TWEEDE BLAD De Bergmolen. Vervroegde winkel sluiting. Kijkjes uit de Rechtzaal. ZATERDIAC 29 FEBRUARI 1908. Jan en Arie uit Heemstede. BINNENLAND. FEUILLETON, NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT «Zonder wetshulp niet mogelijk", zoo schreven de kranten bij het be richtje dat een poos geleden in de Pers' de ronde deed: te Bodegraven *o-s de afschaffing van den nacbtar- be id door bakkers, bij onderling over ig vastgesteld, weer mislukt omdat er één zich daartegen had verklaard. Datzelfde opschrift; zonder wets- hulp niet mogelijk", mag gerust ge schreven worden als motto boven elk artikel, dat handelt over vervroegde ■winkelsluiting. Vervroegde winkelsluiting bij onder- liag overleg moge zoo mooi klinken *ls maar kanhet is eenvoudig een onmogelijkheid haar aldus te bereiken, Waar één onwillige reeds in staat is om den geheelen maatregel te doen mislukken. De wetgever moet dus ingrijpen, wil men de vervulling van dezen eisch, dat is wel voor iedereen dui delijk. Nu staat echter voorop de vraagis de eisch van vervroegde winkelslui- ting gerechtvaardigd Én ten tweede, bestaan er niet andere belangen, die hooger zijn dan die welke door yer- vroegde winkelsluiting bij wettelijke verplichting worden verzorgd, en die dus luider moeten srpreken?.... Op de eerste vraag antwoorden we volmondig ja. De eisch van de winkeliers (want over deze spreken we nu), dat de wet of verordening vaststelle een verplicht sluitingsuur voor winkels, is wel de gelijk een gerechtvaardige eisch. Gerechtvaardigd in het belang van het huiselijk leven van den winkelier, in het belang van hemzelf en van zijn gezin, in het belang ook der hygiène en der volksgezondheid. Het is ook een gerechtvaardige eisch in het be lang van het winkelpersoneel,doch dit blijve bij deze beschouwingen uitgesloten, aangezien we dan nood zakelijkerwijze de vervroegde sluiting zouden verwarren met de beperking van arbeidsduur, wat iets geheel an ders is. Tegen het gerechtvaardigde van den Wensch, den winkelier des avonds eerder rust en huiselijke gezelligheid te gunnen, is nooit iets van beteeke- nis ingebracht. Maar de voorstanders van „vrijheid, blijheid", die evenals in de beteuge ling der oneerlijke concurrentie in vaststelling van een sluitingsuur voor winkels zoo gauw „beperking der per soonlijke vrijheid" zien willen, rede neeren altijd: als de winkeliers het noodig hebben voor henzelf, voor hun gezin, voor hun gezondheid, wel, wie belet hen den winkel te sluiten? La ten ze hun gang gaan! De gemeente is daarvoor echter niet aangewezen! Die mag zich met deze beperking van de persoonlijke vrijheid niet inlaten. Nu wijzen we er vooreerst op, dat bij elk artikel der Politieverordening kan gezagd worden dat de persoom lijke vrijheid wordt aangerand, en inderdaad is dat ook zoo; maar waar blijkt dat het zonder aanranding der vrijheid niet gaat, waar blijkt dat zonder de „aanranding der vrijheid" veiligheid, gezondheid en hygiène voor de massa in gevaar komt, daar heeft de overheid geen andere andere taak dan al die persoonlijke gevoelen- tjes ter zijde te zetten en voor het algemeen belang op te komen 1 Vooral, wanneer het onmogelijk is, dat zonder die overheidsinmenging de winkelier zijn winkel sluiten kan! Bij de hedendaagsche concurrentie, en aen strijd om het bestaan die in het winkeliersbedrijf zoo groot is, zou het voor de meeste winkeliers een voudig zelfmoord zijn, hun winkel te sluiten als alle concurrenten nog met open deur zitten!.... Dat begrijpt iedereen, behalve