DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
De Bergmolen.
k
Kinderhuis vest 39-33, Haarlem
Middenstandspolitiek.
BUITENLAND.
agen
sloos
jvon-
tym-
nen.
°NOERDAC 6 FEBRUARI 1908.
323to Jaargang. No. 6805.
In.;,,,
Bureaux van Redactie en Administratie:
inferc. Telefoonnummer 1426.
Nog deze week zeggen de
'itieke profeten zal het nieuwe
histerie-Heemskerk uit de sluiers
h de onzekerheid te voorschijn
'den en zir-h aan ons land ver
dien.
Vooral door ons, Katholieken,
i'g en moet dit nieuwe Kabinet
ft de meeste blijdschap en waar-
eriug, met vreugdevolle hoop en
®de verwachtingen voor de toe
tast worden begroet.
Êu we wachten dan ook met
i gerust hart, wat deze aëra van
ristelijke politiek, onder zoo gun
ge voorteekenen begonnen, ons
'derland brengen zal.
Het programma, waarop de
'ristelijke partijen hun regeerings-
leid zullen vestigen, is bekend.
Het is hetzelfde programma dat
zen doctor Schaepman voor den
est stond, toen hij werkte aan
1 emancipatie der Katholieke
[Hij, en aan de vorming van een
(Tistelijke coalitie, waarin alles
H op den bodem des Geloofs aan
ristus stond, zich stram zetten
!tlg tegen den wassenden vloed
ongeloofs en der onverschillig-
In hoofdzaak hetzelfde pro-
ritnma ook, dat door de kabinetten-
kekay en- Kuyper reeds gedeelte-
k ten uitvoer is gebracht.
Stond evenwel bij de practisclie
jlitiek van het eerste kabinet van
^ristelijke zijde, het ministerie-
jackay, de schoolwetgeving op den
forgrond, reeds onder het kabinet-
(Uyper bleek, dat het regeerings
'leid der Christelijke partijen meer
1 meer op sociale maatregelen zich
Hiten moest.
Daarheen gaat de drang des tijds.
Ie verwachten is het daai'om.
ff in het programma, door het
'bisterié-Heemskerk te vervullen,
fü Cbristelijk-sociale politiek een
'et al te bescheiden plaats zal
°rden ingeruimd I
is dat zoo eu we hebben geen
(Hen het te betwijfelen dan
lf,g ook verwacht worden, dat aan
f Middenstandspolitiek wat méér
l>rde gedaan, dan tot dusverre op
H gebied dei regeeringszorg scheen
liggen.
l'e Middenstandspolitiek....
't Is nog zoolang niet geleden,
ff men u zou hebben uitgelachen,
Atrneer ge dat woord zoudt hebben
-bruikt.
'fn den tijd van het doctrinair
f.'eralisme dat nu God zij dank
in tijd gehad heeft.! in dien
;<J bestond er eenvoudig geen
iddenstandspolitiek.
Vrijheid, blijheid, was de leuze,
1 alleen het groot kapitaal en de
roothandel mochten bogen op maat
delen van regeeringswege, die
|n deze categoriën alléén ten goede
kwamen. Alle overige afzonderlijke
zorg voor eene klasse heette uit den
booze: dat was stands-politiek, be
scherming van ééne klasse die,
ze;de men, noodzakelijk weer scha
delijk moet werken op een andere
klasse en diensvolgens ook op het
algemeen.
Ja, werkliedenpolitiek, afzonder
lijke maatregelen ten behoeve van
de werkliedeuklasse nam men wel
Maar die was ook zooveel ten ach
ter, heette het, en wat meer is: de
werkliedenklasse had de numerieke
meerderheid achter zich.... en dat
werd gevaarlijk voor het oud-liberale
regentendom.
Waar is intusschen, dat er dan
toch al „stands-politiek" werd ge
voerd door afzonderlijke sociale
maatregelen voor de werklieden,
al was 'tdan cok afgedwongen
en met tegenzin.
