T TWEEOE BLAD
Gelouterd
Lord Kei vin.
Wat anderen zeggen,
BiNSDAQ 27 DECEMBER 1907.
be vereeniging tot bevor
dering van beroepskeuze
en beroepsruil uit een
gezondheidsoogpunt,
BINNENLAND.
INGEZONDEN.
FEUILLETON,
NIEUWE
Gisteren deelden we onder ons
«stadsnieuws" een en ander omtrent
(wze nieuwe en merkwaardige sociale
Wreeniging, die iets wenscht, waar-
Voor wij ten sterkste voelen, reeds
Mede.
De overwegingen, die de oprichters
'lezer vereeniging hebben geleid en
gebracht tot de stichting, zijn wel de
Moeite waard ze mede to deelen.
Wij zijn daartoe in staat.
En we kunnen die overwegingen,
Me wel bestudeering vinden, als volgt
°Mschrijven
Wanneer wij, in verband tot de
beroepskeuze, die gewoonlijk plaats
beeft tusschen het 12e en 20ste levens
bar, de jongens en meisjes van dien
'eeftijd verdeelen in minder en meer
gegoeden, dan beoogt de nieuwe Ver
eniging niet de Beroepskeuze der
Meergegoeden immers voor hen
«an daarin meestal doelmatig voor
den worden doch de beroepskeuze
'Ier mingegoeden, bij wie het overleg
°p den acht. rgrond wordt gedrongen
«oor de overwegend materiëele bedoe
ling: „dat des Zaterdagavonds vol
doende geld worde thuisgebracht."
pu lijdt het geen twijfel, dat, waar
Jij de beroepskeuze dit overleg ont
breekt-, zij vaak ongelukkig moet uit
vallen; want naast het finantiëele
belang dienen in de eerste plaats de
Physische en psychische geschiktheid,
de gezonheid van hem of haar, die
eene betrekking zoekt, te worden
geraadpleegd. Indien toch een bedrijf
de gezondheid schaadt, schaadt de
gezondheid op haar beurt het bedrijf
-ft benadeelt de arheider(ster) behalve
dehzelf, mede zijn gezin en zijne
Omgeving, totdat zijn achteruitgang
°f erger zijne blijvende minderwaar
digheid zijn ontslag veroorzaken en
bem broodeloos maken. De genees-
beeren zien op deze wijze menig gezin
gronde gaan, aan ellende en be-
deeli: g vervallen.
De eischen, die de a beiaerskinde-
ren aan hun te kiezen werkkring
stellen, zijn laag; hunne beroepskeuze
ls gemakkelijker en grooter dan
die van de meergegoeden, doch voor
beiden wordt zij (algezien van indivi-
dueele schommelingen) belemmerd en
kei voor de eersten door den drang
der Ouders hunne kinderen zoo spoe
dig mogelijk (synoniem met „te
spoedig") productief te maken voor
bet huisgezin; voor de laatst en door
den meer tot ontwikkeling gekomen
drang den stand van het gezin zoo
Met te willen verhoogen, dan toch
dien te willen ophouden.
Deze beschouwingen zijn wel juist,
doch natuurlijk onvolledig en 't ie
Ook minder de bedoeling tot eene
Volledige economische beschouwing
le geraken, dan wel, er het volgende
"itgangspunt voor dit betoog aan te
Mitleenen n.l. „dat de beroepskeuze
der mingegoeden betrekkelijk groot
M doch beperkt en vooral bedorven
kordt door den drang hen te snel
Productief te willen en moeten maken."
immers we zien dagelijks tal van
slechte vakkeuzen om ons heen, die
San genoemden drang kunnen geweten
korden en die zoowel ontevredenheid
phyeische en psychische achter
uitgang in de hand werken. Noemen
ke slechts de lichamelijk te zwakken,
die fabrieksarbeid hebben te verrich
ten, de huurkoetsiers, die ondanks
vheumatiek of zieke longen tot het
Mterste op den bok trachten te blijven,
bloedgebrekkige naaimeisjes, die met
'rommen rug in gesloten vertrekjes
Mn beetje geld blijven verdienen;
zoo tal van anderen.
't Zal niet a 11 ij d noodig zijn, en
Veelal moeilijk blijken, beroepskeuzen
te beinvloeden of te wijzigen, terwijl
de ideaal maatschappij waarin allen,
ong en oud. betrekkingen zouden
Mkleeden, overeenkomstig hunne li
chamelijke geschiktheid, hunne wen-
schen en belangen, eene illusie moet
blijven. Maar dat verbetering van
den tegenwoordigen toestand n >odza
kelijk en mogelijk is, worde niet
betwijfeld.