verschillende niet-winkeliers, liberale advocaten als Mr. Levy en dergelijke „vrijheide"-apostels, die tegen wil en dank „vrijheid" willen opdringen aan de winkelier, ook al zou deze eraan bezwijken De overheid heeft dus in te grij pen zoo oordeelen we ter ver vulling van dien gerechtvaardigen eisch- Tenzij men ons aantoone dat er ande re belangen was, die zwaarder wegen Tot dusver hebben we die nog niet gevonden. Zekerer worden van die bezwaren geopperd Zoo zegt menvoor het vreemde lingenverkeer zou vervroegde winkel sluiting doodend zijn! De gezelligheid van de stad gaat erdoor verloren Een der winkeliers-vakbladen ant woordt op dit bezwaar zeer ad rem. Het zegt: Reeds bij oppervlakkige beschou wing springt de onbillijkheid van dit argument in het oog. Wil de ge meente zijn gezellig aanzien niet mis sen, dan dient toch de gemeente, als zoodanig, daarvoor te zorgen en dit niet aan een deel der burgers over te laten. De hooge gasrekeningen, ont staan door het late sluitingsuur, zou den dan als een extra belasting, den winkelier opgelegd, beschouwd mogen worden. Maar vooral mag het in strijd geacht worden met ieder begrip van menschelijkheid, dat de duizenden betrokkenen, patroons en bedienden, tot 's avonds laat. soms tot midder nacht, aan deD arbeid moeten blijven, dagelijks eenige uren langer dan noo dig is moeten vertoeven in de onge zonde atmosfeer der winkels en uit hunne gezinnen worden gehouden, alleen ter wille van de gezelligheid der stad. En nog afgezien van de on billijkheid van het argument blijkt in de praktijk dat het allen grond mist. Slechts enkele straten zijn het die nu door de inwoners en vreemdelin gen worden bewandeld om van dezer gezellige verlichting en de fraaiheid der winkeletalages te genietenmaar een eigenaardigheid is, dat juist in die drukbewandelde gezellige straten de winkels voor het meerendeel vroeg zijn gesloten, althans vroeger dan in de minder gezellige straten, wel een bewijs dat de aantrekkelijkheid van bepaalde straten geen verband houdt met liet wel of niet open zijn der winkels. Ook levert Berlijn, waar nu juist een voldoend aantal winkeliers-handtee- keningen zijn verzameld om door de politie te laten voorschrijven een 8- uur-sluiting inplaats zooals tot nu toe een 9-uur-sluiting, het beste bewijs dat een stad van zijn gezelligheid of at tractie niets verliest door vroege win kelsluiting. Berlijn, waar het zoogenaamde nacht leven en het vreemdelingenver keer allesbehalve kwijnend zijn, zal binnenkort op verzoek van niet minder dan 28,000 winkeliers een 8-sluiting bezitten Voorts doet het argument, dat de winkeliers bij een vroeger uur van sluiten „eene beduidend# schade zul len lijden", ook wel „geheel ten onder zullon gaan" nogalj opgeld. Hiertegen wenschen wij op te mer ken, dat blijkbaar de winkeliers spoe dig "klaar staan met de veronderstel ling van'„totalen ondergang". In herinnering moet even gebracht worden de geschiedenis van dien win kelier uit een der Amsterdamsche buitenwijken, die, toen de eerste ge meentelijke electrische tram doorzijn straat reed, de driekleur halfstok heesch. De held van deze geschiede nis en zijn zaak, plus de geheele buurt, genieten heden ten dage nog een min stens even goede gezondheid dan in het voor-electrische tram-tijdperk! Met dezelfde bezwaren hebben de barbiers, toen zij bet uur van sluiten wensehten te vervroegen, ook te kampen gehad, maar de praktijk heeft ook hier bewezen, dat al dergelijke bezwaren slechts schijnbaar zijn, dat zij alleen gevolgen zijn