DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND. 1 Kindergeschrei. Oneerlijke concur rentie en hare bestrijding. BUITENLAND. Kinderhuisvest 31-33, Haarlem VRIJDAG 10 JANUARI 1908. 39** Jaargang, No. 6782. Paus, loeten Bureaux van Redactie en Administratie: Inierc. Telefoonnummer 1426. ii. We hebben in ons eerste artikel Mr. Levy's standpunt uitvoerig weergegeven. Oneerlijke concurrentie zoo zegt hij is juridisch gesproken uonsens. Ze bestaat niet. En de wetgever, die haar wil verbieden, zal van het eene naar het andere gevoerd worden, en zich hopeloos verwarren in allerlei bepalingen, die de vrijheid van handel enorm zullen schaden. Die klacht, of liever dat bezwaar, ie volstrekt niet nieuw. Reeds bij de eerste pogingen, aangewend door di n Middenstand en wie dezen een goed hart toe dragen, om de oneerlyke concur rentie te treffen, is gewaarschuwd tegen .ontwrichting van ons straf wetstelsel. 't Kan heel goed, zegt men,maar. het past niet in het stelsel van ons strafwetboek. Onze strafrechts pleging zou erdoor de eenheid ver liezen, die er nu angstvallig in be waard is. Aldus de opposanten. Men gaf toe, dat er tegen oneer lijke mededinging wel wat gedaan kon worden, maar.... het stelsel liet niet toe dat dit geschiedde. Wij vragen: is het strafwetboek er om zichzelf, of om de maat schappij?.... Wanneer een bepaling goed is, en goed zal werken, dan dient die onder de strafrechtelijke bepalingen opgenomen te worden, dunkt ons, of het 81els el van het bestaande wetboek düs is of anders! "Waaróm echter het stelsel van het strafwetboek erdoor zou worden omvergeworpen, wanneer een stel bepalingen, de oneerlijke mededin ging betreffende, zou worden op genomen, dat moet ons altijd nog worden bewezen. Want men kan dat is ons verweer ook tegen Mr. Levy en zijn bewering van juridische onbe staanbaarheid van het begiip „on eerlijke concurrentie," men kan toch die bepalingen ook juridisch goed genoeg defiuiëeren om ze in een wetboek op te nemen en... met vrucht toe te passen 1 Wat wij zullen aantoonen. Oneerlijke concurrentie heeft al tijd één groot kenmerk, oen ken merk dat ook in de reeds voorge stelde, maar weer ingetrokken wets voorstellen was opgenomen: mis leiding. Op die misleiding en op de bedoe ling om te misleiden, komt het aan. En nu vragen we mr. Levy en de liberale vreezera voor een daad werkelij ke Middenstandswetgeving: is dat begrip misleiding juridisch niet te bewijzen? Bestaat het soms niet Waarom zou ons Strafwetboek wel het begrip beleediging b.v. kennen en aannemen, maar niet het begrip misleiding? Evenals bij beleediging, komt het bij mis leiding, dat dan toch nog een enger begrip is dan het eerste, aan op de omstandigheden, op de bijkom stigheden, op de wyze waarop en de bedoeling waarmede het be doelde feit is gepleegd. En zeker: er zijn tal van feiten die op oneerlijke concurrentie lijkan, maar het niet zijn. Of die precies op de grens liggen. Maar is dat met beleediging soms anders Wie zegt, waar precies de grens ligt tusschen het nog-geoorloofde van een krantenartikel b.v. dat tegen een bepaald persoon is ge richt, en anderzijds waar „beleedi ging" begint? Houdt men bij de bepaling van het begrip oneerlijke concurrentie steeds het denkbeeld m i s 1 e i d i ng in het oog, dan .is er geen enkele reden, waarom oneerlijke concur rentie (nu gedefiniëerd als naar de formuleering die Mr. Aalberse ervan gaf op bet eerste jaarcongres van den Middenstandsbond inl90 4 te Utrecht) niet strafrechtelijk vervolgbaar zou kunnen worden gesteld. De definitie luidde daar: oneerlijke concurrentie is het pogea, om door misleiding van het publiek of van de concurrenten, het handekdebiet te vestigen, te behouden of uit te breiden. Aldus het begrip vastgesteld hou dende, komt het ons dus voor dat er volkomen in de lucht wordt ge schermd door hen die met mr. Levy beweren dat een wettelijke bestrij ding der oneerlijke