TWEEDE BLAD
De Bergmolen.
Vervroegde winkel
sluiting.
Kijkjes uit de Rechtzaal.
ZATERDIAC 29 FEBRUARI 1908.
Jan en Arie uit Heemstede.
BINNENLAND.
FEUILLETON,
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
«Zonder wetshulp niet mogelijk",
zoo schreven de kranten bij het be
richtje dat een poos geleden in de
Pers' de ronde deed: te Bodegraven
*o-s de afschaffing van den nacbtar-
be id door bakkers, bij onderling over
ig vastgesteld, weer mislukt omdat
er één zich daartegen had verklaard.
Datzelfde opschrift; zonder wets-
hulp niet mogelijk", mag gerust ge
schreven worden als motto boven elk
artikel, dat handelt over vervroegde
■winkelsluiting.
Vervroegde winkelsluiting bij onder-
liag overleg moge zoo mooi klinken
*ls maar kanhet is eenvoudig een
onmogelijkheid haar aldus te bereiken,
Waar één onwillige reeds in staat is
om den geheelen maatregel te doen
mislukken.
De wetgever moet dus ingrijpen,
wil men de vervulling van dezen
eisch, dat is wel voor iedereen dui
delijk.
Nu staat echter voorop de vraagis
de eisch van vervroegde winkelslui-
ting gerechtvaardigd Én ten tweede,
bestaan er niet andere belangen, die
hooger zijn dan die welke door yer-
vroegde winkelsluiting bij wettelijke
verplichting worden verzorgd, en die
dus luider moeten srpreken?....
Op de eerste vraag antwoorden we
volmondig ja.
De eisch van de winkeliers (want
over deze spreken we nu), dat de wet
of verordening vaststelle een verplicht
sluitingsuur voor winkels, is wel de
gelijk een gerechtvaardige eisch.
Gerechtvaardigd in het belang van
het huiselijk leven van den winkelier,
in het belang van hemzelf en van zijn
gezin, in het belang ook der hygiène
en der volksgezondheid. Het is ook
een gerechtvaardige eisch in het be
lang van het winkelpersoneel,doch
dit blijve bij deze beschouwingen
uitgesloten, aangezien we dan nood
zakelijkerwijze de vervroegde sluiting
zouden verwarren met de beperking
van arbeidsduur, wat iets geheel an
ders is.
Tegen het gerechtvaardigde van den
Wensch, den winkelier des avonds
eerder rust en huiselijke gezelligheid
te gunnen, is nooit iets van beteeke-
nis ingebracht.
Maar de voorstanders van „vrijheid,
blijheid", die evenals in de beteuge
ling der oneerlijke concurrentie in
vaststelling van een sluitingsuur voor
winkels zoo gauw „beperking der per
soonlijke vrijheid" zien willen, rede
neeren altijd: als de winkeliers het
noodig hebben voor henzelf, voor hun
gezin, voor hun gezondheid, wel, wie
belet hen den winkel te sluiten? La
ten ze hun gang gaan! De gemeente
is daarvoor echter niet aangewezen!
Die mag zich met deze beperking van
de persoonlijke vrijheid niet inlaten.
Nu wijzen we er vooreerst op, dat
bij elk artikel der Politieverordening
kan gezagd worden dat de persoom
lijke vrijheid wordt aangerand, en
inderdaad is dat ook zoo; maar waar
blijkt dat het zonder aanranding der
vrijheid niet gaat, waar blijkt dat
zonder de „aanranding der vrijheid"
veiligheid, gezondheid en hygiène voor
de massa in gevaar komt, daar heeft
de overheid geen andere andere taak
dan al die persoonlijke gevoelen-
tjes ter zijde te zetten en voor het
algemeen belang op te komen 1
Vooral, wanneer het onmogelijk is,
dat zonder die overheidsinmenging de
winkelier zijn winkel sluiten kan!
Bij de hedendaagsche concurrentie,
en aen strijd om het bestaan die in
het winkeliersbedrijf zoo groot is, zou
het voor de meeste winkeliers een
voudig zelfmoord zijn, hun winkel te
sluiten als alle concurrenten nog met
open deur zitten!....
