DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
De Bergmoten.
Middenstands-
crediet.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
€11^33, Haarlem
WOENSDAG 12 FEBRUARI 1908.
32ftte Jaargang. No. 6810
Bureaux van Redactie en Administratie;
latere* TeBefoorasauinin®!* 1428.
We hebben onlangs in ons blad
medegedeeld, dat te Alkmaar een
vergadering is gehouden, waarin
de heer van Benthem, lid van de
Prov. Staten van Noord Holland,
het woord heeft gevoerd over Mid-
denstandscredietbanken. Naar aan
leiding van die vergadering volge
hier nog een woordje.
Eu gevolg n.l. daarvan zou
hoopte men de oprichting zijn
van een Middenstands-credietbank
voor Noord-Holland (Amsterdam
uitgezonderd).
Hierin is onze stad en de omtrek
van Haarlem, voor zoover het den
Middenstand betreft, óók betrok
ken.
En het is dus niet zonder reden,
dat we met den wensch der Noord-
Hollandsche Middenstanders voor
oogen, over dit zeer actueel onder
werp ook onzerzijds eenige opmer
kingen willen ten beste geven.
De heer van Benthem wenscht
een Raifl'eisenbank. Dat was, kort
en goed gezegd, de hoofdinhoud ven
zijn reden. En wel een Raiffeisen-
bank „mit beschrankter Hai'tuDg",
met beperkte aansprakelijkheid der
coöpereerende. Middenstandr rs. Aan
deze bank wil hij een centraal be
stuur geven, een kassier, commis
sarissen en raad van toezicht,
kortom hij wil er een bank-instel-
ling van maken, zooals.... alle
andere bankinstellingen zijn. Alleen
met dit onderscheid natuurlijk, dat
de credietnemers ook tevens de
geldschieters, de aandeelhouders
zijn.
In de practijk we willen het
maar dadelijk uitspreken lijkt
ons dat stelsel weinig aanbevelens
waardig.
We vreezen, dat een zoodanige
Bank al van den beginne af aan
zou hebben te kampen met kapitaals
gebrek, dat ze zou lijden aan bloed
armoede, aan gebrek aan deposito's
en vooraldat men van haar vragen
zou een soort van credietverschaf-
ting, waarvoor een Middenstands-
bank o i. niet bestemd moet zijn.
Dit laatste eischt eenige ver
duidelijk.
Naar onze bescheiden meaning
moet de Middenstand van een
coöperatieve credietinstelling ten
zijnen behoeve alléén gebruik maken
om in een tijdelijk kasgebrek te
voorzien. Een Middenstandsbank
mag o.i. niet dienen om oprichtings
kapitaal te verschaffen (en zoodoende
bet leger der Middenstanders op
kunstmatigs wijze te vergrooten)
noch om den Middenstanders be
drijfskapitaal te verschaffen, dat
rouleert in het bedrijf, zijn renten
opbrengt, maar niet dan bij uit
nemende resultaten van het bedrijf
uit dat bedrijf-zelf kan worden te
rugbetaald.
Voor tijdelijke verlegenheid, als
een steun in een tijd van crisis,
als een hulpmiddel bij eeD per
soonlijke ramp, die den Midden
stander in zijn zaak treft. alleen
daartoe mag en moet o.i. de crediet
instelling dienen.
Wij zouden het betreuren, als de
Middenstanders eigenlijk bankiertje
gingen spelen. Want te verwachten
is heb dat de resultaten daarvan
financieel nog droeviger zouden
zijn, aan nu reeds die van talrijke
bankiers genoemd kunnen worden,
afgescheiden nog daarvan, dat
de zaakkundige leiding toch in
banden van vakmannen zou moeten
worden overgelaten.