mededinging juridisch gesproken "onmogelijk is! En op de vraag van Mr. Levy: „Maar zeg mij dan ook eens wat is nu volgens uw^denkbeeld toch eigenlijk deoneerlijkeconcurrenlie?" geeft de definitie boven gesteld, voldoende antwoord. Oneerlijke concurrentie blykt te zijn een Volkomen tastbaar en be wijsbaar begrip, dat bovendien als strafbaar feit volstrekt niet zondigt tegen het „stelsel" van ons wet boek. Ware dit laatste anders, dan zou den we er nóg zelfs niet tegen op zien de bestrijding van een kwaad dat verdient bestreden te worden, te vorderen door de strafwet. Maar het is niet zoo. Misleiding van publiek en con currenten met boven omschreven doel is juridisch evengoed te con- strueeren als zoovele andere begrip pen die in ons strafhoek met name als strafbaar staan aangeteekend: Nu komt evenwel de vrasg voor den dag: hoe moet de bestrijding van de oneerlijke mededinging plaats vinden. En hier komen we op een ander terrein. De liberale „Oprechte Haarleni- sche Courant" en hare Stadseditie hadden enkele dagen geleden een redactioneel artikeltje over de be strijding der oneerlijke concurrentie. Vooraf zij wellicht ten over vloede gezegd, dat ook deze Courant de liberale staatsleer van „vrijheid blijheid" in dezen ten volle onderschrijft. Af blij ven van elke strafwetlelijke bepaling tegen oneerlijke mededin ging, zoo concludeerde ook de „Oprechte". Eu deze conclusie motiveerde het blad met een beroep op Duitsch land, waar zooals onze lezers weten kunnen uit het Buitenlandsch Overzicht in onze Courant on langs een voorstel is aanhangig gemaakt tot uitbreiding van de strafbepalingen tegen de oneerlijke concurrentie. „Ziet ge aldus betoogde de „Oprechte" daar komt het toe, als ge oneerlijke mededinging be strijdt: telkens moeten er weer nieuwe, en andere bepalingen wor den gemaakt: steeds vinden de concurrenten wat anders uit, en steeds dient ook dat te worden be streden ge komt zoo in een doolhof van verbodsbepalingen die ten slotte zullen blijken onuitvoerbaar en schromelijk verwarrend te zijn." Alléén: het bewijst niet wat het blad wil bewijzen. Want het bewijst, dat een wet geving zooals de Duitsche niet deugt, maar het bewijst niet dat een geheel andere wetgeving tegen oneerlijke mededinging, eene wet geving zooals de Middenstand en velen van zijn vrienden diewenschen, evenzóó slecht zou werken 1 Integendeel Want bet merkwaardigste is, dat juist door degenen, die b. v. Mr. Levy en andere mannen van de vrije mededinging - outrance bestrijden, een aan de Duitsche wetgeving geheel tegenovergesteld stelsel wordt bepleit! Met zooveel woorden is het be toogd, herhaaldelijk betoogd door ben, die de unfaire mededinging strafwettelijk willen beteugelen, dat het stelsel der Duitsche Rijkswet van 27 Mei 1896 niet moet worden aangenomen. Het geheele betoog van Mr. Aal berse op de reeds gemelde Bonds vergadering van den Middenstands bond, 27 Juni 1904 te Utrecht ge houden, was tegen het Duitsche stel sel gericht. En de vergadering nam daar .dan ook met bijna algemeene stemmen een amendement van schrijver dezes aan op een motie der Utrechtsche Leo-vereeniging, om wenschelijk te verklaren, „dat de Staat niet'moet komen met een stel gespecialiseerde bepalingen, maar dat noodig is één algemeene bepaling, waardoor de oneerlijke concumntie als zoodanig wordt aangetast." Want hierin ligt juist de fout van het Duitsch stelselde wetgever wil daar, elk geval van oneerlijke mededinging1 uitdrukkelijk in de strafwet omschreven hebben, voor en aleer hetj strafbaar is. Onzes inziens lijdt dat natuurlijk op den duur schipbreuk bij een zóó veelhoofdig monster als de on eerlijke concurrentie is, wier grootste groei juist, .hieruit is te verklaren dat ze eiken dag weer wat nieuws verzint om het publiek en de con currenten te misleiden. Onze conclusie kan kort zijn. Wat we hebben willen aantoonen isoneerlijke mededinging is straf rechtelijk zeer