DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
De Bergmolen.
KSndei*Biifiisv@st 31-33» Haarlem
Verzekering tegen
werkloosheid.
BUITENLAND.
WOENSDAG 29 JANUARI 1908.
32st® Jaargang. No- 6798.
Bureaux van Redactie en Administratie:
Inferc- Telefoonnummer 1426.
Onze gemeente zal wanneer
■de Raad morgen het voorstel van
Burgemeester en Wethouders goed
keurt, waaraan wel niet is te twijfe
len dus óók een fonds tot ver
zekering van werklieden tegen de
gevolgen eener tijdelijke werkloos
heid oprichten.
Dit fonds zal zooals we al
hebben gemeld zijn gevestigd
op den grondslag die „het Gentsche
stelsel" wordt genoemdverzekering
door de vakvereenigingen, en wei
uitsluitend van bij die vakvereeni
gingen aangeslotenen, waarbij dan
de gemeente een toeslag op de uit-
keeringen zal geven die in den
regel even groot zal zijn als het be
drag dat door de vakvereeniging
wordt uitgekeerd.
In hoofdzaak is het voorstel, dat
hier wordt gedaan, identiek met
op andere plaatsen reeds bestaande
werkloosheid-verzekeriug; met name
de gemeenten Arnhem en Utrecht
bezitten reeds een regeling die in
denzelfden geest is ontworpen, en
die reeds heeft dienst gedaan.
Niet over de theoretische waarde
van dit voorstel willen we nu wat
zeggen, maar wel over de gevolgen
die de aanneming ervan in de
praciijk zal opleveren.
Het voorstel door B. en W. ge-
daaD, betreft alleen de in vakver
eenigingen georganiseerde werk
lieden.
Zoo is het trouwens ook op an
dere plaatsen.
In theorie is het doeltreffender,
ook de ongeorganiseerden te verze
keren, maar de practijk laat dit
niet toe. Een goede administratie
en een behoorlijke contióle schijnen
bij verzekering van ongeorgani
seerden niet te verkrijgen.
Doch nu wil het geval, dat óók
de periodieke werkloosheid, maar
vooral de nog veel erger tusschen-
tijdsche werkloosheid waaronder
we nu het leeg-loopen verstaan van
losse weiklieden op ongeregelde
tijden véél meer voorkomen bij
de ongeorganiseerde werklieden.
De werklieden die in vakver
eenigingen zijn georganiseerd, zijn
door de bank van een zóódanig
slng, dat alleen in zeer einstige
tijden van crisis (zooals nü bijvoor
beeld) een deel hunner tijdelijk
werkloos is. Ofwel: een werkloos
heid in deze categorie is het gevolg
ran zeer bijzondere en persoonlijkd
omstandigheden, waarvan slechts
enkelen het slachtoffer worden.
Practisch is er tegen verzekering
van deze categorie van werklieden
natuurlijk lang niet zooveel bezwaar
als tegen een regeling, welke ook
de niet-georganiseerden omvat. De
premiebetaling van dezen die
F LU i LLETQN,
dan toch noodig zou zijn zou een
bron van oneindig administratief
gedoe worden en het risico van
deze verzekering is te groot, om
zoo maar te worden aanvaard.
En zelfs: de verzekering van hen
die aan werkloosheid zóózeer bloot
staan als met vele ongeorganiseerde
arbeiders werkelijk het geval is,
zou, dunkt ons, haar karakter
van verzekering verliezen en nade
ren tot de publieke weldadigheid of
armenzorg.
Dit laatste moet vóór alles ver
meden.
Men ziet dus, hoe moeilijk het
is, de ongeorganiseerden op te
nemen in een gemeentelijke werk
liedenverzekering en hoe verstandig
men deed, hier het voorbeeld van
andere plaatsen te volgen, die
eveneens het Gentsche stelsel be
perkten tot de verzekering van in
de vakvereenigingen georganiseerde
arbeiders.
Maar
Het valt niet te ontkennen, dat
de werkloosheidverzekering daar
door nu ook een groot deel van
haar nuttig effect verliest.
