DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
1
Kindergeschrei.
Oneerlijke concur
rentie en hare
bestrijding.
BUITENLAND.
Kinderhuisvest 31-33, Haarlem
VRIJDAG 10 JANUARI 1908.
39** Jaargang, No. 6782.
Paus,
loeten
Bureaux van Redactie en Administratie:
Inierc. Telefoonnummer 1426.
ii.
We hebben in ons eerste artikel
Mr. Levy's standpunt uitvoerig
weergegeven.
Oneerlijke concurrentie zoo
zegt hij is juridisch gesproken
uonsens. Ze bestaat niet. En de
wetgever, die haar wil verbieden,
zal van het eene naar het andere
gevoerd worden, en zich hopeloos
verwarren in allerlei bepalingen,
die de vrijheid van handel enorm
zullen schaden.
Die klacht, of liever dat bezwaar,
ie volstrekt niet nieuw.
Reeds bij de eerste pogingen,
aangewend door di n Middenstand
en wie dezen een goed hart toe
dragen, om de oneerlyke concur
rentie te treffen, is gewaarschuwd
tegen .ontwrichting van ons straf
wetstelsel.
't Kan heel goed, zegt men,maar.
het past niet in het stelsel van
ons strafwetboek. Onze strafrechts
pleging zou erdoor de eenheid ver
liezen, die er nu angstvallig in be
waard is.
Aldus de opposanten.
Men gaf toe, dat er tegen oneer
lijke mededinging wel wat gedaan
kon worden, maar.... het stelsel
liet niet toe dat dit geschiedde.
Wij vragen: is het strafwetboek
er om zichzelf, of om de maat
schappij?....
Wanneer een bepaling goed is,
en goed zal werken, dan dient die
onder de strafrechtelijke bepalingen
opgenomen te worden, dunkt ons,
of het 81els el van het bestaande
wetboek düs is of anders!
"Waaróm echter het stelsel van
het strafwetboek erdoor zou worden
omvergeworpen, wanneer een stel
bepalingen, de oneerlijke mededin
ging betreffende, zou worden op
genomen, dat moet ons altijd nog
worden bewezen.
Want men kan dat is ons
verweer ook tegen Mr. Levy en
zijn bewering van juridische onbe
staanbaarheid van het begiip „on
eerlijke concurrentie," men kan
toch die bepalingen ook juridisch
goed genoeg defiuiëeren om ze in
een wetboek op te nemen en... met
vrucht toe te passen 1
Wat wij zullen aantoonen.
Oneerlijke concurrentie heeft al
tijd één groot kenmerk, oen ken
merk dat ook in de reeds voorge
stelde, maar weer ingetrokken wets
voorstellen was opgenomen: mis
leiding.
Op die misleiding en op de bedoe
ling om te misleiden, komt het
aan.
En nu vragen we mr. Levy en
de liberale vreezera voor een daad
werkelij ke Middenstandswetgeving:
is dat begrip misleiding juridisch
niet te bewijzen? Bestaat het soms
niet
Waarom zou ons Strafwetboek
wel het begrip beleediging b.v.
kennen en aannemen, maar niet
het begrip misleiding? Evenals
bij beleediging, komt het bij mis
leiding, dat dan toch nog een enger
begrip is dan het eerste, aan op
de omstandigheden, op de bijkom
stigheden, op de wyze waarop en
de bedoeling waarmede het be
doelde feit is gepleegd.
En zeker: er zijn tal van feiten
die op oneerlijke concurrentie lijkan,
maar het niet zijn. Of die precies
op de grens liggen.
Maar is dat met beleediging soms
anders
Wie zegt, waar precies de grens
ligt tusschen het nog-geoorloofde
van een krantenartikel b.v. dat
tegen een bepaald persoon is ge
richt, en anderzijds waar „beleedi
ging" begint?
