DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND. Het spook m (Mwynd-Park. Waar bemoeien ze zich mee? BUITENLAND. Kinderhuisvest 33-33, Haarlem lil antwoord op de vele aanvragen wordt medegedeeld, dat zoo spoedig mogelijk met de uitgifte der polissen be gonnen zal worden. Het verkrijgen der po lissen zal onzen lezers zoo gemakkelijk moge- lijk worden gemaakt. vviiMKnunu arniiL i5?yo. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Haarlem fl.35 Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.85 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1.8L Afzonderlijke nummers0.05 Bureaux van Redactie en Administratie: Interc. Telefoonnummer 1426. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Van 1—6 regelsf0.60 (oontant)f 0.50 Elke regel meer0.10 Groote letters naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie contant. DE DIRECTEUR. De Nijmeegsche R. K. Volksbond en de Nijmeegsche R. K. Gezellen- vereeniging hebben aan de ge lijkgezinde vereenigingen in den lande een „oproep" gericht, om mede te protesteeren tegen bet bren gen van bet lijk van Zola in bet 'Tausche Panthéon. Elders in ons blad vinden onze lezers dezen oproep, dien we eenige dagen geleden ontvingen, doch om plaatsgebrek moesten uitstellen, ge plaatst. Onder de niet-Katholieke bladen, die er van melding maken, is ook 1 Amsterdamsche liberale „Han delsblad". En dit blad stelt bij die mededeeling de vraag: „Waar be moeien deze werkliedenverenigin gen zich mee?" In alle bescheidenheid willen we bier een antwoord geven op die vraag. De „eerbaarheid der volken", waarvan het protest-adres der Nij meegsche werklieden gewaagt, is een algemeen goed. Zij raakt de innerlijke gesteldheid van de men- schelijke samenleving, zij houdt verband met de geestelijke en vaak °ok de stoffelijke welvaart van ge- lieel bet menschelijk geslacht. Persoonlijke tekortkomingen te genover die reine zeden, die het iundament zijn van één volk niet alleen, maar van geheel de mensch- heid, zooals wij die wenschen en trachten te hervormen in Christe lijken zin, zulke persoonlijke te kortkomingen zijn te betreuren, doch daar heeft het publiek, het volk, zich buiten te houden. Deze Zola evenwel deed erger. Hij is een volksvergiftiger, een, die door zijn vuilaardige geschrif ten niet alleen in zijn eigen land de apostel is geweest en de afgod is geworden van het laagste wat er in den mensch leeft, maar die over heel de wereld, waar boeken gedrukt en gelezen worden, zijn ge- meene, zedenbedervende producten heeft zien verspreiden. Voornamelijk het volk bereikt hij met zijn vies geschrijf. Het volk, dat uit den 'aard der zaak, door opvoeding en milieu, het platte, het gewone, hehzonder-eeni- gen-opsmuk-gezegde, maar ook het lage en gemeene, 't liefst in zijn lec tuur ziet vertegenwoordigd. Ziet maar eensvan geen buiten- landschen schrijver vindt men „goedkoope volksuitgaven" zóó goedkoop, zóó overal verspreid, als van dezen Franschen pornograaf 1- De genieën der Fransche_ letter kunde vindt men zelfs voor de meest ontwikkelden, in dure uit gaven, slechts zeer zelden in het Nederlandsch overgebracht. Maar Zola werd vertaald, zoodra de massa van het Fransche" volk maar weer een nieuwen roman van hem grijpen kon. En als er één was, die niet zoo schunnig bleek als de overige, dan werd die niet vertaald of hij maakte geen opgangniet om de mooie taal, of de machtige beschrij vingen leest men immers Zola, maar om de vieze tafreeltjes, de gewaagde situaties, de verdorven schilderin gen Of wil het „Handelsblad", dat zoo mooi praat over den „grooten