Dat begrijpt iedereen, behalve
verschillende niet-winkeliers, liberale
advocaten als Mr. Levy en dergelijke
„vrijheide"-apostels, die tegen wil en
dank „vrijheid" willen opdringen aan
de winkelier, ook al zou deze eraan
bezwijken
De overheid heeft dus in te grij
pen zoo oordeelen we ter ver
vulling van dien gerechtvaardigen eisch-
Tenzij men ons aantoone dat er ande
re belangen was, die zwaarder wegen
Tot dusver hebben we die nog niet
gevonden.
Zekerer worden van die bezwaren
geopperd
Zoo zegt menvoor het vreemde
lingenverkeer zou vervroegde winkel
sluiting doodend zijn!
De gezelligheid van de stad gaat
erdoor verloren
Een der winkeliers-vakbladen ant
woordt op dit bezwaar zeer ad rem.
Het zegt:
Reeds bij oppervlakkige beschou
wing springt de onbillijkheid van
dit argument in het oog. Wil de ge
meente zijn gezellig aanzien niet mis
sen, dan dient toch de gemeente, als
zoodanig, daarvoor te zorgen en dit
niet aan een deel der burgers over te
laten. De hooge gasrekeningen, ont
staan door het late sluitingsuur, zou
den dan als een extra belasting, den
winkelier opgelegd, beschouwd mogen
worden. Maar vooral mag het in strijd
geacht worden met ieder begrip van
menschelijkheid, dat de duizenden
betrokkenen, patroons en bedienden,
tot 's avonds laat. soms tot midder
nacht, aan deD arbeid moeten blijven,
dagelijks eenige uren langer dan noo
dig is moeten vertoeven in de onge
zonde atmosfeer der winkels en uit
hunne gezinnen worden gehouden,
alleen ter wille van de gezelligheid
der stad. En nog afgezien van de on
billijkheid van het argument blijkt in
de praktijk dat het allen grond mist.
Slechts enkele straten zijn het die
nu door de inwoners en vreemdelin
gen worden bewandeld om van dezer
gezellige verlichting en de fraaiheid
der winkeletalages te genietenmaar
een eigenaardigheid is, dat juist in
die drukbewandelde gezellige straten
de winkels voor het meerendeel vroeg
zijn gesloten, althans vroeger dan in
de minder gezellige straten, wel een
bewijs dat de aantrekkelijkheid van
bepaalde straten geen verband houdt
met liet wel of niet open zijn der
winkels.
Ook levert Berlijn, waar nu juist een
voldoend aantal winkeliers-handtee-
keningen zijn verzameld om door de
politie te laten voorschrijven een 8-
uur-sluiting inplaats zooals tot nu toe
een 9-uur-sluiting, het beste bewijs dat
een stad van zijn gezelligheid of at
tractie niets verliest door vroege win
kelsluiting.
Berlijn, waar het zoogenaamde nacht
leven en het vreemdelingenver
keer allesbehalve kwijnend zijn,
zal binnenkort op verzoek van niet
minder dan 28,000 winkeliers een
8-sluiting bezitten
Voorts doet het argument, dat de
winkeliers bij een vroeger uur van
sluiten „eene beduidend# schade zul
len lijden", ook wel „geheel ten onder
zullon gaan" nogalj opgeld.
Hiertegen wenschen wij op te mer
ken, dat blijkbaar de winkeliers spoe
dig "klaar staan met de veronderstel
ling van'„totalen ondergang".
In herinnering moet even gebracht
worden de geschiedenis van dien win
kelier uit een der Amsterdamsche
buitenwijken, die, toen de eerste ge
meentelijke electrische tram doorzijn
straat reed, de driekleur halfstok
heesch. De held van deze geschiede
nis en zijn zaak, plus de geheele buurt,
genieten heden ten dage nog een min
stens even goede gezondheid dan in
het voor-electrische tram-tijdperk!
Met dezelfde bezwaren hebben de
barbiers, toen zij bet uur van sluiten
wensehten te vervroegen, ook te
kampen gehad, maar de praktijk heeft
ook hier bewezen, dat al dergelijke
bezwaren slechts schijnbaar zijn, dat
zij alleen gevolgen zijn van pessimis
tisch inzien, van vrees voor verande
ring van het bestaande.
Maar bij dit alles: de praktijk b.v.
in Duitsehland, moet',hier toch eerst
en vooral spreken!
Zouden déér de winkeliers zich
neerleggen bij de wet die een vroeger
sluitingsuur voorschreef, als ze er zelf
schade bij hadden? Och kom!