Neen, wat wij bier bepleiten, en
jarenlang al bepleit hebben, is een
oplossing van het Middenstands-
credietvraagstuk in den volgenden
geest:
Gesticht worden plaatselijke cre-
dietinsteliingen op coöperatieven
grondslag, om het nu eens zoo te
bpjven noemen. De aandeelhouders
nemen deel in het bedrijfskapitaal,
dat enkel en uitsluitend mag die
nen als kapitaal voor de uit te
geven leeningen. De plaatselijke
credietinstellingen motten een inte
greerend doel uitmaken van de
plaatselijke Middenstandsvereeni-
gingen, die ook stem en deel moe
ten hebben in het bestuur der in
stelling. De kapitalen, bijeengebracht
door de plaatselijke aandeelhouders,
worden over de geheele provincie
of streek bijeengevoegd en beheerd
door een kassier, die ook bet ad
ministratieve gedeelte voor zijn
rekening neemt, die de credieten
uitbetaalt, de aflossingen en renten
int, de kapitalen belegt, kortom
de boekhouding voert en de kas
heeft.
Crediet wordt verschaft onder
persoonlijke of zakelijke zekerheid,
alleen metj goedkeuring van de
plaatselijke besturen der plaatselijke
credietinstellingen. Hierdoor wordt
de zekerheid gewaarborgd dat het
crediet aan een credietwaardige
wordt gegeven. Alleen plaatselijk-
bekenden kunnen in plaatselijke
toestanden zóó thuis zijn, dat ze de
gegrondheid van een credietaan-
vraag, de betrouwbaarheid van den
aanvrager enfin het algemeen den
waarborg voor bet boven aangege
ven karakter dat o.i. de credietver-
ieening door Middenstands-instellin
gen hebben moet, goed kennen.
Voor een bankinstelling als alle
andere, die slechts crediet geeft op
borgstelling van bij haar geïntro-
duceeren (wat dan ook de Baiffei-
sanbank van den heer van Bent-
heim zou moeten doen) hebben die
persoonlijke omstandigheden, die
kennis van bijzondere redenen en
plaatselijke toevalligheden die tot
de credietaanvrage geleid moeten
hebben, geen waarde.
't Korat .er voor deze niet op aan
waérom het crediet noodig is, als
bet maar op tijd wordt terugbe
taald. Bij een Middenstandscrediet-
instelling echter zooals wij die wen
schen, komt dat er juist wèl op aanl
Niet alleen dat het crediet worde
terugbetaald, is een factor die bij
de verleening in aanmerking komen
moet, maar ook dat het crediet
werkelijk als eenfhulpmiddel noodig
is, dat het goed besteed wordt,
dat het van Middenstands stand
punt gezien, werkelijk den Midden
stand in zijn geheel ten goede
komt! Dat is het sociale werk, wat
we tevens aan een Middenstands-
credisfinstelling willen verbinden,
en dat ons onmisbaar toeschijnt,
wil men het vraagstuk van 't crediet
op opbouwende wijze ten gunste
van den Middenstand oplossen.
ln het kort is hierboven aange
geven, hoe naar onze zienswijze de
beste oplossing is te geven aan de
ontwijfelbaar bestaande kwestie van
bet Middenstands-crediet.
Geen Centrale Bank althans
dat nog niét in een voor ons af
zienbaar tijdperk maar een fusie
van kleine, plaatselijke credietin
stellingen, die verbonden zijn aan
de plaatselijke Middenstands-orga
nisaties.
Nu de Katholieke Middenstand
zich in ons Diocees zoo vruchtbaar
en succesvol concentreert in eigen
vereenigingen, zouden we aan den
Diocesanen Rond bescheidenlijk wil
len vragen, of een wijze van werken,
als hier bedoeld, niet 't best uit
voerbaar endoeltreffend zou
zijn!
Een band te meer tot eenheid,
en een, toch ook nóódige aantrek
kelijkheid voor de Roomsche orga
nisatie zou daaidoor zeer zeker tot
stand komen.
En in verbinding met een incasso-
en informatie-instelling zouden o.i.
de practische gevolgen en de rijpe
vruchten van deze Diocesane Mid
denstandscredietinstelling niet lam
op zicb laten wachten.