schrijver" en zijn „kunstwerken van hoogen rang," soms beweren, dat werkelijk die duizenden exem plaren van Hollandsche vertalingen der werken van dezen schrijver, in de „dure," zoowel als in de „goed koope uitgaven", wat anders be doelen en wat anders zijn dan. pornografische lectuur Deze volksvergiftiger op groote schaal wordt nu, zoo demonstratief mogelijk, door de anticlericalen van heel de wereld niet van Frank rijk alléénals een soort nationale held van Frankrijk verklaard. Dezen vuilschrijver, die de eer baarheid der volkeren heeft aan gerand, brengt men op veelbetee- kenende wijze nu de eer, die van de tijden der Romeinsche oudheid af immer alléén werd bewezen aan de burgers, die zich voor Volk en Va derland op het allerhoogst verdien stelijk hadden gemaakt: „bene me- rentes de patria". Tegen die enormiteit willen de Katholieke werklieden óók in ons land, dat door de schotschriften van dezen pornograaf in niet ge ringe mate is bezoedeld de vrij heid van boekverkoopen is helaas maar al te groot in ons vaderland nu krachtig protesteeren. Zij willen uiting geven aan [hun verontwaardiging, dat aan een schrij ver als Zola den vanouds als méér dan vaderlandschen roem brengen den titel van „een der beste bur gers" wordt toegekend. Zij willen doen weten, dat de vunze vereering, ook door onze Hollandsche liberale, radicale en socialistische letterkundigen en cri tici bijna algemeen (doch dan ook uitsluitend door dezen 1) aan^Zola gebracht, niet geacht mag worden een uiting te zijn van de gevoelens van ons Christenvolk. Zij wenschen te protesteeren tegen elke eer, aan een man bewezen, die niet alleen zijn vaderland heeft geteekend als een poel van alle onkuischheid, die ter wereld maar valt te bedenken, maar1 die dóór zijn werken nog het gif der on deugd heeft overgeplant in en over gebracht naar alle andere volkeren, die de eerbaarheid der geheele menschheid heeft beleedigd in zijn geschriften „Waar bemoeien ze zich mee?" zoo vraagt het „Handelsblad", dat niet kan begrijpen, dat een Katholiek de eerbaarheid van zeden en de reinheid van levenswandel, ook in geschrift en lectuur, hoog wil houden en verdedigen! De vraag reeds teekent geheel het ^karakter van hem die ze stelde „Die werklieden hebben toch Zola's werken niet gelezen" zoo spot het Handelsblad luguber. „Hoe kunnen ze dan erover oordeeleni" „Zij begrijpen niet dat wat, in Zola's werken aanstootelij k is voor „de eerbaarheid, geschreven is met „het kennelijk oogmerk de kunst „te dienen 1" De eerste opmerking kunnen we onderschrijven. Neen, gelukkigZola's werken hebben die werklieden, die protes teeren, niet gelezen 1 Maar moet men een vergif inne men om te weten of het vergif is En wat de „kunst" betreft, die door Zola's voor de eerbaarheid aanstootelijke werken om 't Handelsblad zélf te citeeren zou worden gediendaan dien „kunst" gelooven we niet. De ware kunst "is schoonheid, omdat ze is een opstreven tot en een pogen-gelijkvormig-te-worden aan het hoogste ideaal, dat zijn werkelijke vervulling vindt in den oorsprong van alle schoonheid God. En :wü men beweren, dat deze schoonheid en deze kunst gediend wordt en bevorderd door schrijvers, die zich werpen op ,het laagste en dierlijkste wat er is in de mensche- lijke natuur, op de zonde, die juist diametraal staat tegenover den rei- nen, vlekkeloozen God Het „Handelsblad", dat dag aan dag meepraat over de domheid van den Paus, over de'achterlijkhsid en onwetenschappelijkheid van het „ultramontanisme", over de onbe nulligheid van het Katholicisme enover de voortreffelijke, vrije, wetenschappelijke, geleerde