T TWEEOE BLAD Gelouterd Lord Kei vin. Wat anderen zeggen, BiNSDAQ 27 DECEMBER 1907. be vereeniging tot bevor dering van beroepskeuze en beroepsruil uit een gezondheidsoogpunt, BINNENLAND. INGEZONDEN. FEUILLETON, NIEUWE Gisteren deelden we onder ons «stadsnieuws" een en ander omtrent (wze nieuwe en merkwaardige sociale Wreeniging, die iets wenscht, waar- Voor wij ten sterkste voelen, reeds Mede. De overwegingen, die de oprichters 'lezer vereeniging hebben geleid en gebracht tot de stichting, zijn wel de Moeite waard ze mede to deelen. Wij zijn daartoe in staat. En we kunnen die overwegingen, Me wel bestudeering vinden, als volgt °Mschrijven Wanneer wij, in verband tot de beroepskeuze, die gewoonlijk plaats beeft tusschen het 12e en 20ste levens bar, de jongens en meisjes van dien 'eeftijd verdeelen in minder en meer gegoeden, dan beoogt de nieuwe Ver eniging niet de Beroepskeuze der Meergegoeden immers voor hen «an daarin meestal doelmatig voor den worden doch de beroepskeuze 'Ier mingegoeden, bij wie het overleg °p den acht. rgrond wordt gedrongen «oor de overwegend materiëele bedoe ling: „dat des Zaterdagavonds vol doende geld worde thuisgebracht." pu lijdt het geen twijfel, dat, waar Jij de beroepskeuze dit overleg ont breekt-, zij vaak ongelukkig moet uit vallen; want naast het finantiëele belang dienen in de eerste plaats de Physische en psychische geschiktheid, de gezonheid van hem of haar, die eene betrekking zoekt, te worden geraadpleegd. Indien toch een bedrijf de gezondheid schaadt, schaadt de gezondheid op haar beurt het bedrijf -ft benadeelt de arheider(ster) behalve dehzelf, mede zijn gezin en zijne Omgeving, totdat zijn achteruitgang °f erger zijne blijvende minderwaar digheid zijn ontslag veroorzaken en bem broodeloos maken. De genees- beeren zien op deze wijze menig gezin gronde gaan, aan ellende en be- deeli: g vervallen. De eischen, die de a beiaerskinde- ren aan hun te kiezen werkkring stellen, zijn laag; hunne beroepskeuze ls gemakkelijker en grooter dan die van de meergegoeden, doch voor beiden wordt zij (algezien van indivi- dueele schommelingen) belemmerd en kei voor de eersten door den drang der Ouders hunne kinderen zoo spoe dig mogelijk (synoniem met „te spoedig") productief te maken voor bet huisgezin; voor de laatst en door den meer tot ontwikkeling gekomen drang den stand van het gezin zoo Met te willen verhoogen, dan toch dien te willen ophouden. Deze beschouwingen zijn wel juist, doch natuurlijk onvolledig en 't ie Ook minder de bedoeling tot eene Volledige economische beschouwing le geraken, dan wel, er het volgende "itgangspunt voor dit betoog aan te Mitleenen n.l. „dat de beroepskeuze der mingegoeden betrekkelijk groot M doch beperkt en vooral bedorven kordt door den drang hen te snel Productief te willen en moeten maken." immers we zien dagelijks tal van slechte vakkeuzen om ons heen, die San genoemden drang kunnen geweten korden en die zoowel ontevredenheid phyeische en psychische achter uitgang in de hand werken. Noemen ke slechts de lichamelijk te zwakken, die fabrieksarbeid hebben te verrich ten, de huurkoetsiers, die ondanks vheumatiek of zieke longen tot het Mterste op den bok trachten te blijven, bloedgebrekkige naaimeisjes, die met 'rommen rug in gesloten vertrekjes Mn beetje geld blijven verdienen; zoo tal van anderen. 