Openbare Godsdienstoefeningen in de R.K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
Naaml. Venn. „Drukkerij de Spaarnestad."
De Martelaren uan
Gorkum.
No. 85, 2e jaargang
Zondag 17 Mei.
KOFFERS. TASSCHEü, - H,
F. SEVEKE. Perry-aëlagazijn. - Barteljórisstraat20, 'lel. 891.
Grat s voor de Abonne's van „Nieuwe tiaar!. Courant" en „Stad en Land.'
DER
ABONNEMENTSPRIJS:
Per week 5 Ct.
Per Kwartaal40 Ct.
Franco per post per kwartaal50 Ct.
UITGAVE VAN DE
KINDERHÜISVEST No. 31—33. HAARLEM.
Directeur: F. H. M. v. d. GRLENDT.
ADVERTENTIE N:
Van 1 tot 6 regelsf L20.
Elke regel meer0.20.
Ingezonden medadeelingen tusschen den tekst ten
minste 6 regels fl.50; elke regel meer 0.30.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,)
47
Mei.
ZONDAG.
(4de na Pasehen)
H. Pasehaiis Baylon,
Belijder.
18
MAANDAG.
H. Venantius, Mar
telaar.
19
DINSDAG.
li. Petrus Celestinus,
Paus en Belijder.
29
WOENSDAG. N. Bernardinus m\
Senen, Belijder.
21
DONDERDAG. N. Feiix van Cantali-
cie, Belijder.
22
VRIJDAG.
H. tilaldns, Bisschap
en Belijder.
23
ZATERDAG.
H. Marcus, Evangelist
VIERDE ZONDAG NA PASCHEN.
.Les uit den brief van den H. Apostel
Jacobus; i, 17—21.
Zeer geliefdenAiie goede gaven
en alle volmaakte gift is van boven,
afdalend van den Vader der lich
ten, bij wien geene verandering is
noch overschaduwing van afwisse
ling. Vrijwillig toch heeft Hij ons
door het woord der waarheid ge
teeld, opdat wij zouden zijn als
eerstelingen zijner schepselen. Gij
weet het, mijne zeer geliefde broe
ders
Ieder mensch nu zij vaardig om
te hooren, doch traag om te spre
ken, en traag tot toornwant de
toorn eens mans werkt Gods ge
rechtigheid niet. Werpt daarom
weg alle onreinheid en overtollig
heid van boosheid, en neemt op
in zachtmoedigheid het ingeplante
woord, dat uwe j zielen kan zalig
inaken.
Evangelie volgens den H. Joannes;
XVI, 5-14
In dien tij 1 sprak Jesus tot zijne
leerlingen: Ik ga tot Hem, die Mij
gezonden heeft; en niemand uwer
vraagt Mijwaar gaat Gij heen
Doch omdat Ik u dit gezegd heb,
heelt de droefheid uw hart vervuld.
En toch zeg Ik u de waarheid:
het is u nuttig dat Ik heengawant
indien Ik niet wegga, zal de Troos
ter niet tot n komen; maar indien
Ik wegga, zal ik Hem tot u zen
den. Als Hij nu gekomen is, zal
Hij de wereld overtuigen van zonde
en van rechtvaardigheid en van
oordeel. Van zonde namelijk, omdat
zij in Mij niet geloofd hebben; en
van rechtvaardigheid, omdat Ik
tot den Vader ga en gij Mij niet meer
zult zien; en van oordeel, omdat
de vorst dezer wereld reeds ge
oordeeld is.
Nog veel heb ik u te zeggen,
maar gij kunt het nu niet dragen.
Doch als die Geest der waarheid
gekomen is, zal Hij u al de waar
heid leeren. Want Hij zal niet
spreken uit Zich zeiven, maar al wat
Hij hooren zal, zal Ég spreken,
en wat toekomstig is zal Hij u ver
kondigen. Hij zal Mij verheerlijken,
want van het mijne zal Hij ont
vangen en het u verkondigen.
Ëvangelieverklaring.
VIERDE ZONDAG NA PASOHEN.
In het Evangelie van dezen Zon
dag wordt ons een vervolg gegeven
van de afscheidsrede van Jesus,
waarvan ook in het Evangelie van
den vorigen Zondag ons een ge
deelte was voorgehouden.
Daar waren aan de Apostelen de
woorden gezegd: „Ik ga tot den
Vader", en hoewel die woorden voor
alle Apostelen duister en onduide
lijk waren, had toch niemand van
hen een nadere uitlegging aan Jesus
durven vragen. Daarom zegt Hij
hen„Ik ga tot Hem die Mij ge
zonden heeft, en niemand van u
vraagt Mij: waar gaat Gij heen."