Men kan te dien einde op verschil
lende wijzen te werk gaan; ten eerste:
den ouders en den schoolkinderen,
alvorens de laatste tot kiezen over
gaan, een ruimen blik geven in de
verschillende bedrijven, en hen aan
raden den huisdokter ad vb s te vragen
de al of niet geschiktheid dier kin
deren voor de door hen gewenschte
bedrijven
ten tweede: trachten de noodzaak
van het spoedig productief zijn terug
te brengen tot een wenecheïijkh'éid.
De mogelijkheid van toepassing,
vooral der eerste methode, lijdt geen
twijfel, vooral als degenen, die met
het onderwijs zijn belast, daartoe
medewerken.
De tweede methode behoort den
i economisten toe en zijn we thans
genaderd tot de methode, die de nieuwe
Vereeniging zich voorstelt toe tepas-
i sen en die mede een weg aangeeit
j tot verbetering der beroepskeuze, met
dien verstande, dat bedoelde Vereeni-
l ging zulks uit een gezondheidsoogpunt
betrachten zal.
De geneesheer behandelt in zijn
praktijk meer kinderen dan volwas
senen en treft bij beiden naast de
krachtige individuen er vele aan, wier
toekomst hij uit een gezondheidsoog
punt betwijfelt of onker inziet. Noch
het huisgezin waartoe zij behooren,
noch de Maatschappij waarin zij hunne
diensten zullen preste* ren ol' r e e d s
presteeren, houden daarmede voldoen
de rekening. Blijken zij op den duur
ongeschikt voor het bedrijf, dat zij
uitoefenen, dan wordt vaak op het
tijdstip dat hun gezondheid niet vol
komen meer herkregen kan worden,
en zij ongeschikt zijn geworden voor
veie andere betrekkingen, de Dokter
ontboden; wiens taak dan minder is
die van geneesheer dan wel van
raadsman. In zulke gevallen wordt
den medicus moreelen steun gevraagd,
die hij slechts onvoldoende geven
kan, waar hij weet hier te doen te
hebben met menschen, die lichamelijk
gesloopt zijn en voor wie geen goede
toekomst meer bestaat, zells ai blij ven
zij nog j aren voor hun gezin gespaard.
Verandering en verbetering zou hier
in gebracht worden, wanneer door de
geneesheeren intijds kon worden ge
adviseerd, dat voor bepaalde indivi
duen, bepaalde bedrijven bij hunnen
beroepskeuze dieaden te worden bui
tengesloten; wanneer het bovendien
mogelijk was voor diegenen, wier be
roepskeuze door den geneesheer te
veei beperkt werd, zoodat hem te wei
nig kans van broodverdienen over
blijft, een uitweg te vinden; wanneer
ten slotte door het vinden van dien
uitweg hem mogelijk gemaakt werd,
de raad van den geneesheer op te
volgen,dan werd daarmede voorkomen
dat velen te gronde gingen op de
hierboven beschreven wijze.
En dat wil de nieuwe vereeniging!
Thans worde de beteekenis en de
bedoeling der Beroepsruil nog met
een enkel woord uiteengezet.
Beroepsruil zal van toepassing zijn
op arbeiders (sters) die sinds langer
of korter een bedrijf uitoefenen en,
of tengevolge of onafhankelijk van
dit bedrijf ziek zijn geworden of al
thans in zoodanige condities verkeeren,
dat zij wat Arbeitfahigkeit en le
vensduur betreft tot de(n) gemiddelde
(n) arbeider(ster) blijven behooren,
m i ts zij tot een b edr ij f k u n-
n e n overgaan, waardoor
hunne gezondheid 11 i e t g e-
schaad wordt.
De kans om deze arbeiders aan
zulke betrekkingen te kunnen hel
pen, zal vergroot worden, wanneer be
doelde arbeiders (sters) met anderen
van beroep kunnen ruilen.
Om een stadsarbeider, door ruiling
van beroep, b.v. tn te deelen bij den
landbouw en aanverwante bedrijven
te platten lande, kan geprofiteerd
worden van de neiging der dorpsar
beiders, gehuwden zoowel als onge-
huwden, om naar de stad te trekken.