't Zal niet a 11 ij d noodig zijn, en Veelal moeilijk blijken, beroepskeuzen te beinvloeden of te wijzigen, terwijl de ideaal maatschappij waarin allen, ong en oud. betrekkingen zouden Mkleeden, overeenkomstig hunne li chamelijke geschiktheid, hunne wen- schen en belangen, eene illusie moet blijven. Maar dat verbetering van den tegenwoordigen toestand n >odza kelijk en mogelijk is, worde niet betwijfeld. Men kan te dien einde op verschil lende wijzen te werk gaan; ten eerste: den ouders en den schoolkinderen, alvorens de laatste tot kiezen over gaan, een ruimen blik geven in de verschillende bedrijven, en hen aan raden den huisdokter ad vb s te vragen de al of niet geschiktheid dier kin deren voor de door hen gewenschte bedrijven ten tweede: trachten de noodzaak van het spoedig productief zijn terug te brengen tot een wenecheïijkh'éid. De mogelijkheid van toepassing, vooral der eerste methode, lijdt geen twijfel, vooral als degenen, die met het onderwijs zijn belast, daartoe medewerken. De tweede methode behoort den i economisten toe en zijn we thans genaderd tot de methode, die de nieuwe Vereeniging zich voorstelt toe tepas- i sen en die mede een weg aangeeit j tot verbetering der beroepskeuze, met dien verstande, dat bedoelde Vereeni- l ging zulks uit een gezondheidsoogpunt betrachten zal. De geneesheer behandelt in zijn praktijk meer kinderen dan volwas senen en treft bij beiden naast de krachtige individuen er vele aan, wier toekomst hij uit een gezondheidsoog punt betwijfelt of onker inziet. Noch het huisgezin waartoe zij behooren, noch de Maatschappij waarin zij hunne diensten zullen preste* ren ol' r e e d s presteeren, houden daarmede voldoen de rekening. Blijken zij op den duur ongeschikt voor het bedrijf, dat zij uitoefenen, dan wordt vaak op het tijdstip dat hun gezondheid niet vol komen meer herkregen kan worden, en zij ongeschikt zijn geworden voor veie andere betrekkingen, de Dokter ontboden; wiens taak dan minder is die van geneesheer dan wel van raadsman. In zulke gevallen wordt den medicus moreelen steun gevraagd, die hij slechts onvoldoende geven kan, waar hij weet hier te doen te hebben met menschen, die lichamelijk gesloopt zijn en voor wie geen goede toekomst meer bestaat, zells ai blij ven zij nog j aren voor hun gezin gespaard. Verandering en verbetering zou hier in gebracht worden, wanneer door de geneesheeren intijds kon worden ge adviseerd, dat voor bepaalde indivi duen, bepaalde bedrijven bij hunnen beroepskeuze dieaden te worden bui tengesloten; wanneer het bovendien mogelijk was voor diegenen, wier be roepskeuze door den geneesheer te veei beperkt werd, zoodat hem te wei nig kans van broodverdienen over blijft, een uitweg te vinden; wanneer ten slotte door het vinden van dien uitweg hem mogelijk gemaakt werd, de raad van den geneesheer op te volgen,dan werd daarmede voorkomen dat velen te gronde gingen op de hierboven beschreven wijze. En dat wil de nieuwe vereeniging! Thans worde de beteekenis en de bedoeling der Beroepsruil nog met een enkel woord uiteengezet. Beroepsruil zal van toepassing zijn op arbeiders (sters) die sinds langer of korter een bedrijf uitoefenen en, of tengevolge of onafhankelijk van dit bedrijf ziek zijn geworden of al thans in zoodanige condities verkeeren, dat zij wat Arbeitfahigkeit en le vensduur betreft tot de(n) gemiddelde (n) arbeider(ster) blijven behooren, m i ts zij tot een b edr ij f k u n- n e n overgaan, waardoor hunne gezondheid 11 i e t g e- schaad wordt. De kans om deze arbeiders aan zulke betrekkingen te kunnen hel pen, zal vergroot worden, wanneer be doelde arbeiders (sters) met anderen van beroep kunnen ruilen. Om een stadsarbeider, door ruiling van beroep, b.v. tn te deelen bij den landbouw en aanverwante bedrijven te platten lande, kan geprofiteerd worden van de neiging der dorpsar beiders, gehuwden zoowel als onge- huwden, om naar de stad te trekken. Dat nu in dergelijke gevallen de dia mantslijper en cïc letterzetter niet kunnen ruilen met den grasmaaier en den