Houdt men bij de bepaling van
het begrip oneerlijke concurrentie
steeds het denkbeeld m i s 1 e i d i ng in
het oog, dan .is er geen enkele
reden, waarom oneerlijke concur
rentie (nu gedefiniëerd als naar de
formuleering die Mr. Aalberse ervan
gaf op bet eerste jaarcongres van den
Middenstandsbond inl90 4 te Utrecht)
niet strafrechtelijk vervolgbaar zou
kunnen worden gesteld.
De definitie luidde daar: oneerlijke
concurrentie is het pogea, om door
misleiding van het publiek of van
de concurrenten, het handekdebiet
te vestigen, te behouden of uit te
breiden.
Aldus het begrip vastgesteld hou
dende, komt het ons dus voor dat
er volkomen in de lucht wordt ge
schermd door hen die met mr. Levy
beweren dat een wettelijke bestrij
ding der oneerlijke mededinging
juridisch gesproken "onmogelijk is!
En op de vraag van Mr. Levy:
„Maar zeg mij dan ook eens wat
is nu volgens uw^denkbeeld toch
eigenlijk deoneerlijkeconcurrenlie?"
geeft de definitie boven gesteld,
voldoende antwoord.
Oneerlijke concurrentie blykt te
zijn een Volkomen tastbaar en be
wijsbaar begrip, dat bovendien als
strafbaar feit volstrekt niet zondigt
tegen het „stelsel" van ons wet
boek.
Ware dit laatste anders, dan zou
den we er nóg zelfs niet tegen op
zien de bestrijding van een kwaad
dat verdient bestreden te worden, te
vorderen door de strafwet.
Maar het is niet zoo.
Misleiding van publiek en con
currenten met boven omschreven
doel is juridisch evengoed te con-
strueeren als zoovele andere begrip
pen die in ons strafhoek met name
als strafbaar staan aangeteekend:
Nu komt evenwel de vrasg voor
den dag: hoe moet de bestrijding
van de oneerlijke mededinging plaats
vinden.
En hier komen we op een ander
terrein.
De liberale „Oprechte Haarleni-
sche Courant" en hare Stadseditie
hadden enkele dagen geleden een
redactioneel artikeltje over de be
strijding der oneerlijke concurrentie.
Vooraf zij wellicht ten over
vloede gezegd, dat ook deze
Courant de liberale staatsleer van
„vrijheid blijheid" in dezen ten volle
onderschrijft.
Af blij ven van elke strafwetlelijke
bepaling tegen oneerlijke mededin
ging, zoo concludeerde ook de
„Oprechte".
Eu deze conclusie motiveerde het
blad met een beroep op Duitsch
land, waar zooals onze lezers
weten kunnen uit het Buitenlandsch
Overzicht in onze Courant on
langs een voorstel is aanhangig
gemaakt tot uitbreiding van de
strafbepalingen tegen de oneerlijke
concurrentie.
„Ziet ge aldus betoogde de
„Oprechte" daar komt het toe,
als ge oneerlijke mededinging be
strijdt: telkens moeten er weer
nieuwe, en andere bepalingen wor
den gemaakt: steeds vinden de
concurrenten wat anders uit, en
steeds dient ook dat te worden be
streden ge komt zoo in een doolhof
van verbodsbepalingen die ten slotte
zullen blijken onuitvoerbaar en
schromelijk verwarrend te zijn."
Alléén: het bewijst niet wat het
blad wil bewijzen.
Want het bewijst, dat een wet
geving zooals de Duitsche niet
deugt, maar het bewijst niet dat
een geheel andere wetgeving tegen
oneerlijke mededinging, eene wet
geving zooals de Middenstand en
velen van zijn vrienden diewenschen,
evenzóó slecht zou werken 1
Integendeel
Want bet merkwaardigste is, dat
juist door degenen, die b. v. Mr.
Levy en andere mannen van de
vrije mededinging - outrance
bestrijden, een aan de Duitsche
wetgeving geheel tegenovergesteld
stelsel wordt bepleit!
Met zooveel woorden is het be
toogd, herhaaldelijk betoogd door
ben, die de unfaire mededinging
strafwettelijk willen beteugelen, dat
het stelsel der Duitsche Rijkswet
van 27 Mei 1896 niet moet worden
aangenomen.