Dat nu in dergelijke gevallen de dia
mantslijper en cïc letterzetter niet
kunnen ruilen met den grasmaaier
en den diepspitter is duidelijk. Doch
dat de sigareu maker en de voorslaan
der wel kunnen ruilen de een met
den boonenplukker, wieder, stroodek-
ker enz. de ander mot den delver en
boomenhakker, ligt, voor de hand.
En ook in de stad zelf zijn onder
linge ruilingen mogelijk, b.v. de rheu-
matische postbode met den kantoor-
zitter, voor wien om welke reden dan
ook, arbeid in de buitenlucht nood
zakelijk wordt geacht.
Hoe meer de bedrijven naderen tot
le zoogenaamde „unskilled labour",
•les te grooter de kans van ruiling
tusschen hunne beoefenaars; terwijl
daar waar technische vaardigheid en
vakkennis zwaar wegén, arbeiders ruil
veel moeilijker zal zijn.
Met deze beschouwingen zij hier vol
staan.
Zooal» gezegd wij onderschrijven ze
geheel.
En gaarne zullen we ertoe mede
werken om op deze wijze een der grond
oorzaken van sociale ellende te helpen
opruimen 1
Het leven en de arbeid van dezen
grand old man in de wetenschap
- geioovig ook als Gladstone
is te merkwaardig en van te hoog
belang geweest, dan dat we niet
nog even bij zijn schier eenige ver
schijning zouden stilstaan.
Heeds zeer jong deed lord Kei vin
van zich spreken. Hij was een vaD
de jongste studenten, die ooit de
Glasgowsche universiteiten betraden.
Reeds op 12-jarigen leeftijd werd
iedereen, d e met zijn werk in
aanraking kwam, getroffen door de
.groote originaliteit, die er uit sprak,
lu Mei 1855 schreef Helmholtz aan
zijn vrouw een en ander over zijn
ontmoeting met W. Thomson
zooals lord Keivin vroeger heette.
Hij had verwacht iemand te zien,
die wat ouder was dan hijzelf, zoodat
II. zeer verbaasd was begroet te
worden door „eiu sehr jugendlicher
ihellbiondester Jüngling„ en niet
weinig getroffen werd door diens
„Seharfsinu Klarheit, und JBeweg-
hchkeit des Geistes." Dat hij niet
alleen zin had voor de wetenschap
blijkt hieruit, dat, hoewel hij zich
nooit hijzonder op dien tak van sport
had toegelegd, hij tot groote ver
bazing van zijn vrienden eens de
Ooiquhoun Sculs won in een boot,
die, naar men zegt, door hem. zelf
was ontworpen. Ook was hij pre
sident van de Cambridge Univer
sity Musical Society. Zijn twee
voornaamste karaktertrekken waren
grenzenlooze vriendelijkhoid voor
collega's en leerlingen, en groote
envoud, die altijd het kenmerk is
•van ware zielegrootheid.
Lord Kelvin's uitvindingen geven
..em een plaats naast, misschien wel
hoven den beroemden Edison. Zóó
groot is het aantal uitvindingen,
boor hem op het gebied van na
tuurkundige instrumenten gedaan,
iut de firma James White, instru
mentmakers te Glasgow, voor het
vervaardigen daarvan steeds een
oOÜ-tal werklieden in dienst had.
Van groote beteekenis is gewor
den zijn uitvinding om te telegra
feer^ Jangs onderzeesche kabels,
wat ongeveer 40 jaren geleden door
Robert Stephenson als onmogelijk
werd verklaard.
Zijn uitvindingen, waardoor de
werkende kracht van zulke onder
zeesche kabels vertienvoudigd werd
hadden het gevolg, dat de telegra-
phiscbe gemeenschap tusschen de
werelddeelen werd geschapenen
toen in 1861 de eerste kabel tus
schen Engeland en Amerika in
werking kwam, bleek de groote
beteekenis van William Thomson's
vinding. De verheffing in den adel
stand met den titel van Sir was
zijn belooniug.
Een andere uitvinding van be
teekenis was Thomson's nieuwe
kompas. Bij het meer en meer toe
nemen van ijzeren schepen ter ver
vanging van de houten vaartuigen
waren de afwijkingen van de kom
pas-naald ouder den invloed van
liet ijzer voor de zeevaart een groo
gevaar geworden.