De vrees van sommigen voor ver-
loopen van hun zaak zou alleen dar,
eenige reden van bestaan hebben,
wanneer de koopkracht van het pu
bliek door een vroeger sluitingsuur
zou worden geschaad.
Maar daarvan is geen sprake!
Wij houden ons dan ook bij onze,
jarenlang al gevestigde en verdedigde
opinie: dat een wettelijke regeling,
die den gemeenten in staat stelt, bij
gebleken drang van winkeliars-zijde,
een gemeentelijke verordening te ma
ken die een bepaald sluitingsuur ge
biedend vaststelt, de ware en beste
oplossing is van dit vraagstuk.
Een looddief te pakken!
Ja, dat is zoo. Doch of ze hem ook
zullen houden, daar valt aan te twij
felen. Want 't bewijs is erg zwak.
De 20-jarige smidsknecht M. G. O.
Karstensens van Amsterdam had eeni
ge dagen voor Kerstmis den opkooper
Hofstee te Haarlem aangesproken en
had hem een partij lood aangeboden,
compositiebuizen. Later bleek, dat 't
lood gestolen was uit een huis aan
den Raamsingel ten nadeele van den
loodgieter Giebels, die in dat perceel
werkzaamheden verrichtte. Dat is be
klaagde geweest, zei Hofstee, ik ken
hem nog zeer goed. Maar er was meer.
Want Zaterdags daarop was IC. aan
de deur van H. geweest weer met een
zak bij zich. 't Was tusschen 7 en
half acht, tegen licht aan. De vrouw
deed open.
Dat was deze beklaagde. Haarman
was niet thuis. Maar toen was het
toch donker! zei de verdediger van
den beklaagde, mr. Ribbius. Ik ken
hem zeer goed nog, zei de vrouw. Het
licht van den lantaarn schuinover viel
op zijn gezicht.
Zoo is K. de doos ingegaan en de
officier eischte 7 maanden tegen hem.
Mr. Ribbius vond, dat hier 't bewijs
absoluut ontbrak. Want de mogelijk
heid bestaat, dat Hofstee en zijn vrouw
zich in den persoon vergist hebben.
Veel verbeurd zou er aan IC. wel niet
zijn, hij heeft al meer straffen gehad
voor diefstal. Toon heb ik gestolen
uit armoede. En nu in December had
ik vooruitzicht op goed werk, doch
de rechercheurs v. d. Halst en Brunt
hebben wel gezorgd, dat ik het niet
En toen daalde K. langs 't trapje af
naar beneden.
Kolendieven en een recht
gezette opkoopeter.
Twee mannen, de twee kolendieven,
zaten op het beklaagdenbankje en
achter in de getuigenbanken zat er een
die als No. 1 op het bankje had be-
hooren te zitten. We bedoelen de be
ruchte Naatje Hangjas, houdster eener
donkere kroeg in een onzer achter
buurten. Had zij de gestolen waar
niet gekocht, de anthraciet was zeer
waarschijnlijk in het pakhuis blijven
ligger-
Wat toch is het geval?
C, J. v. Velthuijsen, 23 jaar, bank
werker en P. Havik, 21 jaar, los
werkman beiden te Haarlem woon
achtig, zaten in den avond van Vrijdag,
24 Januari, in de kroeg van de ge
noemde Naatje Hangjas. Dat lijkt me
daar wel de plaats van samenkomst
te wezen van het Haarlemsche dieven-
geboefte.
Naatje kent haar klantjes wel en
ze weet er ook wel van te profiteeren.
Ze begon volgens 't Yerhaal, dat de
beklaagde Velthuijzen deed, te klagen
dat de steenkolen zoo duur waren.
Ze zou wel wat anthraciet willen hebben
Bon entendeur, demi mot suflit.
Misschien kunnen we je er wel aan
helpen, zei bekl. V. Goed, zei Naatje,
ik zal er je 25 stuivers voor geven.
Waarom zoo steenkolen? Wel, Havik
had bij den steenkolenhardelaar v. d.
Haak gewerkt, wiens pakhuis in de
Spaarnwouderstraat was gelegen. Het
werd al later in den avond en beiden
verlieten 't kroegje. Eerst 't pakhuis
eens geinspecteerd. Toen werd thuis
een ijzer gehaald, waarmee de deur
post geforceerd werd. Spoedig waren
ze binnen en na enkele minuten ver
lieten ze 't pakhuis, beiden met een
1/2 mud anthraciet op den nek.