Echter Jesus verontschuldigt hen
dat zij dit niet gevraagd hebben;
zij dachten alleen aan de droefheid
die hun hart vervullen zou bij Zijn
heeDgaan: „omdat Ik dit tot u ge
sproken heb, heeft de droefheid
uw hart vervuld."
Die droefheid is echter niet rede
lijk, daarom doet Jesus, om ze uit
hunne harten weg te nemen, er
de plechtige verklaring op volgen
„Ik zeg u de waarheid, het is u
nuttig dat Ik ga." Deze zegswijze
wilde de Apostelen doen begrijpen
dat zij zich tot in het diepst hun
ner ziel moesten doordringen van
hetgeen zij thans uit Jesus' mond
zouden vernemen. Het zou hun
immers, evenals ons, vreemd toe
schijnen, dat het heengaan van
Jesus hun nuttig zijn zou. Zou het
dan niet een groot verlies wezen
dat hun Vriend en Meester, die
hen in alle moeilijkheden bijstond
en onderrichtte, die hen wees op
alle gevaren, hen sterkte in allen
strijd, niet meer bij hen zou wezen
Maar Jesus verklaart aanstonds
Zijne duistere en vreemd klinkende
woorden, door er de reden waarom
het voor hen nuttig zou zijn op te
doen volgen: „Het is u nuttig dat
Ik ga, want zoo Ik niet wegga, zal
de Helper tot u niet komen, maar
indien Ik wegga, zal Ik Hem tot
u zenden." Bewonderen wij hier de
goedheid van Jesus, die met de
droefheid Zijner leerlingen mede
lijden heeft en hen troosten wil.
Hij had hun kunnen zeggen dat
de Verlossing van het menschelijk
geslacht nu nabij was, dat het tijd
voor Hem werd om bij Zijnen Va
der de glorie te gaan genieten die
Hem toekwam, maar die verklaring
zou wel hun verstand bevredigd,
doch niet hun hart getroost hebben.
Daarom spreekt Jesus hen slechts
over hun eigen belang, zegt hun
dat Zijn heengaan hen voordeelig
zal zijn, dat Hij door Zijn heen
gaan hun een anderen Trooster zal
zenden, die hunne droefheid in
vreugde zou veranderen, en hoewel
zij nu de woorden nog niet ten volle
begrepen, wanneer die Trooster tot
hen zou gekomen zijn, dan zou dit
alles hen veel duidelijker worden.
Als Jesus niet heenging, zou de
H. Geest niet neerdalen over de
wereld.
Maar, ioo kunnen wij hier vra
gen, werkte dan de H. Geest niet
in de wereld tijdens het Oude Ver
bond? Zeer zeker, moeten wij ant
woorden, maar de werking van den
H. Geest was in die tijden een ge
heel andere dan nadat de Messias
Hem uit den hemel gezonden had.
Vroeger werkte Hij onzichtbaar,
toen was ook Zijne werkzaamheid
minder uitgebreid ter oorzake van
de bijna algemeene heerschappij
der zonde, maar na de Hemelvaart
van Christus zou Hij Zijne werk
zaamheid zichtbaar toonen, bijvoor
beeld in de gave van vreemde talen
te spreken, van voorspellingen te
doen, van wonderen te verrichten;
ook trad Hij toen krachtiger en
meer algemeen op.
Het was dus voor hen waarlijk
nuttig, dat Jesus heenging, omdat
zij door den H. Geest zouden ge
troost worden, en door het ontvan
gen van gaven desH.Geestes geschikt
zouden worden om hunne taak te
volbrengen, opdat ook de wereld
de werking van den H. Geest zou
ondervindeu.
Die H. Geest zou de wereld de
waarheid van Jesus leer bekend
maken, en haar overtuigen van
alles wat nuttig en noodig is te
gelooven.
Tot drie punten brengt Jesus de
zaken terug waarvan de H. Geest
de wereld zal overtuigen. „Als Die
gekomen is, zal Hij de wereld over
tuigen van zonde, en van gerech
tigheid en van oordeel." Als Hij
namelijk over de Apostelen was
neergedaald, en zij door hunne be
diening, met de hulp en onder de
leiding van dienselfden H. Geest,
verkondigden alles wat Jesus was
en wat Hij gesproken en gedaan
had, dan zou de wereld en vooral
het ongeioovige Joodsehe volk over
tuigd worden van zonde: „omdat
zij in Mij (in Jesus) niet geloofd
hebben," dan zouden zij inzien dat
zij een groote misdaad pleegden
door hun hardnekkig ongeloof, en
door die waarheid getroffen, en ge
holpen door de genade van den
H. Geest, zouden zij door die over
tuiging tot inkeer en bekeeriDg
komen. Ook van gerechtigheid zou
de wereld overtuigd worden: „van
gerechtigheid, omdat Ik tot den
Vader ga, en gij Mij niet meer
zien zult." De wereld zou overtuigd
worden van Jesus Gerechtigheid,
omdat zij zou inzien dat Hij als
een valseke propheet verworpen en
als een godslasteraar ter dood ver
oordeeld was, als heilig en oprecht
vereerd, als Gods Wijsheid en kracht
aanbeden moest worden. Ook van
oordeel moest de wereld overtuigd
worden „omdat de vorst dezer we
reld reeds geoordeeld is." De we
reld moet door de werking van den
H. Geest in hunne prediking er
kennen dat de satan door het vol
brachte Verlossingswerk veroordeeld
en de wereld van de boeien van
satan bevrijd was.