Men heeft het b.v. in Utrecht
dezen winter duidelijk gezien, en
men ziet het nog dag aan dag, dat
het door de gemeente aldaar ge
stichte werkloosheidsfonds op
Gentschen grondslag geheel on
machtig is gebleken,alle gevolgen der
de werkloosheid te bestrijden. Ook
in Utrecht was zooals hier ter
stede het getal der werkloozen
enorm groot, en een beroep op de
publieke liefdadigheid moest er
worden gedaan, precies zooals hier
te Haarlem, om de droeve gevol
gen van een en ander te lenigen.
Men zou zoo zeggenbewijst dat
niet dat het fonds tot verzekering
tegen werkloosheid, zooals dat op
voorstel van B. en W. zal worden
gesticht, toch niet aan zijn doel zal
beantwoorden
In zekeren zin niet.
Het voorstel zal weliswaar de
werkloosheid niet opheffen, maar
voor die werklieden, die onder de
bepalingen der verordening en in
d6 termen ervan van vallen, zal de
nieuwe regeling een zegen kunnen
zijn 1
Edoch: volgt hieruit niet tevens,
dat men met de aanneming van
dit voorstel slechts een eerste schre
de heeft gedaan, en dat men naar
middelen zal moeten uitzien om
ook de groote meerderheid der
werkloozen (niet: der arbeidersI)
die nu buiten de verzekering zullen
vallen, te helpen?
Ongetwijfeld.
En dat is het eerste punt waarop
wij den nadruk wilden leggen, nu
morgen het vooistel van B. en W.
in den Raad behandeld zal worden.
Een zinsnede als „de werklieden
moeten begrijpen, dat ze zich in
vakvereenigingen organiseeren moe-
ten" is in theorie zeer juist, maar
de practyk beantwoordt er niet aan
En daarenboven is er nog iets
dat we met een enkel woord zullen
aanstippen.
De, vakvereenigingen zullen, als
het voorstel van B. en W. wordt
aangenomen, een belangrijke rol
gaan spelen in publiekrechtelijken
zin.
Tusschen de vakvereenigingen
en de gemeente zal eenband wor
den gelegd, die zeer zeker ook in
andere gevallen als in tijden van
werkloosheid, nuttige gevolgen kan
opleveren.
Het is dus voor de vakorgani
saties van groot belang dat ze èu
stipt zich inrichten zooals de ver
ordering op het fonds der werk
loosheidverzekering dat vordert, om
de voofdeelen daarvan deelachtig
te kunnen worden, èn dat ze in
eigen kring zoo sterk mogelijk zich
maken, om hün leden van de ver
zekering, indien noodig, te kunnen
laten profiteeren.
We zullen later gelegenheid heb
ben hierop terug te komen.
Maar reeds nu mag met dit enkel
woord aan onze Roomsche vakver
eenigingen, de onderafdeelingen van
den Roomschen Volksbond, vooral
worden aanbevolen deze materie in
studie te nemen en een krachtige
propaganda voor uitbreiding van
hun ledental te voeren.
Voor zoover men met een en
ander al bezig is, des te beter.
Voor zoover men dit nog niet
deed, diene dit woordje ter aanbe
veling.
Algemeen Overzicht.
Kardinaal Richard, de bijna 89
jarige kardinaal-aartsbisschop van
Parijs, is overleden.
Sind lang was bij ziek, en de
beproevingen die hij in het laatste
jaar moest doorstaan, toen hij ver
dreven werd uit het historische paleis
der aartsbisschoppen van Parijs ac ï-
ter de Notre-Dame, waar nu de
hemelsche-licht-uitdoover Viviani
zich een zetel heeft gemaakt, zijn
nog in ieders geheugen.