De Middenstand evenwel klaagde
niet in dien tijd. Niet omdat hij
het zoo uitermate goed had, maar
omdat onze Middenstand zich op
politiek gebied niet hooren liet,
en zoodoende de organen hem ont
braken om zijn nooden aan de
politici kenbaar te maken. De sociale
studie van Middenstandsvraagstuk
ken was daarenboven toen pas in
wording: de middelen om aan die
nooden te gemoet te komen, waren
toen nog niet genoeg uitgewerkt en
besproken.
Sinds enkele jaren is dat evenwel
anders.
De Middenstand is ontwaakt niet
alleen, maar zelfs de verstoktste doc-
tiinairen kunnen niet meer ont
kennen dat er Middenstandsvraag-
stukken zijn, waarbij staats-bemoei-
iug noodig kan wazen.
Al ontkemien ze b.v. als Mr.
Levy het bestaan van oneerlijke
concurrentie, al houden ze zich
strak en stijf aan de uitspraak, dat
de wetgever zich met vaststelling
van een avond-sluitingsuur niet
heeft te bemoeien, toch kunnen
ze niet allen invloed van regee-
rinsmaatregelen op Middenstands-
gebied wegcijferen.
Wij zuilen ons nu niet begeven
in een betoog, in hoeverre in de
verschillende vraagstukken, die op
denMiddenstand betrekking hebben,
door regeeringshulp kan worden
voorzien.
In het algemeen zijn wij het vol
komen eens met wat Dr. Kuyper
zeide op het Rotterdamsche Mid
denstandscongres van 1903: „Laat
de Middenstand zooveel mogelijk
voor zichzelf zorgen, en waar hij
dan op eigen wieken niet vliegen
kal) en te kort moet komen, daar
moet de regeering, na rijpelijk over
leg, tusschenbeide komen en hel
pen."
Wat Dr. Kuyper dan ook met
terdaad heeft pogen gestand te doen
door de benoeming der Staatscom
missie, die weliswaar geheel tegen
de bedoelingen der regeering van
toenmaals in, totdus verre een fias
co is geweest, maar waarvan het
bloote feit der benoeming toch al
blijk gaf van regeeringszorg voor
den middenstand.
Juist wat de liberalen tot dus
verre altijd zoo zorgvuld'g meden
te toonen.
Men weet het: 't ministerie-de
Meester heeft ook al weer in dit
opzicht héél weinig gedaan.
Van eenige Middenstandswetge
ving geen spoor.
Van bestrijding der oneerlijke
concurentie wilde het niets weten.
Van andere sociale maatregelen
die den Middenstand ten goede
zouden komen, onthield het zich
zorgvuldig.
De subsidie- voor de oprichting
van Middenstands-credietinstellin-
gen heeft het met een zuurzoet
gezicht bewilligd, maar de opmer
kingen door de heeren Reijne en
anderen aan dit futiele credielje
vastgeknoopt, deden de schrielheid
en de kleingeestigheid van een en
ander, en tevens de anticlericale
geest die zelfs hierbij uitkwam, des
te meer opmerken.
Middenstandspolitiek is er dus
tot nogtoe op geen mijlen na ge
voerd.
Van het nieuwe ministerie echter
verwachten wie die.
Stelselmatige zorg, gegrond op de
zoo uitgebreide sociologische studie
van middenstandsvraagstukken,
dient nu aan den Middenstand te
worden gewijd.
Daar zijn tal van vragen die op
staatsbemoeiing wachten of althaDS
ermee in verband staanhet cre-
diet, de deloyale mededinging, de
avondsluiting, de eenheid van tijd,
de vliegende winkels, de geforceer
de uitverkoopeDom er maar
enkele van te noemen.
Tot dusverre is er vau eenige
belangstelling van regeeringswege
daarvoor geen sprake geweest.
Dat alles moet anders worden.
En het is nu te verwachten van
het nieuwe Ministerie, dat het ook
op dit gedeelte der sociale politiek
zijn aandacht zal vestigen.