goed te definiëeren, wanneer men het begrip „mislei ding" maar vooropstelt. En de strafrechtelijke beteugeling der (oneerlijke concurrentie moet niet op de manier der Duitsche wet van 1896 geschieden, maar door één artikel, b.v. op de wijze zooals de wetgever nó reeds in art. 266 W. v. S. „beleediging" (ook een meer algemeen en zeer rekbaar begrip 1) strafbaar stelt. Dat hebben we willen aantoonen. En we meeuen daarin geslaagd te zijn. In hoeverre de door ons be pleite 5 denkbeelden in onze straf wetgeving ooit een plaats zullen krijgen, weten we natuurlijk niet. Maar den Middenstand moet het in ieder geval duidelijk zijn, dat daarvoor méér kans bestaat, wan neer mannen al Mr. Aalberse tot de regeeringspartij behooren, dan wanneer de liberale voorstanders van het onbuigbaar systeem van den vrijen handel het roer in handen hebben 1 Algemeen Overzicht. Met het chassé-croisé der F ran se he ministers, en het bezetten van den zetel van wijlen Guyot door minister Briand, is het wer kelijk nog erger gesteld dan we van de week al in eenige beschouwin gen hier ter plaatse deden ver moeden. Het blijkt namelijk, datdeFran- sche Senaat precies een besluit had genomen om een commissie van onderwijs in te stellen in zake de reusachtige liquidatierekeningen over de bezittingen der Congrega tie. „De minister van justitie, die de verantwoordelijkheid heeft, dient nu eens klaar en duidelijk voor den dag te komen," zoo zeide bij het slot van het debat een der sprekers. Eneen minuut later kreeg diezelfde ministers van justitie een beroerte, en stierf.... De Parijsche briefschrijver van de „Residentiebode" wijst ons op de coïncidentie Wij vergenoegen ons ze aan te stippen. Maar zeker is het opmerkens waardig, dat Bciand juist op dit oogenblik, nu er onderzocht gaat wie er mee-gehaald en mee-geprofi- teerd hebben van zijn beruchte schei- dingswetten, het oppertoezicht over justitie neemt I.... I 'e beroemde Doofpot zal hier wel bij te pas komen Tegen Duitschland groeit de Pool- sche beweging met den dag méér aan Wij hebben reeds een paarmaal gewag gemaakt van het Pool c h e dreigement, dat voortaan geen Pool- sche seizoen-arbeiders meer in dienst zich zouden stellen van Duitsche landbouwers. De Köln. Ztg. achtte het een absoluut ondenkbaar, dat zich de landarbeidersmarkt zou zou laten organiseerenhet schijnt echter dat de Polen metterdaad zullen bewij zen dat het Keulsche blad zich ver gist! Een bericht uit Posen zegt dat een sterke organisatie der seizoen arbeiders in Russisch Polen reeds tot stand gekomen is en dat wat van nog meer beteekenis is de commissionairs van wier bemidde ling gewoonlijk door de bezitters van landgoederen gebruikt wordt gemaakt om arbeiders aan te wer ven, eveneens zich tot een organi satie aaneengesloten hebben. Daar is dus reden aan te nemen dat de anti-Duitsche beweging in Polen succes zal hebben met haar plannen. Reeds is een groote lijst aange legd van personen die in de anti- poolsche beweging vooraanstonden en daaraan is groote publiciteit ge geven om te verhinderen dat zich Poolse he arbeiders uit eigen bewe ging in hun dienst zullen stellen. Het is wel buiten kyf, dat Duitsch land zich met de anti-Poolsche wetsontwerpen een blok aan het been heeft gesmeed, waarvan het nog lang de naweeën kan gevoelen I Uit Zuid-Rusland, dat allang een treurige vermaardheid heeft, komt weer een nieuw sensatie- bericht. Uit een onderzoek van de politie te Sebastopol en Simferopol zou nl. gebleken zijn, dat de honderden bommen met schietkatoen, die men daar onlangs ontdekt heeft, bestemd waren, om de Zwarte Zeevloot mee te vernielen 1 Admiraal Wiren had groote gis ting onder de werklieden van de werven te Sebastopol veroorzaakt, door 7000 van de 8000 mau, we gens weerspannigheid, af te danken. Die 7000 man zijn gevaarlijke revo- lutionnairen geworden. Terwijl de vloot op een kruistocht was, heeft men huiszoeking in de