De Glasgowschéhoogleerrar spoorde
de oorzaken dier afwijkingen na en
wist een kompas te vervaardigen,
dat de invloeden van buiten neu
traliseerde. Hij bood het de Britsche
admiraliteit aan, maar deze wees
liet met trots af; de admiraliteit
had voor dergelijke zaken haar
eigen instrumentmakers! Doch
Thompson was niet ontmoedigd.
Hij toonde de beteekenis van zijn
kompas op enkele stoomers van
maatschappijen, dra bleek de groote
waarde, en spoedig daarna moest
de Britsche marine die kompassen
aanvaarden.
Later zijn nog tal van uitvindin
gen van Prof. Thomson op het ge
bied der electriciteit gevolgd, die
als standaard-uitvindingen zijn te
beschouwen, en in den avond van
zijn leven heeft de geheele wereld
de groote plaats, die hij in de weten
schap innam, erkend.
Vnichten van het openbaar onderwijs.
Aan „De Residentiebode" wordt uit
Amsterdam het volgende geschreven:
Een zeer pijnlijk Desiuit is onlangs
genomen moeten worden. Men weet
ui. dat de Vereeniging van den H.
M. Vincentius haar krachten bijzonder
wijdt aan het Katholiek onderwijs.
Zij heeft hier voor het grootste deel
de jongensscholen voor allerlei klassen
der maatschappij in handen, en een
harer eerste groote zorgen is geweest
de stichting van katnoiieka scholen
voor de arme jeugd. Het lag dus in
de lijn van haar streven om overal
ue kinderen naar de katholieke scho-
ien te trekken, ook door middel van
overreding hij de gezinnen, door haar
ieden bezocht. De broeders der con
ferenties, die in arme gezinnen voor
bet eerst kwamen, onderzochten al
heel gauw, waar de knapen en meis
jes school gingen. Bleek het, dat zij
op openbare scholen gingen, dan wer
den den ouders zoo spoedig mogeLijk
gratis plaatsen aangeboden op de
eigen jongensscholen en voor de meis
jes betaalde men gaarne het school
geld bij de zusters. Hiermede speelden
de Vmeentianen een nummer vau
hun liefdeprogram uit, dat niet kan
gewraakt worden en ook nimmer ge
wraakt is. Echter komt hierin nu een
verandering.
Het is namelijk in de laatste jaren
herhaaldelijk gebleken, dat kinderen,
die eenigen tijd op onze openbare
scholen hebben gegaan, niet altijd
maar toch als regel zulke eigenschap
pen en hebbelijkheden bezitten, dat
zj, geplaatst in een katholieke om
geving, daarvoor hinderlijk en gevaar
lijk zijn. Ik druk dit in de zachte
termen uit omdat ieder lezer of leze
res wel zal begrijpen wat ik bedoel.
Peit is, dat knapen en meisjes van
onze Amsterdamseiie openbare scholen
na enkeie jaren reeds zoover verwil
derd en bedorven zijn, dat een regel
matig meegaan met katholieke kin
deren voor hen of haar niet meer
mogelijk is. Er is dus besloten moeten
worden om de propaganda in dit
opzicht te staken. Vincentianen, die
in ongeregelde gezinnen komen of in
arme huishoudens, waar een der ouders
niet-katholiek is of zijn kerkelijke
plichten verzuimt, zullen voortaan
niet meer aandringen op overplaatsing
der kinderen naar de katholieke school.
En zulks uithoofde van de noodzake
lijkheid om deze vrij te houden van
bederf. Wat dunkt u? Is zulks
niet jammerlijk? En is het niet meer
dan tijd, dat met kracht van hooger
hand wordt ingegrepen in toestanden,
die zulke afscheiding, zulk een schif
ting noodzakelijk maken? Men zal
nu arme Roomsche kinderen moeten
laten waar ze zijn, nl. op een plaats,
waar ze nog slechter en in den grond
bedorven zullen worden. Die weten
schap is droevig. Ik ken geen scher
per veroordeel ing van een schoolstel
sel, dat ons onderwijzers en onder
wijzeressen verschaft, die zulke resul
taten leveren. Toch zal het in de
officieele rapporten van den wethouder
van Onderwijs wel weer heeten, dat
ook de openbare onderwijzers en
onderwijzeressen hun plicht niet ijver
on toewijding vervullen. Wordt in 't
eind nog zoo, dat de menschen waar
achtig te goeder trouw zulks gaan
gelooven en niet eens meer begrijpen,
hoezeer da godsdienstlooze school het
zedelijk leven des volks vermoordt
on een geslacht van paria's kweekt,
die als pestlijders moeten vermeden
worden. Iu elk geval begrijpt men
nu ook, waarom van katholieke zijde
zooveel mogelijk de kindereu 'der
bijzondere scholen worden afgehouden
van gemeenschappelijke feestjes, va-
cantietochtjes enz. enz., waarbij de
kinderllevende Bondson ierwijzers en
hun domes de eerste viool spelen. O,
het is zoo mooi... uiterlij k 1
De Crisis.