We hebben slechts de hoofdpun
ten aangestiptaan bek wamer hoof
den zij het overgelaten, het denk
beeld dat ons theoretiseh-uitgewerkt
voor den geest staat, in een praetisch-
mogelijken vorm te gieteD,
Wat denken de Roomsche Mid
denstanders ervan?
Algemeen Overzicht.
Een hooggewaardeerd lezer, die
in ons blad belang stelt, maakt ons
opmerkzaam op een artikeltje in
een Duitsch orgaan, waarvan we
hier met volle instemming, als zoo
waar en diep-doordaoht, een en
ander weergeven.
Het bedoelde blad vestigt er, in
een bespreking van den huidigen
toestand in Frankrijk, de aan
dacht op, dat de grondregelen van
recht en vrijheid, die nü nog leven
in het volksbewustzijn, en het laatste
bolwerk zijn tegen het radicalisme,
langzamerhand van bun voetstuk
gelicht worden. Dat is de laatste
phase in den strijd van revolutie
tegen recht en waarheid I
De Fransche Katholieken hebben
in de laatste jaren nog een zekeren
steun gehad aan de [nawerking van
oude rechtsbeschouwingen en rechts
voorschriften. Dat kwam voorna
melijk uit bij de rechterlijke macht,
vooral in den laatsten tijd. Want
meer f dan één vonnis van Fransche
magistraten riep aan de regeeriug
een forsch halt toe, wanneer deze,
mot een beroep op de volmacht
die de Kamers hadden gegeven, de
hand wilde leggen op vrome stich
tingen. En dat laatsteinbeslag
neming der kerkelijke stichtingen en
materiëele uitzuigerij, gaf aan de
Fransche regeering juist de_ eenige
mogelijkheid in handen, om de kerk
van Frankrjjk machteloos te maken
Begrijpelijk dus, dat de regeeringdoor
dereek terlijke macht, die haar in den
weg trad, opgeschrikt werd! Maar
mannen als Clemenceau en Briand,
samenzweerders eens of socialisten,
hebben niet veel eerbied voor de
onaantastbaarheid van rechterlijke
uitspraken of voor het rechterlijk
ambt! Hun geestelijke aanvoerder,
Briand, stond niet verlegen toen
op Nieuwjaarsdag de minister van
justitie plotseling overleed, liet hij
aan zijn departement de afdeeling
onderwijs schieten, en vereenigde
eeredienst met justitie.
Eenige dagen geleden ontving hij
de vertegenwoordigers van de Fran
sche magistratuur. Hun woord
voerder, de president van het Hof
van Cassatie, was zelfstandig genoeg
om in zijn toespraak erop te wijzen,
dat de Fransche magistratuur den
plicht had de wet toe te passen, om
welke zaak het ook ging, alléén
omdat het „wet" is.
Dat was duidelijk genoeg En
Briand nam den handschoen op.
Hij antwoordde, dat een loyale
uitvoering der wetten alleen dün
door de rechterlijke macht gewaar
borgd was, wanneer deze zich
oprecht aan de republikeinsche
staatsinstellingen aansloot, en hij
eischte van de rechters dan ook,
dat zij zich bij hunne recht opraak
zouden doordringen van den „geest
der democratie"
Dat woord is wel het begin van
het laatste bedrijf der vernieti
ging van het historisch-gegroeide
Frankrijk, zooals wij dat dat kennen.
Terecht zegt de „Univers", dat
deze uitspraak van Briand lijnrecht
in strijd is met de wezenlijke taak
der rechtspraak en dat zij ook met
de beginselen van recht on wetge
ving niet is overeen te brengen.
Alle grondstellingen van het recht
zoo klaagt het blad worden
door zulk een minister van justitie
ondermijnd! „Laat men hem dan
zóó naar believen onze wetten om
verwerpen? Daar zijn nog andere aan
slagen tegen den staat dan konings
moord in landen waar geen koning
is, is een aanslag tegen het Recht
even misdadig als anders eene tegen
het leven van den koning is!"