van pessimis tisch inzien, van vrees voor verande ring van het bestaande. Maar bij dit alles: de praktijk b.v. in Duitsehland, moet',hier toch eerst en vooral spreken! Zouden déér de winkeliers zich neerleggen bij de wet die een vroeger sluitingsuur voorschreef, als ze er zelf schade bij hadden? Och kom! De vrees van sommigen voor ver- loopen van hun zaak zou alleen dar, eenige reden van bestaan hebben, wanneer de koopkracht van het pu bliek door een vroeger sluitingsuur zou worden geschaad. Maar daarvan is geen sprake! Wij houden ons dan ook bij onze, jarenlang al gevestigde en verdedigde opinie: dat een wettelijke regeling, die den gemeenten in staat stelt, bij gebleken drang van winkeliars-zijde, een gemeentelijke verordening te ma ken die een bepaald sluitingsuur ge biedend vaststelt, de ware en beste oplossing is van dit vraagstuk. Een looddief te pakken! Ja, dat is zoo. Doch of ze hem ook zullen houden, daar valt aan te twij felen. Want 't bewijs is erg zwak. De 20-jarige smidsknecht M. G. O. Karstensens van Amsterdam had eeni ge dagen voor Kerstmis den opkooper Hofstee te Haarlem aangesproken en had hem een partij lood aangeboden, compositiebuizen. Later bleek, dat 't lood gestolen was uit een huis aan den Raamsingel ten nadeele van den loodgieter Giebels, die in dat perceel werkzaamheden verrichtte. Dat is be klaagde geweest, zei Hofstee, ik ken hem nog zeer goed. Maar er was meer. Want Zaterdags daarop was IC. aan de deur van H. geweest weer met een zak bij zich. 't Was tusschen 7 en half acht, tegen licht aan. De vrouw deed open. Dat was deze beklaagde. Haarman was niet thuis. Maar toen was het toch donker! zei de verdediger van den beklaagde, mr. Ribbius. Ik ken hem zeer goed nog, zei de vrouw. Het licht van den lantaarn schuinover viel op zijn gezicht. Zoo is K. de doos ingegaan en de officier eischte 7 maanden tegen hem. Mr. Ribbius vond, dat hier 't bewijs absoluut ontbrak. Want de mogelijk heid bestaat, dat Hofstee en zijn vrouw zich in den persoon vergist hebben. Veel verbeurd zou er aan IC. wel niet zijn, hij heeft al meer straffen gehad voor diefstal. Toon heb ik gestolen uit armoede. En nu in December had ik vooruitzicht op goed werk, doch de rechercheurs v. d. Halst en Brunt hebben wel gezorgd, dat ik het niet En toen daalde K. langs 't trapje af naar beneden. Kolendieven en een recht gezette opkoopeter. Twee mannen, de twee kolendieven, zaten op het beklaagdenbankje en achter in de getuigenbanken zat er een die als No. 1 op het bankje had be- hooren te zitten. We bedoelen de be ruchte Naatje Hangjas, houdster eener donkere kroeg in een onzer achter buurten. Had zij de gestolen waar niet gekocht, de anthraciet was zeer waarschijnlijk in het pakhuis blijven ligger- Wat toch is het geval? C, J. v. Velthuijsen, 23 jaar, bank werker en P. Havik, 21 jaar, los werkman beiden te Haarlem woon achtig, zaten in den avond van Vrijdag, 24 Januari, in de kroeg van de ge noemde Naatje Hangjas. Dat lijkt me daar wel de plaats van samenkomst te wezen van het Haarlemsche dieven- geboefte. Naatje kent haar klantjes wel en ze weet er ook wel van te profiteeren. Ze begon volgens 't Yerhaal, dat de beklaagde Velthuijzen deed, te klagen dat de steenkolen zoo duur waren. Ze zou wel wat anthraciet willen hebben Bon entendeur, demi mot suflit. Misschien kunnen we je er wel aan helpen, zei bekl. V. Goed, zei Naatje, ik zal er je 25 stuivers voor geven. Waarom zoo steenkolen? Wel, Havik had bij den steenkolenhardelaar v. d. Haak gewerkt, wiens