DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND. spook van (Mwynd-Park. s vRijdac 8 mei laos. rr t ICinderhuisiresf 29-31-33, Haarlem Mgr. B. DANKELMAN. f Mëmmm w „Uit de Statenzaal. BUITENLAND. "V 33ste jaargang No. 6882. Bureaux van Redactie en Administratie: Interc. Telefoonnummer 1426. - - - Ipp«fcr j mm I FEUILLETON. ik BK HAARLEMSCHE COURANT p ABONNEMENTSPRIJS: y6r 8 maanden voor Haarlem fl.35 Voor de plaatsen, waar een agent ia gevestigd (kom der gemeente) 1.35 »oor de overige plaateen in Nederland franco per post 1.8C ^wonderlijke nummers0.05 PRIJS DER ADVFRTENTIEN: Van 1—6 regelsf0.60 (contant)f 0.50 Elke regel meer 0.10 Groote letters naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cent per adverteutie 4 contant. 1000 Alle betalende abonnés op dit blad zijn, volgens de bepalingen en onder de beperkingen op de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor bedragen van: GULDEN bij levenslange onge schiktheid tot werken. 400 GULDEN bij- overlijden 300 GULDEN bij verlies van éen hand of voet. 150 GULDEN bij verlies van éen oog. 100 GULDEN bij verlies van éen duim. GULDEN bij verlies van éen wijsvinger. 15 GULDEN bij verlies van éen anderen vinger. De uitkeering dezer bedragen wordt gegarandeerd door de Maatschappij „Ocean", Bijkantoor voor Haarlem, Nieuwe Gracht 11. inmviipi ■,.:W 'S-i Bij het uitvoerig woord dat we gisteren nog aan de nagedachtenis van den betreurden Deken van Haarlem en Pastoor der St. Josefsparochie konden wijden, hebben we niet veel meer te voegen. De Roomsche Courant van Haarlem herdenkt dezen overleden Priester als een liarer warmste vrienden, en dankbaar voor den steun, van hem ontvangen, biedt- zij haren lezers ter weemoedige herinnering de beeltenis van den betreurden overledene aan. R. I. P. 4'edng van de raadsvergadering, gehalte der discussiën in de «vergadering van eergisteren V$t| ditmaal zeker niet in goede j^°uding tot de lengte ervan. Z^n wederom aardig wat on- tie],erPen besproken en bedui- die met evenveel gevolg ?n kunnen blijven rusten, weer heel wat zaken over hoop gehaald, waarbij men aan het slot de verzuchting kon slaken tant de bruit pour rien! We kunnen dan ook kort zijn bij onze nabetrachting. En van die kortheid gebruik ma kende om ineens midden in de stof die voor het grijpen ligt te vallen, vermelden we allereerst het besluit in zake de Röntgen-toestellen in het Stads-Gasthuis. Curieus genoeg is daarbij door toedoen van Dr. van den Berg en Mr. Tjeenk Willink, de kwestie van het „gemeentelijk be drijf" gehaald en werd 't een for meel debat over gemeente-exploita tie of nietl Te hooren naar dat debat, telt onze gemeenteraad nog aanhangers van bet stelsel datelke ge meente-exploitatie toch eigenlijk uit den booze is. Eilieve, en de gasfa briek, waterleiding, electrisch licht? Maar dat zijn heel groote zaken zoo heet het die vol maakt wat anders zijn dan dit Rönt- gen-apparaat, dat de gemeente nu tegen betaling ten dienste stelt van het algemeen, terwijl er toch een particulier apparaat is Zeker, het Röntgen-apparaat is wat anders dan een gasfabriek. Maar beiden hebben toch deze ééne zaak gemeen: ze zijnerenkei en alleen, en direct, ten bate van het algemeen belang. Het is, wanneer een gemeente eenmaal een toestel als dit bezit, in het algemeen belang dat het publiek de gemeente naren zoo goedkoop mogelijk in de gelegenheid worden gesteld, van dat toestel te profiteeren, om wille van de volksgezondheid, die ermede is gemoeid. Hebben particulieren ook een zoodanige gelegenheid voor het publiek, des te beter. Maar dat is toch geen reden, dat de ge meente het