Dat is volkomen waar.
Maardat is oc k de bedoeling
der Fransche radicalen. In drie
trappen gaat de zware strijd, die
nu gedurende eenige jaren in Frank
rijk is ingezet. Twee trappen zijn
reeds achter den rug. Nu staat men
voor de laatste. Drie muren had
tot in den jongsten tijd het Frank
rijk van onze dagen, om zijn levens
vlam, ook nog dA de groote revo
lutie, te beveiligen tegen uitblus-
sching. Dat was het officierencorps,
de geestelijkheid, en de rechterlijke
macht. Tien jaar geleden is het
leger door de onzalige Dreyfushis-
torie ontwricht. Spoedig daarna zijn
de vernietigende slagen gevolgd op
den clerus. En nu staat de vijand
voor den derden muur. Zij, die
dezen muur verdedigen, hebben met
oud-Fransche ridderlijkheid openlijk
beiuigd, dat zij hun grond-stellin
gen zullen blij ven verdedigen. Briand
heeft hun geantwoord, dat da strijd
beginnen zal!
Die strijd met dat laatste bol
werk tegen de nieuwe revolutie in
Frankrijk vangt thans aan.
In Portugal schijnt het te gaan
zooals we voorspeld hebben.
De revolutionairen zijn allesbe
halve geknakt: Franco had hen
onder den duim, maar onder 't
radicaal-lonkende kabinet van Fer-
reira leven ze weer op, en beramen
wier nieuwe pogingen om het Ko
ningschap en de Kerk (die twee
gaan weer samen, zoo als altijd en
overal gezag en godsdienst elkaar
steunen!) uit Portugal te drijven.
Een nieuw republikeinsch comité,
met den befaamden Machado, die
voor den koningsmoord naar Parijs
uitweek, aan het hoofd, is nu ge-
wormd.
En ze hebben al laten weten, dat
ze eischen terugneming van alle
maatregelen door Franco genomen,
begenadiging- van Mie republikeinen
en opstandelingen dia ooit wegens
hun revolutionaire gevoelens uit de
maatschappij zijn verwijderd!
Ende nieuwe regeering
buigt zich daarvoor. De macrozen
van de vloot hebben in 1906 op
roer gemaakt: die oproerlingen
zullen zoowaar worden begenadigd
Geen wonder dat de republikei
nen het Ministerie Ferreira, naar
de kranten meldrn, gunstig beoor-
deelenHet brent hun nader tot
hun doelwerk Maar het levert ook
ongezocht en onwillens de recht
vaardiging van Franco's strenge,
maar eerlijke en onwanhoopbare
regeering
Behalve de gistereu door o ns
besproken dreigementen met een
aanslag, moet de Czaar van R u s-
land nog daadwerkelijke bewijzen
hebben gehad dat de nihilisten weer
met hun moord agitatie begonnen
zijn.
Maandag zijn te Sint Petersburg
in den kelder van het hoofdgebouw
der Polytechnische School door de
politie negen bommen en nog an
dere ontplofbare voorwerpen ge
vonden.
Het telegraaf agentschap „Infor
mation", insgelijks van het moord-
komplot tegen den Czaar makende
zegt o.a.„Men zal zich herinneren,
dat na den dood van grootvorst
Sergius de terroristen hun voorne
men te kennen gaven om tegen
het leven van den Keizer niets te
ondernen. Doch de door Nicolaas
II gevolgde staatkunde Heeft niet
de verwachte resultalaten opgele
verd en vandaar dat de terroristen
zijn teruggekoerd tot hun oude
taktiek,
Droevig
De nieuwe ministers.