pakhuis in de Spaarnwouderstraat was gelegen. Het werd al later in den avond en beiden verlieten 't kroegje. Eerst 't pakhuis eens geinspecteerd. Toen werd thuis een ijzer gehaald, waarmee de deur post geforceerd werd. Spoedig waren ze binnen en na enkele minuten ver lieten ze 't pakhuis, beiden met een 1/2 mud anthraciet op den nek. Natuurlijk naar Naatje Hangjas! De kolen werden onder de trap ge borgen en toen Naatje om 't geld ge vraagd w«rd, wilde zij slechts f 1,00 geven en 2 potjes bier. Niets van waar, zei Naatje, ze heb ben de kolen aangeboden en ik heb ze gekocht, nadat me telkens verze kerd was: 'tls goed werk. Ge behoeft niet bang te zijn. Ik heb ze f 1 gegeven en toch 2 flesscben bier, die 30 ets kosten. De verdediger Mr. Willekes Mac Donald vroeg Naatje of het haar ge woonte was om óp die manier aan kolen te komen? Toen de d efstal bekend was, heeft de rechercheur Brunt de kolen bij Naatje in beslag genomen. De officier eischtte 4 en 2 maanden. De verdediger zou eerst clementie hebben gepleit. Hij zei drft steeds graag voor een beklaagde te doen, vooral voor dezen, daar zij zich zeer berouwvol hebben getoond, maar, nu de beklaagde V. bij het binnenkomen geregeld zat om te kijken en te lachen tot zijn kernuiten op de publieke tribune, nu is verdediger's weemoed verkeerd in antipathie. Toch wilde de verdediger nog iets zeggen en wel over „la béte noire" in deze zaak, over „dat tuig," geper sonifieerd is Naatje Hangjas. Hoe- velen heeft die vrouw er al niet in de ellende gedompeld! Ze zet de jon gens aan ko!en te stelen en dan later wordt de dief nog beknibbeld op zijn losprijs. Deze vrouw is al zoo dikwijls als getuige verschenen. Spr. hoopte, dat ze ook weldra in 't beklaagden bankje zal plaats nemen en die hoop zal zeker wel door velen gekoesterd wor den. Dat ze dan zwaar zal gestraft worden, staat buiten kijf. In het teeken van dieverijen. De zitting van Donderdag stond wel in het teeken der dieverijen. De eene diefstalzaak na de andere werd behandeld. Nu was het weer W. J. Ronde, koperslager te Haarlem, die zich aan diefstal had schuldig gemaakt en niet éénmaal, doch wel een keer of vijf en wel 3 maal in December en 2 maal jn Januari. Van het terrein van Gebr. Jacobson aan den Harmenjansweg had hij in die vijf malen weggesleept niet minder dan 16 stuks ijzeren assen met wielen. Deze had hij voor oud ijzer verkocht aan v. d. Broek in de Krocht en wel voor 2 ets. per K.G., later voor U/2 c*s- In het geheel had hij ongeveer f 10 voor de partij gekregen. V. d. Broek had 't ijzer weer aan den opkooper Velleman verkocht. Natuurlijk steeg 't ijzer telkens zeer in waarde. Zes maanden werden tegen beklaag de geëischt. Hij had een zeer ongun stige reputatie. Beklaagde zei uit ar moede gestolen te hebben. Hij wist geen raad meer. Maar, 0 wee! Do officier voegde hem toe: Dat heb je den vorigen keer ook gezegd! Bedelaars verschijnen niet 7.00 veelvuldig voor de Haarlemsche Rechtbank. Maar deze week was er toch een, n.l. Jos. Bogaart van Honteniss# geboortig, 34 jaar, grondwerker. Hij had op 15 Januari aan 't Spaarne te Haarlem gebedeld aan de woning van den Heer van Dobben. Daar had bij een kleinigheid gevraagd om een schop te koopen. Bogaart is al verschillende malen veroordeeld, thans vroeg de officier tegen hem 5 dagen en 2 jaar opzen ding naar een Rijkswerkinrichting. Verhuurder en Huurder! Dring niet zonder permissie een andermans woning binnen! Treed zelf niet als rechter op! Liegende getuigen zijn slechte ge tuigen I Drie groote