De Christelijke partijen waren
immer voor het behoud van een
kraehtigen Middenstand, die echter
eenerzijds door de doctrinair-liberale
politiek van het „laissez faire", en
anderzijds door de radicaal socialis
tische sthatsleer bedreigd wordt.
Te hopen is 't derhalve, dat du
op het program van actie der
nieuwe RegeeriDg *ok „Midden
standspolitiek" verschijnen zal. We
hebben goeden moed, dat dit eer
lang gebeuren zal! Én onze Mid
denstand zal dan ook der nieuwe
Regeering te meer dankbaar zijn I
Algemeen Overzicht.
Natuurlijk, dat de toestand in
Portugal nog nummer één blijft.
De correspondent van de Daily
Mail seinde gisteren uit Lissabon:
De buitengewone moed, kalmte en
j onbaatzuchtigheid van koningin
Amelia, te midden vau haar ver
pletterende smart, wekt algnneene
bewondering.
Ofschoon zij scharen van bezoe
kers ontvangt, die haar hun deel
neming komen betuigen, vergeet
zij de kleinste dingen niet en spoort
zelfs de bedienden aan, voor sommige
zieke leden van de koninklijke
huishouding goed te zorgen.
De hertog van Oporto, de troon
opvolger, is onvermoeibaar in het
oefenen van toezicht ten paleize,
het inspecteeren van de troepen,
die op wacht staaD, en plaatst zich
onvoorwaardelijk ter beschikking
van zijn neef eu van de Koningin.
Koning Manuel en de Hertog
.eten samen in een kamer.
tiet is onmogelijk, wat naders
over de samenspanning te weten
te komen. De drie voornaamste
boosdoeners zijn dood, en de drie
mannen die in hechtenis waren
genomeD, zijn in vrijheid gesteld,
aangezien er tegen hen geene be
wijzen waren.
Van twee van de doode moor
denaars, Buica en Da Costa, vertelt
men, dat zij dikwijls in een kroeg
samenkwamen met een student,
die in de jongste bomontploffing
betrokken was, en die verleden
week op vermetele wijze uit de
gevangenis ontsnapte en in een
automobiel de wijk nam.
Dezelfde 3 correspondent meldt,
dat de nieuwe Koning in zijne
omgeving zeer populair is, om zijn
levendigen geest en verdere aan
trekkelijke eigenschappen.
Eenige jaren geleden zeide iemand,
die hem goed kende: „Het is jam
mer, dat Don Manuel nooit Koning
zal wordeD, want hij heeft het
verstand en de goedhartigheid van
Dom Pedro V." Deze laatste Koning,
die den bijnaam van den recht
vaardige had, was Portugal's afgod.
In diplomatieke klingen acht
men den toestand moeilijk, maar
zonder rechtstreeksch gevaar voor
het vorstenhuis, daar de meerder
heid van de bevolking niet van
een republiek eu van avonturen
wil weten en de troepen trouw zijD.
Men laakt het nu algemeen, dat
men de koninklijke familie in een
open rijtuig zonder behoorlijk ge
leide liet rijden, nadat men al een
complot en vele wapens had ont
dekt.
Het eerste besluit van het nieuwe
kabinet zal vermoedelijk de intrek
king van alle dictatoriale maatre
gelen zijn.
Andere berichten uit Portugal
ziju niet zoo rooskleurig als de hier
boven weergevene, maar Reuter
seint hedenmorgen dat de samen
stelling en de verklaringen van het
kabinet een goeden indruk hebben
gemaakt iu Lissabon. De bladen
spreken ook gunstig over het nieu
we kabinet.
We kunnen dus de ongunstige
berichten wel even ter zijde leggen.
Alleen wijzen we even op een
telegram, hieronder opgenomen, dat
geheimzinnig spreekt van nog te
wachten gebeurtenissen.
Een verhaal van een cogeetuige
van den koningsmoord in Portugal
wordt nu door Havas bureau ge
publiceerd.
