
moedelijk: „je begrijpt dat verkaard. Die
jonge Italiaansehe geestelijken als deze
meenen, dat ze moeten toonen aan de
wereld, dat geestelijken óók wel eens wat
bizonders kunnen, (,,'n Fraai compliment,
en zoo precies juist,aan onze Eerwaardes!"
spotte ik er tusschen door), en daarom
laten ze hun gaven aan Jan en alleman
zien en hooren. En daarbij prebeeren ze
op die manier, het volk af te houden
van vermakelijkheden en vertooningen,
dio niet deugen. Ze veredelen het tooneel
en de concertzaal" zoo ging-ie opge
wonden voort „en ze zullen ten slotte
ons weer terugbrengen naar die oude
tyden van vroeger, toen geestelijken de
opvoerders waren der mysteriespelen en
Passiespelen, waaruit eigenlijk de heele
tooneelspeelkunst is ontstaan!"
Zoo dolde-ie voort, half ryp, half groen,
Zeoals ik zooeven al vertelde: ik had er
juist met onzen kapelaan over gepraat,
en ik wist dus die hoogdravende praatjes
over de Mysteriespelen al heel gauw te
bedaren met de opmerking dat de rede
rij kers,die Sinnespelen enAbele spelen ver
toonden, toch zeker géén geestelijken
waren, en dat de kluchten zoowel als de
ernstige stukken die de Mysteriespelen
opvolgden, waarlijk toch geen leerscholen
van het goed integendeel! mogen
worden genoemd, waaruit ik de conclusie
trok, dat de geestelijken, toen het tooneel
zóó misbruikt werd, al heel gauw het
bijltje erby hadden neergelegd. „En ge
loof jij nou werkeiijk, jongen, dat het
mogelijk zou wezen mogelijk nog
alleen maar, ik laat daar of het gewenscht
is! om het tooneel, dat zooveel eeuwen
een leerschool van allerlei gemeenigheid
en schunnigheid is geweest, en dat nóg
is, wat je toch wel zult toegeven („nou
ja," zei-ie hier), nu opeens van karakter
en richting en neiging te doen verande
ren en tot een leerschool van deugd te
maken Och kom, beste Louw, wees wijs,
en houd het met mij, dat je toch oos
wel onder de zooveel duizend priesters
er eens één kunt aantreffen, die door z'n
opvoeding of door z'n karakter utopische
denkbeelden heeft deze zaken, waarvan
dan de een of andere impresario zooals
die Israëlitische meneer de Houdt handig
gebruik maakt van ten bate van z'n
eigen zak!"
Nu, myn neef zei er niet veel op. Hy
bleef er waarschijnlijk het zjjne van den
ken, maar in ieder geval deed het we
goed dat ik m'n hart eens gelucht had.
Én ik blijt er by: het hoort uiet hier
in ons land, dat er geestelijken liedjes
zingen in een concertzaal, en het hoort
evenmin, dat za een opera dirigeeren,
al is dat nu ook precies geen „kwaad" en
al zou ik het laatste nog wat toegeeflij
ker willen beschouwen dan het eerste.
De schoorsteenveger om den hoek, die
'n echte Italiaander is, watje hem trouwens
wel kunt aanzien, heb ik er ten overvloede
óók nog naar gevraagd. En de man zei
me in z'n koeterwaalsch, dat het by hun
in Italië, Goddank zóó zei-ie het!
óók allesbehalve gebruik en regel was,
dat de geestelijken matinée's gaven of
opera's dirigeerden. Dat deed me pleizier,
want als je myn neef hoorde, dan zou je
denken, dat je in elke Italiaanseke stad
een opera had, waar de pastoor 's avonds
op den dirigentenlesseuaar zit, en dat
de kapelaans er allen in hun vrijentijd
geregeld concertavondjes gevenGod
dank, dat dèt niet zoo is, zeg ik den
schoorsteenveger om den hoek na!