Moder nisten, die het geloof overboord gooien, het „Handelsblad", dat voortdurend het Roomsche Geloof betuttelt en bevinnigt, zonder het te kennen en nog minder er iets van te begrijpen, datzelfde „Han delsblad" matigt zich nu óók aan den norm te kennen van „de kunst", en méér nogden norm te kennen van de ware zedelijkheid. Die anders denken behoeven daar niet over mee te praten 1 Die weten er niets van. Doch wij laten ook de Christe lijke opvatting van kunst en de reinheid der zeden niet op den achtergrond dringen, al schreeuwt heel het anticlericale koor zijn liulde uit Of het 't „Handelsblad" belieft of uiet: met het hooghouden der zedelijkheid, met de verdediging van de eerbaarheid der volken", zullen wij ons bemoeien, zoo wij dat noodig achten. Maar: die Zola-verheerlijking is, zegt het „Handelsblad", een „bin- nenlandsche aangelegenheid" van Frankrijk! Wat dwaas idee, om tegen zoo'n „binnenlandsche aangelegenheid" te protesteeren Wij vragen: al ware dit een „bin nenlandsche aangelegenheid" we betoogden reeds: deze Zola-veree- ring is méér, en anders! mag deze dan alléén worden toegejuicht en instemmend besproken Niet worden afgekeurd? N'en déplaise het liberale „Handelsblad" zullen wij zoo vrij zijn dat toch te doen en stemmen we gaarne in met het warme pro test der Nijmeegsche Volksbonders en Gezellen: evenals we met pater Hendrichs ons protest hebben uitgesproken tegen de kerkbe- roovers en kerkvervolgers van Frankrijk, evenzoo vereenigen we ons met deze Nijmeegsche werk lieden, nu zij hun waardig en kloek protest zetten tegen de niet alleen in Frankrijk, maar ook te onzent maar al te zeer gepropa geerde yereering vaneen schrijver, die in het bizonder den werkman voorstelde als een oneerbare, en die niet alleen door zijn boeken zijn eigen natie in de oogen der wereld heeft verlaagd, maar ook onze Hollandsche volkslectuur voor een goed deel heeft vergiftigd DUITSCHLAND. Den keizer op reis. Het bezoek aan Venetië is afgeloo- pen. Veel bijzonders is er niet van te melden geweest, 't was één en al toasten, diners, recepties en weder- keerige bezoeken, zooals alle vor stelijke bijeenkomsten, maar ditmaal zonder een geprononceerd politiek tintje. De tocht gaat nu naar het Zuiden, en eerlang zal de keizerlijke familie op Korfoe voet aan wal zetten en in de heerlijk gelegen schepping der vermoorde keizerin Elisabeth van Oostenrijk haar intrek nemen. Ook daar zal voor den bezigen vorst van een voldoende rust wel géén sprake kunnen zijn. Al werd in het onderhavige geval de buiten- landsche reis ook ter ontspanning ondernomen, toch is het onvermij delijk, dat de politiek telkens om den hoek komt kijken. Terwijl de keizer op het Achil- leion verblijf houdt, zal prins Von Bülow een bezoek brengen aan Italië en met den Italiaanschen premier Tittoni van gedachten wisselen. Op den terugreis zal keizer Wilhelm zijn ouden bondgenoot Franz Jo seph bezoeken. Men mag de hoop uitspreken, dat aan de huidige voorjaarsreis des Kei zers naar het zonnige zuiden een, kalmer verloop en een minder storm achtige „uitwerking" beschoren zij dan aan de reizen der laatste jaren in de Italiaansche wateren, welke tot het plotselinge bezoek aan Ma rokko, de spanning met Frankrijk het uitspreken van dreigende rede voeringen, het bijeenkomen der Al- gecirasconferentie aanleiding gaven. Met „open armen" zal het keizer lijk echtpaar blijkens een loyale pu blicatie van den burgemeester van. Korfoe worden ontvangen. Men voelt zich vereerd met het keizerlijk bezoek en niet ten onrech te beloven de Korfioten zich