Natuurlijk naar Naatje Hangjas!
De kolen werden onder de trap ge
borgen en toen Naatje om 't geld ge
vraagd w«rd, wilde zij slechts f 1,00
geven en 2 potjes bier.
Niets van waar, zei Naatje, ze heb
ben de kolen aangeboden en ik heb
ze gekocht, nadat me telkens verze
kerd was: 'tls goed werk. Ge behoeft
niet bang te zijn. Ik heb ze f 1
gegeven en toch 2 flesscben bier, die
30 ets kosten.
De verdediger Mr. Willekes Mac
Donald vroeg Naatje of het haar ge
woonte was om óp die manier aan
kolen te komen?
Toen de d efstal bekend was, heeft
de rechercheur Brunt de kolen bij
Naatje in beslag genomen.
De officier eischtte 4 en 2 maanden.
De verdediger zou eerst clementie
hebben gepleit. Hij zei drft steeds
graag voor een beklaagde te doen,
vooral voor dezen, daar zij zich zeer
berouwvol hebben getoond, maar, nu
de beklaagde V. bij het binnenkomen
geregeld zat om te kijken en te lachen
tot zijn kernuiten op de publieke
tribune, nu is verdediger's weemoed
verkeerd in antipathie.
Toch wilde de verdediger nog iets
zeggen en wel over „la béte noire"
in deze zaak, over „dat tuig," geper
sonifieerd is Naatje Hangjas. Hoe-
velen heeft die vrouw er al niet in
de ellende gedompeld! Ze zet de jon
gens aan ko!en te stelen en dan later
wordt de dief nog beknibbeld op zijn
losprijs.
Deze vrouw is al zoo dikwijls als
getuige verschenen. Spr. hoopte, dat
ze ook weldra in 't beklaagden bankje
zal plaats nemen en die hoop zal
zeker wel door velen gekoesterd wor
den. Dat ze dan zwaar zal gestraft
worden, staat buiten kijf.
In het teeken van dieverijen.
De zitting van Donderdag stond wel
in het teeken der dieverijen.
De eene diefstalzaak na de andere
werd behandeld.
Nu was het weer W. J. Ronde,
koperslager te Haarlem, die zich aan
diefstal had schuldig gemaakt en niet
éénmaal, doch wel een keer of vijf en
wel 3 maal in December en 2 maal
jn Januari. Van het terrein van Gebr.
Jacobson aan den Harmenjansweg had
hij in die vijf malen weggesleept niet
minder dan 16 stuks ijzeren assen met
wielen.
Deze had hij voor oud ijzer verkocht
aan v. d. Broek in de Krocht en wel
voor 2 ets. per K.G., later voor U/2 c*s-
In het geheel had hij ongeveer f 10
voor de partij gekregen. V. d. Broek
had 't ijzer weer aan den opkooper
Velleman verkocht. Natuurlijk steeg
't ijzer telkens zeer in waarde.
Zes maanden werden tegen beklaag
de geëischt. Hij had een zeer ongun
stige reputatie. Beklaagde zei uit ar
moede gestolen te hebben. Hij wist
geen raad meer.
Maar, 0 wee! Do officier voegde
hem toe: Dat heb je den vorigen keer
ook gezegd!
Bedelaars
verschijnen niet 7.00 veelvuldig voor
de Haarlemsche Rechtbank. Maar deze
week was er toch een, n.l. Jos. Bogaart
van Honteniss# geboortig, 34 jaar,
grondwerker.
Hij had op 15 Januari aan 't Spaarne
te Haarlem gebedeld aan de woning
van den Heer van Dobben. Daar had
bij een kleinigheid gevraagd om een
schop te koopen.
Bogaart is al verschillende malen
veroordeeld, thans vroeg de officier
tegen hem 5 dagen en 2 jaar opzen
ding naar een Rijkswerkinrichting.
Verhuurder en Huurder!
Dring niet zonder permissie een
andermans woning binnen!
Treed zelf niet als rechter op!
Liegende getuigen zijn slechte ge
tuigen I
Drie groote waarheden, welke dui
delijk in de volgende zaak aan 't licht
kwamen
J. J. de Munnik, 34 jaar, timmer
man te Alkmaar, doen vroeger te
Haarlem wonende, had een zijner wo
ningen aan de Leidsche Vaart alhier
verhuurd aan W. de Vries, die thans
in Rotterdam woont en wel van De
cember 1906 af voor 5 jaren a f 300
per jaar.