Gisteren deelden wij onze opinie
mede over de oplossing der Crisis.
Ziehier die van de „Nieuwe Rott.
Ct.", welke merkwaardigerwijs geheel
met de onze overeenstemt.
De N. R. C. schrijft:
„Zoo zit er dus niet anders op, dan
dat de partijen, die het Kabinet tot
heengaan noopten, zeiven het bewind
over gaan nemen, hetzij gezamenlijk,
hetzij sommigen van hen. Evenwel,
aan een vereend optreden van mr.
Heemskerk met mr. Troelstra, schoon
dit de meest constitutioneele oplos
sing der crisis zou zijn heeft niet
de heer Heemskerk ons herhaaldelijk
geleerd, dat wie samen streden, ook
samen een Kabinet moesten weten
te vormen? is niet te denken. Dus
blijft het woord aan de verbondene
antirevoiutionnaire en roomsch katho
lieke partijen alléén. En onder hen
is, dunkt ons, mr. Heemskerk het
eerst aan bod.
„Die eisch is zwaar, zult gij zeggen.
Zeer zeker, doch geenszins te zwaar.
Indien men aan eene oppositiepartij
als voorwaarde mag stellen en dat
moet men in een constitutioneel ge
regeerd land doen dat hare oppo
sitie voortspruit uit een beginsel van
regeering, dat in hare oppositie niet
bloot een albrekend, doch vooral een
opbouwend vermogen vervat is, dan
inag verondersteld worden, dat zij,
zoo niet begeerig, dan toch bereid is,
de taak van het door haar overwon
nen Kabinet over te nemen.
„En over te nemen m e t de Kamer,
gelijk die er is. Reeds werd er, toen
nog de voorzitter der Kaïner zijne
stem over de oorlogsbegrooting amper
uitgebracht had, in de pers van ge
sproken, of het nu niet eens gepro
beerd worden kon, door een Kamer
ontbinding uit de politieke impasse
te geraken. Later werd zelfs verze
kerd, dat in het ministerie zelf aan
zoo iets werd gedacht. Wij hebben
dat voor een „canard" gehouden, dien
men het best doet, maar zonder een
schot te lossen, de vlucht in de vrije
ruimte te laten. Eene ontbinding om
de ontbinding van een Kabinet tegen
te gaanHet zou een voorbeeld zijn
van een speculatieve politiek, als wij
sedert de dagen van het ministerie
Heemskerk (vader) niet meer beleef
den, e:i ook wel niet meer zuilen
beleven. Kamerontbinding is niet in
het leven geroepen als een gewoon
middel van regeering, om aan een
Kabinet, dat over eene meerderhe id
in de Kamer niet beschikken, een
meerderheid te verschaften.' Trouwens,
wie oprecht de belangen van het
land wil behartigen, zal er niet aan
kunnen denken, op dit oogenblik
voor eene algemeene verkiezing de
verantwoordelijkheid op zich te nemen.
Dat werd de volkomenste verwarring!"
De minister van oorlog.
Het Centrum ligt even den doop
zeel van minister Van Rappard naar
aanleiding van de verbittering van
verschillende organen der Linkerzijda
op de Rechterzijde, wijl deze nage
noeg in haar geheel tegen de begroo
ting van Oorlog stemde.
Het blad schrijft:
„Allerlei motieven en bedoelingen
worden haar de Rechterzijde toege
schreven.
Haar stemmen tegen de Oorlogs
begrooting was eigenlijk een stemmen
tegen de financiëele wetten, tegen de
verzekeringswetten, tegen de Grond-
wets herziening.
Zij was niet oprecht, en Land en
Volk" spreekt zelfs van een „politieken
sluipmoord."
N u moet men echter lezen, hoe ook
in de liberale en vrij zinnig-democra
tische pers om nog te zwijgen van
de socialistischeI over het beleid
van den minister van Oorlog wordt ge
sproken.