De St. Ct. van gisteren bevat d-tu,
zooals al gemeld, de Kon. Besluiten
waarbij aan de leden van het vorig
ministerie op hun verzoek eervol
ontslag wordt verleend en met in
gang van 12 Februari de nieuwe
ministers, wier namen reeds bekend
zijn, worden benoemd. Alleen de
benoeming van mr. Heemskerk is
ingegaan op 11 Febr.
De ontslag-aanvraag van vice?
admiraal J. Wentholt is niet aan
1
genomenvoor deze was dus geen-
benoemingsbesluit noodig.
De Ned. meldt, dat de nieuwe
Minister van Buitenlandsohe Zakenjh
tot de christelijk-historische partij
behoort.
Nog schrijft de „Nederlander"
„Dat mr. Heemskerk, die der
doodsteek aan het vorige Kabinet
toebracht, als formateur van het
nieuwe moest optreden, tenzij hij
die taak aau bet hoofd zijner partij, f '1
dr. Kuyper, wenschte overtelden
spreekt van zelf. Zijn wij wel in
gelicht, dan is dr. Kuyper in dt
gelegenheid gesteld die taak ovei
te nemen, doch heeft hij daartoi
geen termen gevonden. Een conflict
tusschen beide anti-revolutionairei
is derhalve niet te verwachten."
Audiëntie.
De minister van binnenlandse!»
zaken brengt ter kennis van be
langhebbenden, dat hij eiken Zat r
dag, te beginnen met 15 dezer, de
namiddags te 1 uur, aan het lokaa
van het departement van binnen
landsche zaken, allen zal ontvange:
die hem over de zaken van zij;
departement wenschen te spreken
Prov. Staten van Zuid-Holland.
De Provinciale Staten van Zuid
Holland kozen gisteren tot Gede
puteerde (vacature-wijlen den hee
Kemink) eenparig jhr. mr. D. J
De Geer.
De Middenstandstenloonstellling ga,-
niet door.
De Middenstandstentoonstelliu
die eerst 1908, later in 1909 t
Amsterdam zou worden gehoudex
gaat niet door.
De Nederlandsche Bond van Vei
eenigingen van den Haudeldr ij ver
den en Industrieelen Middenstan
toch, die het initiatief tot deze ter
toonstelling genomen heeft, had ee
referendum gehouden, onder
vereenigingen, die bij dien bond a
lid aangesloten zijn, over deelnam
en medewerking aan de tentooi
stelling. Maar dat referendum
faliekant ingeloopen.
Naar aanleiding van een desb
treffend schrijven, vergaderde f
Amsterdam het comité van voo
bereiding,dat door de Middenstand;
bond benoemd was onder voorzi
terscbap van mr. C. Frikkers.
Deze constateerde, dat de planue
voor de tentoonstelling weliswaï
I
fEUILLETON.
1
I
IEUWE HAARLEMSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS:
Por 3 maanden voor Haarlem fl.35
Voor de plaatsen, waar oen agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.35
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,81
Afzonderlijke hummen,0.05
PRIJS DER ADVEETENTIËN:
Van 1—-6 regelsfO.ÜO (contant f 0.50
Elke regel meer0.10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie 4 contant.
i
(Naar het Duitsch.)
24)
Doch, daar moet meu zich over heen
zetten. Maar thans smacht ik naar
een door u gezetlen kop thee, ik moet
eens proeven of hij mij nog zoo lekker
smaakt als vroeger, toen mijn haren nog
zoo zwart als ebbenhout waren en toen
ik nog niet mijn vorstelijk vermogen ge
ërfd had."
„Waarvan ge tot nu toe op verkwis
tende wijze pleegt te genieten."
„Ja, natuurlijk I lachte hij ironisch.
„Keur je dat in mij af'? Had ik, de
arme en toen plotseling rijk geworden
edelman, voor de afgodsbeelden moeten
knielen en hen eerbiedig moeten aanbid
den?