diepspitter is duidelijk. Doch dat de sigareu maker en de voorslaan der wel kunnen ruilen de een met den boonenplukker, wieder, stroodek- ker enz. de ander mot den delver en boomenhakker, ligt, voor de hand. En ook in de stad zelf zijn onder linge ruilingen mogelijk, b.v. de rheu- matische postbode met den kantoor- zitter, voor wien om welke reden dan ook, arbeid in de buitenlucht nood zakelijk wordt geacht. Hoe meer de bedrijven naderen tot le zoogenaamde „unskilled labour", •les te grooter de kans van ruiling tusschen hunne beoefenaars; terwijl daar waar technische vaardigheid en vakkennis zwaar wegén, arbeiders ruil veel moeilijker zal zijn. Met deze beschouwingen zij hier vol staan. Zooal» gezegd wij onderschrijven ze geheel. En gaarne zullen we ertoe mede werken om op deze wijze een der grond oorzaken van sociale ellende te helpen opruimen 1 Het leven en de arbeid van dezen grand old man in de wetenschap - geioovig ook als Gladstone is te merkwaardig en van te hoog belang geweest, dan dat we niet nog even bij zijn schier eenige ver schijning zouden stilstaan. Heeds zeer jong deed lord Kei vin van zich spreken. Hij was een vaD de jongste studenten, die ooit de Glasgowsche universiteiten betraden. Reeds op 12-jarigen leeftijd werd iedereen, d e met zijn werk in aanraking kwam, getroffen door de .groote originaliteit, die er uit sprak, lu Mei 1855 schreef Helmholtz aan zijn vrouw een en ander over zijn ontmoeting met W. Thomson zooals lord Keivin vroeger heette. Hij had verwacht iemand te zien, die wat ouder was dan hijzelf, zoodat II. zeer verbaasd was begroet te worden door „eiu sehr jugendlicher ihellbiondester Jüngling„ en niet weinig getroffen werd door diens „Seharfsinu Klarheit, und JBeweg- hchkeit des Geistes." Dat hij niet alleen zin had voor de wetenschap blijkt hieruit, dat, hoewel hij zich nooit hijzonder op dien tak van sport had toegelegd, hij tot groote ver bazing van zijn vrienden eens de Ooiquhoun Sculs won in een boot, die, naar men zegt, door hem. zelf was ontworpen. Ook was hij pre sident van de Cambridge Univer sity Musical Society. Zijn twee voornaamste karaktertrekken waren grenzenlooze vriendelijkhoid voor collega's en leerlingen, en groote envoud, die altijd het kenmerk is •van ware zielegrootheid. Lord Kelvin's uitvindingen geven ..em een plaats naast, misschien wel hoven den beroemden Edison. Zóó groot is het aantal uitvindingen, boor hem op het gebied van na tuurkundige instrumenten gedaan, iut de firma James White, instru mentmakers te Glasgow, voor het vervaardigen daarvan steeds een oOÜ-tal werklieden in dienst had. Van groote beteekenis is gewor den zijn uitvinding om te telegra feer^ Jangs onderzeesche kabels, wat ongeveer 40 jaren geleden door Robert Stephenson als onmogelijk werd verklaard. Zijn uitvindingen, waardoor de werkende kracht van zulke onder zeesche kabels vertienvoudigd werd hadden het gevolg, dat de telegra- phiscbe gemeenschap tusschen de werelddeelen werd geschapenen toen in 1861 de eerste kabel tus schen Engeland en Amerika in werking kwam, bleek de groote beteekenis van William Thomson's vinding. De verheffing in den adel stand met den titel van Sir was zijn belooniug. Een andere uitvinding van be teekenis was Thomson's nieuwe kompas. Bij het meer en meer toe nemen van ijzeren schepen ter ver vanging van de houten vaartuigen waren de afwijkingen van de kom pas-naald ouder den invloed van liet ijzer voor de zeevaart een groo gevaar geworden. De Glasgowschéhoogleerrar spoorde de oorzaken dier afwijkingen na en wist een kompas te vervaardigen, dat de invloeden van buiten neu traliseerde. Hij bood het de Britsche admiraliteit aan, maar deze wees liet