gouden bergen van de aanwezigheid van den machtigen keizer. Immers het is een bekend feit, dat. eeffi: stroom van bemiddelde landge- nooten den keizer overal op zijn rei zen volgt. Korfoe is plotseling in de mode gekomen, waarvan de groote stoom boot onderneming-en onmiddel lijk partij hebben getrokken. De Duitschers die den keizer hij duizenden en duizenden naar Noor wegen, Italië. Sicilië, en Zuid-En- geland zijn gevolgd, zullen voortaan ook Griekenland, en voornamelijk Korfoe in hun reisplan opnemen." Het Rijkstand en de taalvrijheid. Voor de tweede lezing van de wet op vereenigingen en vergaderingen, hebben de afgevaardigden uit het Rijkstand, gesteund door afgevaar digden uit alle blocgroepen, een mo tie voorgesteld. Deze motie vraagt den Rijkskan selier bij Bondsraad en regeering van Elzas-Lotharingen het zijne te willen doen. opdat, op grond van de bevoegdheid die het taalartikel in zijn huidigen vorm verleent, aan den Landesausschusz een wetsontwerp wordt voorgelegd, dat op vergade ringen. van welken aard ook, het gebruik van het Fransch in het Fransche taalgebied veroorlooft. OOSTENRIJK. De taalkwestie. In geen land ter wereld zelfs België niet uitgezonderd trekt de kwestie van de „officiëele taal" zooveel belangstelling en wekt ze ook zooveel rumoer en roerigheid, als in de Oostenrijksche-Hongaar- sche monarchie. Er zijn daar dan ook niet minder dan achttien „groote" talen, met eu benevens ontelbare andere kleinere spraakverschillen, dialecten enz. En die willen alle op hun beurt geëerd en erkend worden De regeering is nu hier aan het orde brengen. De Oostenrijksche minister Beek deelde gisteren aan de begrootings- commissie mede. dat de regeering een wetsontwerp nopens de talenkwes- tie voor alle overheidspersonen in Bohemen heeft uitgewerkt. De mi nister deed een beroep op alle par tijen, om ten minste voor dit ru moerigste van alle landen de Tsjechen zijn hier voornamelijk de schreeuwers de zaak op te los sen RUSLAND. De Doema aan het werk. De Doema is met den begrootings- arbeid begonnen. Eerst was het hoofdstuk „Rijks controle" aan de orde dat werd aan genomen, nadat eerst een motie was aangenomen die bepaalt dat de rijks controleur geen lid van den minis terraad kan zijn en dat bepalingen moeten worden getroffen over de samenwerking van den Rijkscontro leur met de Doema. De motie was door den rijkseontroleur voorgesteld. TURKIJE. De Macedonische hervormingen. Hoogst merkwaardig is het, de kibbelarij der mogendheden om de Macedonische hervormingen zoo van tijd tot tijd eens te volgen. De strijd loopt nu tusschen En geland en Rusland. Beiden hebben zooals men weet voorstellen gedaan, en beide pogen die erdoor te halen. Maar Rusland schijnt het te win nen. Telkens krijgt het nieuwe „sup porters". Italië steunt Rusland nu óók al. De Russische gezant te Rome heeft bet Russische hervormings voorstel voor Macedonië aan Tittoni ter hand gesteld, en Tittoni heeft verklaard, dat de Italiaansche re geering alle voorstellen van Rus land aanvaardt en steunt. Engeland zit intusschen niet stil. In een ambtelijke mededeeling aan de Engelsche pers in zake Ma cedonië wordt gezegd: lo. Dat de Engelsche regeering nog geen antwoord van de mogend heden heeft ontvangen op haar voorstellen van 3 Maart. 2o. Dat zij nog niet officieel in kennis is gesteld van het Russische voorstel. 3o. Dat zg bereid is elk voorstel tot verbetering van den toestand in Macedonië in overweging te ne men. 4o. Dat hare voorstellen be doeld waren als een redelijke op lossing der moeilijkheden, ten doel hebbende den huidigen toestand van anarchie te doen ophouden. 