DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
Het spook m (Mwynd-Park.
Waar bemoeien ze
zich mee?
BUITENLAND.
Kinderhuisvest 33-33, Haarlem
lil antwoord op de
vele aanvragen wordt
medegedeeld, dat zoo
spoedig mogelijk met de
uitgifte der polissen be
gonnen zal worden.
Het verkrijgen der po
lissen zal onzen lezers
zoo gemakkelijk moge-
lijk worden gemaakt.
vviiMKnunu arniiL i5?yo.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Haarlem fl.35
Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.85
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1.8L
Afzonderlijke nummers0.05
Bureaux van Redactie en Administratie:
Interc. Telefoonnummer 1426.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 1—6 regelsf0.60 (oontant)f 0.50
Elke regel meer0.10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie contant.
DE DIRECTEUR.
De Nijmeegsche R. K. Volksbond
en de Nijmeegsche R. K. Gezellen-
vereeniging hebben aan de ge
lijkgezinde vereenigingen in den
lande een „oproep" gericht, om
mede te protesteeren tegen bet bren
gen van bet lijk van Zola in bet
'Tausche Panthéon.
Elders in ons blad vinden onze
lezers dezen oproep, dien we eenige
dagen geleden ontvingen, doch om
plaatsgebrek moesten uitstellen, ge
plaatst.
Onder de niet-Katholieke bladen,
die er van melding maken, is ook
1 Amsterdamsche liberale „Han
delsblad". En dit blad stelt bij die
mededeeling de vraag: „Waar be
moeien deze werkliedenverenigin
gen zich mee?"
In alle bescheidenheid willen we
bier een antwoord geven op die
vraag.
De „eerbaarheid der volken",
waarvan het protest-adres der Nij
meegsche werklieden gewaagt, is
een algemeen goed. Zij raakt de
innerlijke gesteldheid van de men-
schelijke samenleving, zij houdt
verband met de geestelijke en vaak
°ok de stoffelijke welvaart van ge-
lieel bet menschelijk geslacht.
Persoonlijke tekortkomingen te
genover die reine zeden, die het
iundament zijn van één volk niet
alleen, maar van geheel de mensch-
heid, zooals wij die wenschen en
trachten te hervormen in Christe
lijken zin, zulke persoonlijke te
kortkomingen zijn te betreuren,
doch daar heeft het publiek, het
volk, zich buiten te houden.
Deze Zola evenwel deed erger.
Hij is een volksvergiftiger, een,
die door zijn vuilaardige geschrif
ten niet alleen in zijn eigen land
de apostel is geweest en de afgod
is geworden van het laagste wat
er in den mensch leeft, maar die
over heel de wereld, waar boeken
gedrukt en gelezen worden, zijn ge-
meene, zedenbedervende producten
heeft zien verspreiden.
Voornamelijk het volk bereikt
hij met zijn vies geschrijf.
Het volk, dat uit den 'aard der
zaak, door opvoeding en milieu, het
platte, het gewone, hehzonder-eeni-
gen-opsmuk-gezegde, maar ook het
lage en gemeene, 't liefst in zijn lec
tuur ziet vertegenwoordigd.
Ziet maar eensvan geen buiten-
landschen schrijver vindt men
„goedkoope volksuitgaven" zóó
goedkoop, zóó overal verspreid, als
van dezen Franschen pornograaf 1-
De genieën der Fransche_ letter
kunde vindt men zelfs voor de
meest ontwikkelden, in dure uit
gaven, slechts zeer zelden in het
Nederlandsch overgebracht.
Maar Zola werd vertaald, zoodra
de massa van het Fransche" volk
maar weer een nieuwen roman van
hem grijpen kon.
En als er één was, die niet zoo
schunnig bleek als de overige,
dan werd die niet vertaald of hij
maakte geen opgangniet om de
mooie taal, of de machtige beschrij
vingen leest men immers Zola, maar
om de vieze tafreeltjes, de gewaagde
situaties, de verdorven schilderin
gen
Of wil het „Handelsblad", dat
zoo mooi praat over den „grooten
schrijver" en zijn „kunstwerken
van hoogen rang," soms beweren,
dat werkelijk die duizenden exem
plaren van Hollandsche vertalingen
der werken van dezen schrijver, in
de „dure," zoowel als in de „goed
koope uitgaven", wat anders be
doelen en wat anders zijn dan.
pornografische lectuur
Deze volksvergiftiger op groote
schaal wordt nu, zoo demonstratief
mogelijk, door de anticlericalen van
heel de wereld niet van Frank
rijk alléénals een soort nationale
held van Frankrijk verklaard.