publiek in dit hygiënisch opzicht niet ter wille zou zijn? Stel dat do gemeente een Röntgen- apparaat 't eerste had, en dokter zus of zoo ging er zich óók een aanschaffen, zou de gemeente dan het hare hebben op te doeken? Daar zou toch evenmin reden voor zijn, als er nu o.i. reden is om aan de gemeente te beletten met de toestellen die ze op het gebied van ziekenverpleging, hygiëne en ge zondheidsbevordering bezit, het pu bliek te gerieven! Dat de discussie in den Raad zoo principiëel verliep, en op het cha- pitre „gemeenteëxploitatie of niet" werd gegooid, moet er oorzaak van wezen, denken we, dat de meer derheid van den Raad den over gemeentelijke concurrentie klagende doctoren ten deele hun zin gaf. Ten deele, want aan de conse quente conclusie durfde men toch niet aan. Wat men nu als midden weg zal krijgen Dr. van den Berg is de man daarvan zal op een volgende vergadering blijken. Curieus was ook de discussie over het reglement van de commissie voor het werkloosheidsfonds. Dat reglement heeft de Raad, gemakzuchtig, maar aan de com missie te maken gelaten. Nu die commissie het evenwel heeft ingediend, big kt dat noch de werklieden, die er toch heel wat mee te doen zullen hebben, noch een aanzienlijk gedeelte van den Raad etmee accoord gaat. Blijkbaar heeft de Raad intertijd de portee van de opdracht aan de commissie niet zoo ingezien, maar de com missie houdt nu het eenmaal ge geven recht vast. De heer Kleynen- berg was zelfs zoo onkiesch, om den Raad te vertellen, dat de commissie met ai die wenschen van wijziging toch geen rekening zou houden en haar eigen weg zou gaan, maar de Raad deed toch wat des Raads nu alleen maar zijn kan, en verzond alle voorstellén tot wijziging aan de commissie, die er zich nu toch niet met een Jantje van Leiden zal kunnen afmaken. Van de overige voorstellen en afgedane zaken hebben we niet veel te vertellen na het zeer uitvoerig raads verslag en de enkele speciale punten, die we gisteren in de „Sprokkels" al even konden aan roeren. De subsidie, of liever garantie, voor de vooroefeningen der Olym pische spelen lokten wel wat dis cussie uit, maar de meerderheid was er toch, blijkbaar zonder veel geestdrift en „om 't eens te pro- beeren," maar voor. Voor 't overige herinneren wa hier alleen aan de herneming van den heer Loosjes tot tijdelijk wet houder en de definitieve ontslag name van den heer van Linden Tol, waarmede het lijstje der vacatures (dat groot kan worden in de volgende maanden) wordt geopend. FRANKRIJK. Toenadering tot Engeland. 't Is wel opmerkelijk hoe buiten gewoon veel moeite de Fransche regeerders doen om de toenadering tot Engeland zoo hartelijk mogelijk te doen zijn. Fallières gaat de volgende week naar Londen, Clemenceau ging heel spontein de begrafenis van Camp bell Bannermann bijwonen, telkens hoort men van vrien delijkheid] es aan beide kanten. Nu lezen we weer dat de Fransche mi nister van koophandel Cruppi een reisje naar Londen maakt en er gisteravond aanzat aan een diner van de Kamer van Koophandel aldaar. Daar zit zeker de Marokkaansche kwestie achter! Frankrijk verliest zooveel geld en manschappen voor niets in Marok ko, die ait politieagent-spelen voor het land te bezwaarlijk wordt. En Clemenceau bereidt nu voor een entente, waarbij öf Frankrijk ont last wordt voor een deel van die zware taak waarin het zich zonder vooruitzien heeft gestoken, of welzich dan toch voordeelen tracht te verze keren die er uit voortvloeien en die nu voor de andere mogendhe den zijnl OOSTENRIJK. De Duitsche bosdvorsten bij keizer Frans Josef. De huldiging van keizer Frans Jozef door den keizer