Het Utrechtsche Dagblad zegt van
hem: „Zwakheid, weifeling, aarzeling
cn toegevendheid naar alle zijden. Er
werd van dezen Minister aanvankelijk
gezegd, dat hij een handig man was.
Die handigheid is van een soort ge
bleken dat hemzelven ten val bracht.
Gabrek aan overtuiging en daardoor
gemis van de kracht om anderen te
overtuigen was van zijn optreden het
kenmerk".
De Arnhemsche Courant erkent: ,,'t
Is niet te loochenen, dat de minister
Van Rappard de oppositie hare over
winning gemakkelijk heeft gemaakt
door zijne onbeschrijfelijke slappe en
weifelmoedige houding."
En zelfs het zeer ministerieele Han
delsblad, hoewel verzachtende omstan
digheden pleitende, schrijft: „Do mi
nister Van Rappard heeft zeker ver
gissingen begaan en weinig blijken
van kracht en parlementairen tact
gegeven.
Zulke getuigenissen wijzen toch
onverbiddellijk uit, dat de Rechter
zijde alle reden had tegen de begrootiug
van Oorlog te stemmen en dat voor
de verklaring, door den heer Van Vlij
men afgelegd, volop aanleiding bestond.
Om redenen daarbuiten behoefde
men werkelijk de begrooting van dezen
minister niet te verwerpen.
Maar desondanks legt men het ge
vallen votum aan de overzijde zóó uit
alsof de Reohtergroepen niet op zake
lijke gronden, maar louter om bij
komende redenen stemden gelijk zij
deden, en een valsche rol door hen
werd gespeeld I
Maar had men dan gewild, dat de
Rechterzijde voor de begrooting had
gestemd om redenen daarbuiten!?"
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet aansprakelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of
niet geplaatst, wordt de copy den insert-
der niet teruggegeven.
Kei- of KHnkerbesfrating?
Mijnheer de Hoojdredactcur 1
Nu er bij den Raad een verzoek
schrift van de Patroons vereeniging en
anderen is ingediend om terug te
komen op het besluit over de klin-
kcrbeitrating aan den Wagenweg en
er door tegenstanders al zooveel over
deze zaak is geschreven, kan hetniet
anders dan billijk gevonden worden
de kwestie een enkele maal ook va
^iur Let Duitsch van Karl En. Klopper.
42.
jfti is er gelegenheid toe,"zeide hij, „wij zul-
!®n niet gestoord worden. De bediende in
het. huis heeft voor dezen nacht verlof
^kregenbeter kunnen wij het niet tref
oil.En wij begaven ons dadelijk naar
Mt Apothekers eiland. Het was kort na
ÏMddernacht. Onderw g hoorde ik eigen
lik eerst, hoe ons plan moest uitgevoerd
gorden. De huisheer Iwan noemde
Min maar kortweg den valschen speler
was gewoon eiken nacht om kwartier
"Ver éénen thuis te komen, met eene
Jftaaelte, waarin hij den buit van den
riatsten avond naar huis droeg. Er werd
?®paald, dat wij over het tuinhek zouden
*'unmen en aan de achterzijde der villa
[Melden, totdat boven in de slaapkamer
[lr't licht uitgedaan was. Dit was liet
j]?eken, dat de man naar bed was gegaan.
'Oo geschiedde het ook. Er was voor ons
de minste moeilijkheid, om vanaf de
Maatraat, waar geen monsch te zien
in den tuin te komen. En inderdaad
er verliepen geen twintig minuten of
'J zagen door tie openstaande ramen der
j^'ste verdieping een licht verschijnen.
0 zoo even thuisgekomen heer des hui-
liep met eene brandende kaars door
JM vertrek, de eetkamer, die later het
okenlijke tooneel der misdaad zou wor-
v'n> en begaf zich in de daar naast lig-
'Me kamer. Daar «loot hij 4e ramen.