Dezen vuilschrijver, die de eer
baarheid der volkeren heeft aan
gerand, brengt men op veelbetee-
kenende wijze nu de eer, die van de
tijden der Romeinsche oudheid af
immer alléén werd bewezen aan de
burgers, die zich voor Volk en Va
derland op het allerhoogst verdien
stelijk hadden gemaakt: „bene me-
rentes de patria".
Tegen die enormiteit willen de
Katholieke werklieden óók in ons
land, dat door de schotschriften
van dezen pornograaf in niet ge
ringe mate is bezoedeld de vrij
heid van boekverkoopen is helaas
maar al te groot in ons vaderland
nu krachtig protesteeren.
Zij willen uiting geven aan [hun
verontwaardiging, dat aan een schrij
ver als Zola den vanouds als méér
dan vaderlandschen roem brengen
den titel van „een der beste bur
gers" wordt toegekend.
Zij willen doen weten, dat de
vunze vereering, ook door onze
Hollandsche liberale, radicale en
socialistische letterkundigen en cri
tici bijna algemeen (doch dan ook
uitsluitend door dezen 1) aan^Zola
gebracht, niet geacht mag worden
een uiting te zijn van de gevoelens
van ons Christenvolk.
Zij wenschen te protesteeren tegen
elke eer, aan een man bewezen,
die niet alleen zijn vaderland heeft
geteekend als een poel van alle
onkuischheid, die ter wereld maar
valt te bedenken, maar1 die dóór
zijn werken nog het gif der on
deugd heeft overgeplant in en over
gebracht naar alle andere volkeren,
die de eerbaarheid der geheele
menschheid heeft beleedigd in zijn
geschriften
„Waar bemoeien ze zich mee?"
zoo vraagt het „Handelsblad",
dat niet kan begrijpen, dat een
Katholiek de eerbaarheid van zeden
en de reinheid van levenswandel,
ook in geschrift en lectuur, hoog
wil houden en verdedigen!
De vraag reeds teekent geheel
het ^karakter van hem die ze
stelde
„Die werklieden hebben toch
Zola's werken niet gelezen" zoo
spot het Handelsblad luguber. „Hoe
kunnen ze dan erover oordeeleni"
„Zij begrijpen niet dat wat, in
Zola's werken aanstootelij k is voor
„de eerbaarheid, geschreven is met
„het kennelijk oogmerk de kunst
„te dienen 1"
De eerste opmerking kunnen we
onderschrijven.
Neen, gelukkigZola's werken
hebben die werklieden, die protes
teeren, niet gelezen 1
Maar moet men een vergif inne
men om te weten of het vergif is
En wat de „kunst" betreft, die
door Zola's voor de eerbaarheid
aanstootelijke werken om 't
Handelsblad zélf te citeeren zou
worden gediendaan dien
„kunst" gelooven we niet.
De ware kunst "is schoonheid,
omdat ze is een opstreven tot en
een pogen-gelijkvormig-te-worden
aan het hoogste ideaal, dat zijn
werkelijke vervulling vindt in den
oorsprong van alle schoonheid God.
En :wü men beweren, dat deze
schoonheid en deze kunst gediend
wordt en bevorderd door schrijvers,
die zich werpen op ,het laagste en
dierlijkste wat er is in de mensche-
lijke natuur, op de zonde, die juist
diametraal staat tegenover den rei-
nen, vlekkeloozen God
Het „Handelsblad", dat dag aan
dag meepraat over de domheid van
den Paus, over de'achterlijkhsid en
onwetenschappelijkheid van het
„ultramontanisme", over de onbe
nulligheid van het Katholicisme
enover de voortreffelijke, vrije,
wetenschappelijke, geleerde Moder
nisten, die het geloof overboord
gooien, het „Handelsblad", dat
voortdurend het Roomsche Geloof
betuttelt en bevinnigt, zonder het
te kennen en nog minder er iets
van te begrijpen, datzelfde „Han
delsblad" matigt zich nu óók aan
den norm te kennen van „de kunst",
en méér nogden norm te kennen
van de ware zedelijkheid.