met trots af; de admiraliteit had voor dergelijke zaken haar eigen instrumentmakers! Doch Thompson was niet ontmoedigd. Hij toonde de beteekenis van zijn kompas op enkele stoomers van maatschappijen, dra bleek de groote waarde, en spoedig daarna moest de Britsche marine die kompassen aanvaarden. Later zijn nog tal van uitvindin gen van Prof. Thomson op het ge bied der electriciteit gevolgd, die als standaard-uitvindingen zijn te beschouwen, en in den avond van zijn leven heeft de geheele wereld de groote plaats, die hij in de weten schap innam, erkend. Vnichten van het openbaar onderwijs. Aan „De Residentiebode" wordt uit Amsterdam het volgende geschreven: Een zeer pijnlijk Desiuit is onlangs genomen moeten worden. Men weet ui. dat de Vereeniging van den H. M. Vincentius haar krachten bijzonder wijdt aan het Katholiek onderwijs. Zij heeft hier voor het grootste deel de jongensscholen voor allerlei klassen der maatschappij in handen, en een harer eerste groote zorgen is geweest de stichting van katnoiieka scholen voor de arme jeugd. Het lag dus in de lijn van haar streven om overal ue kinderen naar de katholieke scho- ien te trekken, ook door middel van overreding hij de gezinnen, door haar ieden bezocht. De broeders der con ferenties, die in arme gezinnen voor bet eerst kwamen, onderzochten al heel gauw, waar de knapen en meis jes school gingen. Bleek het, dat zij op openbare scholen gingen, dan wer den den ouders zoo spoedig mogeLijk gratis plaatsen aangeboden op de eigen jongensscholen en voor de meis jes betaalde men gaarne het school geld bij de zusters. Hiermede speelden de Vmeentianen een nummer vau hun liefdeprogram uit, dat niet kan gewraakt worden en ook nimmer ge wraakt is. Echter komt hierin nu een verandering. Het is namelijk in de laatste jaren herhaaldelijk gebleken, dat kinderen, die eenigen tijd op onze openbare scholen hebben gegaan, niet altijd maar toch als regel zulke eigenschap pen en hebbelijkheden bezitten, dat zj, geplaatst in een katholieke om geving, daarvoor hinderlijk en gevaar lijk zijn. Ik druk dit in de zachte termen uit omdat ieder lezer of leze res wel zal begrijpen wat ik bedoel. Peit is, dat knapen en meisjes van onze Amsterdamseiie openbare scholen na enkeie jaren reeds zoover verwil derd en bedorven zijn, dat een regel matig meegaan met katholieke kin deren voor hen of haar niet meer mogelijk is. Er is dus besloten moeten worden om de propaganda in dit opzicht te staken. Vincentianen, die in ongeregelde gezinnen komen of in arme huishoudens, waar een der ouders niet-katholiek is of zijn kerkelijke plichten verzuimt, zullen voortaan niet meer aandringen op overplaatsing der kinderen naar de katholieke school. En zulks uithoofde van de noodzake lijkheid om deze vrij te houden van bederf. Wat dunkt u? Is zulks niet jammerlijk? En is het niet meer dan tijd, dat met kracht van hooger hand wordt ingegrepen in toestanden, die zulke afscheiding, zulk een schif ting noodzakelijk maken? Men zal nu arme Roomsche kinderen moeten laten waar ze zijn, nl. op een plaats, waar ze nog slechter en in den grond bedorven zullen worden. Die weten schap is droevig. Ik ken geen scher per veroordeel ing van een schoolstel sel, dat ons onderwijzers en onder wijzeressen verschaft, die zulke resul taten leveren. Toch zal het in de officieele rapporten van den wethouder van Onderwijs wel weer heeten, dat ook de openbare onderwijzers en onderwijzeressen hun plicht niet ijver on toewijding vervullen. Wordt in 't eind nog zoo, dat de menschen waar achtig te goeder trouw zulks gaan gelooven en niet eens meer begrijpen, hoezeer da godsdienstlooze school het zedelijk leven des volks vermoordt