Na eenigen lijd gmg het licht uit. Nu
(rak Iwan mij naar het achterste deel
van den tuin, waar wij onder allerlei ge
reedschappen een ladder vonden, die tegen
een muur lag. Deze Iwan moest de plaat
selijke gesteldheid sedert lang zeer nauw
keurig onderzocht hebben; hij bewoog
zich met eene zekerheid, die mij bijna
vergeten deed op welke slechte wegen
wij wandelden. Ik moest hem helpen, de
groote zware ladder tegen het huis op
zetten, wat ons zeer moeielijk viel. Maar
het gelukte. De ladder werd aan een dei-
ramen van de eetkamer geplaatst en wij
klommen naar boven. Iwan voorop, dié
zich toen tot mijne verbazing veel onbe-
holpener toonde, dan hij tot nu toe ge
weest was. Ik moest hem zelfs ondersteu
nen, terwijl ik achter hem de ladder op
klom; ik dacht, dat hij duizelde. Daarbij
begon ik, eerlijk gezegd, verschrikkelijk
angstig te worden. Ik had moeite mijne
zinnen bijeen te houden; ik hield even
wel deze aandoening voor enkel lafheid
en sprak mij moed in, terwijl ik mij trachtt
wijs te maken, dat alles wel goed van
stapel zou loopen on my een ryke buit
zou te beurt vallen. Ik moe t iu de eet
kamer de wacht houden, terwijl Iwan in
de slaapkamer wilde sluipen, om er de
cassette met geld tc halen, die do man
naast zich op de nachttafel moest hebben.
„Er is imme s in hetgeheel geen gevaar
zeido ik tot mij zeiven, terwijl mijne ge
prikkelde hebzu ht mij reeds de meest
verlokkende voorstellingen van de gestolen
geldsommen voorspiegelde. Maar het was
mij, alsof ik mij in de hel bevond. Wij
klommen naar binnen. Hetz wakke maan
licht veroorloofde ons slechts weinig te
zien. Wij moesten, voetje voor voetje
verder komen en nergens aan Btooten,
om geen leven te maken. Iwan wees mij
een deur, die zich togeuover de ramen
bevond; zij moest in de ontvangkamer
leiden en hier moest ik post vatten, om
bij nadering van gevaar een teeken te
geven, terwij! Iwan liet voornaamste werk
in de slaapkamer verrichten wilde. Wij
waren echter nauwelijks in de nabijheid
der salondeur gekomen, toen ons een ge-
druisch van buiten deed verschrikken
cn eer wij begrijpen konden, wat er ge
beurde, vloog de deur open. Dadelijk
hoorde ik achter mij, ho Iwan een zwak
ken kreet deed hooren. Natuurlijk be
schouwde hij nu ons geheele plan als in
duigen gevallen. Maar daaraan wilde ik
niet gelooven of, de hemel moge het
weten, wat mij anders door het hoofd
gingIk was in dit oogenblik geheel
buiten zinnen, evenals een uitgehongerd
dier, dat men den pas gevangen buit uit
den bek wilde nemen.
„Ik wierp mij razend en blindelings op
den indringer. Ik hield hem voor een
bediende. Hij viol ter neder, terwijl ik
hem mijn vuist tegen de keel drukte en
kwam in zijn val, met het hoofd tegen
den scherpen kant der deur. Daarna viel
ook Iwan op hent aan, om hem het pi
stool uit de hand te rukken, dat ik nu
eerst bemerkte. Gij (want gij waart die
indringer!) kondt anders wel eensopons
gescholen hebben, Oscar Gawirlowitsch I
ik dacht in den eersten schrik aan niets
anders, of Iwan wilde don onvervvachten
tegenstander vermoorden. Toen werd ik
plotseling ontnuchterd. „Om's Hemels
wil, doe hem niets," riep ik. Ik wilde
weg, naar buiten zoo spoedig mogelijk
bij mijne arme ziel, ik bezweer het u
ik wilde nu van den diefstal niets meer
weten.
Doch het woord was mij nauwelijks
over de lippeu of daar gaat in den zij
wand de andere deur open en een man
in lange witte kleeding ik dacht in
liet. eeste oogenblik aan een spook
komt voor den dag. „Wel, wat is te doen?"
dreunt ons zijne stem in de ooren. Ik
voelde het ijskoud over mijn rug worden.
Ik kon mij niet van do plaats bewegen,
kon geen geluid geven on begreep slechts
dit eoue, dat wij verloren waren, dat wij
in het volgende oogenblik zouden ge
grepen worden.
Toon dicht aan mijn oor een
harde knal die mij bijna het trommel
vlies verscheurde en tegelijk zag ik den
?vi ten man nedervallen op een meubel
stuk, dat hij met zich op den grond rukte.