Die anders denken behoeven daar
niet over mee te praten 1 Die weten
er niets van.
Doch wij laten ook de Christe
lijke opvatting van kunst en de
reinheid der zeden niet op den
achtergrond dringen, al schreeuwt
heel het anticlericale koor zijn
liulde uit
Of het 't „Handelsblad" belieft
of uiet: met het hooghouden der
zedelijkheid, met de verdediging
van de eerbaarheid der volken",
zullen wij ons bemoeien, zoo wij
dat noodig achten.
Maar: die Zola-verheerlijking is,
zegt het „Handelsblad", een „bin-
nenlandsche aangelegenheid" van
Frankrijk!
Wat dwaas idee, om tegen zoo'n
„binnenlandsche aangelegenheid" te
protesteeren
Wij vragen: al ware dit een „bin
nenlandsche aangelegenheid" we
betoogden reeds: deze Zola-veree-
ring is méér, en anders! mag
deze dan alléén worden toegejuicht
en instemmend besproken
Niet worden afgekeurd?
N'en déplaise het liberale
„Handelsblad" zullen wij zoo vrij
zijn dat toch te doen en stemmen
we gaarne in met het warme pro
test der Nijmeegsche Volksbonders
en Gezellen: evenals we met pater
Hendrichs ons protest hebben
uitgesproken tegen de kerkbe-
roovers en kerkvervolgers van
Frankrijk, evenzoo vereenigen we
ons met deze Nijmeegsche werk
lieden, nu zij hun waardig en
kloek protest zetten tegen de niet
alleen in Frankrijk, maar ook te
onzent maar al te zeer gepropa
geerde yereering vaneen schrijver,
die in het bizonder den werkman
voorstelde als een oneerbare, en
die niet alleen door zijn boeken
zijn eigen natie in de oogen der
wereld heeft verlaagd, maar ook
onze Hollandsche volkslectuur voor
een goed deel heeft vergiftigd
DUITSCHLAND.
Den keizer op reis.
Het bezoek aan Venetië is afgeloo-
pen.
Veel bijzonders is er niet van te
melden geweest, 't was één en al
toasten, diners, recepties en weder-
keerige bezoeken, zooals alle vor
stelijke bijeenkomsten, maar ditmaal
zonder een geprononceerd politiek
tintje.
De tocht gaat nu naar het Zuiden,
en eerlang zal de keizerlijke familie
op Korfoe voet aan wal zetten en in
de heerlijk gelegen schepping der
vermoorde keizerin Elisabeth van
Oostenrijk haar intrek nemen.
Ook daar zal voor den bezigen
vorst van een voldoende rust wel
géén sprake kunnen zijn. Al werd
in het onderhavige geval de buiten-
landsche reis ook ter ontspanning
ondernomen, toch is het onvermij
delijk, dat de politiek telkens om
den hoek komt kijken.
Terwijl de keizer op het Achil-
leion verblijf houdt, zal prins Von
Bülow een bezoek brengen aan Italië
en met den Italiaanschen premier
Tittoni van gedachten wisselen. Op
den terugreis zal keizer Wilhelm
zijn ouden bondgenoot Franz Jo
seph bezoeken.
Men mag de hoop uitspreken, dat
aan de huidige voorjaarsreis des Kei
zers naar het zonnige zuiden een,
kalmer verloop en een minder storm
achtige „uitwerking" beschoren zij
dan aan de reizen der laatste jaren
in de Italiaansche wateren, welke
tot het plotselinge bezoek aan Ma
rokko, de spanning met Frankrijk
het uitspreken van dreigende rede
voeringen, het bijeenkomen der Al-
gecirasconferentie aanleiding gaven.
Met „open armen" zal het keizer
lijk echtpaar blijkens een loyale pu
blicatie van den burgemeester van.
Korfoe worden ontvangen.
Men voelt zich vereerd met het
keizerlijk bezoek en niet ten onrech
te beloven de Korfioten zich gouden
bergen van de aanwezigheid van
den machtigen keizer.
Immers het is een bekend feit, dat.
eeffi: stroom van bemiddelde landge-
nooten den keizer overal op zijn rei
zen volgt. Korfoe is plotseling in de
mode gekomen, waarvan de groote
stoom boot onderneming-en onmiddel
lijk partij hebben getrokken.