van Duitsch- land en zijn nrede-bondsvorsten is wel een unieke pagina in de geschie denis Ze spreekt van de hoog© achting waarin de oude Oostenrijksche kei zer staat bij alle vorsten van Eu ropa. .en van de bewondering die men als bestuurder algemeen voor hem voelt. Gisteren heeft die huldiging plaats gehad en Reuter seint er lan ge berichten over. Keizer Frans Jozef was het Duit sche keizerlijk paar tegemoet ge gaan naar het station Meidling, van waar de keizerlijke trein langs de [VVeensche ceintuurbaan naar Pen- zing, het station van Schönbrunn, reed. Om het station en tot aan het kasteel Schönbrunn stond een aanzienlijke menigte geschaard, die de twee keizers warm toejuichte. Ondanks den regen wachtte een talrijke menigte het voorbijrijden der Duitsche vorsten langs de Ma- riahilstraat af. Alle bladen heeten de Duitsche vorsten welkom en spreken hunne vreugde uit over de betooging die een bewijs is van de vriendschap, die beide volken verbindt. Keizer [Wilhelm hield op het kas teel een rede, waarin hij zeide er zich over te verheugen, dat dooi de genade der Voorzienigheid deze samenkomst had kunnen plaats vin den. „Twee geslachten," zoo vervolgde hij „hebben gezien, hoe Uwe Ma jesteit 60 jaren van uw leven heeft gewijd aa-n het welzijn en den voor spoed van uwe volken. Het hart hart van Uwe Majesteit moet met rechtmatigen trots en groote vol doening vervuld zijn bij de blijken van de liefde en de dankbaarheid, die uwe onderdanen u toedragen. „Niet alleen uw eigen onderdanen echter, maar de geheele wereld ge voelt voor u 'eerbied en bewonde ring. De drie hier vereenigde gene raties van Duitsche vorsten zien in Uwe Majesteit een voor hen navol genswaardig voorbeeld. Door een arbeid van 60 jaren hebt gij ons een schitterend voorbeeld ge geven: wij zijn daarom gekomen als trouwe vrienden en bondgenooten om getuigenis af te leggen van de hartelijke gevoelens van innige vriendschap en toewijding aan den edelen vorst, den trouwen bondge noot, den machtigen vredesverzeke- raar, voor wien wij 's Hemels rijk ste zegeningen afsmeeken. Keizer Frans Jozef antwoordde daarop„Ik acht mij gelukkig van Uwe Majesteit de betuiging te heb ben mogen ontvangen van de vriend schap. die Uwe Majesteit, de sou- vereinen, vorsten en vertegenwoor digers van de Hanze-steden mij toe dragen. Deze verzekering zal be- hooren tot de aangenaamste herinne ringen van mijn leven. Ik verzoek u de verzekering te willen aanvaar den mijn innige, dankbaarheid. „Ik mag deze betuiging van har telijke toegenegenheid wel aanvaar den als een plechtige manifestatie voor het monarchistisch beginsel, aan hetwelk Duitschland zijn groot heid en zijn macht heeft te danken en uit hetwelk ook Oostenrijk zijne krachten put. „Ik heb steeds in den onwrikbaren trouw van mijne volken de noodige kracht gevonden voor de vervulling van mijn zware taak. „Het groote aantal der hier bij eengekomen Duitsche vorsten is de meest sprekende bevestiging van ons innige en onverbreekbaar ver bond, dat niets anders dan vrede lievende bedoelingen heeft en dat dank zij de vredelievende gezind heid der andere mogendheden, zijn taak zal blijven vervullen tot in de verst verwijderde toekomst. „Ik'smeek den Heer, dat Hij LTwe Majesteit, de Duitsche vorsten en de keizerin, wier tegenwoordigheid ik vooral op buitengewonen prijs stel, brider Zijn heilige hoede zal nemen." De keizer ontving het volgende telegram van den koning van Italië „„In het jaar, dat Uwe Majesteit uw 60-jarige regeering herdenkt, sluiten alle vorsten en staatshoof den zich aan bij de heilbeden, de gelukwenschen en de betuigingen van