Ik was verstomd, ik hoorde, ik zag wel
is waar, hoe dat alle3 gebeurde, maar ik
kon het niet begrijpen. Eerst de stem
van den ontzettenden Iwan achter mij
deed mij vernemen van waar die Vreese-
iijke knal gekomen was ik zag boe hij
het pistool vallen liet en voelde mij door
hem voortgetrokken met de woorden:
„Nu spoedig weg of do Satan pakt ons
bij den kraag!" Ik weet nu nog niet, hoe
ik er uitkwam.
Iwan viel van de halve heogte, die wij
afklimmen moesten, neer, sprong echter
dadelijk op en maakte zich reeds terstond
gereed om do ladder weg te nemen. Ik
volgde hom werktuigelijk. Zonder dat
daarbij een woord tusschen ons gewisseld
werd, sleepten wij de ladder, die de rich
ting onzer vlucht zou verraden hebben
een eind weg den tuin in, eer wij ze
neerwierpen.
Ik verbaas mij nu nog over de tegen
woordigheid van geest van Iwan, die hij
in dit oogenblik weder liet bljjken. Ware
ik aan mij zeiven overgelaten geweest,
ik zou hals over kop weggeloopen zijn.
Eerst toen ik Iwan voor mij over de
heining zag springen, werd ook in mij
het instinct wakker, om mij te redden
en de angst verleende mij eene vlugheid,
waartoe ik mij niet in staat had geacht.
Op de straat liepen wij, als door furiën
vervolgd, voort; ik zag volstrekt niets,
dan vlak voor mij de ftuweelen jas van
mijn kameraad. Ik had nauwelijks eenig
gevoel in mijn beenen. Onophoudelijk
hoorde ik achter mij de haastige schreden
van onze vervolgers. Ik bedroog mij ech
ter. Niemand vervolgde ons. Ook hoorde
ik telkens het noodlottige schot, totdat
mijne verbeelding alles rond mij in vlam
men deed opgaan. Ik zou in mijne ver
blindheid zeker een politie-agent in de
armen geloopen zijn, als hij mij tegen
gekomen ware. Van de richting, waar
heen wij ons begaven, had ik niet het
minste vermoeden.
Eindelijk maakte Iwan aan de wilde
jacht een einde. Hij bleef staan en greep
mij weder bij den arm. Wij bevonden ons
in de tuinen aan het einde der hoofd
straat, in de nabijheid der kleine Newa.
„Het is mislukt," mompelde Iwan toornig
in zich zeiven, „wij werden overvallen 1"
Ik kon eindelijk weder ademhalen en nu
viel ik in de meest hartstochtelijke ver
wijten tegen den kna>p uit; hij had mij
toch vau het begin af beloofd, dat het
zonder bloedvergieten zou afloopen. Hij
liet mij eene poos praten en toen viel
hij mij mot een afschuwelijk duivelsch
lachen in de rede. Het scheen alsof de
onmensch zich verheugd had, dat het zoo
afgeloopen was.
„Had ik ons dan moeten laten pakken
domkop 1" fluisterde hij mij toe. Waartoe
dient nu dat gejammer? titel uw geweten
gerust, lafaard I Wat geschied is, dat
neem ik op mij."
„Gelooft gij dan, dat de man dood is
„Het schijnt zoo," was liet kalme ant
woord, dat mij een rilling over het lijf
joeg.
„Ik zocht een steunpunt tegen een
boom. Mijn kameraad ol liever mijn
meester, mijn duivelsche gebieder, want
ik voelde dat hij mijn meerdere was in
moed en geestkracht dat jonge monster
ging echter op zijn bedaarden toon voort:
„Jij zult er overigens geen schade bij
lijden, vriendje I Ik zal je schadeloos
stellen voor de gedane moeite en door
gestane schrik. Daar, neem dit; het zal
wel voldoende zijn, om u nog voor het
aanbreken van den dag uit de voeten te
maken, waarheen ge wilt! En nu leef
wel! Nooit zullen wij elkander weder
zien."
„Ik voelde een pakje papier in de hand
dat ik werktuigelijk vasthield; met de
andere hand hield ik nog den boom vast.
Iwan verdween in de donkere schaduwen
der booinen doch ik bleef nog altyd
daar, niet wetende, wat ik beginnen moest
Het suisde mij in het hoofd en ik zou
mij het liefst op den grond geworpen en
aan mijn afgematte leden rust gegund
hebben. Langzamerhand kwam ik echter
tot verstandig overleg. Ik zag in dat ik
daar niet blijven kon; de raad van Iwan
om te vluchten werd voor mij een go-
biedende noodzakelijkheid.
Wordt vervolgd.)