De Duitschers die den keizer hij
duizenden en duizenden naar Noor
wegen, Italië. Sicilië, en Zuid-En-
geland zijn gevolgd, zullen voortaan
ook Griekenland, en voornamelijk
Korfoe in hun reisplan opnemen."
Het Rijkstand en de taalvrijheid.
Voor de tweede lezing van de wet
op vereenigingen en vergaderingen,
hebben de afgevaardigden uit het
Rijkstand, gesteund door afgevaar
digden uit alle blocgroepen, een mo
tie voorgesteld.
Deze motie vraagt den Rijkskan
selier bij Bondsraad en regeering
van Elzas-Lotharingen het zijne te
willen doen. opdat, op grond van
de bevoegdheid die het taalartikel in
zijn huidigen vorm verleent, aan den
Landesausschusz een wetsontwerp
wordt voorgelegd, dat op vergade
ringen. van welken aard ook, het
gebruik van het Fransch in het
Fransche taalgebied veroorlooft.
OOSTENRIJK.
De taalkwestie.
In geen land ter wereld zelfs
België niet uitgezonderd trekt
de kwestie van de „officiëele taal"
zooveel belangstelling en wekt ze
ook zooveel rumoer en roerigheid,
als in de Oostenrijksche-Hongaar-
sche monarchie.
Er zijn daar dan ook niet minder
dan achttien „groote" talen, met eu
benevens ontelbare andere kleinere
spraakverschillen, dialecten enz.
En die willen alle op hun beurt
geëerd en erkend worden
De regeering is nu hier aan het
orde brengen.
De Oostenrijksche minister Beek
deelde gisteren aan de begrootings-
commissie mede. dat de regeering een
wetsontwerp nopens de talenkwes-
tie voor alle overheidspersonen in
Bohemen heeft uitgewerkt. De mi
nister deed een beroep op alle par
tijen, om ten minste voor dit ru
moerigste van alle landen de
Tsjechen zijn hier voornamelijk de
schreeuwers de zaak op te los
sen
RUSLAND.
De Doema aan het werk.
De Doema is met den begrootings-
arbeid begonnen.
Eerst was het hoofdstuk „Rijks
controle" aan de orde dat werd aan
genomen, nadat eerst een motie was
aangenomen die bepaalt dat de rijks
controleur geen lid van den minis
terraad kan zijn en dat bepalingen
moeten worden getroffen over de
samenwerking van den Rijkscontro
leur met de Doema. De motie was
door den rijkseontroleur voorgesteld.
TURKIJE.
De Macedonische hervormingen.
Hoogst merkwaardig is het, de
kibbelarij der mogendheden om de
Macedonische hervormingen zoo van
tijd tot tijd eens te volgen.
De strijd loopt nu tusschen En
geland en Rusland. Beiden hebben
zooals men weet voorstellen
gedaan, en beide pogen die erdoor
te halen.
Maar Rusland schijnt het te win
nen.
Telkens krijgt het nieuwe „sup
porters".
Italië steunt Rusland nu óók al.
De Russische gezant te Rome
heeft bet Russische hervormings
voorstel voor Macedonië aan Tittoni
ter hand gesteld, en Tittoni heeft
verklaard, dat de Italiaansche re
geering alle voorstellen van Rus
land aanvaardt en steunt.
Engeland zit intusschen niet stil.
In een ambtelijke mededeeling
aan de Engelsche pers in zake Ma
cedonië wordt gezegd:
lo. Dat de Engelsche regeering
nog geen antwoord van de mogend
heden heeft ontvangen op haar
voorstellen van 3 Maart. 2o. Dat
zij nog niet officieel in kennis is
gesteld van het Russische voorstel.
3o. Dat zg bereid is elk voorstel
tot verbetering van den toestand
in Macedonië in overweging te ne
men. 4o. Dat hare voorstellen be
doeld waren als een redelijke op
lossing der moeilijkheden, ten doel
hebbende den huidigen toestand
van anarchie te doen ophouden. 5o.
Dat de Engelsche regeering niet
van plan is andere voorstellen aan
de mogendheden te doen. 6o. Dat
zij niet van plan is hare voorstel
len van 3 Maart, welke door haar
FEUILLETON,
Boeiende roman,' uit het Engekoh.
12)
„Meent ge dan, dat ik blind ben
uat ik niets raad," - hernam Ber
nice terwijl haar gelaat gloeiend,
rood werd. „Vergeef mij, Sylvia.