marinekazernes gedaan. Men vond er lijsten met de na nen van alle officieren. Zij waren in drie groepen verdeeld, voor wie men drie ver schillende soorten van straffen had beraamd. Zou soms met dit bericht in verband staan de tijding die 't „No- voie Vremia" meldt, dat n.l. Sebas topol gemaakt zou worden tot een vesting van den eersten rang en dat daaromalle vreemdelingen zullen worden buitengezet? Van Rusland gesproken: de Czaar zou naar Italië komen, zoo heeft onlangs het bericht de ronde gedaan. Het schijnt nu, dat er werkelyk plannen zijn geweest in dien geest, maar.... ze zijn in rook vervlogen! De Romeinsche republikeinen en socialisten hebben nogal wat in de melk te brokkelen, en ze hebben een vergadering gehouden waarin allerlei dreigementen werden geuit voor het gevai dat de Ozaar werke lijk zou willen komen. Dit alles, en in aanmerking ge nomen dat een vroegere anarchist, de beruchte vrijmetselaars groot- waardigheidsbekleeder Nathan, nu burgemeester van Rome is, heeft Koning Victor Emmanuel ertoe gebracht den Czaar beleefd te be danken voor zijn voornemen maar dessen tevens den raad te geven, dat „in deze tijdsomstandigheden" de Czaar maar liever niet komen moet! Vroeger is dat ook al eens ge beurd, een reeds aangekondigd be zoek werd toen afgezegd, en de Russische gezant vertrok boos uit Rome. Dat zal nu wel niet gebeuren, maar prettig voor Victor Emanuel ziju deze openlijke verklaringen van onmacht en deze bekenning, dat hij eigenlijk overgeleverd is aan de willekeur van revolutionairen en allerlei politiek gespuis van het minste allooi, toch niet! Japan en Amerika: wat zal het worden? De Japansche gezant te Rome, Takahira, die genoemd wordt als spoedig ambassadeur te Washing. i-fcUti-LC I ÜN. ABONNEMENTSPRIJS: Por 8 maanden voor Haarlem fl.85 Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.35 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,81 Afzonderlijke nummers„0.05 PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Van 1—6 regelsf0.60 (contant)f 0.50 Elke regel meer.0-10 Groote letters naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie contant. Het betoog van de ^Oprechte" isvolkomen j uist 1 t i>. En nu nog één vraag. Hebt gij....? De heer Christiaan Kirmenich bleef in zijn woorden steken toen hy een blik wierp op de nog jonguitziende, maar toch verscheidene jaren ouder zynde dame, die voor hem stond en hem alle inhch- tingeu omtrent de zoo juist bezichtigde gemeubileerde kamer verstrekt had. Toch vermaande hij zich en op strengen toon vroeg hy verder Hebt ge kindereu? De dame zag hem erg verwonderd aan Maar daar over l algemeen da es die •tan soliede heeren kamers verhuren, zon derlinge vragen gewoon zyn, antwoordde zy met volle waardigheid; Ja. zeker mijnheer Kirmenich. Een zoon, die ingen eur in Brazilië is en een dochter is onderwijzeres.... Mijnbeer maakte een beweging met zijn hand, zoo een die moet beduiden; maar dat bedoel ik niet. Mevrouw, ik heb natuurlijk geen vol wassen kinderen op 't oog en aus aller minst zonen die in Brazilië ingenieur zijn. Ik bedoel kleine kinderen, kinderen die nachts en overdag, juist wanneer men thuis is, schreien alsof se op een stekel varken paard rijden, kinderen die met stroop of geleihandjes op uw licht cos- tuum aanvallen, kinderen, die.,. Maar, mijnheer Kirmenich.. Mijnheer was nog niet gerustgesteld. Met afwezige kinderen <jja otij *J de wonderlijkste dingen gebeu d. mevrouw, zeide hij wantrouwend. Mijn vorige huis bazin was over 't algemeen oen verstan dige vrouw maar, maar op een goeden dag neemt ze een jonkske in huis, welks zeven broerkens en zusterkens den kink hoest hadden, en dat met een trompet, een bromtol en een .ratol een beetje leven in de brouwerij kwam brengen. En wat gebeurde er toen? Het kreeg gelukkig óók den kinkhoest, antwoordde de heer Kirmenich kalm. Maar, mijnheer Kirmenich. Ge zegt, gelukkig óók 1 Ja. Ik ben geen