Eugenie he At/bertis.
205
b,
Oud-Hollandtse Wijsheid.
Een fraaie klant.
Zang en Vriendschap.
vliegen. In deze vacantie kan ik mij flink op
mijn toekomstigen werkkring voorbereiden. Het
verlangen om een reisje naar Zwitserland te
maken, was maar zoo'n vluchtige opwelling,
even spoedig vergeten als opgekomen. Ik ben
u dankbaar, dat ge mij een jaar rust wilt gunnen,
maar vind het toch beter, dat ik dadelijk na
het verlaten der kostschool mijn eigen brood
verdien. Als u dus spoedig een betrekking voor
mij zoeken wilt, zal ik mij heel gelukkig achten.
Uw dankbare
Bergamo, 7 Augustus 1884.
Benige dagen later, terwijl Laura en Eugenie druk
bp-- --•
®zig waren, samen een hoofdstuk uit een studie-
°ek te repeteeren, trad donna) Rebecca binnen.
(Wordt vervolgd.)
1. Als elk voor zijn huis veegt,
Zoo worden alle straten schoon.
2. Niemand en heeft zich zeer te roemen,
Al staat zijn hof vol schoone bloemen,
Want dikwijls op één kouden nacht,
Zoo wordt het al te niet gebragt.
3. Ligt korrel zijn en ligt te pronken
Zijn in de jonkheid kwade vonken';
Gij, die het in uw kinders ziet,
Zoekt gij haar voordeel, lijd het niet.
4. Een ander heeft altijd de schuld
Geen mensch en ziet zijn eigen bult.
5. Na groote blijdschap komt getreur
Vreugd in het huis, druk voor de deur.
6. Eer wij wat weten,
Zijn wij versleten.
Een jubileum, dat mag genoemd worden: een GOste verjaardag is niet altijd een
feestdag van zooveel belang, dat de courant er over schrijven zal. Maar de jubilaris, die
hierboven te midden van zijn getrouwen is gekiekt, verdient dat toch wel: 't is namelijk
de bekende musicus en zang directeur, de heer W. Robert Sr. te Haarlem, een componist,
organist en directeur van vermaarde gaven, tuien te midden der leden van de Kon. zang
ver eeniging „Zang en Vriendschap" bij zijn 60sten jaardag een welverdiende hulde werd
gebracht.
„Zeg, hoeveel kost het me, als je een portret van mij
maakt f
n Vijf honderd gulden
„Zoo, en hoeveel als ik zelf de verf lever 9"
7. Waar rijst er ooit zoo schoon een dag,
Of daar komt wel een donderslag?
8. 't Is in het huis geheel verdraait,
Daar 't haantje zwijgt en 't hentje kraait.
9. Geen beter loog
Dan 't vrouwenoog.
10. Bezette sparigheid
En is geen karig
heid.
11. Wat iemand rooft,
of wint, of erft,
Hij laat het al,
wanneer hij sterft.
Man ,,'t Is om gek te
worden. at willen die
vrouwen toch? Mijn
vrouw speelt de baas;
mijn dochters spelen de
baas; de meidtn spelen
de baas en nog praten
ze van gelijkheid met
de mannen."
Hog erger. „Zeg
eens, jij moest je vrouw
toch niet zelf laten ko
ken."
„Dan speelt zij
piano, dat is nog erger."