Het geheele betoog van Mr. Aal
berse op de reeds gemelde Bonds
vergadering van den Middenstands
bond, 27 Juni 1904 te Utrecht ge
houden, was tegen het Duitsche stel
sel gericht. En de vergadering nam
daar .dan ook met bijna algemeene
stemmen een amendement van
schrijver dezes aan op een motie
der Utrechtsche Leo-vereeniging,
om wenschelijk te verklaren, „dat
de Staat niet'moet komen met
een stel gespecialiseerde bepalingen,
maar dat noodig is één algemeene
bepaling, waardoor de oneerlijke
concumntie als zoodanig wordt
aangetast."
Want hierin ligt juist de fout
van het Duitsch stelselde wetgever
wil daar, elk geval van oneerlijke
mededinging1 uitdrukkelijk in de
strafwet omschreven hebben, voor
en aleer hetj strafbaar is.
Onzes inziens lijdt dat natuurlijk
op den duur schipbreuk bij een
zóó veelhoofdig monster als de on
eerlijke concurrentie is, wier grootste
groei juist, .hieruit is te verklaren
dat ze eiken dag weer wat nieuws
verzint om het publiek en de con
currenten te misleiden.
Onze conclusie kan kort zijn.
Wat we hebben willen aantoonen
isoneerlijke mededinging is straf
rechtelijk zeer goed te definiëeren,
wanneer men het begrip „mislei
ding" maar vooropstelt.
En de strafrechtelijke beteugeling
der (oneerlijke concurrentie moet
niet op de manier der Duitsche wet
van 1896 geschieden, maar door
één artikel, b.v. op de wijze zooals
de wetgever nó reeds in art. 266
W. v. S. „beleediging" (ook een
meer algemeen en zeer rekbaar
begrip 1) strafbaar stelt.
Dat hebben we willen aantoonen.
En we meeuen daarin geslaagd te
zijn. In hoeverre de door ons be
pleite 5 denkbeelden in onze straf
wetgeving ooit een plaats zullen
krijgen, weten we natuurlijk niet.
Maar den Middenstand moet het
in ieder geval duidelijk zijn, dat
daarvoor méér kans bestaat, wan
neer mannen al Mr. Aalberse tot
de regeeringspartij behooren, dan
wanneer de liberale voorstanders
van het onbuigbaar systeem van
den vrijen handel het roer in handen
hebben 1
Algemeen Overzicht.
Met het chassé-croisé der F ran
se he ministers, en het bezetten
van den zetel van wijlen Guyot
door minister Briand, is het wer
kelijk nog erger gesteld dan we van
de week al in eenige beschouwin
gen hier ter plaatse deden ver
moeden.
Het blijkt namelijk, datdeFran-
sche Senaat precies een besluit had
genomen om een commissie van
onderwijs in te stellen in zake de
reusachtige liquidatierekeningen
over de bezittingen der Congrega
tie.
„De minister van justitie, die de
verantwoordelijkheid heeft, dient nu
eens klaar en duidelijk voor den
dag te komen," zoo zeide bij het
slot van het debat een der sprekers.
Eneen minuut later kreeg
diezelfde ministers van justitie een
beroerte, en stierf....
De Parijsche briefschrijver van
de „Residentiebode" wijst ons op de
coïncidentie
Wij vergenoegen ons ze aan te
stippen.
Maar zeker is het opmerkens
waardig, dat Bciand juist op dit
oogenblik, nu er onderzocht gaat
wie er mee-gehaald en mee-geprofi-
teerd hebben van zijn beruchte schei-
dingswetten, het oppertoezicht over
justitie neemt I....
I 'e beroemde Doofpot zal hier wel
bij te pas komen
Tegen Duitschland groeit de Pool-
sche beweging met den dag méér
aan
Wij hebben reeds een paarmaal
gewag gemaakt van het Pool c h e
dreigement, dat voortaan geen Pool-
sche seizoen-arbeiders meer in dienst
zich zouden stellen van Duitsche
landbouwers.