Die man bevond zich tusschen
het volk en vertelt nu het vol
gende:
Het koninklijk rijtuig reed de
andere rijtuigen een beetje vooruit
Toen het zich bevond tusschen het
ministerie van financiën en dat
van openbare werken, drong er
plotseling een man van middelmatige
gestalte, mager, met een zwarten
baard en schamel gekleed, uit de
menigte aan den kant van het
Handelsplein naar voren. Hij sprong
behendig op de voettrede van het
rijtuig, legde zijn revolver op den
koning aan en schoot. De koning
schrok op, bracht de hand aan zijn
hals en viel op zijn linkerzijde.
Een onbeschrijfelijke verwarring
volgde.
Men hoorde nieuwe schoten. In
tusschen had de koetsier van het
koninklijk rijtuig zijn tegenwoor
digheid van geest weer teruggekre
gen, legde de zweep over de paar
den, en weldra was het rijtuig in
de Arsenaalstraat. Op dit vreeselijk
oogenblik zag de ontstelde menigte
de Koningin rechtop iu het rijtuig
staan, terwijl ze met eene hand
den koning met een deken zocht
te beschermen en met de andere
een bouquet zwaaide, die haar aan
de landingsplaats was aangeboden.
Daarmede slóeg ze in op de moor
denaars, die zich aan het rijtuig
vastklemden, om hun bloedig werk
voort te zetten.
Onmiddellijk na hot eerste schot
stonden de prinsen op en trokken
hun revolvers. Prins Luiz schoot
op de moordenaars, die rond het
rijtuig reeds met de politie vochten.
Maar op het oogenblik, dat het
rijtuig tegenover het ministerie van
binnenlandsche zaken was, haalde
een kleine, magere, bleeke man
met slecht verzorgden baard en
borstelige haren, een karabijn van
onder zijn mantel te voorschijn en
legde rustig aan op den kroonprins.
Hij schoot tweemaal, terwijl de prins
nog door een ander schot getroffen
werd uit de menigte.
Na zijn schoten gelost te hebben
was de moordenaar gevlucht naar
den kant van het ministerie van
binnenlandsche zaken. Leunend
tegen de pilaren van de zuilengan
gen der Arsenaalstraat legde hij
opnieuw aan. maar ditmaal op de
koningin, die nog altijd rechtop
in het rijtuig stond. Dejonge prins
Manuel loste een vieital schoten
met zijn revolver.
Het vreeselijk bloed! ad, do r de
moordenaars voorbereid, zou onge
twijfeld nog zijn voortgezet, maar
de soldaat Alvaro Silva Valende
liep op den moordenaar toe en
greep hem bij zijn nek. Luitenant
Figuera kwam hem te 'hulp en
bracht den moordenaar verschillende
sabelslagen toe*- Toch wist hij nog
van zijn wapen gebruik temaken:
hij wondde luitenant Figuera in
rechterbeen en den soldaat Valende
in de linkerdij. Een politieagent
loste een revolverschot op den
moordenaar, die hem trachtte te
bijten. De razende kon niettemin
een van zijn vingers met ziju tanden
vastgrijpen, maar hij wondde hem
niet, daar zijn krachten hem be
gaven.
Gedurende dit voorval reed het
koninklijk rijtuig voorbij. De konin
gin bedekte heldhaftig het lichaam
van haar man en haar zoon.
Dan reed het rijluig in galop het
arsenaal binnen, omringd door de
menigte en de gendarmen die het
beschermden.
Marokko zou waarlijk op de
achtergrond geraken
Behalve generaal d'Amade's
nieuwste oorlogsdaden, die den
oproerigen stammen nogal respect
schijnen in te boezemeD, is vandaag
het eenige nieuws dat.zoowaar
allebei de Sultans van Marokko,
de echte en de pretendent, zich tot
de Duitsche regeering Lebben
gewend, om haar hulp in te roeoen
en daardoor het einde van de
de Fransche operaties iu Marokko
te bespoedigen
Duitschland heeft, heel verstandig
de vraag en het antwoord erop
onmiddellijk aan Pichon medege
deeld; dit geeft duidelijk aan, in
welken geest het Duitsche antwoord
gehouden is.