Neen, ik maakte hen dienstbaar voor
mij, ik dwong hen mij eiken wensch te
vervullen, verder mijne dolle invallen te
verwerkelijken. Waar heeft men anders
Seld voor dan dat men het door zijne
ngers laat rollen en 't genot daarvoor
nruilt
„Men kan het voor edeler doeleinden
aanwenden."
meent, men kan een gekken of
yzenhuis bouwen, of soms iets doen
waarvoor men een ordeteeken krijgt?
Ja, dat is waar. Maar ik ben een geheel
onafhankelijk man, die geheel en al als
heer en meester op zijn landgoederen op
treedt, en voor wie de meeningen zijner
medemenschen heelemaal van geen waar
de zijn. Ieder mag van mij denken, wat
hij wil, hij mag mij voor een egoïst hou
den, een dwaas of een booswicht,, ik weet
niet, wat mij op de wereld onverschilliger
zou zijn. Ik hou mij met niemand op,
Barones, want ik ken niemand, met wien
ik graag zou omgaan, en niemand van
wien ik zou moeten zeggenDie is waard,
dat ik eon uitzondering maak."
„Onder deze omstandigheden is het
toch eenzaam en ongezellig voor u."
„Eenzaam ja dochongezellig,
neenHeer en meester van zijn eigen
willen te zijn, iedereen onverbloemd te
kunnen toonen, hoe gering men hen
schat, dat is ook een genot."
„Maar een zeer bitter, dunkt mij."
„Die paar druppeljes gal worden rijke
lijk verzacht door de gedachte: Ge hebt
het niet meer noodig een masker voor
uw gezicht te dragen en kunt u de weel
de veroorloven, iedor je waar gezicht te
laten zien. Want wie zou je kunnen be-
nadeelen of bevoordeelen Te zijner tijd,
toen ik met aangebeden bewondering,
met den verteerenden gloed van een on
ervaren jongeling tot u opzag, Lola, en
voor u in mijn hart een heilig altaar op
richtte, was ik niets meer, dan een arme
landjonker zonder vooruitzichten en gij
waart zoo slim mijn aanzoek af te wij
zen."
„Zoo min moogt gij niet van .mij den
ken. Ik trok Gilbert van Slechter geens
zins voor u, omdat hij rijker was, maar
omdat hij mij toestond ook verder voor
de kunst te leven. Gij evenwel had mij
gedwongen haar dadelijk vaarwel te zeg
gen."
„Ja, want wat van mij is, moet ook
heelemaal mij toebehooren. Ik zou nie
mand een blik van u gegund, nooit ge
duld hebben, dat een andere man u toe
sprak, al was het ook voor den schijn
of op 't tooneel geweest. Ge hadt mij ook
op mijn klein goed moeten volgen en
voor mij alleen moeten leven. Het was
wel te veel geeischt, maar ik verbeeldde
mij destijds toch werkelijk, dat ik uw
liefde gewonnen had.
„En gij bedroogt u niet. Ik hield ook
van mijn beroep en zeker met warme,
volle geestdrift. Daar die tijd vergenoeg
achter ons ligt, en daar gij daar straks
nadrukkelijk gezegd hebt, dat we als be
daarde, verstandige menschen met elkaar
kunnen praten, wil ik thans u wel zeg
gen, dat 't besluit mij zwaar genoeg viel.
Maar daar kwam nog iets anders bij.
Ik vreesde voor uw heerschzucht, voor
de macht, die gij over mijn eigen wil
zoudt willen uitoefenen, ik wenschte mij
niet gezangen te geven.
Daarna verloofde ik "mij met baron
van Slechter, die geheel enthousiast was
voor de kunst, zooals ik.
Ons huwelijk was, zooals ge wellicht
vernomen zult hebben, geen gelukkig,
want Gilbert wilde altijd zijn haan ko
ning laten kraaien, terwijl ik aau mijn
ideeën vasthield.
Steeds verkeerden we in meeningsver-
schilïen en eindelijk kwam het ten slotte
tot een treurige vervreemding tusschen
ons. Wij gingen elkaar voorbij, niet als
twee wezens, wier denken en voelen éen
geworden is, maar als twee slaven, die
tevergeefs aan hun gemeenschappenlijken
keten rukken en trekken, maar hem toch
verder moeten sleepen.