De Köln. Ztg. achtte het een
absoluut ondenkbaar, dat zich de
landarbeidersmarkt zou zou laten
organiseerenhet schijnt echter dat
de Polen metterdaad zullen bewij
zen dat het Keulsche blad zich ver
gist!
Een bericht uit Posen zegt dat
een sterke organisatie der seizoen
arbeiders in Russisch Polen reeds
tot stand gekomen is en dat wat
van nog meer beteekenis is de
commissionairs van wier bemidde
ling gewoonlijk door de bezitters
van landgoederen gebruikt wordt
gemaakt om arbeiders aan te wer
ven, eveneens zich tot een organi
satie aaneengesloten hebben.
Daar is dus reden aan te nemen
dat de anti-Duitsche beweging in
Polen succes zal hebben met haar
plannen.
Reeds is een groote lijst aange
legd van personen die in de anti-
poolsche beweging vooraanstonden
en daaraan is groote publiciteit ge
geven om te verhinderen dat zich
Poolse he arbeiders uit eigen bewe
ging in hun dienst zullen stellen.
Het is wel buiten kyf, dat Duitsch
land zich met de anti-Poolsche
wetsontwerpen een blok aan het
been heeft gesmeed, waarvan het
nog lang de naweeën kan gevoelen I
Uit Zuid-Rusland, dat allang
een treurige vermaardheid heeft,
komt weer een nieuw sensatie-
bericht.
Uit een onderzoek van de politie
te Sebastopol en Simferopol zou
nl. gebleken zijn, dat de honderden
bommen met schietkatoen, die men
daar onlangs ontdekt heeft, bestemd
waren, om de Zwarte Zeevloot
mee te vernielen 1
Admiraal Wiren had groote gis
ting onder de werklieden van de
werven te Sebastopol veroorzaakt,
door 7000 van de 8000 mau, we
gens weerspannigheid, af te danken.
Die 7000 man zijn gevaarlijke revo-
lutionnairen geworden.
Terwijl de vloot op een kruistocht
was, heeft men huiszoeking in de
marinekazernes gedaan. Men vond
er lijsten met de na nen van alle
officieren. Zij waren in drie groepen
verdeeld, voor wie men drie ver
schillende soorten van straffen had
beraamd.
Zou soms met dit bericht in
verband staan de tijding die 't „No-
voie Vremia" meldt, dat n.l. Sebas
topol gemaakt zou worden tot een
vesting van den eersten rang en
dat daaromalle vreemdelingen
zullen worden buitengezet?
Van Rusland gesproken: de
Czaar zou naar Italië komen, zoo
heeft onlangs het bericht de ronde
gedaan.
Het schijnt nu, dat er werkelyk
plannen zijn geweest in dien geest,
maar.... ze zijn in rook vervlogen!
De Romeinsche republikeinen
en socialisten hebben nogal wat in
de melk te brokkelen, en ze hebben
een vergadering gehouden waarin
allerlei dreigementen werden geuit
voor het gevai dat de Ozaar werke
lijk zou willen komen.
Dit alles, en in aanmerking ge
nomen dat een vroegere anarchist,
de beruchte vrijmetselaars groot-
waardigheidsbekleeder Nathan, nu
burgemeester van Rome is, heeft
Koning Victor Emmanuel ertoe
gebracht den Czaar beleefd te be
danken voor zijn voornemen maar
dessen tevens den raad te geven,
dat „in deze tijdsomstandigheden"
de Czaar maar liever niet komen
moet!
Vroeger is dat ook al eens ge
beurd, een reeds aangekondigd be
zoek werd toen afgezegd, en de
Russische gezant vertrok boos uit
Rome.
Dat zal nu wel niet gebeuren,
maar prettig voor Victor Emanuel
ziju deze openlijke verklaringen
van onmacht en deze bekenning, dat
hij eigenlijk overgeleverd is aan
de willekeur van revolutionairen
en allerlei politiek gespuis van het
minste allooi, toch niet!
Japan en Amerika: wat zal
het worden?