In November was de Vries in ge
breke gebleven te betalen. Doch de
M. vond het goed, dat dit later zou
worden ingehaad. Het was December
geworden en de Munnik scheen tot
andere gedachten gekomen te zijn.
De Vries had een café, dat ingericht
was door de brouwerij Het Spaarne.
Deze werd door de M. gewaarschuwd,
dat 'thuis zou ontruimd worden en
'h anderendaags liet de brouwerij den
geheelen herberginventaris uit de
woning halen. Even te voren was de
M. met behulp van zekeren P. C
Boereé de woning binnengedrongen,
ondanks 't verbod van de vrouw, die
de binnendringers trachtte te weren.
De politie kwam er zelf9 bij te pas.
Boereé trad als getuige op, doch
hij stond leelijk te liegen. Tenslotte
toen met de gevangenis gedreigd werd,
viel bij door de mand. Die getuige
heeft den beklaagde meer kwaad dan
goed gedaan.
De officier eischte 7 maanden en
mr. Toulon van der Koog eischte
namens de Vries een schadevergoe
ding van f150,zijnde 't maximum.
Een schandelijke streek
is Zondag 14 Januari te Heemstede
uitgehaald, een schandelijk feit, dat
niet zwaar genoeg gestraft kan wor
den. Eenige jongelui hadden den 16-
jarigen J. E. Nieskens dronken ge
voerd. In een achtermiddag had hij
2 potjes bier en 6 cognacjes gedron
ken. Op een handwagen werd hij
thuis gebracht. De beestenvoorstel
ling had plaats gehad in 't café van
Jac. Smoolenaars. De caféhouder
zat nu, en niet ten onrechte, in 't
beklaagdenbankje en hoorde 1 maand
tegen zich eischen.
Kolonialen
hebben altijd kameraden genoeg,
omdat ze nu eenmaal geld genoeg bij
zich hebben en kunnen tracteeren.
Zoo ging het ook met den koloniaal
M. Hazen. Op 25 Januari waren ze
„uit." Maar toen hij eenmaal dronken
was, is hem een biljet van f25 gerold
en wel door den metselaarsknecht Joh.
de Vos, die voor dit feit 3 maanden
tegen zich hoorde eischen.
Alweer de politie!
Het slot is alweer een aanranding
van het politiegezag.
Hieraan vergreep zich Adr. Ros te
Velsen, die den Rijksveldwachter de
Groot voor „dief" had uitgescholden.
't Woord „dief" kost bij den offi
cier een week.
J. Je hebt dus gezien dat alcohol
uit verschillende stoffen getrokken kan
worden, en dat alcohol eerst dan ont
staat, wanneer die stoffen een gisting
ondergaan hebben.
A. Ja dat heb ik nogal aardig be-
grepen, al zeg ik het zelf. Maar zijn
nujalle dranken, gegiste dranken?
J. Neen vriend, van de gegiste dran
ken (wijn, bier, mout) onderscheidt
men de gebrande wateren, den zoo-
genaamden brandewijn.
A. Brandewijn, wat is dat eigenlijk
Jan; ik weet wel hoe ze smaakt, maar
meer ook niet.
J. Ik heb je vroeger gesproken over
distilleeren nietwaar? Welnu, ik heb
je toen gezegd, dat het vocht, dat bij
het distilleeren verkregen wordt, den
naam van „spiritus" ontvangen heeft.
De spiritus, welken men door het
distilleeren van wijn verkreeg, werd
spiritus van wijn, of wijngeest genoemd.
Zonderde men dezen spiritus door het
distilleeren van den wijn af, dan bleef
er een andere vloeistof over, die bij
onderzoek bleek enkel water te zijn.
A. Hoe komen de menschen op het
idee!
J. Och Arie er zijn lui, die altijd
bezig zijn met iets te zoeken af te
ontdekken, en dat is gelukkig, want
waar moesten anders al die nieuwe
uitvindingen vandaan komen 1
A. Maar wat deden ze met dien
geest van wijn?
J. Langen tijd bleef hij in de werk
plaats van den scheikundige en werd
daar bewaard als een geheime schat,
met welks behulp men de verbazing
wekkendste proeven deed.