waarheden, welke dui delijk in de volgende zaak aan 't licht kwamen J. J. de Munnik, 34 jaar, timmer man te Alkmaar, doen vroeger te Haarlem wonende, had een zijner wo ningen aan de Leidsche Vaart alhier verhuurd aan W. de Vries, die thans in Rotterdam woont en wel van De cember 1906 af voor 5 jaren a f 300 per jaar. In November was de Vries in ge breke gebleven te betalen. Doch de M. vond het goed, dat dit later zou worden ingehaad. Het was December geworden en de Munnik scheen tot andere gedachten gekomen te zijn. De Vries had een café, dat ingericht was door de brouwerij Het Spaarne. Deze werd door de M. gewaarschuwd, dat 'thuis zou ontruimd worden en 'h anderendaags liet de brouwerij den geheelen herberginventaris uit de woning halen. Even te voren was de M. met behulp van zekeren P. C Boereé de woning binnengedrongen, ondanks 't verbod van de vrouw, die de binnendringers trachtte te weren. De politie kwam er zelf9 bij te pas. Boereé trad als getuige op, doch hij stond leelijk te liegen. Tenslotte toen met de gevangenis gedreigd werd, viel bij door de mand. Die getuige heeft den beklaagde meer kwaad dan goed gedaan. De officier eischte 7 maanden en mr. Toulon van der Koog eischte namens de Vries een schadevergoe ding van f150,zijnde 't maximum. Een schandelijke streek is Zondag 14 Januari te Heemstede uitgehaald, een schandelijk feit, dat niet zwaar genoeg gestraft kan wor den. Eenige jongelui hadden den 16- jarigen J. E. Nieskens dronken ge voerd. In een achtermiddag had hij 2 potjes bier en 6 cognacjes gedron ken. Op een handwagen werd hij thuis gebracht. De beestenvoorstel ling had plaats gehad in 't café van Jac. Smoolenaars. De caféhouder zat nu, en niet ten onrechte, in 't beklaagdenbankje en hoorde 1 maand tegen zich eischen. Kolonialen hebben altijd kameraden genoeg, omdat ze nu eenmaal geld genoeg bij zich hebben en kunnen tracteeren. Zoo ging het ook met den koloniaal M. Hazen. Op 25 Januari waren ze „uit." Maar toen hij eenmaal dronken was, is hem een biljet van f25 gerold en wel door den metselaarsknecht Joh. de Vos, die voor dit feit 3 maanden tegen zich hoorde eischen. Alweer de politie! Het slot is alweer een aanranding van het politiegezag. Hieraan vergreep zich Adr. Ros te Velsen, die den Rijksveldwachter de Groot voor „dief" had uitgescholden. 't Woord „dief" kost bij den offi cier een week. J. Je hebt dus gezien dat alcohol uit verschillende stoffen getrokken kan worden, en dat alcohol eerst dan ont staat, wanneer die stoffen een gisting ondergaan hebben. A. Ja dat heb ik nogal aardig be- grepen, al zeg ik het zelf. Maar zijn nujalle dranken, gegiste dranken? J. Neen vriend, van de gegiste dran ken (wijn, bier, mout) onderscheidt men de gebrande wateren, den zoo- genaamden brandewijn. A. Brandewijn, wat is dat eigenlijk Jan; ik weet wel hoe ze smaakt, maar meer ook niet. J. Ik heb je vroeger gesproken over distilleeren nietwaar? Welnu, ik heb je toen gezegd, dat het vocht, dat bij het distilleeren verkregen wordt, den naam van „spiritus" ontvangen heeft. De spiritus, welken men door het distilleeren van wijn verkreeg, werd spiritus van wijn, of wijngeest genoemd. Zonderde men dezen spiritus door het distilleeren van den wijn af, dan bleef er een andere vloeistof over, die bij onderzoek bleek enkel water te zijn. A. Hoe komen de menschen op het idee! J. Och Arie er zijn lui, die altijd bezig zijn met iets te zoeken af te ontdekken, en dat is gelukkig, want waar moesten anders al die nieuwe uitvindingen vandaan komen 1 