De Japansche gezant te Rome,
Takahira, die genoemd wordt als
spoedig ambassadeur te Washing.
i-fcUti-LC I ÜN.
ABONNEMENTSPRIJS:
Por 8 maanden voor Haarlem fl.85
Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.35
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,81
Afzonderlijke nummers„0.05
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 1—6 regelsf0.60 (contant)f 0.50
Elke regel meer.0-10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie contant.
Het betoog van de ^Oprechte"
isvolkomen j uist 1
t
i>.
En nu nog één vraag. Hebt gij....?
De heer Christiaan Kirmenich bleef in
zijn woorden steken toen hy een blik
wierp op de nog jonguitziende, maar toch
verscheidene jaren ouder zynde dame,
die voor hem stond en hem alle inhch-
tingeu omtrent de zoo juist bezichtigde
gemeubileerde kamer verstrekt had. Toch
vermaande hij zich en op strengen toon
vroeg hy verder
Hebt ge kindereu?
De dame zag hem erg verwonderd aan
Maar daar over l algemeen da es die
•tan soliede heeren kamers verhuren, zon
derlinge vragen gewoon zyn, antwoordde
zy met volle waardigheid;
Ja. zeker mijnheer Kirmenich. Een
zoon, die ingen eur in Brazilië is en een
dochter is onderwijzeres....
Mijnbeer maakte een beweging met zijn
hand, zoo een die moet beduiden; maar
dat bedoel ik niet.
Mevrouw, ik heb natuurlijk geen vol
wassen kinderen op 't oog en aus aller
minst zonen die in Brazilië ingenieur zijn.
Ik bedoel kleine kinderen, kinderen die
nachts en overdag, juist wanneer men
thuis is, schreien alsof se op een stekel
varken paard rijden, kinderen die met
stroop of geleihandjes op uw licht cos-
tuum aanvallen, kinderen, die.,.
Maar, mijnheer Kirmenich..
Mijnheer was nog niet gerustgesteld.
Met afwezige kinderen <jja otij *J de
wonderlijkste dingen gebeu d. mevrouw,
zeide hij wantrouwend. Mijn vorige huis
bazin was over 't algemeen oen verstan
dige vrouw maar, maar op een goeden
dag neemt ze een jonkske in huis, welks
zeven broerkens en zusterkens den kink
hoest hadden, en dat met een trompet,
een bromtol en een .ratol een beetje leven
in de brouwerij kwam brengen.
En wat gebeurde er toen?
Het kreeg gelukkig óók den kinkhoest,
antwoordde de heer Kirmenich kalm.
Maar, mijnheer Kirmenich. Ge zegt,
gelukkig óók 1
Ja. Ik ben geen moordzuchtig mensch
mevrouw en het kind werd ook weer gauw
gezond, wat ik het van harte gunde;
maar toen heb ik wat uitgestaan en daar
om..
Nadat de heer Kirmenich plechtig ver
zekerd was dat zijn nieuwe nuisb»zin er
nooit aan zou denken vreemde kinderen
in huis te nemen besloot hy de kamers
te huren.
En hy hoefde er geen spyt van te heb
ben. Na al zyn wensohen en verlangens
omtrent bediening enz. kenbaar gemaakt
te hebben deed mevrouw alles wat
mogelijk waé om het haar gemeubileer-
den heer" gemakkelijk te maken Vrede
en gezelligheid heerschte in mynheers
kamers.
Een half jaar duurde deze idleische
toestaud voort, toen de heer Christiaan
Kirmenich plotseling bemerkte, dat er
wat in de lucht hing dat zyn vrede be
dreigde. Zijn pantoffels stonden aan den
linkerkant van zijn bed in plaats van
rechts, zjjn handdoeken hingen niet goed,
zijn scheei water was den eenen dag ko
kend heet, den anderen ijskoud. Aan
mevrouw kon h jj niets bijzonders opmer
ken, waar zou 't hem dan in zitten-
Hy wide het haar dus.