„Zeg, man, je gaat toch ook wel
eens 'n keer naar de komedie", zei myn
vrouw, toen Louw goed en wel de deur
uit waa: „en we zyn er een paar maanden
geleden nog eens heen geweest, toen ze
dat aardige stuk gaven, och hoe heet het
ook al weer; hoe rijm je dat nou met
je zeggen van daar straks, dit het too
neel tegenwoordig zoo'n leerschool is van
't kwaad?"
Die vrouwen doen je soms drommels-
lastige vragen. Niet dat ik om een ant
woord verlegen zat, maar ze noodzaken
je om een heel betoog te gaan houden,
anders zyn ze met het antwoord niet te
vreden.
Entin, ik heb dien avond m'n vrouw
eens myn opinie over het tooneel gezegd.
Én ik bewees haar, hoe op zich zelf het
tooneel natuurlijk niet kwaad is, maar
hoe het een kwaad wordt, en voor allen,
als er met opzet allerlei schunnigheid eu
gemeenheid wordt voorgesteld. Wat in
heel veel stukken, vooral tegenwoordig,
schering en inslag is. Verder lei ik haar
uit, hoe de invloed van het tooneel na
tuurlyk verschilt naar gelang van den
persoon die de voorstelling bijwoont: voor
aen een is 't slechter dan voor den an
der. Maar bepaald goed ia het haast voor
niemand. Dus hoogstens als 'n tydpas-
seering, als 'n amusement, mag je het
tooneel beschouwenniemand zal wel be
weren dat je er werkelyk wat leert
tenzy kwaad, zooals het Parysche geboefte,
dat een tooneeistuk „Sherlock Holmes"
gaat zien, zooais ik dezer dagen ergens
las, alléén met het doel om eens te kyken
hoe handig een der personen daariu de
politie uit den weg weet te blijven! En
mijn conclusie was dau ook: stuur je
kinderen nooit naar den schouwburg,
tenzy dat je absoluut ervan overtuigd
bent, dat er volstrekt g en aanstoot-ge
vende dingen ten gehoore gebracht of
vertoond worden. En we s zélf uiterst
voorzichtig en kieskeurig in het by wonen
van dit amusement, dat helaas zoo veel
vuldig een speculatie is op de minste
hartstochten en de laagste gevoelens van
't publiek, oin van stukken die opzette
lijk tegen Geloof en Zeden gericht zijn,
of waarin de H. Kerk, liare priesters en
hare leer beschimpt of belachelijk gemaakt
worden, nog niet eens te spreken!
„Zet dat nou Zaterdagavond eens in de
krant", zei mijn vrouw. Nu, als ik dat
alles wat ik zoo vertelde, in de krant had
willen zetten, dan had de Redacteur me
wel de heele eerste pagina moeten af
staan, in plaats van m'n competente por
tie onderaan, zooals gewoonlijk, en waar
aan ik me houden moet op straffen van
geschrapt te worden. Maar 'n paar din
getjes t ruit wou ik toch wel eens gemoe
delijk hier neerschrijven, en dat heb ik
dan ook gedaan. Te lang mocht het even
wel niet worden, omdat ik in het laatste
Zaterdagavondpraatje van dit jaar 1907
toch nog een paar regels wou openhouden,
om al den lezers van de Nieuwe
Haarlem sche (en de lezeressen óók,
hoor!) een Zalig Uiteinde te wenschen,
met alvast Gods besten zegen b(j de in
trede van het komende Nieuwe jaar. Ook
aan de Redacteuren, die me zoo goedgun
stig iederen Zaterdag dit plaatsje afstaan,
dezelfde wenschen, net als aan de Directie,
en het verdere personeel van onze Room
sche krant, die ik voor het nieuwe jaar
dat beginnen gaat onder zoo goede voor
teekenen, den zegen des hemels wensch
en een toeuemenden bloei, welke ik zeker
verwacht dat aan de Roomsche zaak in
Haarlem, met Gods hulp, teu goede zal
komen 1
iS Ducsmwb,