A. Maar wat deden ze met dien geest van wijn? J. Langen tijd bleef hij in de werk plaats van den scheikundige en werd daar bewaard als een geheime schat, met welks behulp men de verbazing wekkendste proeven deed. A. Zooo! wat dan al zoo? J. Het bleek dat wijngeest een op lossingsmiddel is, dat zeer vele zelf standigheden ontbindt, waarop water niet den minsten invloed heeft, zoo b.v. oliën, harsen en veel genees krachtige bestanddeelen der planten, als b.v. de kinine. A. Anders niet? J. Wacht even Arie „ongeduld", het bleek verder dat men met wijngeest de huiden van dieren en zelfs vleesch voor bederf kan bewaren, en dat wijn geest bij verbranden geheel en al rookvrij is, en die ontdekking was geen geringe aanwinst voor de weten schap want voor verhittingsproces.van datgroote zindelijkheid vereischt,kwam dit uitstekend van pas. A. Maar waar blijft nu toch je'' brandewijn J. Daar kmp ik nu juist aan! Ik somde daar het goede op, dat uit de ontdekking ran den wijngeest volgde maar het werd helaas spoedig door het kwade er van in den schaduw gesteld daar de menschen al heel gauw dit vocht, als een sterken drank in plaats van wijn gebruikten. Zij noemden den nieuwen wijn vinum adustum gebrande» wijn, spiritus ardens, brandewijn, of wel enkel spiritus vini, geest van wijn. A. Je spreekt al vreemde talen ook Jan, Jan waar moet dat naar toe met je J. Onthoud jij die woorden ook, dan ben je even knap op dat punt als ik. Maar zeg Arie hebt je ook wel eens gehoord van „aqua vitae". A. Jawel, maar ik weet natuurlijk niet wat het beteekent. J. Welnu dat is hetzelfde als spiri tus ardens of brandewijn. Men goot dat vocht in flesscben, plakte er een etiket op „aqua vitae", dat beteekent water des levens. A. Vindt je dat erg wijs Jan? J. O neen, ik zou er liever opgezien hebben „aqua mortis" d. w. z. water des doods, want niets in de wereld is oorzaak van zooveel ellende, ar moede, misdaad, ziekte en dood ge weest. A. Nou wordt je zoo ernstig dat ik loopen gn. J. Ja vrind, 't is tijd; kan ikopj» rekenen. A. Wis en zeker. Gegroet! J. Ook zoo Neerlands Volkslied. Een, door den heer Chr. J. Vrucht, hoofd der R. K. school te Z waag dijk gem. Westwoud, gewijzigd Neder lands Volkslied is met zooveel be langstelling en dankbaarheid door H. Si. de Koningin ontvangen, dat het H- M. heeft behaagd hem op te dragen dat lied zoo populair mogelijk te maken. Het lied luidt als volgt: Wien Neerlandsch bloed in [d'adren vloeit' Wien 't hart klopt, fier en vry, Wie voor zijn volk van liefde [gloeit Verheif' den zang als wij. Hy roem' met alien, welgezind, Den onverbreekb'ren band, Die hier Oranje en Neerland [bindt: Vorstin en Vaderland. Bescherm, 0 God, bewaak den [grond, Waarop onze adem gaat De plek, waar onze wieg op stond, Wellicht ons sterfuur slaat. Wij smeeken van UwVaderhaud, Met blijden Kinderzin Behoud het lieve Vaderland En onze Koningin Ook stijg' voor Haren Prins- [Geinaai Een bêe ten hemel heen Blijv' onz' Oranje-Koningin Met Prins en volk steeds een. Ja, zelfs in tijden, droef en bang, Weerklink' aan allen kant: Bewaar de KoniDgin en Prins En volk en Vaderland. De familienaam Talma. Aan de „Leeuw. Crt. wordt o.a. het volgende geschreven Gesproten uit eene Friesche fa milie. welke in de oude grietenij Üostdongeradeel onder het dorp Engwierum eene „kpoiplaats'' be woonde, thans nog in eigendom bij (Naar het Duitsch.) 