toewijding vait de volken der monarchie. Van ganscher harte ver klaar ik in te stemmen met de ge voelens van toegenegenheid voor u- die de keizer van Duitschland, onze bondgenoot en vriend, heden per soonlijk zal uitspreken." De Keizer antwoordde daarop „Ik ben zeer gevoelig voor de vrien delijke attentie van Uwe Majesteit om mij te feliciteeren op den dag. dat keizer Wilhelm, onze bondge noot en vriend en de Duitsche vor sten om mij vereenigd zijn. „Ik breng Uwe Majesteit persoon lijk dank en verheug mij over dit nieuwe bewijs van den innigen band en de groote vriendschap, die ons verbindt." Keizer [Wilhelm heeft gisteren- °^nde roman, uit het Engel&ch. 12) ^g?'^ ,Vraagt mij hoe zij er uit- k W- Arva-tte Chetwynd. „Berni- ni«f/buitengewoon schoon, Ze was ot'-e^ welopgevoed, jbte had ©ene wonderbare aan- ikheid. Kortom, ze was 't tj^g. rptokste schepsel, dat ik ooit V. ik iWlnüff maanden geleden huw- j 'da r *n kleine berk te St. V6- baar in mijn jacht I <Wn bezocht vaak de armen in °0rts vatte eene kwaadaardige II b». a.ei) stierf twee maanden na in H slot" b °ïxi olZ1j vroeg Bisset, a^viji rjjbetwynd hoog met 't hoofd, j.'^kkto;eiaPest zuchtte en eene uit- ^kwfj^aT1 wanhoop over zijn ge- FAAAb'' zei de markies, zijn -« kfl u... 1 Tl ^lh -VI la',? UU'nA1®1' °Pvatten,d- „Ik zag, haar begroef. Zes dagen bUial f 'n Chetwynd-Park op ii. >ed- Na de begrafenis voor ee- °P beis en keerde .QlG uj terug. Öp den eersten er terugkomst zat ik met mijne stiefzuster, miss Monk, in de zaal en zag in do deur van den aangrenzenden wintertuin een ver schijning schijnbaar een spook! Het was mijne overleden echtgenoo- te!" Bisset's lippen plooiden zich on willekeurig tot een glimlach. Hij had niet gedacht, bij lord Chetwynd zulk bijgeloof te vinden. Ook Tem pest zag den lord verwonderd aan. Doch de markies ging ernstig voort. „Ik sprong op de verschijning toe en zij verdween; maar ik heb haar weer gezien. Op een avond, dat ik van mijn opzichter door 't park naar 't slot kwam, zag ik haar opnieuw. Ze stond in 't heldere maanlicht; ik zag elk harer gelaatstrekken en herkende haar. Ze was mijn overle dene vrouw!" „Hebt ge een arts geraadpleegd, lord vroeg de politie-agent. „Ja, hij zei mij, dat 't zinsbedrog was en een gevolg mijner zieke ver beelding." „Hij was een verstandig man," mompelde Bisset. „Maar hoort ,t overige. Eergiste renavond zag >k haar tweemaal te rug. Ik was met miss Monk in de muziekkamer, toen ik uit den win tertuin een diep zuchten hoorde; ik zag en aanschouwde geen spook, maar mijne overledene vrouw." Chetwynd's gelaat was doodsbleek geworden. „Een zeldzaam bedrog,," zei Bis set, meer bedaard. „Denkt ge, lord, dat ge door een spook vervolgd wordt; dat is niets nieuws. Dui zenden menschen lijden aan die kwaal. Maa-r is die miss Monk niet uw© verloofde, waarde lord?" „Ja, we zullen de volgende maand trouwen," zei Chetwynd somber. „Het is dus wenschelijk, dat ge spoedig van dien waan bevrijd wordt," bemerkte Bisset. „Vergeef mij de opmerking, lord, doch ik ge loof, dat ge eerder een bekwanen arts, dan ©en agent van politie noo- dig hadt." „Gij hebt nog niet alles gehoord. Luister. Toen mijne vrouw mij eer gisterenavond verscheen, achter volgde ik haar. Ik liep haar door den wintertuin na, greep naar haar en vatte hare mouw „Ha!" fluisterde Bisset. „En ik rukte er dezen kant af. Dit is ten minste een bewijs, dat de kleerën niet spookachtig waren. Ziet hier!" Chetwynd haalde een klein pakje uit zijn zak en nam daaruit een stukje echte, gele kant. Bisset en Tempest beschouwden 't stukje kant met nieuwsgierigheid. _4jJat geeft ©en ander