„Nog veel heb Ik u te zeggen,
maar gij kunt het thans niet dra
gen." Hiermede brak Jesus Zijn
leerrijk onderricht af, den Aposte
len verklarende dat het gebrek aan
genoegzame vatbaarheid en hunne
droefheid hindernissen waren om
een volledige mededeeling te ont
vangen van al die openbaringen
die voor hen noodig waren. Maar
daarom zouden die waarheden hun
niet verborgen blijven. De H.
Geest zou ze huu alle leeren." Jesus
Christus was begonnen Zijne Apos
telen te onderwijzen in de leer der
waarheid die zij aan de wereld zou
den verkondigen, maar de IJ. Geest
zou dat onderwijs volmaken en vol
tooien door hen alle waarheden die
nu hun begrip nog te boven gingen
te leeren en ia te prenten. Niet
door lange onderrichtingen, door
vermoeiende studiën zou Hij huu
die waarheden leeren, maar in een
enkel oogenbiik zal Hij hen tot ge
schikte verkondigers der waarheid
maken.
Doch leert Jesus verder, al leeit
de H. Geest aan Zijne Apostelen
meer dan Hij hen leerde, toch mag
aan den H. Geest geen booger
waardigheid dan aan den Zoon w r-
den toegekend. Al geeft Hij een
dieperen blik, al doet Hij het ge
leerde onthouden, al stelt Hij de
Apostelen in staat om met onfeil
bare zekerheid uit hetgeen Jesus
had voorgedragen verregaande ge
volgtrekkingen te maken, toch
schept Hij uit dezelfde bron waaruit
Jesus putte. Voor beiden is God de
Vader het beginsel van hun God
delijk Wezen, en evenzoo de mede-
deeliDg van alle Go ddelijke kennis,
beiden leeren wat Zij van den Va
der gehoord hebben. zal niet
uit Zich zeiven spreken, maar Hij
zal spreken al wat Hij hooreu zal,
ook hetgeen toekomende is zal Hij
u verkondigen. Die zal Mij ver
heerlijken want Hij zal van het
Mijne ontvangen en het u verkon
digen." Jesus uit Zijnen Vader voort
gekomen en door Hem op de wereld
gezonden, had duidelijk verklaard
dat Zijne leer niet de Zijne, maar
die des Vaders was. In denzelfden
zia moet verstaan worden wat Hij
bier zegt van den H. Geest. Deze
komt voort uit den Vader en den
Zoon, Hij wordt door den Zoon tot
de menschen gezonden, gelijk de
Zoon door den Vad6r gezonden is.
De leer die Hij hun verkondigt is
dus niet de Zijne, maar .die van
den Zoon, die ook die van den
Vader is. Wat Jesus Christus in
persoon aan Zijne tij dg mooten ver
kondigd had, dat predikt de IJ.
Geest aan alle volgende eeuwen.
De geheele H. Drievuldigheid
werkt dus aan onze onderrichting.
Het is steeds dezelfde leer, voort
gekomen uit den Vader, op aarde
gebracht door den Zoon, voortgezet
door den H. Geest. Die H. Geest
doet nog steeds Zijne leer prediken
in de H. Kerk, waar Hij blijven
zal tot aaD het einde der wereld.
AI wat de herders der Kerk ons
dus leeren het is niet hunne leer,
maar wat de H. Geest heeft geopen
baard, wat Hij van Jesus Christus
heeft" geleerd, wat Jesus Christus
van Zijnen Vader vernomen heeft.
Laten wij dus steeds een grooten
eerbied hebben voor de leer der
H. Kerk, mot alle aandacht daarna
luisteren en ons leven daarna rege
len, want het is de onfeilbare waar
heid door God den Vader geopen
baard, door God den Zoon gepre
dikt, door God den H. Geest verbreid
over de wereld.
Uit het Framch vertaald.)
(Vervolg.)