Wat zeg ik Weet ik niet, waar
voor de menschen mij aanzien Ze
8'limlachen tegen mij, zijn mij vrien
delijk, wijl ik de markiezin van
he.twynd ben, doch wat denken ze
Werkelijk van mij Ik hoorde eene
jante van Max, die verleden week
hier was. hem een verwijt maken,
dat hij de eerste Chetwynd was, die
een vrouw beneden zijn stand ge
huwdhad."
„Lief kind, wat spreekt ge van
vreeselijke zakenzei Sylvia, ter
wijl ze met hare hand over de glan
zende haren van Bernice streek. „Ge
zi.it nog jong. Max bemint u, Ber
nice. en wij allen beminnen u. waar
om kwelt ge u dan over een scherp
Woord Max heeft niet naar stand
8'evraagd. waarom zoudt gij het
doen Hij kan de aanmerkingen zij-
u"r vrienden en bekenden verdragen
zal uw steun en uw beschermer
Mjn."
„Ik wil niet, dat hij om mijnent
wil iets moet lijden, ik wil niet,
dat men hem bitse woorden zegt
over zijn huwelijk. Is 't. aangenaam
voor mij in een gezelschap, dat mij
duldt ter wille van Max, maar mij
heimelijk naar St. Kilda terug-
wenseht? Ik ben trotsch, Sylvia, en
toch zou ik dat alles kunnen ver
dragen, als
Ze hield eensklaps op en keek
rond.
„Ge ziji. werkelijk zenuwachtig,"
zei Sylvia, „Goed, dat we vandaag
slechts hoeren aan 't diner hebben.
Bernice. De dames zouden uwe treu
righeid bemerken en verwonderd zijn
over uwe roode oogen. Ge hebt heim
wee, lief kind, dat is alleswaarom
stort glij niet uw hart uit voor Max
hij zal u troosten."
„Ach, ik kan hem niet alles zeg
gen. wat mij drukt," zei Bernice
zuchtend. „Indien mijn lijden van
dien aard was, dat ik 't hem kon
zeggen, zou ik het best kunnen ver
duren. Doch ik vrees, Sylvia, dat
ons huwelijk een groote misstap
was: deze gedachte kwelt mij.
Spreek niet met mij en troost mij
niet, want ik kan van u geen troost
aannemen."
„Bernice," zeide Sylvia zacht, „ge
meent, dat gij 't zwaarste leed te
dragen hebt, doch ge zijt mis. Er
zijn nog meer treurende harten dan 't.
uwe onder dit dak. Max zelf heeft
vael kominsr, waarbij uw leed.
slehcts kinderspel is. Ook mijn le
ven is somber en treurig. Bernice.
Een jaar geleden was ik een geluk
kig schepsel. Ik was verloofd met
iemand, dien ik innig lief had en hij
beminde mij met de eerste liefde
zijns levens die groote liefde,
die nooit kan gebluscht worden. Het
is een treurige geschiedenis, Berni
ce: ik verhaal ze u enkel, opdat ge
zoudt zien, hoe klein uw lijden in
vergelijking met 't mijne is. Hij be
minde mij hij bemint mij nog.
Doch ik was trotsch en koppig en
we kregen twist. Hij werd erg hoos
hij ging weg.... hij.... maar ik heb
genoeg gezegd. In zijnen trots
plaatste hij jtusschen ons een scheids
muur. die ons eeuwig scheidt. Maar
ik weet, dat hij .mij bemint. Nooit
in dit leven zal hij mijn man wor
den. Bernice, en aan gêne zijde des
grafs bestaat geen huwelijk!"
Bernice liet haar hoofd tegen de
vensterruiten zinken en Sylvia wist
zeer goed, .dat haar sluw verhaal
zijne werking niet gemist had.
„Gelooft ge, dat hij u nog be
mint vroeg Bernice met schorre
stem.
„Ja," zei Sylvia. „Ik kan u dat
wel zeggen, Bernice, daar' ge toch
myn beminde niet kent en nooit ken
nen zulthij bemint me nog veel
meer dan vroeger. Nog niet lang
geleden, ja heden heeft hij 't mij
nóg gezegd."
Bernie». die nog altijd 't venster
uitzag, loosde een zwaren zucht. In
hare grenzenlooze smart geloofde zij
nog eerder dat Max haar niet de
waarheid gezegd had, als dat de
schoone Sylvia eene leugenaarster
was.