A. Zooo! wat dan al zoo?
J. Het bleek dat wijngeest een op
lossingsmiddel is, dat zeer vele zelf
standigheden ontbindt, waarop water
niet den minsten invloed heeft, zoo
b.v. oliën, harsen en veel genees
krachtige bestanddeelen der planten,
als b.v. de kinine.
A. Anders niet?
J. Wacht even Arie „ongeduld", het
bleek verder dat men met wijngeest
de huiden van dieren en zelfs vleesch
voor bederf kan bewaren, en dat wijn
geest bij verbranden geheel en al
rookvrij is, en die ontdekking was
geen geringe aanwinst voor de weten
schap want voor verhittingsproces.van
datgroote zindelijkheid vereischt,kwam
dit uitstekend van pas.
A. Maar waar blijft nu toch je''
brandewijn
J. Daar kmp ik nu juist aan! Ik
somde daar het goede op, dat uit de
ontdekking ran den wijngeest volgde
maar het werd helaas spoedig door het
kwade er van in den schaduw gesteld
daar de menschen al heel gauw dit
vocht, als een sterken drank in plaats
van wijn gebruikten.
Zij noemden den nieuwen wijn
vinum adustum gebrande» wijn,
spiritus ardens, brandewijn, of
wel enkel spiritus vini, geest van wijn.
A. Je spreekt al vreemde talen ook
Jan, Jan waar moet dat naar toe
met je
J. Onthoud jij die woorden ook,
dan ben je even knap op dat punt
als ik. Maar zeg Arie hebt je ook wel
eens gehoord van „aqua vitae".
A. Jawel, maar ik weet natuurlijk
niet wat het beteekent.
J. Welnu dat is hetzelfde als spiri
tus ardens of brandewijn. Men goot
dat vocht in flesscben, plakte er een
etiket op „aqua vitae", dat beteekent
water des levens.
A. Vindt je dat erg wijs Jan?
J. O neen, ik zou er liever opgezien
hebben „aqua mortis" d. w. z. water
des doods, want niets in de wereld
is oorzaak van zooveel ellende, ar
moede, misdaad, ziekte en dood ge
weest.
A. Nou wordt je zoo ernstig dat ik
loopen gn.
J. Ja vrind, 't is tijd; kan ikopj»
rekenen.
A. Wis en zeker. Gegroet!
J. Ook zoo
Neerlands Volkslied.
Een, door den heer Chr. J. Vrucht,
hoofd der R. K. school te Z waag dijk
gem. Westwoud, gewijzigd Neder
lands Volkslied is met zooveel be
langstelling en dankbaarheid door
H. Si. de Koningin ontvangen, dat
het H- M. heeft behaagd hem op
te dragen dat lied zoo populair
mogelijk te maken.
Het lied luidt als volgt:
Wien Neerlandsch bloed in
[d'adren vloeit'
Wien 't hart klopt, fier en vry,
Wie voor zijn volk van liefde
[gloeit
Verheif' den zang als wij.
Hy roem' met alien, welgezind,
Den onverbreekb'ren band,
Die hier Oranje en Neerland
[bindt:
Vorstin en Vaderland.
Bescherm, 0 God, bewaak den
[grond,
Waarop onze adem gaat
De plek, waar onze wieg op stond,
Wellicht ons sterfuur slaat.
Wij smeeken van UwVaderhaud,
Met blijden Kinderzin
Behoud het lieve Vaderland
En onze Koningin
Ook stijg' voor Haren Prins-
[Geinaai
Een bêe ten hemel heen
Blijv' onz' Oranje-Koningin
Met Prins en volk steeds een.
Ja, zelfs in tijden, droef en bang,
Weerklink' aan allen kant:
Bewaar de KoniDgin en Prins
En volk en Vaderland.
De familienaam Talma.
Aan de „Leeuw. Crt. wordt o.a.
het volgende geschreven
Gesproten uit eene Friesche fa
milie. welke in de oude grietenij
Üostdongeradeel onder het dorp
Engwierum eene „kpoiplaats'' be
woonde, thans nog in eigendom bij
(Naar het Duitsch.)
38).
Toen de beide dames werkelijk op den
afgesproken dag arriveerden, venden zij
alles zoo zorgvuldig voor de ontvangst
In orde gemaakt, dat Iwanowna met haar
harde vingers vriendelijk de blozende
wangen harer jeugdige nicht streelde en
zei
Heel netjes van je, m(jn kind, werke
lijk heel netjes!