Langen tijd heefi men Estius, het
zesde hoofdstuk van het vierde boek
van zijn geschiedenis verweten waarin
bij aan de tusschenkomst van de
Martelaren van Gorkum den moed
toeschrijft waarvan JBalthasar Gerard
zou hebben blijk gegeven, door den
Prins van OraDje (10 Juli 1584) te
vermoorden alsmede diens geduld
om de vreeselijke kwellingen te ver
duren, welke zijn lijfstraf vergezelden.
Die waardeering bedroeft ons en maakt
ons ook verlegen. Maar de billijkheid
gebiedt, wel in 't oog te houden
wie haar neerschreef. Een daad
hoe betreurenswaardig ook, moet naar
het rechtsgevoel van den tijd waarin
zij wordt bedreven, worden beoordeeld.
En wie is het onbekend, dat de Prins
van Oranje in 1584, lang niet zijnde
voor allen, wat hij voor ons is, de
Vader des Vaderlands, in de oogen
van velen slechis een oproerig onder
daan was die door zijn koning Philip
vogelvrij was verklaard.
Op eenige uitzondering na, hebben
de Protestanten zich niet het recht
toegekend door de bewondering, welke
Estius uitspreekt voor zijn geloofsge-
nooten en medeburgers noch door zijne
naaste bloedverwantschap met een
van de beroemdste der martelaren
zijne onpartijdigheid als geschied
schrijver in twijfel te trekken. Overi
gens, wij stemmen hier gaarne mede
in de Calvinisten en de meest besliste
vrijdenkers zijn eenstemmig om zekere
schuldige daden, welke de vestiging
van de Hervorming in de Nederlanden
vergezelden, te brandmerken. Ziehier
boe een van hen zich uitlaat ten op
zichte van de lijfstraf van onze mar
telaren. i) Wij, voor ons, zonen van
de Hervorming en kinderen van Hol
land, wij betreuren eene gebeurtenis,
welke gelijk de brandstapel van Servet
ons des te pijnlijker aandoet wijl zij
in lijnrechten strijd is met onze be
ginselen. Ook als Protestanten dragen
wij voor de martelaren van Gorkum
ten zwaren en welgemeenden rouw."
Wij gelooven dat er weinig Protes
tanten worden gevonden, zoo er nog
zijn die dit oordeel niet zouden wil
len onderschrijven, geveld door een
schrijver die in den regel weinig wel
willend voor onze martelaren is.
Onder de Protestanten en de Ka
tholieken bestaan nog talrijke en diep
gaande verschillen, maar in den loop
der tijden is de haat gaandeweg
verdwenen.
De negentien Gorkummers zijn min
stens genomen on. chuldige slachtoffers
van een barbaarsch sèctorisme zelfs in
de oogen van hen die op grond van
hunne godsdienstige vooroordeelen,
hun de titels van geloofsbelijders en
martelaren niet kunnen geven.
Wij gaan in dit boek de roemvolle
getuigenis beschrijven door de marte
laren aan de R. K. Kerk, gegeven.
Voor ons gelijk voor al degenen die
ons in dezelfde taak zijn voorgegaan,
zal het werk van Willem van Est, de
voornaamste bron van het verhaal
zijn. Wij hebben ons voordeel getrok
ken van aanvullende mededeelingen
van de geduldige onderzoekingen van
geschiedschrijvers na hem gekomen
onder deze laatsten hebben Laforet
van Leuven, Smit van Warmond en
Kronenburg van Roermond, bijzonder
recht op onze erkentelijkheid. Wij
hebben hunne mededeelingen nagegaan
door ze te toetsen aan de uitkomst van
onze eigen studiën op de plaatsen
zelve van de gebeurtenissen en door
ze onophoudelijk te vergelijken
met onafhankelijke bronnen, Katho
lieke of niet, welke wij hebben kun
nen raadplegen.
Maar alvorens op onze beurt het
roemrijk tijdperk uit de geschiedboe-
ken der Nederlandsche kerk te be
schrijven, willen wij in breede trek
ken de geschiedenis schetsen van het
land, waar onze helden leefden en
stierven. Dat zal wellieht voor som
migen overbodig zijn, doch misschien
zal toch meer dan een lezer, weinig
vertrouwd met het staatkundig sn
godsdienstig verleden van ons vader
land, ons dankbaar zijn dat wij de
feiten in hun juist geschiedkundig
licht hebben geplaatst.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Hef Vaderland.
Volgens de beschrijving van Taine,
is Nederland „een waterrijke vlakte".
Cohen Stuart. De Gorkumsehe mar
telaren (No. 9 van Voor driehonderd jaren)
Wageningen, Bronsveld 1ST2. pag. 149.
i
DE OFFICIEELE KERKLIJST
it
a
a
a
ff
it