5o. Dat de Engelsche regeering niet van plan is andere voorstellen aan de mogendheden te doen. 6o. Dat zij niet van plan is hare voorstel len van 3 Maart, welke door haar FEUILLETON, Boeiende roman,' uit het Engekoh. 12) „Meent ge dan, dat ik blind ben uat ik niets raad," - hernam Ber nice terwijl haar gelaat gloeiend, rood werd. „Vergeef mij, Sylvia. Wat zeg ik Weet ik niet, waar voor de menschen mij aanzien Ze 8'limlachen tegen mij, zijn mij vrien delijk, wijl ik de markiezin van he.twynd ben, doch wat denken ze Werkelijk van mij Ik hoorde eene jante van Max, die verleden week hier was. hem een verwijt maken, dat hij de eerste Chetwynd was, die een vrouw beneden zijn stand ge huwdhad." „Lief kind, wat spreekt ge van vreeselijke zakenzei Sylvia, ter wijl ze met hare hand over de glan zende haren van Bernice streek. „Ge zi.it nog jong. Max bemint u, Ber nice. en wij allen beminnen u. waar om kwelt ge u dan over een scherp Woord Max heeft niet naar stand 8'evraagd. waarom zoudt gij het doen Hij kan de aanmerkingen zij- u"r vrienden en bekenden verdragen zal uw steun en uw beschermer Mjn." „Ik wil niet, dat hij om mijnent wil iets moet lijden, ik wil niet, dat men hem bitse woorden zegt over zijn huwelijk. Is 't. aangenaam voor mij in een gezelschap, dat mij duldt ter wille van Max, maar mij heimelijk naar St. Kilda terug- wenseht? Ik ben trotsch, Sylvia, en toch zou ik dat alles kunnen ver dragen, als Ze hield eensklaps op en keek rond. „Ge ziji. werkelijk zenuwachtig," zei Sylvia, „Goed, dat we vandaag slechts hoeren aan 't diner hebben. Bernice. De dames zouden uwe treu righeid bemerken en verwonderd zijn over uwe roode oogen. Ge hebt heim wee, lief kind, dat is alleswaarom stort glij niet uw hart uit voor Max hij zal u troosten." „Ach, ik kan hem niet alles zeg gen. wat mij drukt," zei Bernice zuchtend. „Indien mijn lijden van dien aard was, dat ik 't hem kon zeggen, zou ik het best kunnen ver duren. Doch ik vrees, Sylvia, dat ons huwelijk een groote misstap was: deze gedachte kwelt mij. Spreek niet met mij en troost mij niet, want ik kan van u geen troost aannemen." „Bernice," zeide Sylvia zacht, „ge meent, dat gij 't zwaarste leed te dragen hebt, doch ge zijt mis. Er zijn nog meer treurende harten dan 't. uwe onder dit dak. Max zelf heeft vael kominsr, waarbij uw leed. slehcts kinderspel is. Ook mijn le ven is somber en treurig. Bernice. Een jaar geleden was ik een geluk kig schepsel. Ik was verloofd met iemand, dien ik innig lief had en hij beminde mij met de eerste liefde zijns levens die groote liefde, die nooit kan gebluscht worden. Het is een treurige geschiedenis, Berni ce: ik verhaal ze u enkel, opdat ge zoudt zien, hoe klein uw lijden in vergelijking met 't mijne is. Hij be minde mij hij bemint mij nog. Doch ik was trotsch en koppig en we kregen twist. Hij werd erg hoos hij ging weg.... hij.... maar ik heb genoeg gezegd. In zijnen trots plaatste hij jtusschen ons een scheids muur. die ons eeuwig scheidt. Maar ik weet, dat hij .mij bemint. Nooit in dit leven zal hij mijn man wor den. Bernice, en aan gêne zijde des grafs bestaat geen huwelijk!" Bernice liet haar hoofd tegen de vensterruiten zinken en Sylvia wist zeer goed, .dat haar sluw verhaal zijne werking niet gemist had. „Gelooft ge, dat hij u nog be mint vroeg Bernice met schorre stem. „Ja," zei Sylvia. „Ik kan u dat wel zeggen, Bernice, daar' ge toch myn beminde niet kent en nooit ken nen zulthij bemint me nog veel meer dan vroeger. Nog niet lang geleden, ja heden heeft hij 't mij nóg