Kardinaal Richard was bijna 89
jaar: hij werd den len Maart 1819
te Nantes geboren en in 1845 pries
ter gewyd. Twintig jaren van
1849 tot 1869 was hij vicaris-
generaal van den bisschop van Nan
tes. Nadat hij enkele jaren het
kleine bisdom van Belly had be
stuurdden 22en December 1871
ontving hij de bisschopswijding
werd bij in 1875 benoemd tot coad
jutor van den aartsbisschop van
Parijs, kardinaal Guibert, met recht
van opvolgiug. Den 8en Juli 1886
volgde mgr. Richard den overleden
kardinaal op; drie jaar later, den
24en Mei 1887, ontving hij den
kardinaalshoed uit de handen Yan
Paus Leo XIII.
Met Mgr. Richard, zoo zegto.m.
De Tijd, daalt de vertegenwoordiger
van een der belangrijkste tijdperken
uit de geschiedenis der Fransc'ie
Kerk ten grave. Beproevingen zijn
hem niet gespaard geworden, en
bittere verdrietelijkheden had hij
te verduren door de strijd der Re
geering tegen het onderwijs, de ont
binding der Congregaties, de opzeg
ging het Concordaat, de Scheidings-
wet, inventarisatie, de verbeurd-
klariDg der kerkelijk goederen, de
uitdrijving der geestelijken en elke
nieuwe phase van de Kerk vervol
ging der laatste jaren. Met groote
wijsheid en voorzichtigheid bestuur
de hij te raidden vau al deze be
roeringen zijn diocees, en wendde
bij zijn invloed aan, om de kwade
gevolgen der Scheidingswet voor
de Kerk van Frankrijk af te wenden.
Troost en sterkte vond hij daarbij
in zijn ascetisch leven, zijn onwan
kelbaar Godsvertrouwen, de groote
persoonlijke genegenheid, die de H.
Vader hem toedroeg, de sympathie
zijner mede-bisschoppen, die hem
telkens het voorzitterschap hunner
vergaderingen toevertrouwden, en
den grooten steun van den coadjutor
dien op zijn verlaugen de H. Ötoel
hem een viertal jaren geleden had
toegevoegd in Mgr. Amette. Nog
op dejoDgste nieuwjaarsreceptie zeide
de ihans gestorven kardinaal-aarts-
bisschop, wiens zeer vermagerd
lichaam gebogen ging onder zorgen
en de last der jaren: „Ik weet niet
hoe spoedig mijn tijd zal gekomen
zijn, maar als God mij roept, mag
ik in gerustheid mijn hoofd ceder-
leggen, daar ik in mijn coadjutor
mijn zeer vereerden Mgr. Amette,
met wien ik steeds ik stel er
prijs op, dit tegenover sommige be
richten luide te verklaren ge
trouw en eenstemmig heb samen
gewerkt, een opvolger bezit, aan
wien de belangen van dit diocees
veilig zijn toevertrouwd."
De Duitsche Bissohoppen heb
ben gezamelijk een belangrijk schrij
ven gepubliceerd, dat hun aigeheele
trouw en onderwerping aan den
Encycliek „Pascendi" betuigt, en een
welsprekend document is voor de
godsd ienstigen en te venswetenschap-
pelijken zin van de Duitsche kerk
vorsten, en van hun eenheid
waaraan men van modernistische
zijde durfdo twijffelen tevens.
Het schrijven begint met't geven
van een uiteenzetting van 't hooge
goed, dat wij in het ware geloof
bezitten. Als dwaas daarentegenover
worden gekenmerkt de pogingen,
die van zekere zijden gedaan wor
den om aan het onfeilbaar leerge
zag grenzen af te teekenen, h«t
geloof te willen afhankelijk maken
van eigen inzicht, de dogmas te
beperken en in te krimpen.
De veroordeeling van die dwa
liDgen in de encycliek „Pascendi"
wordt dan ook geprezen als een
vurigeijver tot behoud van het kost
bare erfgoed, tot bet zuiver bewaren
van het heilig geloof. Die encycliek
verdient dus volle opmerkzaamheid,
en verplicht tot dankbaar aanvaar
den en tot gehoorzaamheid.