Duitschland is evengoed door de
Acte van Algeciras gebonden als
Frankrijk en kan dus slechts ant
woorden: wij zullen Frankrijk uw
verzoek mededeelen, en verder
kunnen wij niets doeD.
Tegen generaal von Stössel,
den eens zoo beroemden verdedi
ger van Port Arthur, is gisteren
door het O. M. voor den krijgsraad
de doodstraf geëischt, als voornaam
ste schuldige voor de overgave; de
generaals Reuss en Fock hoorden
als medeplichtigen hetzelfde tegen
zich eisehen; tegen generaal Srnir-
nof werd 10 jaar vestingstraf ge-
eischt.
Stoessel, Reuss en Fock bleven
onverschillig. Men is overtuigd dat,
zoo de doodstraf werd uitgesproken
de straf verminderd zal worden.
Intusschen, het aureool van zijn
moed en bekwaamheid is von Stös
sel zeker wel kwijt geraakt!
iten
sko-
FKU1LLETON,
(Naar het Duitsch.)
„Mag ik u ook nog eens inschenken,
vader
1908.
■G. J.
B, Pe
rth a-
loch-
sum
rs en
.n D.
Lau-
s en
IEUVE HURLENSCHE CQURUTT
jaar,
daria
.gnes
nelis
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Haarlem f 1.35
oor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.35
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1.8C
Afzonderlijke, nummers„0.05
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regelsf0.60 (contant)f 0,50
Elke regel meer .0.10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie £t contant.
tienmaal toch krijgt ruen er wel eens
boeg van en clan vraagt men zich af:
•aarom moet mij dat alles toch over
een? Wat heb je dan toch eigenlijk
'°r iets vreeselijks gedaan, dat de tegen
deel altijd als hagelsteenen op je moet
:ervallen en elke blijde hoop, die ik
öeht koestere,n in rook doet opgaan?
Enfin nu genoeg daarover het is
J eenmaal zoo en niet anders. Ja, ja
wel maak je het goed? Laten ze je
t niet al te zeer voelen, dat je een
'Hl van mij bent?"
he Dohmes en de Werneckes zijn zeer
'L'd voor me. Maar, kon nu Grootmoe-
f wacht en Walter is ook binnen",
••Zoo? Die jongen man had buiten
hinen blijven. Je komt zoo zelden en
het dan eindelijk toch eens gebeurt
'b behoeft er geen vreemde bij te
in."
»Hij is toch een goede kennis van u."
Ach, laat mij met rust met al die ken
den. Zij willen van mij alles en ik mag
1,1 ben niets weten. Nu is mijn heele
'Obd weer bedorven. Ik blijf in mijn
fföer."
"Neen dat leed moet ge me nu niet
j'fioen Walter moet u iets vragen."
he vroolijkheid, die op Steenmans ge-
bij de komst van Margriet gekomen
was er nu weer geheel af.
„Mij Wat kan zoo'n ellendig mensch
als ik ben geven of weigeren? Wat wil
hij van mij?"
„Hij zal het li zelf wel zeggen."
„Hij moet zich de moeite liever spa
ren. Er is ter wereld toch niemand, die
armer is dan ik ben. Ik kan mijzelf, noch
veel minder anderen helpen."
„Wat Walter wenscht, dat staat in uw
macht toe te staan of te verbieden en
wanneer gij „ja" zegt, dan zult gij mij
ook een groote vreugde daarmee doen."
Er werd hard op de deur geklopt. „Ko
men jullie nou of komen je niet? vroeg
de Bergmulderin met een onvriendelijke
stem. Wat zijn dat nu weer voor heime
lijkheden?
De soep staat op tafel. Moet ze nu weer
koud worden Wanmeer jullie niet lusten,
ga ik met Walter alleen maar eten."
„We komen, grootmoeder!" haastte
Margriet te antwoorden.
„Vader maakt zich eerst klaar. Eer'we
vijf minuteu verder zijn, zitten we bij u
in de kamer
Knorrig en pruttelend, verwijderde de
oude zich.