on een geslacht van paria's kweekt, die als pestlijders moeten vermeden worden. Iu elk geval begrijpt men nu ook, waarom van katholieke zijde zooveel mogelijk de kindereu 'der bijzondere scholen worden afgehouden van gemeenschappelijke feestjes, va- cantietochtjes enz. enz., waarbij de kinderllevende Bondson ierwijzers en hun domes de eerste viool spelen. O, het is zoo mooi... uiterlij k 1 De Crisis. Gisteren deelden wij onze opinie mede over de oplossing der Crisis. Ziehier die van de „Nieuwe Rott. Ct.", welke merkwaardigerwijs geheel met de onze overeenstemt. De N. R. C. schrijft: „Zoo zit er dus niet anders op, dan dat de partijen, die het Kabinet tot heengaan noopten, zeiven het bewind over gaan nemen, hetzij gezamenlijk, hetzij sommigen van hen. Evenwel, aan een vereend optreden van mr. Heemskerk met mr. Troelstra, schoon dit de meest constitutioneele oplos sing der crisis zou zijn heeft niet de heer Heemskerk ons herhaaldelijk geleerd, dat wie samen streden, ook samen een Kabinet moesten weten te vormen? is niet te denken. Dus blijft het woord aan de verbondene antirevoiutionnaire en roomsch katho lieke partijen alléén. En onder hen is, dunkt ons, mr. Heemskerk het eerst aan bod. „Die eisch is zwaar, zult gij zeggen. Zeer zeker, doch geenszins te zwaar. Indien men aan eene oppositiepartij als voorwaarde mag stellen en dat moet men in een constitutioneel ge regeerd land doen dat hare oppo sitie voortspruit uit een beginsel van regeering, dat in hare oppositie niet bloot een albrekend, doch vooral een opbouwend vermogen vervat is, dan inag verondersteld worden, dat zij, zoo niet begeerig, dan toch bereid is, de taak van het door haar overwon nen Kabinet over te nemen. „En over te nemen m e t de Kamer, gelijk die er is. Reeds werd er, toen nog de voorzitter der Kaïner zijne stem over de oorlogsbegrooting amper uitgebracht had, in de pers van ge sproken, of het nu niet eens gepro beerd worden kon, door een Kamer ontbinding uit de politieke impasse te geraken. Later werd zelfs verze kerd, dat in het ministerie zelf aan zoo iets werd gedacht. Wij hebben dat voor een „canard" gehouden, dien men het best doet, maar zonder een schot te lossen, de vlucht in de vrije ruimte te laten. Eene ontbinding om de ontbinding van een Kabinet tegen te gaanHet zou een voorbeeld zijn van een speculatieve politiek, als wij sedert de dagen van het ministerie Heemskerk (vader) niet meer beleef den, e:i ook wel niet meer zuilen beleven. Kamerontbinding is niet in het leven geroepen als een gewoon middel van regeering, om aan een Kabinet, dat over eene meerderhe id in de Kamer niet beschikken, een meerderheid te verschaften.' Trouwens, wie oprecht de belangen van het land wil behartigen, zal er niet aan kunnen denken, op dit oogenblik voor eene algemeene verkiezing de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Dat werd de volkomenste verwarring!" De minister van oorlog. Het Centrum ligt even den doop zeel van minister Van Rappard naar aanleiding van de verbittering van verschillende organen der Linkerzijda op de Rechterzijde, wijl deze nage noeg in haar geheel tegen de begroo ting van Oorlog stemde. Het blad schrijft: „Allerlei motieven en bedoelingen worden haar de Rechterzijde toege schreven. Haar stemmen tegen de Oorlogs begrooting was eigenlijk een stemmen tegen de financiëele wetten, tegen de verzekeringswetten, tegen de Grond- wets herziening. Zij was niet oprecht, en Land en Volk" spreekt zelfs van een „politieken sluipmoord." N u moet men echter lezen, hoe ook in de liberale en vrij zinnig-democra tische pers om nog te zwijgen van de socialistischeI over het beleid van den minister van Oorlog wordt ge