moordzuchtig mensch mevrouw en het kind werd ook weer gauw gezond, wat ik het van harte gunde; maar toen heb ik wat uitgestaan en daar om.. Nadat de heer Kirmenich plechtig ver zekerd was dat zijn nieuwe nuisb»zin er nooit aan zou denken vreemde kinderen in huis te nemen besloot hy de kamers te huren. En hy hoefde er geen spyt van te heb ben. Na al zyn wensohen en verlangens omtrent bediening enz. kenbaar gemaakt te hebben deed mevrouw alles wat mogelijk waé om het haar gemeubileer- den heer" gemakkelijk te maken Vrede en gezelligheid heerschte in mynheers kamers. Een half jaar duurde deze idleische toestaud voort, toen de heer Christiaan Kirmenich plotseling bemerkte, dat er wat in de lucht hing dat zyn vrede be dreigde. Zijn pantoffels stonden aan den linkerkant van zijn bed in plaats van rechts, zjjn handdoeken hingen niet goed, zijn scheei water was den eenen dag ko kend heet, den anderen ijskoud. Aan mevrouw kon h jj niets bijzonders opmer ken, waar zou 't hem dan in zitten- Hy wide het haar dus. Mevr. Klepper weré ongerust verze kerde dat zij het dagmeisje goed achter de veeren zou zitten en bleek ten slotte toch weer alles vergeten te hebben want een paar dagen later vond de heer Kirmenich zijn pantoffels weer niet op de goede plaats. Nijdig ging hij in zyn leunstoel liggen. Ook in dit huis, bijna het ideaal voor een vrijgezel, ving 't oude liedje weer van voren af aan. Eerst gaat alles een poos naar wensch, dan gevoelen de meest eer zame weduwen lust om te trouwen en deelen dit, de een meer de andere min der openhartig mee, of de huishou ding, wordt nalating en de „heer op ka mers" lijdt er naarmate van die nalatig heid onder. Tot zulk lijden waB de heer Kirmenich voorbeschikt, want regelmatig en orde lievend als bij was, had hij zich al erUi dingen aangewend en er moest dus naar die gewoonten van mijnheer gehandeld worden. Hij kon buiten zich zelf geraken, wanneer dit of dat ding anders lag, stond of hing als hy' gewoon was. Wat moest hij nu doen? Er weer uit trekken? Daarvan begon hy meer dan genoeg te krijgen. Maar wat bleef hem dan anders over? Trouwen? Een koude rilling liep door zijn lichaam bij die gedachte. Niet dat hy een vrou wenhater was, volstrekt niet. Maar met zyn vrouw gebeurde natuurlijk 't zeilde als met zyn huisbazin. En dan kon hy er niet meer uittrekken, zooals nu, maar moest 't verdragen! Mistroostig en kwaad over wat hem overkomen was keek hy voor zich uit en dacht na.... In eens werd hy door dat gepeins op geschrikt door een geluid, dat hem deed opspringen uit zyn leunstoel.... het klonk wel is waar bedempt, byna gesmoord, maar toch zoo bekend, helaas te bekend. Hij sloop oiuur 4e deur» drukte zyn oor tegen de spleet tusschen deur en post en.... hoorde beslist kindergeschrei I Naar mevronw Keppler snellen om haar rekenschap te vragen van het ge huil, was het eerste wat hy wilde doen, maar hy bezon zich; hij kon toch niet aan zyne huisbazin verbieden kinderen met hun ouders op bezoek te ontvangen, want, zoo hoopte hy, het zou toch wel een spruit van een bezoek brengend echipaar zyn, dat zulk een kabaal maakte. Als een spin in haar web zat de beer Kirmenich te wachten en te loeren, of de bezoekers zich niet zouden verwijde ren, maar hoe hy oogen en ooren ook den kont gaf, hy zag en hoorde niets. Het was thans heel stil, het schreien was gelukkig bedaard. Den nacht die op de zen avond volgde, had mynheer een vreese- lyken droom, over niets minderdan over den ondergang der wereld, een droom, waaruit hij badend in zijn zweet ont waakte en warempel daar hoorde hij dat schreien weer! Heel duidelyk klonk het thans in de stilte van den nacht, zoo scherp en dóórdringend. En 's morgens vond hij zyn handdoeken weer verkeerd hangen en ook stonden de pantoffels niet op de goedé plaats. Toen hy aangekleed was, was het eerst wat hy deed naar mevr. isw Keppler gaan, Zy verschrok vreeseljjk toen hy binnen