De bisschoppen bevelen daarom
hun geestelijkheid aan eeD grondige
studie van die encycliek en vau
de zgn. „Syllabus" te maken en
de beteekenis ervan voor de geloo-
vigen toe te lichten.
Als karaktertrek van de moder
nisten wordt een ziekelijke afge-
keerdheid genoemd van den eeuigen
heelmeester, die hen helpen kan,
de kerkelijke autoriteit. Misschien
gelooven enkelen van hen ook, het
geen zij beweren, dat zij gedreven
worden door ijver om de zaak van
de Kerk te bevoordeelen. Men kan
de Kei k echter slechts bevoordeelen
door haar te gehoorzamen.
Als andere karaktertrek wordt
verder de zucht genoemd om te
critiseeren, te hervormen en in de
organisatie van de Kerk te trach
ten een onverdragelijk democratisme
te doen doordringen. Ernstig spreken
de bisschoppen er hun verontwaar
diging over uit, dat zelfs enkele
priesters zich zooververgeten hebben,
dat zij zelfs in kerk-vijandige bladen
de vaan der radicale oppositie ont
plooien en hulp zoeken bij de vij
anden der Kerk.
Nadrukkelijk verzekeren de b;s-
schoppen, dat dit herderlijk schrij ven
natuurlijk geen waarschuwing is
voor wetenschappelijk onderzoek.
Integendeel. Diepgaande studie is
een voorbehoedmiddel tegen ODrij-
pen geest van critiek, tegen onklare
begrippen, tegen het oppervlakkig
spelen met frazen.
De brief eindigt met een treffende
aanmaning tot eenheid onder de
geestelijken.
Vandaag zal koniDg Edward het
B r i t s c h e parlement met de gewone
staatsie openen.
De troonrede, die hij zal vor.rlezen
zal naar sommige Engelsche
bladen reeds nu vertellen het
volgende mededeelen.
Gewichtige hervormingen, die de
grondbeginselen der staatsinrichting
betreffen, zal Campbell Bannerman's
regeering niet voorstellengeen
principieele wijziging van het
kiesstelsel, geeu vrouwenkiesrecht,
geen wet ter beperking van de
macht der Lords.
Toch zal men in deze laatste
kwestie een stap verder gaan;
langzaam aan wil de regeering de
tegenstelling verscherpen. Zij
wenscht in het Lagerhuis de onte
vredenheid over de handelwijze der
Lords steeds duidelijker te doen
spreken, tot eindelijk, na jaren
wellicht, de zaak ryp zal zijn voor
oplossing.
De regeering zal mat dat doel
in het Lagerhuis een motie voor-
stellen, waarbij de behandeling van
de twee Schotsche landwetten, die
verleden jaar door het Hoogerhuis
zijn verworpen, hervat wordt.
Dit is iets geheel nieuwstot
dusver waren wetten, die het Hoo
gerhuis verworpen bad, voorgoed
van de baan. De nieuwe maatregel
geschiedt bij wijze van prsecedent;
men wil daardoor de algemeen#
gewoonte invoeren, wetten die door
de Lords zijn verworpen opnieuw
in het Lagerhuis te behandelen, om
zoo een herziening van de uitspraak
door het Hoogerhuis mogelijk te
maken. w.
Men zal zich herinneren, dat in
het ontwerp der regeering tot be
perking van de macht van het
Hoogerhuis zulk een wijze \an
handelen was voorgeschreven,
De tweede maatregel die zal
worden voorgesteld is een nieuw
ontwerp op het onderwijs, een
ontwerp, gericht tegen het gods
dienstig onderwijs op de lagere
school.
Een treurig voorstel I
Verder zal de troonrede nog een
ontwerp aankondigen op den acht
uurs werkdag voor mijnwerkers en
op de ouderdoms-pen8ioenen.