„Gauw nu maar, vader!" vermaande
Margriet. „Neem, een nieuwen boord en
ook een nieuw front moet ge nemen. Ik
heb ze beide meegebracht. Kijk maar
eens, wat chic!
Niet waar? En kam nu uw haar en
uw baard. Ge ziet er zoo lreelercual ver
wilderd uit. Zoo Nu kun je je gerust
laten zien. En niet waarvandaag
zult ge om mijnentwille heel goed en
vriendelijk zijn. Ik verheug me nu ai zoo
in dezen avond. Zij trok hem met haar
vooruit.
Steenman volgde haar half boos en
pruttelend, half ook tot toegevendheid
bereid. Hoe zou hij ook zijn lieveling
hebben kunnen bedroeven
Toch kon hij het niet nalaten Walter te
laten voelen hoe onwelkom hij was, want
het griefde den mulder stei k, dat Andries
zoo'n scherpe lijn tussc;hen de houtvesterij
en den molen getrokken had.
„Jij bent misschien weer in stilte hier?
mopperde hij, terwijl hij den groet van
het jongmensch slechts kort beantwoord
de. „Dan zou ik liever hebben, dat je
maar weer dadelijk weggingt."
„Neen, oom. Mijn pleegvader weet, dat
ik met Margriet meegegaan ben ik moest
u van hem en van mijn pleegmoeder
goeden dag zeggen.
„Mie het heele jaar lang niets met mij
te maken wil hebben, die behoeft zich
op de feestdagen ook niet met mij te be
kommeren."
„Begin je nu alweer ruzie te maken?"
r-ep de oude. „Je bent nauwelijks uit je
bed of het schelden breekt opnieuw lós.
Aan een vriendschappelijk samenzijn mag
heelomaal niet meer gedacht worden."
„Maar grootmoedertje, neem toch niet
alles zoo kwaad op! Kijk maar eens, hoe
gezellig het bij ons zal worden.
Walter en ik, wij hebben oen groot
verzoek te doen, vader. Oom en tante
Dohme, mijnheer AVernecke en grootje
hebben het reeds goedgevonden, nu komt
het er alleen nog maar op aan, dat gij
het ook doet."
„Op mijn, Ja of neen, zal het wel niet
aankom:n."
„Ik doe niets, wat gij niet goedvindt.
Dat weet Walter en zoo denkt hij er ook
over."
„Ja, zeker, Oom i Als ik er niet zeker
van ben, dat gij het goedvindt, dan moet
ik mijn plan opgeven, dat van het hoogste
gewicht voor zijn heele toekomst is."
„Daar praten we later over!" zei Mar
griet, en ze schepte de borden met dam
pende soep vol. „We hebben toch tijd
tijd genoeg voor ons."
De stemming werd nu spoedig gezelli
ger. De groote, vierhoekige kachel straalde
een lekkere warmte uit.
Het gebraad, dat de houtvesterin mee-
gegeveu had, smaakte heerlijk en 't bier
niet minder, dat in de molen altijd voor
radig was.
Zelfs het treurige, rimpelige gezicht
der Bergmulderin werd vriendelijker en
het steeds gerimpelde voorhoofd van den
mulder werd glad. Misschien had hij wel
liever Walters verzaek afgewezen, maar
hij deed het nóg niet, daar Margriet hem
met haar onschuldige, vleiende oogen aan
zag.
„Wat doet ge mij een plezierI" riep ze
en ze drukte haar frisschen, koraalrooden
mond op zijn verbleekte, ilitse lippen.
„Denk maar eens, hoe vereerd zich
zoo'n kleine, onbeduidende meid als ik
ben, gevoelen moet! Denk eens, wanneer
nu Margriet Walter tot roem en eer brengt
en hem zoo brengt tot het liefste, wat hij
wenscht, moeten wij allen daar dan niet
trotsch op zijn?"
„Nu ja ja
En nu ga ik aaar de keuken en dan
maak ik een borrel klaar, een borrel,
zooals men hier nog niet gedronken heeft'.