38). Toen de beide dames werkelijk op den afgesproken dag arriveerden, venden zij alles zoo zorgvuldig voor de ontvangst In orde gemaakt, dat Iwanowna met haar harde vingers vriendelijk de blozende wangen harer jeugdige nicht streelde en zei Heel netjes van je, m(jn kind, werke lijk heel netjes! Hoe aardig en huiselijk hebt ge alles ingericht. Omdat ik u en Lola gaarne langer hier wil houden. Nu, een paar dagen blijven W'ij wel. Mijn linker been wil niet meer mee. Dat ia- en uitstappen wordt voel t® lastig voor mij. Ik moet nu van deze inspanning eerst weer bekomen. Daarvoor ben ik uw linkerbeen oprecht dankbaar, tantetje, schertste Eva. Ge zult aan gemakkelijkheid niets missen. Toch heb ik spijt u en de Barones zoo weinig te kunnen onderhouden. Wanneer we er echter nog eenige gasten bjj hadden! Daarom is het mjj werkelijk niet te uoen. Die zouden mij hoogstens wegj.'i- 8eo. Ben oude vrouw zooal ik, houdt van te leven, zooals zij gewoon is en mijn gewoonten zijn van een hoogst eenvou dige natuur, zooals ge wel alrqeds zult bemerkt hebben. Met een kopje thee, sigaretten, een partijtje schaak, dat ik op de sofa lig gend met mijn partner speel, vindt ik het al zeer gezellig. Schaakt gij ook Helaas, neen. Dat verwondert me, want Dimitri is er een matador in en een der gevaarlijkste tegenpartijen. Ik dacht, dat lijj het je al wel geleerd zoudt hebben. O, ja, maar mijn gedachten zjjn er altijd van af. Ik ben te wild, te verstrooid, laat de eene na de andere liguur afno- men en dank God, wanneer het uit is: Schaak mat! Och, voor dergelijke dingen heb ik geen geduld en kalmte genoeg. Lang stil zitten kan ik bovendien ook niet. Leven, beweging, licht cn lucht heb ik noodig. Nadenken, berekenen mijn lieve Hemel, en dan nog voor een zaak, waar heelemaal niets uitkomt, wijl ®r niets ingezet wordt Het is juist te doen 0111 een overwin ning in veratand en fijne opmerkings gave te behalen. Ja, ja, maar ik kan het. niet helpen, ik kan niet uren lang stilzitten, als eon kind op ge schoolbanken. In mjj is iets, dat mjj gedurig voorwaarts jaagt, iets als als als het stekelig gevoel, dat men geen tijd heeft, dat men ergens iets ver zuimt en het niet meer in kan balen. Misschien is het mijn deel van 't geluk, dat ik steeds bang ben 't zullen ver liezen. Ik dacht, dat 't geluk je zoo ruim mo gelijk met zijn gaven overladen had, meer dan je ooit hebt kunnen hopen of zelfs durven verwachten, zei Iwanowna niet zonder merkbare scherpte. Gij moogt wel tevreden zijn. Orlolf's biueenkomen gaf aan 't ge sprek een andere wending. In den theeketel zong 't water. De thee werd ingeschonken en het onder houd liep over koetjes en kalfjes. Toen Iwanowna en Dimitri daarna een partijtje schaak begonnen wendde zich Eva tot Mevrouw van Rustelli met de woorden Nu zijn wij eigenlijk te veel. Wil ik je mjjn kamer eens laten zien? Hier mogen we nu toch niet hardop praten. Koss je? Lola boog toestemmend en beiden gin gen weg. Orloff heeft je hier een klein paradijs bereid, zei de Barones, alles, waarmee ik je hier omgeven zie, verraadt den fijnsten smaak, de fijnste opmerkzaamheid. Och, God. Wat beteekent dat zuchten Ontbreekt er nog iets aan je volmaakte tevreden heid P Ja Ik kan met al die zaken niet gelukkig zjjn, zoolang Dimitri dreigt zich als een rups hier te willen inpoppen. Elegjnte meubel», rijke toiletten, juwee- len waar zijn ze toch voor noodig. wanneer niemand zich erover verbaast en mij benijdt En voor wien zal ik me eigen lijk zoo kleeden? Dat is, me ook een vraag. Yoor je man! O! Eva haalde verdrietig haar schou ders op. Ik kan toch altjjd niet als een aange- kleede pop tegenover hem zitten. En hoe moeten we den