sproken. Het Utrechtsche Dagblad zegt van hem: „Zwakheid, weifeling, aarzeling cn toegevendheid naar alle zijden. Er werd van dezen Minister aanvankelijk gezegd, dat hij een handig man was. Die handigheid is van een soort ge bleken dat hemzelven ten val bracht. Gabrek aan overtuiging en daardoor gemis van de kracht om anderen te overtuigen was van zijn optreden het kenmerk". De Arnhemsche Courant erkent: ,,'t Is niet te loochenen, dat de minister Van Rappard de oppositie hare over winning gemakkelijk heeft gemaakt door zijne onbeschrijfelijke slappe en weifelmoedige houding." En zelfs het zeer ministerieele Han delsblad, hoewel verzachtende omstan digheden pleitende, schrijft: „Do mi nister Van Rappard heeft zeker ver gissingen begaan en weinig blijken van kracht en parlementairen tact gegeven. Zulke getuigenissen wijzen toch onverbiddellijk uit, dat de Rechter zijde alle reden had tegen de begrootiug van Oorlog te stemmen en dat voor de verklaring, door den heer Van Vlij men afgelegd, volop aanleiding bestond. Om redenen daarbuiten behoefde men werkelijk de begrooting van dezen minister niet te verwerpen. Maar desondanks legt men het ge vallen votum aan de overzijde zóó uit alsof de Reohtergroepen niet op zake lijke gronden, maar louter om bij komende redenen stemden gelijk zij deden, en een valsche rol door hen werd gespeeld I Maar had men dan gewild, dat de Rechterzijde voor de begrooting had gestemd om redenen daarbuiten!?" Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet aansprakelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de copy den insert- der niet teruggegeven. Kei- of KHnkerbesfrating? Mijnheer de Hoojdredactcur 1 Nu er bij den Raad een verzoek schrift van de Patroons vereeniging en anderen is ingediend om terug te komen op het besluit over de klin- kcrbeitrating aan den Wagenweg en er door tegenstanders al zooveel over deze zaak is geschreven, kan hetniet anders dan billijk gevonden worden de kwestie een enkele maal ook va ^iur Let Duitsch van Karl En. Klopper. 42. jfti is er gelegenheid toe,"zeide hij, „wij zul- !®n niet gestoord worden. De bediende in het. huis heeft voor dezen nacht verlof ^kregenbeter kunnen wij het niet tref oil.En wij begaven ons dadelijk naar Mt Apothekers eiland. Het was kort na ÏMddernacht. Onderw g hoorde ik eigen lik eerst, hoe ons plan moest uitgevoerd gorden. De huisheer Iwan noemde Min maar kortweg den valschen speler was gewoon eiken nacht om kwartier "Ver éénen thuis te komen, met eene Jftaaelte, waarin hij den buit van den riatsten avond naar huis droeg. Er werd ?®paald, dat wij over het tuinhek zouden *'unmen en aan de achterzijde der villa [Melden, totdat boven in de slaapkamer [lr't licht uitgedaan was. Dit was liet j]?eken, dat de man naar bed was gegaan. 'Oo geschiedde het ook. Er was voor ons de minste moeilijkheid, om vanaf de Maatraat, waar geen monsch te zien in den tuin te komen. En inderdaad er verliepen geen twintig minuten of 'J zagen door tie openstaande ramen der j^'ste verdieping een licht verschijnen. 0 zoo even thuisgekomen heer des hui- liep met eene brandende kaars door JM vertrek, de eetkamer, die later het okenlijke tooneel der misdaad zou wor- v'n> en begaf zich in de daar naast lig- 'Me kamer. Daar «loot hij 4e ramen. Na eenigen lijd gmg het licht uit. Nu (rak Iwan mij naar het achterste deel van den tuin, waar wij onder allerlei ge reedschappen een ladder vonden, die tegen een muur lag. Deze Iwan moest de plaat selijke gesteldheid sedert lang zeer nauw keurig onderzocht hebben; hij bewoog zich met eene zekerheid, die mij bijna vergeten deed op welke slechte wegen wij wandelden. Ik moest hem helpen, de groote zware