uitzicht aan de zaak. lord," zei Bisset. „Uw spook was een levende vrouw!" „Daaraafi is' niet te twijfelen." „En lioe was ze gekleed, lord vroeg de agent. „In haar lijkkleed, een lang, witzijden kleed aan den hals en de mouwen met kant afgezet. Ze is me altijd in 'tzelfd© kleed versche nen." „En zag ze er uit als uw over leden echtgenoote, lord?" „Ja en peen. De oogen waren de zelfde. maar het gelaat was schoo ner geworden. Ze was zoo betoove- rend schoon, dat ik haar in 't begin voor een engel hield." „Hm!" zei de heer Bisset, „heeft buiten u niemand dien witgekleeden engel gezien, lord „Miss Monk zag het ook, maar hield de verschijning voor ©en geest. Anders zag- ze niemand. Ze komt en gaat gelijk een schaduwik houd haar voor eene levende vrouw. Doch wie is zij Ik heb u geroepen om dit geheim uit te vorschen." „Er bestaat toch geen twijfel, dat uwe vrouw werkelijk dood is 'vroeg de politieman. „Ze stierf in mijn© armen en ik zag haar begraven in onzen graf kelder," bernam.de lord. „En even wel zou ik durven zweren, dat dit stukje kant van 't lijkkleed mijner vrouw afkomstig is. mijnheer Bis set." „Bezat uw© vrouw meer kleede ren met kantwerk?" Van deze soort was alleen aan haar lijkkleed gebruikt. Het werd te Lon den gemaakt." „Wij zullen deze kantgeschiedenis nauwkeurig onderzoeken. [Wie met zooveel volharding uwe vrouw blijft voorstellen, beoogt daarmee een doel en dat willen we kennen. Weet u soms iemand, die niet ingenomen is met uw huwelijk met miss Monk „Ik zou zoo iemand piet weten. Mijn huwelijk met haar wordt als ■een zeer natuurlijke zaak be schouwd." „Hm!" zei Bisset; „ge moet niet denken, dat ik nieuwsgierig ben, maar daar ge mijne hulp inroept bij de oplossing van 't geheim, moet ik u verzoeken openhartig met mij te zijn. Ik moet elk lid uwer huis houding kennen, knechten en allen. Om met een hoofdpersoon te; begin nen.' wie is miss Monk?" „Zij is mijn stiefzuster en mijn verloofde," antwoordde de markies koel. „Ze is de dochter van een offi cier Monk, den tweeden echtgenoot mijner overleden moeder." „In Indië geboren, lord Chetwynd knikte mismoedig. „En is haar broeder ook hier „Tegenwoordig. Anders is hij bij de advokaten Scotsby en New- mann." „Hm! Ik ken Scotsby en New- mann, een soliede firma. Bij hen praktizeert Gilbert Monk dus Ik dank u ,mylQrd. Is de heer Monk in Indië geboren Ik heb eene voor liefde. voor dat land en zijne bewo ners. Ik heb mijne jeugd daar door gebracht en ken zijne bewoners door en door. Och, wat een vriende lijk dorp," zei de agent, aan t ge sprek eene andere wending geven de, toen zij 't dorp binnenreden. „Dit is 't dorp. dat aan Chet- Wjmct-Park grenst; zei de markies. „Het grootste gedeelte behoort nog aan mijne familie. Daar is de kerk met onzen grafkelder, waarin mijne vrouw begraven ligt." De politieagent en de heer Tem pest beschouwden de kerk met haren slanken toren en de oogen van den geleerde vulden zich met tranen. Hier lag dus zijn kind begraven; hij gevoelde een hevig verlangen ha re laatste rustplaats te bezoeken en op haar graf te bidden. Het rijtuig rolde door t dorp en weldra had men 't kasteel m t ge zicht. De agent dacht na over de mede- deelingen van lord Chetwynd en keek naar 't slot. Eer de wagen stil hield, boog hij zich naar lord Chetwynd en zeide: „Mylord, ik stel veel belang in die geheime zaak en ik verklaar u op mijn woord, van eer, dat ik ze doorgronden wil en dat u geen geest meer zal plagen. Ik zal eerder niet rusten, voordat ik Chetwynd-Park en u van 't spook der markiezin' bevrijd heb." Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1908 | | pagina 1