kwam en meneer Kirmenich vond dat ze er uit zag als een kwaad geweten. Ge zult wel weten, waarom ik kom, mevrouw Keppler, begon hy stroef. Mevronw Keppler probeerde een hoogst verwonderd gezicht te trekken, maar zon der gevolg, want op hetzelfde oogenblik liet zich achter de half geopende deur een kinderstem liooren, thans welis waar een lustig lachen en gegier van plezier, maar mevrouw Keppler werd toch vuurrood. Ge weet, welke voorwaarde ik, toen ik hier kwam, gesteld heb, ging meneer voort. Ach, mijnheer Kirmenich, ja maar 't kon werkelijk n et anders dat kind... Heeft misschien ook, zuster jes en broert jes met kinkhoest, vulde mijnheer met valsche ze'fvoldoening aan, dat is alle maal hetzelfde, maar Wat dit „maar" moet beteekenen, bleef onbekend, want de deur werd geh el geopend en een vrouwelyk wezen ver scheen op den drempelzij zag er zeer strijd lustig uit. Het bewuste kind zat op den arm der niet meer jonge, maar zeer knappe dame, een schoon kind was 't, metroode wangen, blauwe oogen en blond haar De heer Kirmenich ging op zy en mnakte een diepe buiging. Op zijn gezicht waren èn toorn èn bewondering te lezen. Maar de knappe dame zag geen van beide. Ik hoorde eerst vandaag van tante, dat wy u zeer ongelegen kwa nen. Tante had nog niets gezegd, maar ik bemerkte aan haar, dat zy zich bedrukt gevoelde. En ik heb net zoo lang bij haar aangedrongen,tot dat zyde waarheid gezegd had. Natuurlyk gaan we morgen vroeg zoo gauw mogelijk weg. Niet óm uwentwille, zij zag den heer Kirmenich aan, maar om tante, opdat zij haar kostheer niet verliezen zou. Maar dit moogt ge wel eens overdenkenwat zou er van u geworden zijn, wanneer iedereen de kinderen zoo gehaat had als gij? De heer Christiaan Kirmenich, de knap pe veertigjarige vrijgezel, had het lam lendige bewustzijn door een vrouw de wet te worden gelezen. Geachte mevrouw.... begon hy onzeker, ik. Als u blieft mejuffrouw! onderbrak ze hem op den* lfden kortaffen toon, de kleine Victor is 't kind van rnyn zuster. Mijnheer Kirmenich'* hart was door die mededeeling sneller gaan kloppen, al wist hij de ware oorzaak niet- Hy was toch niet verliefd. Wanneer ik had kunnen vermoeden.... Och meneer, verontschuldig 't maar niet, doe maar geen moeite, onderbrak zij hem van uit de hoogte, ik verlang in 't geheel geen verontschuldiging. Wie kinderen haat, is geen goed mensch. Met die woorden draaide zy zich om en verdween achter de deur, die met een slag in het slot vloog. De heer Christiaan Kirmenich stond nu te kijken als een sul, die niet meer weet wat hij doen moet. Maar toen de eerste verbouvvereering voorbij was knoop te by heel zachtjes een gesprek aan met mevrouw Keppler, die zich niet weinig over haar „heer op kamers" verwonderde. En hy wilde ook de knappe dame be wijzen, dat hy toch wel een goed mensch was. Den volgenden dag vertrok zy met den kleinen Victor nog niet; den dag daar op bracht hy voor den kleinen jongen een doos biscuits en een prachtig pak chocola de voor de dame mee. Veertien dagen later werden de vrienden en lief doende bloed verwanten van de heer Kirmenich, die in hem reeds een ryken erfoom zagen, plotse ling verrast doorzijn verlovingskaartje. De naam van de dame was hun geheel en al onbekend, en nog meer verrast werden zij toen ze van zyn verlovingsgeschiedenis ge hoord hadden, want... een kind was de aan leiding er toe geweest. Ja, zeide de heer Kir menich, wanneer ge toch veroordeeld zjjt om aanhoudendykindergeschrei te hooren, dan ia 't beter dat van uw eigen dan van vreemde kinderen te verdragen. Of ztjn aanstaande de schoenen echter wel op de goede plaats zet en de handdoe ken op het goede rek hangen zou, waarach tig, hierover dacht hy in 't geheel niet na. Het ging hem precies, zooala het alle ver liefde mannen gnat en wel altijd gaan zal, Hy had het denken maar opgeven,.., EINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1908 | | pagina 1