Hoe aardig en huiselijk hebt ge alles
ingericht.
Omdat ik u en Lola gaarne langer hier
wil houden. Nu, een paar dagen blijven
W'ij wel. Mijn linker been wil niet meer
mee. Dat ia- en uitstappen wordt voel
t® lastig voor mij. Ik moet nu van deze
inspanning eerst weer bekomen.
Daarvoor ben ik uw linkerbeen oprecht
dankbaar, tantetje, schertste Eva. Ge zult
aan gemakkelijkheid niets missen. Toch
heb ik spijt u en de Barones zoo weinig
te kunnen onderhouden. Wanneer we er
echter nog eenige gasten bjj hadden!
Daarom is het mjj werkelijk niet te
uoen. Die zouden mij hoogstens wegj.'i-
8eo. Ben oude vrouw zooal ik, houdt
van te leven, zooals zij gewoon is en mijn
gewoonten zijn van een hoogst eenvou
dige natuur, zooals ge wel alrqeds zult
bemerkt hebben.
Met een kopje thee, sigaretten, een
partijtje schaak, dat ik op de sofa lig
gend met mijn partner speel, vindt ik
het al zeer gezellig.
Schaakt gij ook
Helaas, neen.
Dat verwondert me, want Dimitri is er
een matador in en een der gevaarlijkste
tegenpartijen. Ik dacht, dat lijj het je al
wel geleerd zoudt hebben.
O, ja, maar mijn gedachten zjjn er
altijd van af. Ik ben te wild, te verstrooid,
laat de eene na de andere liguur afno-
men en dank God, wanneer het uit is:
Schaak mat! Och, voor dergelijke dingen
heb ik geen geduld en kalmte genoeg.
Lang stil zitten kan ik bovendien ook
niet. Leven, beweging, licht cn lucht heb
ik noodig. Nadenken, berekenen mijn
lieve Hemel, en dan nog voor een zaak,
waar heelemaal niets uitkomt, wijl ®r niets
ingezet wordt
Het is juist te doen 0111 een overwin
ning in veratand en fijne opmerkings
gave te behalen.
Ja, ja, maar ik kan het. niet helpen,
ik kan niet uren lang stilzitten, als eon
kind op ge schoolbanken. In mjj is iets,
dat mjj gedurig voorwaarts jaagt, iets als
als als het stekelig gevoel, dat men
geen tijd heeft, dat men ergens iets ver
zuimt en het niet meer in kan balen.
Misschien is het mijn deel van 't geluk,
dat ik steeds bang ben 't zullen ver
liezen.
Ik dacht, dat 't geluk je zoo ruim mo
gelijk met zijn gaven overladen had, meer
dan je ooit hebt kunnen hopen of zelfs
durven verwachten, zei Iwanowna niet
zonder merkbare scherpte. Gij moogt wel
tevreden zijn.
Orlolf's biueenkomen gaf aan 't ge
sprek een andere wending.
In den theeketel zong 't water. De
thee werd ingeschonken en het onder
houd liep over koetjes en kalfjes.
Toen Iwanowna en Dimitri daarna een
partijtje schaak begonnen wendde zich
Eva tot Mevrouw van Rustelli met de
woorden
Nu zijn wij eigenlijk te veel. Wil ik je
mjjn kamer eens laten zien? Hier mogen
we nu toch niet hardop praten. Koss je?
Lola boog toestemmend en beiden gin
gen weg.
Orloff heeft je hier een klein paradijs
bereid, zei de Barones, alles, waarmee ik
je hier omgeven zie, verraadt den fijnsten
smaak, de fijnste opmerkzaamheid.
Och, God.
Wat beteekent dat zuchten Ontbreekt
er nog iets aan je volmaakte tevreden
heid P
Ja Ik kan met al die zaken niet
gelukkig zjjn, zoolang Dimitri dreigt zich
als een rups hier te willen inpoppen.
Elegjnte meubel», rijke toiletten, juwee-
len waar zijn ze toch voor noodig.
wanneer niemand zich erover verbaast en
mij benijdt En voor wien zal ik me eigen
lijk zoo kleeden?
Dat is, me ook een vraag. Yoor je man!
O! Eva haalde verdrietig haar schou
ders op.