De dood verbrak dezen keten ten slotte.
Toen hij naderde, verzoenden wij ons
wij, die zoo lang in tweedracht had
den geleefd.
Gilbert reikte mij zijn hand, die reeds
warm begon te worden en zei «et een
moe lachje op zijn lippen „Het was een
noodlottige dwaling, Lola", en ik ant
woordde: „Een dwaling, waardoor we
beiden te gronde gingen en toch waren
we het waard geweest elkander te ver
staan."
Misschien heeft hij deze woorden hee
lemaal niet meer gehoord. Do nacht brak
aan en de dood voerde hem licht weg.
Hij sliep in, zonder nog eenmaal de oogen
te openen of de lippen te bewegen,als
iemand, die tot het uiterste uitgeput, zich
aan 't genot van een weldadigen, zoeten
slaap overgeeftMfjn leven had hij
niet gelukkiger gemaakt en toch maakte
zijn dood mij nog armer. Ik bleef toen
immers geheel alleen over, daar de He
mel mij niet 't geluk geschonken had een
kind te bezitten Waarom wel
Ik denk dikwijls bij mijzelf, dat ik een
goede moeder geweest zou zijn."
„Best mogelijk. In 't hart van iedere
vrouw heeft God de kiem van dat hemels
bloempje gelegd, dat men moederliefde
noemt. Daarom heb je zeker ook vermoe
delijk besloten een pleegdochter aan te
nemen."
„Een pleegdochter?"
Met een koelen, verwonderden blik zag
zij tot hem op
„Nu ja. Eva Bayduny, dat schoone, in
teressante kind."
„Is mijn leerlinge, niets meer!" viel zij
hem heftig en scherp in de rede.
„Zoo zoo, een leerlinge, die u tot eer
strekt."
„Wier ijver helaas veel te wenschen
overlaat Wie maakte u opmerkzaam op
't meisje
„Wie? Dat is ook een vraag? Mijn
eigen oogen.
Natuurlijk informeerde ik er naar en
vernam, dat de jonge dame de bescher
melinge en de huisgenoote was van
Mevrouw de Barones Rustelli v. Slechter."
„Daar zult je zeker wel eenigermate
verwonderd van hebben opgezien."
„Waarom?"
„Omdat Eva wat zal ik zeggen
omdat Bva niet zoo thuis is in onze rijke
Duitsche spraak, doch een behoorlijk
zich uitdrukken voor menigeen eniin,
daar Eva zich gedroeg op een wijze, d
van weinig voorname terughouding g
tuigde."
Wie zich geeft, zooals hij is, die too
in den regel meer oprecht te zijn d;
degenen, die eiken stap en elk woo
met berekening doen en spreken."
„Er is een oprechtheid, die komt v
het volle reine hart en niemand bind
ren kan, maar er is ook een, die dad
lijk 't gebrek aan alle teergevoeliglu-
en kieachheid en tian alle bekoorlijl
schuchterheid verraadt. Ik vrees, dat r
hier met de laatste te doen hebben."
„U oordeelt niet bijzonder toegevei
over uw beschermelingemaar sche
oordeelen ia men van u gewoon, Bar
nes."
„Vindt u, dat het ongerechtvaardigd
wat ik zeg?"
Orloff keek naar het lichte, blaut
wolkje van zijn sigaret en antwoord
verstrooid! „O, neenTot welke faun;
behoort die jonge alame?"
„Eva moet zich 't recht op den tit
Dame, eerst verwerven," antwoordde Lc
bitfcfw.
„Zij was, toen ik ge leerde kennen, e
arm boerenmeisje en haar vader sta
onder de verdenking van een ernsti
misdaad, maar die men hem zeker n
bewijzen kan.
(Wordt vervolgd.)
1
tÊT