Al het noodige brachten wij mee, niet
waar Walter?"
„Ja, kindje. Als ik je soms helpen
kan...."
„Neen dat kan ik alleen wel, Blijf maar
hier. In een kwartier ben ik weer terug."
Weldra vulde de heerlijke geur van den
naar aroma ruikenden drank de groote,
warme kanier. Het ijs was van de ramen
gedooid en de gordijnen bad men niet
dichtgetrokken, want Margriet dacht, het
sneeuwlandschap ziet er in dezen helde
ren, heerlijken nacht, waarinde sterren
donkerden" en het maantje scheen zoo
schoon als in een sprookje uit, en het
lijkt wel, of men in een schitterend kris-
stallen paleis zat.
Steenman werd elke minuut vriendelij
ker gestemd jegens Walter. Het deed hem
zoo goed weer als een fatsoenlijk mensch
behandeld te worden. Op zijn gezicht
kwam weer allengs die uitdrukking van
vroo ijldieid, die er in laDgen tijd niet
meer op was geweest en een levendig,
gezellig ge-prek, waaraan ook de oude
vrouw deelnam, werd aangeknoopt.
„Kind, zing 't Kerstlied eens voor ons!
vroeg Walter.
„Ik hoor je zoete stem zoo graag. Oom
en grootmoeder zullen het ook wel graag
hebben."
„Ik heb altijd graag mooi zingen ge
hoord," zei de Bergmulderin en Eva
wilde evenwel mij bijna niet wat voor
zingen, dat was haar de moeite niet
waard, omdat er verder niem. meer naar
luisterde. Ja, ja, om je een plezier te
doen daar was ze niet van thuis en
meer hart voor thuis zal ze daarginder
ook wel niet gekregen hebben.
Geld van Mevrouw van Rustelli en een
kleed voor mij heeft ze we! gestuurd,
maar alleen zoo'n paar koude, onver
schillige woorden daarbij geschreven.
Die schaamt zich
„Wees toch stil!" riep Hans uit. „Wil
je me nou weer met geweid uit mijn hu
meur hebben?"
„Kt! Nietg van dat alles!" riep Mar
griet. „Mijn zuster ken liefhebben, al
schijnt zij ook dikwijls koud toe. Van
avond willen wij nu alleen voor ons heb
ben. Nog een glas bowl, grootmoedertje?''
„Nu, ik wil nog wel wat."
„Zeker 1 We zijn toch zoo weinig bij
elkaar. Waarom zallenwediovroolijke uren
gaan vergalllen? Op je welzijn, mijn lieve,
kleine meid en op de engelen gestalte!"
„Jawel, oom 1" stemde Walter in. Als
't werk gelukt, dan zal ik Margriet, ti
en grootmoeder zooveel dank verschul
digd zijn, dat ik die schuld mijn leven
lang niet zal kunnen voldoen, dan heb
je slechts te spreken, en ik zal doen
zooveel het in mijn vermogen ligt."
Margriet legde haar handje op zijn
lippen. „Waarvoor zeg je dat, Walter?
We doen je van harte gaarne een plei-
zier. En daarom is het heelemaal niet
noodig over dank te spreken," ze begon
te zingen en de reine, heldere klank
harer stem streelde oor en hart. Groot
moeder vouwde de handen als zat ze in
de kerk en neuriede mede
„Stille nacht, heilige nacht."
„Dit was schoon en heeft me aan
gelukkige tijden herinnerd, zei
Hans, toen ze geëindigd was. „Dat lied
zou ik graag nog wel eens willen hooren."
„Dat zult ge dadelijk!" riep Margriet
verheugd.
Kinderen, zooals vandaag is liet me in
geen tijden te moede geweest," mompelde
de Bergmuider. „Wie weet—nu wordt het
misschien nog anders en beter. Ik hel»
zoo'n gevoel, alsof na een langen r«gen-
tijd de hemel helder wordt."
Wordt vervolgd.)