Ik kan toch altjjd niet als een aange-
kleede pop tegenover hem zitten. En hoe
moeten we den tijd dan toch doorbren
gen Elkaar den ganschen, langen, lie
ven dag zitten aan te gapen? zoo'n een
tonig leven moet toch wel neerdrukkend
vervelend zijn.
Geenszins Orloff is een der gezelligste
en geestigste mannen, zeer goed thuis op
't gebied der kust en der wetenschap.
Die voor mij, op een paar uitzonderin
gen na, tot nu toe tamelijk onverschillig
bleven. Over dergelijke zaken durf ik wer
kelijk niet met hem te praten.
Hy beschouwt het als een lievelings
werk je te onderwijzen, je gezichtskring
te verwijden en je te brengen tot die
trede van hoogere ontwikkeling, waarop
bij zelf staat.
Eva trok ongeduldig aan 't pintje van
haar zakdoek. Ik ben toch niet getrouwd
om weer naar school te gaan.
In je eigen belang zorg, dat je Dimitri
zulke woorden niet laat hooren.
Ik hoopte, dat ge me zoudt helpen en
je grooten invloed op hem te Mijnen
gunste zult aanwenden.
Ge vergist ie, mijn kind, als ge zoudt
denken, dat ik eenigen invloed op Orloff
zon hebben. Niet» «taat verder va a hem
dan mijn wenschen te vervullen. Ik zou
zeker de slechtste voorspreekster zijn, die
ge zoudt kunnen kiezen. Maar waarvoor
hebt gij die noodig? Doe je zaak zelf,
niet op een afvorderende, heerschzuchtige
wijze, maar wanneer ge je met zachte
toegevendheid naar. Zijn wil voegt, dan
zal ook Dimitri je ook geen onbehoorlijk
genoegen ontzeggen zjjn karakter eigen
schappen heb ik u, geloof ik, voor je
verloving genoeg geschetst hou daar nu
rekening mee.
Lieve Hemel! daar ben ik met mijn
verzoek weer eens aan 't slechte kantoor
gekomen, riep Eva geraakt uit, zich om
willekeurig van deze weinig voorname
uitdrukking bedienend,die haar van kinds
been af in merg en been had gezeten.
Wat zijn jullie toch allemaal zwaartil
lende menschen, die zich hun geheele
leven door plagen in plaats van te ge
nieten
Nu goed, ik zal mij zelf wel helpen.
De Franschen zeggen: Ce que femme vent,
Dieu le veut. Zooveel heb ik van die lange
Fransche lessen toch wel onthouden het
spreekwoord beviel me eok zoo: De wil
der vrouw is ook Gods wilEn zou ik
er niet klaar mee komen, bij mijn heer
en gemaal er die grillen uit te krijgen?
Gij spreekt van zijn toegevendheid.
Dimitri is te verliefd, dan dat ik bem
niet een weinig den voet op den nek zou
mogen zetten. Natuurlijk slechts even,
zoodat het op een liefkoozing gelijkt.
Z(j stak een allerliefst, smal voetje, in
goudgestikten huisschoen, onder den
zoom van haar kleed naar voren en lach
te koket.
Gij zult het zelf wel het beste weten,
hoe groot je macht over hem is, ant
woordde Mevrouw van Rustelli koel en
ernstig. Wend ze evenwel alleen aan voor
jullie wederzijdsch welzijn En laat ons
nu weer teruggaan. De slag is zeker
reeds ten einde.
Dat was hij ook, maar Iwanowna Wol-
gowska had als overwonnene revanche
willen nemen en juist een aanval harer
tegenpartij prachtig afgeslagen. Stilt#
toefluistert! keek ze op, toen iiaar nicht
lachend en keuvelend binnen stormde en
achter Orloff's stoel ging staan.
Ga daar weg, mijn lieve! Het hindert
me, als iemand op 't spel staat te kijken.
Bovendien je kent er toch heelessaal
niets van.
Hoe lang zal de partij dan nog duren?
Dat kun je toch vooruit niet zeggen,
Dimitri tamelijk ongedaldig. Hou je wat
bedaard.
Eva vertrok haar mond. Haar aardig
gezichtje zag er plotseling veel minder
innemend uit, toen zij met. spottende
verontschuldiging antwoordde
Ik bid duizendmaal om vergeving, dat
ik niet dadelijk 't groote gewicht van
dezen strijd gevoeld heb.
(Wordt vervolgd).