gezegd." Bernie». die nog altijd 't venster uitzag, loosde een zwaren zucht. In hare grenzenlooze smart geloofde zij nog eerder dat Max haar niet de waarheid gezegd had, als dat de schoone Sylvia eene leugenaarster was. „Alles was eene groote dwaling. Syivia'sprak ze met bevende stem. „Ik ben 't kind niet, waarvoor ge mij aanziet, ik begrijp meer. dan ge denkt. O, Sylvia, het spijt mij voor u, voor Max, voor ons allen.; Doch nu is het te laat!" „Houd moed, Bernice, zooals ik. Luister, daar komt iemand. (Wat zal Max zeggen, indien hij ons zoo ziet? Den uiterl ijken schijn moet ge bewaren, wanneer ook uw hart ge broken is, Bernice?" Men hoorde voetstappen in de gang. en toen lord Chetwynd met een jongen officier, een zijner gasten binnentrad, kwam lady Chetwynd uit de nis te voorschijn en begroette den officier met eene waardige vrien delijkheid, zonder iets van haar lij den te laten blijken. Daarna kwam Gilbert Monk met de andere gasten binnen en men ging aan tafel. Ber nice was wel een weinig stiller dan gewoonlijk, doch ze wist zich te be- heerschen. Miss Monk bemerkte wel, dat ze bijna niets at. Na 't diner gingen Bernice en Syl via in een ander vertrek, terwijl de héér en nog onder een glas wijn a*an tafel bleven. Sylvia noodigde haar uit bij 't vuur plaats te ne men. „Gij hebt bijna niets gegeten, Bernice," zei ze. „hoe lang kunt ge dat zoo volhouden? Ik ben bang, dat we van avond nog last met u krijgen. Neem ten minste een kop koffie." Zonder op antwoord te wachten belde zij en deed koffie brengen. "Weldra bracht de bediende 't ge vraagde. „Wilt gij u zelf inschenken, Ber nice, of zal ik het doen?" Vroeg Sylvia, die nog altijd stond. „Ge zijt erg_moe, laat mij 't doen, lieve!" „Indien ge zoo goed wilt zijn," zei Bernice zachtjes. „Maar ik heb niet veel trek in koffie Sylvia." Sylvia ging naar de tafel met eene hand in den zak, waarmee ze be proefde de kurk van 't fleschje te krijgen. Dit lukte goed en 't gift- kogeltje rolde in hare hand; even ongezien kwam 't van hare hand in den kop terecht. Sylvia glim lachte tevreden, daar Bernice 't ge zicht afgewend had. Ze deed nog suiker in de koffie en reikte haar Bernice aan. „De koffie is sterk, lieve Berni ce," zeide ze. „Drink, dat zal u goed doen. Sterke koffie is goed voor de zenuwen, gij moet de kop ineens uit drinken." De jonge markiezin gaf toe en ledigde de vergiftigde kop- Zwijgend wachtte miss Monk, tot haar de kop werd teruggegeven. Toen ging ze weer naar de tafel, schonk een kop voor haar-zelf in en dronk ze gretig uit. „Het is gebeurd," dacht ze, even omkijkende. „Ze heeft de kop gele digd. Binnen een uur zal ze ziek worden binnen acht dagen zal ze dood zijn." XI. DE ZIEKE MARKIEZIN. Terwijl Sylvia haar helsch plan met zulk goed gevolg uitvoerde, zat de markies van Chetwynd nog met zijne gasten aan tafel te kouten. De lord koesterde eene geheime vrees voor zijne vrouw, en 't viel hem moeielijk zijne plichten als gastheer te vervullen: hij was blij, toen men zich eindelijk ter ruste begaf. Toen trad filbert Monk plotseling op Chetwynd toe en fluisterde hem in 't oor: - „Kan ik met u een woordje spre ken. Max; maar eenige seconden." Deze vraag kwam zeer ongelegen, doch daar lord Chetwynd bemerkte hoe Monk van kleur veranderde, knikte hp toestemmend. Beiden gin gen in het bureau van lord Chet wynd. Gilbert was gaan zitten, maar lord Chetwynd bleef staan, en daar om begon de eerste dadelijk met zijn verzosk. (Wordt vervolgd.) J<9«Jdargarigi i«u> uou& NIEUWE HURLEMSCHE COURANT

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1908 | | pagina 1