tijd dan toch doorbren gen Elkaar den ganschen, langen, lie ven dag zitten aan te gapen? zoo'n een tonig leven moet toch wel neerdrukkend vervelend zijn. Geenszins Orloff is een der gezelligste en geestigste mannen, zeer goed thuis op 't gebied der kust en der wetenschap. Die voor mij, op een paar uitzonderin gen na, tot nu toe tamelijk onverschillig bleven. Over dergelijke zaken durf ik wer kelijk niet met hem te praten. Hy beschouwt het als een lievelings werk je te onderwijzen, je gezichtskring te verwijden en je te brengen tot die trede van hoogere ontwikkeling, waarop bij zelf staat. Eva trok ongeduldig aan 't pintje van haar zakdoek. Ik ben toch niet getrouwd om weer naar school te gaan. In je eigen belang zorg, dat je Dimitri zulke woorden niet laat hooren. Ik hoopte, dat ge me zoudt helpen en je grooten invloed op hem te Mijnen gunste zult aanwenden. Ge vergist ie, mijn kind, als ge zoudt denken, dat ik eenigen invloed op Orloff zon hebben. Niet» «taat verder va a hem dan mijn wenschen te vervullen. Ik zou zeker de slechtste voorspreekster zijn, die ge zoudt kunnen kiezen. Maar waarvoor hebt gij die noodig? Doe je zaak zelf, niet op een afvorderende, heerschzuchtige wijze, maar wanneer ge je met zachte toegevendheid naar. Zijn wil voegt, dan zal ook Dimitri je ook geen onbehoorlijk genoegen ontzeggen zjjn karakter eigen schappen heb ik u, geloof ik, voor je verloving genoeg geschetst hou daar nu rekening mee. Lieve Hemel! daar ben ik met mijn verzoek weer eens aan 't slechte kantoor gekomen, riep Eva geraakt uit, zich om willekeurig van deze weinig voorname uitdrukking bedienend,die haar van kinds been af in merg en been had gezeten. Wat zijn jullie toch allemaal zwaartil lende menschen, die zich hun geheele leven door plagen in plaats van te ge nieten Nu goed, ik zal mij zelf wel helpen. De Franschen zeggen: Ce que femme vent, Dieu le veut. Zooveel heb ik van die lange Fransche lessen toch wel onthouden het spreekwoord beviel me eok zoo: De wil der vrouw is ook Gods wilEn zou ik er niet klaar mee komen, bij mijn heer en gemaal er die grillen uit te krijgen? Gij spreekt van zijn toegevendheid. Dimitri is te verliefd, dan dat ik bem niet een weinig den voet op den nek zou mogen zetten. Natuurlijk slechts even, zoodat het op een liefkoozing gelijkt. Z(j stak een allerliefst, smal voetje, in goudgestikten huisschoen, onder den zoom van haar kleed naar voren en lach te koket. Gij zult het zelf wel het beste weten, hoe groot je macht over hem is, ant woordde Mevrouw van Rustelli koel en ernstig. Wend ze evenwel alleen aan voor jullie wederzijdsch welzijn En laat ons nu weer teruggaan. De slag is zeker reeds ten einde. Dat was hij ook, maar Iwanowna Wol- gowska had als overwonnene revanche willen nemen en juist een aanval harer tegenpartij prachtig afgeslagen. Stilt# toefluistert! keek ze op, toen iiaar nicht lachend en keuvelend binnen stormde en achter Orloff's stoel ging staan. Ga daar weg, mijn lieve! Het hindert me, als iemand op 't spel staat te kijken. Bovendien je kent er toch heelessaal niets van. Hoe lang zal de partij dan nog duren? Dat kun je toch vooruit niet zeggen, Dimitri tamelijk ongedaldig. Hou je wat bedaard. Eva vertrok haar mond. Haar aardig gezichtje zag er plotseling veel minder innemend uit, toen zij met. spottende verontschuldiging antwoordde Ik bid duizendmaal om vergeving, dat ik niet dadelijk 't groote gewicht van dezen strijd gevoeld heb. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1908 | | pagina 5