ladder tegen het huis op zetten, wat ons zeer moeielijk viel. Maar het gelukte. De ladder werd aan een dei- ramen van de eetkamer geplaatst en wij klommen naar boven. Iwan voorop, dié zich toen tot mijne verbazing veel onbe- holpener toonde, dan hij tot nu toe ge weest was. Ik moest hem zelfs ondersteu nen, terwijl ik achter hem de ladder op klom; ik dacht, dat hij duizelde. Daarbij begon ik, eerlijk gezegd, verschrikkelijk angstig te worden. Ik had moeite mijne zinnen bijeen te houden; ik hield even wel deze aandoening voor enkel lafheid en sprak mij moed in, terwijl ik mij trachtt wijs te maken, dat alles wel goed van stapel zou loopen on my een ryke buit zou te beurt vallen. Ik moe t iu de eet kamer de wacht houden, terwijl Iwan in de slaapkamer wilde sluipen, om er de cassette met geld tc halen, die do man naast zich op de nachttafel moest hebben. „Er is imme s in hetgeheel geen gevaar zeido ik tot mij zeiven, terwijl mijne ge prikkelde hebzu ht mij reeds de meest verlokkende voorstellingen van de gestolen geldsommen voorspiegelde. Maar het was mij, alsof ik mij in de hel bevond. Wij klommen naar binnen. Hetz wakke maan licht veroorloofde ons slechts weinig te zien. Wij moesten, voetje voor voetje verder komen en nergens aan Btooten, om geen leven te maken. Iwan wees mij een deur, die zich togeuover de ramen bevond; zij moest in de ontvangkamer leiden en hier moest ik post vatten, om bij nadering van gevaar een teeken te geven, terwij! Iwan liet voornaamste werk in de slaapkamer verrichten wilde. Wij waren echter nauwelijks in de nabijheid der salondeur gekomen, toen ons een ge- druisch van buiten deed verschrikken cn eer wij begrijpen konden, wat er ge beurde, vloog de deur open. Dadelijk hoorde ik achter mij, ho Iwan een zwak ken kreet deed hooren. Natuurlijk be schouwde hij nu ons geheele plan als in duigen gevallen. Maar daaraan wilde ik niet gelooven of, de hemel moge het weten, wat mij anders door het hoofd gingIk was in dit oogenblik geheel buiten zinnen, evenals een uitgehongerd dier, dat men den pas gevangen buit uit den bek wilde nemen. „Ik wierp mij razend en blindelings op den indringer. Ik hield hem voor een bediende. Hij viol ter neder, terwijl ik hem mijn vuist tegen de keel drukte en kwam in zijn val, met het hoofd tegen den scherpen kant der deur. Daarna viel ook Iwan op hent aan, om hem het pi stool uit de hand te rukken, dat ik nu eerst bemerkte. Gij (want gij waart die indringer!) kondt anders wel eensopons gescholen hebben, Oscar Gawirlowitsch I ik dacht in den eersten schrik aan niets anders, of Iwan wilde don onvervvachten tegenstander vermoorden. Toen werd ik plotseling ontnuchterd. „Om's Hemels wil, doe hem niets," riep ik. Ik wilde weg, naar buiten zoo spoedig mogelijk bij mijne arme ziel, ik bezweer het u ik wilde nu van den diefstal niets meer weten. Doch het woord was mij nauwelijks over de lippeu of daar gaat in den zij wand de andere deur open en een man in lange witte kleeding ik dacht in liet. eeste oogenblik aan een spook komt voor den dag. „Wel, wat is te doen?" dreunt ons zijne stem in de ooren. Ik voelde het ijskoud over mijn rug worden. Ik kon mij niet van do plaats bewegen, kon geen geluid geven on begreep slechts dit eoue, dat wij verloren waren, dat wij in het volgende oogenblik zouden ge grepen worden. Toon dicht aan mijn oor een harde knal die mij bijna het trommel vlies verscheurde en tegelijk zag ik den ?vi ten man nedervallen op een meubel stuk, dat hij met zich op den grond rukte. Ik was verstomd, ik hoorde, ik zag wel is waar, hoe dat alle3 gebeurde, maar ik kon het niet begrijpen. Eerst de stem van den ontzettenden Iwan achter mij deed mij vernemen