Interessant is het te vernemen,
dat Franco-zelf, de dictator in P o r-
tugal, zich over den toestand in
Lissabon, gisteren in ons blad zoo
critiek genoemd, heeft uitgelaten I
Franco zeide o.m. aan den ver-
slaggever der Matin" die hem
interviewde: U kunt aan de lezers
van uw blad zeggen, dat er niets
waar is van de onrustbarende be
richten over Portugal. Wel hebben
wij bewyzen gevonden van plannen
tegen de openbare orde en daartegen
onze maatregelen getroffen. Wy
hebben de voornaamste onruststo
kers gevangen genomen eD zullen
er misschien nog meer gevaugen
gemen. Zij zullen voor den rechter
verschijnen en naar alle waarschijn
lijkheid zullen zy eenvoudig over
de grens worden gezet, zooals in
Frankrijk met Déroulède en zijn
vrienden is geschied. Wanneer de
rust hersteld is, mogen zij terug
komen, maar orde moet er eerst
wezen. Het buitenland moet ook
gerustgesteld worden. Die onrust
barende berichten maken de politieke
en finanoieele hervorming, die wij
in Portugai willen bewerkstelligen,
moeilijk.
Ten slotte gaf de minister den
verslaggever volmacht, de berichten
over oproerigheid in het leger na
drukkelijk tegen te spreken.
Frankrijk's taak in Marokko
schijnt steeds zwaarder te worden
door de toeneming der populariteit
van Moelai Hafid.
De man van de „Matin" meldt
aan zijn blad, dat ziju troepen steeds
aangroeien en spoedig 20,000 man
zullen bedragen.
De Chauja's zeiden tot den opper-
UWE HAARLEM» COÜ
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Haarlem fl.35
Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.35
Voor de overige plaatsen in Nederland franoo per post 1.8C
Afzonderlijke nummers „0.05
PRIJS DER ADVERTENTIÈN:
Van 16 regels10.60 (contant)f 0.50
Elke regel meer„0.10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie 1 contant.
(Naar het Duitsch.)
IS).
Wat was het thans alles anders 1
En toen het meisje voor het eerst met
de Barones op haar nieuwe bestemming
aankwam, wat een contrast
Dat de woonvertrekken in den molen
er erbarmelijk uitzagen, dat had zij altijd
Wel geweten, maar zóó erg, dat zag ze
nu pas in. Thuis. Een mooi woord, maar
voor haar stond het gelijk met gebrek
no°d, ontbering en ontmoediging. In den
molen, die vervelende, sombere, door het
zware dagwerk en door dtn eeuwigen
ernst van bun levengekromde en verslapte
menschen,die bun levei lals een zware,druk
kende last voortsleepten, als een juk,
waaronder men zucht en steunt en dat
men toch niet met geweld kaD afwerken
en hier genot, lekker eten en drinken
en de zinnenbetooverende pracht van een
goed leven.
In pluats van harde, houten stoelen
zag ze nu prachtige meubels met zydeD,
smaakvol gestikte kussens, verder tapij
ten, waarin de voet wegzonk, gordijnen
en portières van zware, kostbare stoffen,
en wel honderd zulke kleinigheden, die
de woonkamer van elegante vrouwen op
sieren en sommen geld kosten.
ThuisO, God daar lag 't rogge
brood op de tafel waarnaast de oude
leuningstoel stond en voor dezen het
spinwiel op den vloer, die tweemaal in de
week geachuuid werd, knarste je het witte
zand onder de voeten en in de lange
winteravonden wierp de duister bran
dende lamp slechts een spaarzaam licht
door de kamer.
Nu nooit meer in dat hol terug! Eva
was een ijverige, leerzsme en blind ge
hoorzamende leerling. Te oud, om nog naar
de school gezonden te worden, ontving
zij wekelijks drie maal van een onderwij
zeres les, die aan huis kwam en zoo kon
zij, zij het dan ook geen grondige, toch
nog een oppervlakkige ontwikkeling aan-
le-ren.
Mevrouw van Rustelli hield zich alleen
bezig met de ontwikkeling van het prach
tige stemgeluid De rest nam van haar
over een haar bevriend muziekprofessor,
die spoedig verklaarde, dat de jeugdige
leerlinge over temperament en echt thea
ter-bloed beschikte.