Mevr. Klepper weré ongerust verze
kerde dat zij het dagmeisje goed achter
de veeren zou zitten en bleek ten slotte
toch weer alles vergeten te hebben
want een paar dagen later vond de heer
Kirmenich zijn pantoffels weer niet op
de goede plaats.
Nijdig ging hij in zyn leunstoel liggen.
Ook in dit huis, bijna het ideaal voor een
vrijgezel, ving 't oude liedje weer van
voren af aan. Eerst gaat alles een poos
naar wensch, dan gevoelen de meest eer
zame weduwen lust om te trouwen en
deelen dit, de een meer de andere min
der openhartig mee, of de huishou
ding, wordt nalating en de „heer op ka
mers" lijdt er naarmate van die nalatig
heid onder.
Tot zulk lijden waB de heer Kirmenich
voorbeschikt, want regelmatig en orde
lievend als bij was, had hij zich al erUi
dingen aangewend en er moest dus naar
die gewoonten van mijnheer gehandeld
worden. Hij kon buiten zich zelf geraken,
wanneer dit of dat ding anders lag,
stond of hing als hy' gewoon was.
Wat moest hij nu doen? Er weer uit
trekken? Daarvan begon hy meer dan
genoeg te krijgen. Maar wat bleef hem
dan anders over? Trouwen?
Een koude rilling liep door zijn lichaam
bij die gedachte. Niet dat hy een vrou
wenhater was, volstrekt niet. Maar met
zyn vrouw gebeurde natuurlijk 't zeilde
als met zyn huisbazin. En dan kon hy
er niet meer uittrekken, zooals nu, maar
moest 't verdragen!
Mistroostig en kwaad over wat hem
overkomen was keek hy voor zich uit
en dacht na....
In eens werd hy door dat gepeins op
geschrikt door een geluid, dat hem deed
opspringen uit zyn leunstoel.... het klonk
wel is waar bedempt, byna gesmoord,
maar toch zoo bekend, helaas te bekend.
Hij sloop oiuur 4e deur» drukte zyn oor
tegen de spleet tusschen deur en post
en.... hoorde beslist kindergeschrei I
Naar mevronw Keppler snellen om
haar rekenschap te vragen van het ge
huil, was het eerste wat hy wilde doen,
maar hy bezon zich; hij kon toch niet
aan zyne huisbazin verbieden kinderen
met hun ouders op bezoek te ontvangen,
want, zoo hoopte hy, het zou toch wel
een spruit van een bezoek brengend
echipaar zyn, dat zulk een kabaal maakte.
Als een spin in haar web zat de beer
Kirmenich te wachten en te loeren, of
de bezoekers zich niet zouden verwijde
ren, maar hoe hy oogen en ooren ook
den kont gaf, hy zag en hoorde niets.
Het was thans heel stil, het schreien was
gelukkig bedaard. Den nacht die op de
zen avond volgde, had mynheer een vreese-
lyken droom, over niets minderdan over
den ondergang der wereld, een droom,
waaruit hij badend in zijn zweet ont
waakte en warempel daar hoorde hij
dat schreien weer! Heel duidelyk klonk
het thans in de stilte van den nacht, zoo
scherp en dóórdringend. En 's morgens
vond hij zyn handdoeken weer verkeerd
hangen en ook stonden de pantoffels niet
op de goedé plaats.
Toen hy aangekleed was, was het eerst
wat hy deed naar mevr. isw Keppler gaan,
Zy verschrok vreeseljjk toen hy binnen
kwam en meneer Kirmenich vond dat ze
er uit zag als een kwaad geweten.
Ge zult wel weten, waarom ik kom,
mevrouw Keppler, begon hy stroef.
Mevronw Keppler probeerde een hoogst
verwonderd gezicht te trekken, maar zon
der gevolg, want op hetzelfde oogenblik
liet zich achter de half geopende deur
een kinderstem liooren, thans welis
waar een lustig lachen en gegier van
plezier, maar mevrouw Keppler werd toch
vuurrood.
Ge weet, welke voorwaarde ik, toen ik
hier kwam, gesteld heb, ging meneer
voort.