van waar die Vreese- iijke knal gekomen was ik zag boe hij het pistool vallen liet en voelde mij door hem voortgetrokken met de woorden: „Nu spoedig weg of do Satan pakt ons bij den kraag!" Ik weet nu nog niet, hoe ik er uitkwam. Iwan viel van de halve heogte, die wij afklimmen moesten, neer, sprong echter dadelijk op en maakte zich reeds terstond gereed om do ladder weg te nemen. Ik volgde hom werktuigelijk. Zonder dat daarbij een woord tusschen ons gewisseld werd, sleepten wij de ladder, die de rich ting onzer vlucht zou verraden hebben een eind weg den tuin in, eer wij ze neerwierpen. Ik verbaas mij nu nog over de tegen woordigheid van geest van Iwan, die hij in dit oogenblik weder liet bljjken. Ware ik aan mij zeiven overgelaten geweest, ik zou hals over kop weggeloopen zijn. Eerst toen ik Iwan voor mij over de heining zag springen, werd ook in mij het instinct wakker, om mij te redden en de angst verleende mij eene vlugheid, waartoe ik mij niet in staat had geacht. Op de straat liepen wij, als door furiën vervolgd, voort; ik zag volstrekt niets, dan vlak voor mij de ftuweelen jas van mijn kameraad. Ik had nauwelijks eenig gevoel in mijn beenen. Onophoudelijk hoorde ik achter mij de haastige schreden van onze vervolgers. Ik bedroog mij ech ter. Niemand vervolgde ons. Ook hoorde ik telkens het noodlottige schot, totdat mijne verbeelding alles rond mij in vlam men deed opgaan. Ik zou in mijne ver blindheid zeker een politie-agent in de armen geloopen zijn, als hij mij tegen gekomen ware. Van de richting, waar heen wij ons begaven, had ik niet het minste vermoeden. Eindelijk maakte Iwan aan de wilde jacht een einde. Hij bleef staan en greep mij weder bij den arm. Wij bevonden ons in de tuinen aan het einde der hoofd straat, in de nabijheid der kleine Newa. „Het is mislukt," mompelde Iwan toornig in zich zeiven, „wij werden overvallen 1" Ik kon eindelijk weder ademhalen en nu viel ik in de meest hartstochtelijke ver wijten tegen den kna>p uit; hij had mij toch vau het begin af beloofd, dat het zonder bloedvergieten zou afloopen. Hij liet mij eene poos praten en toen viel hij mij mot een afschuwelijk duivelsch lachen in de rede. Het scheen alsof de onmensch zich verheugd had, dat het zoo afgeloopen was. „Had ik ons dan moeten laten pakken domkop 1" fluisterde hij mij toe. Waartoe dient nu dat gejammer? titel uw geweten gerust, lafaard I Wat geschied is, dat neem ik op mij." „Gelooft gij dan, dat de man dood is „Het schijnt zoo," was liet kalme ant woord, dat mij een rilling over het lijf joeg. „Ik zocht een steunpunt tegen een boom. Mijn kameraad ol liever mijn meester, mijn duivelsche gebieder, want ik voelde dat hij mijn meerdere was in moed en geestkracht dat jonge monster ging echter op zijn bedaarden toon voort: „Jij zult er overigens geen schade bij lijden, vriendje I Ik zal je schadeloos stellen voor de gedane moeite en door gestane schrik. Daar, neem dit; het zal wel voldoende zijn, om u nog voor het aanbreken van den dag uit de voeten te maken, waarheen ge wilt! En nu leef wel! Nooit zullen wij elkander weder zien." „Ik voelde een pakje papier in de hand dat ik werktuigelijk vasthield; met de andere hand hield ik nog den boom vast. Iwan verdween in de donkere schaduwen der booinen doch ik bleef nog altyd daar, niet wetende, wat ik beginnen moest Het suisde mij in het hoofd en ik zou mij het liefst op den grond geworpen en aan mijn afgematte leden rust gegund hebben. Langzamerhand kwam ik echter tot verstandig overleg. Ik zag in dat ik daar niet blijven kon; de raad van Iwan om te vluchten werd voor mij een go- biedende noodzakelijkheid. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 5