Walter las den zoo lang tevergeefs ge-
wachten brief met gemengde gevoelens.
Zelf van een kunstenaarsnatuur kon hij
haar geestdrift voor het nieuwe beroep,
dat zij hem had meegedeeld, wel begrij
pen, maar zijn jaloersheid schonk hem
geen rust.
Veel liever had hij het lieve meisje
onder de bescherming gelaten der eerlijk
denkende groetmoeder en dat zij in den
oudeD, bouwvalligen molen was.
Dan zou het bescheidenste lot van zijn
kant hem een paradijs toegeschenen
hebbennu leerde zij misschien overdre
ven zaken kennen, die hij misschien in
geen jaren zou kunnen bevredigen.
Wel werd hem door den professor van
Straten een prachtige toekomst in uit
zicht gesteld, maar wie kan weten of deze
verwachtingen ooit verwezenlijkt zouden
worden Eenige kleins werkstukken wa-
ren wel reeds bewonderd en zelf» hadden
ze reeds koopers gevonden. Doch hij wist
het ook wel, dat dit hoofdzakelijk met
het welwillende oogmerk was hem te be
moedigen.
HaDS Steenman werd steeds afgetrok-
kener en menschenschnwer.
Hij werkte vlijtig, maar geen zegen
rustte op zijn arbeid.
Wanneer de moeder van Frans Visser
hem ontmoette, ontweek hij haar, want
waar zij hem ook tegenkwam, hetzij in
het eenzame bosch of op den open straat
weg, steeds moest hij bittere woorden van
haar hooren.
Sedert den dood van haar zoon scheen
de vrouw niet wel by 't hoofd te zijn.
Niemand was het aan te raden met den
Bergmulaer ruzie te krijgen, want zijn
drift, zijn bandelooze wildneid werden al
gemeen gevreesd; maai tegenover deze
vrouw waagde hy het niet den mond
open te doen: doch sloop schuw van
haar weg als een afgeranselde hond.
„Ziet, dat doet het slechte geweten!"
zeide zij, die zijn zeldzame manier van doen
gadesloegen. Hij heeft den vreemdeling
werkelijk vermoord en 't lijk weggesleept
en den armen jongen gedwongen te zwij
gen.
Men ontweek hem overal en als hij in
een herberg kwam, wilde niemand met
hem aan een tafel zitten.
Verscheidene zomergasten, die niets
van al het voorgevallene wisten en die
men er in 't belang van de streek ook
maar niets van zei, bezochten als voor
heen den molen om van zijn schilder
achtige schoonheid te genieten.
Grootmoeder kon nu ook, dank zij de
geldzendingen van Mevrouw Russtelli, een
flink» meid nemen. Toch ging het maar'
rnet meer met de kleine herberg. Dan
kwam er hier ook teveel gewoon volk
naar toe, dat Hans Steenman niet af
wijzen kon, anders zou de tegen hem heer-
schei) de verbittering nog meer gestegen
zijn. In de late avonduren, wanneer de
voorname gasten zich verwijderd hadden,
ging het er destijds erg woest en luid toe.
Een jaar was verloopen, toen Andries
sinds langen tijd weer voor het eerst in
den molen kwam en Hans wilde komen
spreken. Deze was juist bezig eenige vu 1
gemaakte tafels en stoelen schoon te
maken en zei tamelijk kortaf: „Wat ver
schaft mij die onverwachte eer? Ga mee
boven naar mijn kamer."
„Je behoeft je niet in je werk te laten
storen," antwoordde de houtvester. „Wat
ik met je te bespreken heb, ia gauw ge
daan."
Welnu, ge wilt het of ge wilt het niet;
maar wanneer gij het goed meent met je
kind, dan zal het eerste wel het geval
zijn."
Ik heb twee dochters, aan een daarvan
heb ik niets meer. Met Eva gaat het
goed, ze is reeds in de stad en wordt
een groote dame."
„Het zal me plezier doen, als alles naar
wensch gaat.