Ach, mijnheer Kirmenich, ja maar
't kon werkelijk n et anders dat kind...
Heeft misschien ook, zuster jes en broert
jes met kinkhoest, vulde mijnheer met
valsche ze'fvoldoening aan, dat is alle
maal hetzelfde, maar
Wat dit „maar" moet beteekenen, bleef
onbekend, want de deur werd geh el
geopend en een vrouwelyk wezen ver
scheen op den drempelzij zag er zeer strijd
lustig uit. Het bewuste kind zat op den
arm der niet meer jonge, maar zeer knappe
dame, een schoon kind was 't, metroode
wangen, blauwe oogen en blond haar
De heer Kirmenich ging op zy en mnakte
een diepe buiging. Op zijn gezicht waren èn
toorn èn bewondering te lezen. Maar de
knappe dame zag geen van beide.
Ik hoorde eerst vandaag van tante, dat
wy u zeer ongelegen kwa nen. Tante had
nog niets gezegd, maar ik bemerkte aan
haar, dat zy zich bedrukt gevoelde. En ik
heb net zoo lang bij haar aangedrongen,tot
dat zyde waarheid gezegd had. Natuurlyk
gaan we morgen vroeg zoo gauw mogelijk
weg. Niet óm uwentwille, zij zag den heer
Kirmenich aan, maar om tante, opdat zij
haar kostheer niet verliezen zou. Maar dit
moogt ge wel eens overdenkenwat zou er
van u geworden zijn, wanneer iedereen
de kinderen zoo gehaat had als gij?
De heer Christiaan Kirmenich, de knap
pe veertigjarige vrijgezel, had het lam
lendige bewustzijn door een vrouw de wet
te worden gelezen.
Geachte mevrouw.... begon hy onzeker,
ik.
Als u blieft mejuffrouw! onderbrak ze
hem op den* lfden kortaffen toon, de
kleine Victor is 't kind van rnyn zuster.
Mijnheer Kirmenich'* hart was door
die mededeeling sneller gaan kloppen, al
wist hij de ware oorzaak niet- Hy was
toch niet verliefd.
Wanneer ik had kunnen vermoeden....
Och meneer, verontschuldig 't maar
niet, doe maar geen moeite, onderbrak
zij hem van uit de hoogte, ik verlang in
't geheel geen verontschuldiging. Wie
kinderen haat, is geen goed mensch.
Met die woorden draaide zy zich om
en verdween achter de deur, die met een
slag in het slot vloog.
De heer Christiaan Kirmenich stond
nu te kijken als een sul, die niet meer
weet wat hij doen moet. Maar toen de
eerste verbouvvereering voorbij was knoop
te by heel zachtjes een gesprek aan met
mevrouw Keppler, die zich niet weinig
over haar „heer op kamers" verwonderde.
En hy wilde ook de knappe dame be
wijzen, dat hy toch wel een goed mensch
was. Den volgenden dag vertrok zy met
den kleinen Victor nog niet; den dag daar
op bracht hy voor den kleinen jongen een
doos biscuits en een prachtig pak chocola
de voor de dame mee. Veertien dagen later
werden de vrienden en lief doende bloed
verwanten van de heer Kirmenich, die in
hem reeds een ryken erfoom zagen, plotse
ling verrast doorzijn verlovingskaartje. De
naam van de dame was hun geheel en al
onbekend, en nog meer verrast werden zij
toen ze van zyn verlovingsgeschiedenis ge
hoord hadden, want... een kind was de aan
leiding er toe geweest. Ja, zeide de heer Kir
menich, wanneer ge toch veroordeeld zjjt
om aanhoudendykindergeschrei te hooren,
dan ia 't beter dat van uw eigen dan van
vreemde kinderen te verdragen.
Of ztjn aanstaande de schoenen echter
wel op de goede plaats zet en de handdoe
ken op het goede rek hangen zou, waarach
tig, hierover dacht hy in 't geheel niet na.
Het ging hem precies, zooala het alle ver
liefde mannen gnat en wel altijd gaan zal,
Hy had het denken maar opgeven,..,
EINDE.