„Alles was eene groote dwaling.
Syivia'sprak ze met bevende stem.
„Ik ben 't kind niet, waarvoor ge
mij aanziet, ik begrijp meer. dan
ge denkt. O, Sylvia, het spijt mij
voor u, voor Max, voor ons allen.;
Doch nu is het te laat!"
„Houd moed, Bernice, zooals ik.
Luister, daar komt iemand. (Wat
zal Max zeggen, indien hij ons zoo
ziet? Den uiterl ijken schijn moet ge
bewaren, wanneer ook uw hart ge
broken is, Bernice?"
Men hoorde voetstappen in de
gang. en toen lord Chetwynd met
een jongen officier, een zijner gasten
binnentrad, kwam lady Chetwynd
uit de nis te voorschijn en begroette
den officier met eene waardige vrien
delijkheid, zonder iets van haar lij
den te laten blijken. Daarna kwam
Gilbert Monk met de andere gasten
binnen en men ging aan tafel. Ber
nice was wel een weinig stiller dan
gewoonlijk, doch ze wist zich te be-
heerschen. Miss Monk bemerkte wel,
dat ze bijna niets at.
Na 't diner gingen Bernice en Syl
via in een ander vertrek, terwijl
de héér en nog onder een glas wijn
a*an tafel bleven. Sylvia noodigde
haar uit bij 't vuur plaats te ne
men. „Gij hebt bijna niets gegeten,
Bernice," zei ze. „hoe lang kunt ge
dat zoo volhouden? Ik ben bang,
dat we van avond nog last met u
krijgen. Neem ten minste een kop
koffie."
Zonder op antwoord te wachten
belde zij en deed koffie brengen.
"Weldra bracht de bediende 't ge
vraagde.
„Wilt gij u zelf inschenken, Ber
nice, of zal ik het doen?" Vroeg
Sylvia, die nog altijd stond. „Ge
zijt erg_moe, laat mij 't doen, lieve!"
„Indien ge zoo goed wilt zijn,"
zei Bernice zachtjes. „Maar ik heb
niet veel trek in koffie Sylvia."
Sylvia ging naar de tafel met eene
hand in den zak, waarmee ze be
proefde de kurk van 't fleschje te
krijgen. Dit lukte goed en 't gift-
kogeltje rolde in hare hand; even
ongezien kwam 't van hare hand
in den kop terecht. Sylvia glim
lachte tevreden, daar Bernice 't ge
zicht afgewend had. Ze deed nog
suiker in de koffie en reikte haar
Bernice aan.
„De koffie is sterk, lieve Berni
ce," zeide ze. „Drink, dat zal u goed
doen. Sterke koffie is goed voor de
zenuwen, gij moet de kop ineens uit
drinken."
De jonge markiezin gaf toe en
ledigde de vergiftigde kop-
Zwijgend wachtte miss Monk, tot
haar de kop werd teruggegeven.
Toen ging ze weer naar de tafel,
schonk een kop voor haar-zelf in en
dronk ze gretig uit.
„Het is gebeurd," dacht ze, even
omkijkende. „Ze heeft de kop gele
digd. Binnen een uur zal ze ziek
worden binnen acht dagen zal
ze dood zijn."
XI.
DE ZIEKE MARKIEZIN.
Terwijl Sylvia haar helsch plan
met zulk goed gevolg uitvoerde, zat
de markies van Chetwynd nog met
zijne gasten aan tafel te kouten. De
lord koesterde eene geheime vrees
voor zijne vrouw, en 't viel hem
moeielijk zijne plichten als gastheer
te vervullen: hij was blij, toen men
zich eindelijk ter ruste begaf. Toen
trad filbert Monk plotseling op
Chetwynd toe en fluisterde hem in
't oor: -
„Kan ik met u een woordje spre
ken. Max; maar eenige seconden."
Deze vraag kwam zeer ongelegen,
doch daar lord Chetwynd bemerkte
hoe Monk van kleur veranderde,
knikte hp toestemmend. Beiden gin
gen in het bureau van lord Chet
wynd.
Gilbert was gaan zitten, maar
lord Chetwynd bleef staan, en daar
om begon de eerste dadelijk met zijn
verzosk.
(Wordt vervolgd.)
J<9«Jdargarigi i«u> uou&
NIEUWE HURLEMSCHE COURANT