Voor Eva ben ik evenwel niet geko
men, maar daar Margriet my van harte
leed doet. Hou jij van haar?
„Dat is ook een vraag. Dat kind is
mijn alles op deze wereld."
„Denk je, dat er hier en onder deze
omstandigheden wat goeds van haar kan
worden?"
„Ja
„Heeft ze gelegenheid wat te leeren?
Kan zij slecht gezelschap, 't verkeer met
deox en deorgemeene personen vermijden
Neem je in acht, Hans, dat je met op
nieuw met de politie te doen krijgtI
Hier loopt in den laatsten tyd veel ge
meen volk rond en bij jou uit en in."
„Ik kan toch de gasten niet gaan uit
zoeken. Wie komt en betaalt, die moet
bediend worden. Al ia het waar, dat mij
zulke lui niet passen, ik kan ze toch niet
wegjagen, evenmin als de vleermuizen, die
's nachts rondom den molen fladderen.
Overdag gaat het er bedaard en netjes
toe in den molen en de enkele hesren,
die koffie of melk komen drinken, zijn
mij nog nooit lastig gevallen. Later ik
kan er toch niets aan doen, dat er dan
kabaal gemaakt wordt en dat er dan lui
komen, die men liever gaan ziet dan
komen. Geld is geld en wie niets heeft,
moet nemen wat hij krijgen kan."
„De molen zal je hiermee geheel en al
in miscrediet brengen."
„Ik kan er niets aan veranderen," zei
Steenman de schouders ophalend. „Wij
hebben schulden en die beren moeten
betaald worden."
„Doe d n maar, wat je wilt. Daar ben
ik niet voor gekomen, maar ik ben met
je willen praten over je jongste dochter,
Zy is met Paschen veertien jaar gewor
den en van school gegaan."
„Ja."
„Ik wil je nu het volgende voorslaan.
De postmeesterin Wernicke zoekt een
hulp in de huishouding. Wij en de Wer-
nickes zyn met elkaar bevriend. Mis
schien, als wy er ons zelf mee inlaten,
zou men Marg.iet wel willen hebben."
„Neen," riep Hans uit. „Dat wil ik
niet!"
Zou mij dan mijn eenige vreugde, mijn
eenigste troost ook nog ontnomen moe
ten worden Dat kind alleen hoedt nog I
van me en ik van haar en daarom geef
ik ze niet uit, al zou ook de heele vve-
rell op haar kop gaan staan."
Iets moet de mensch toch hebben,
waarvan hij houdt! Neen, neen, Margriet,
laat ik niet weg gaan 1"
„En wil je dan toch nog zeggen, dat
je van haar houdt?"
„Meer dan van myn leven, dan van myn
moeder, dan van Eva. Kortom meer dan
van alen bij elkaar 1"
„Dan zou je toch wel eens aan haar
geluk denken."
Margriet vindt haar geluk bij mij, zoo
als ik bij haar, en zy zou het niet ver
dragen iets slechts van haai' vader te
moeten hooren."
„En waarom denk je dan, dat msn iets
slechts van jou zeggen zal? In'tposihuis
wordt het vierde gebod in eere geliouden.
Daar zal je dochter zeker niet leereu je
te minachten. Hier echter kan er niets
van je dochter terecht komen, dat be
grijpt ieder mensch toch wel, die zijn
ve stand Dij elkaar heeft.
Wat heeft ze steeds voor haar oogen?
Een bedompte kroeg. Wat hoort ze, wam
neer de nacht aangebroken is Vloeken
en gemeene taal. Wat leert zij? Niets!
Én wat zullen de [gevolgen van dit
alles zijn? Antwoord daar zelf maar op.
Is je kind je werkelijk zoo dierbaar, zoo
als je bewtert, dan moet je toch beden-
Ken. Ik zou zou myn- kind heobeu kun
nen redden en ik heb het in een moeras
laten onder komen. Wat zal je dat later
wrEedelijk grievenl
(IFiwiU vtrMlfd.)