Openbare Godsdienstoefeningen in de R.K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
Naaml. Venn. „Drukkerij de Spaarnestad."
De Martelaren uan
Gorkum.
No. 89, 2e Jaargang
Zondag 14 Juni.
n
Giatis voor de Abonne's van „Nieuwe Haarl. Courant" en „Stad en Land."
DER
ABONNEMENTSPRIJS:
Per week 6 Ct.
Per Kwartaal.40 Ct.
Franco per post per kwartaal50 Ct.
UITGAVE VAN DE
KINDERHUISVEST No. 31—33. HAARLEM.
Directeur: F. H. M. v. d. GRIENDT.
AD VERTENTIEN:
Van 1 tot 6 regelsf 1.20.
Elke regel meer0.20.
Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst ten
minste 5 regels f 1.50; elke regel meer 0.30.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,)
14 Juni. ZONDAG.
H, Drievuldigheid.
IS
MAANDAG.
H. Joannes a Facundo,
Belijder.
IS
DINSDAG.
N. Joannes Franciscus
Regis, Belijder.
WOENSDAG.
H. Barnabas, apostel.
Dag van devotie.
18
BBfüBDAG.
II. Sacramentsdag. T e
vieren als Zon
dag.
19
VRIJDAG.
H. Juliana Falconeri,
29
ZATERDAG
D. Siiverius, Paus en
martelaar.
lste ZONDAG NA PINKSTEREN.
Les uit den eersten brief van den
H. apostel Joannes; IV, 8—21.
Zeer geliefden I God is liefde.
Hierin is de liefde van God jegens
ons geopenbaard, dat God Zijnen
-eeniggeborenen Zoon in de wereld
gezonden heeft, opdat wij zouden
leven door Hem. Hierin bestaat de
liefdeniet dat wij God hebben lief
gehad, maar dat Hij het eerst ons
heeft liefgehad en Zijnen Zoon ge
zonden heeft tot verzoening voor
onze zonden. Zeer geliefden I Als
God zóó ons heeft liefgehad, dan
moeten ook wij elkander liefhebben.
Niemand heeft ooit God gezien:
indien wij elkander liefhebben, dan
blijft God in ons, en is zijne liefde
volmaakt geworden in ons. Hieraan
erkennen wij dat wy in Hem blij
ven en Hij in ons, dat Hij ons van
zijnen Geest gegeven heeft. En wij
hebben het gezien en betuigen het,
dat de Vader zijnen Zoon gezonden
heeft als Zaligmaker der wereld.
Al wie belijdt dat Jesus de Zoon
Gods is, in hem blijft God en hij
in God. En wij hebben erkend en
geloofd de liefde, welke God heeft
jegens ons. God is liefde; en die
in de liefde blijft, blijft in God en
God in hem. Hierin is Gods liefde
bij ons volkomen, dat wij vertrou
wen mogen hebben op den dag des
oordeels; omdat gelijk Hij is, ook
wij zijn in deze wereld. Vrees is
er in de liefde niet, maar de vol
maakte liefde drijft de vrees buiten;
want de vrees heeft pijn: by nu
die vreest, is niet volkomen in de
liefde. Laat ons dan God liefheb
ben, omdat God ons het eerst heeft
liefgehad. Indien iemand zegt: ik
heb God lief, en hij haat zijnen
broeder, dia is een leugenaar. Wie
immers zijnen broeder, dien hij ziet,
niet liefheeft, hoe kan hij God, dien
hij niet ziet, liefhebben? Ea dit
gebod hebben wij van God, dat wie
God liefheeft ook zijnen broeder
moet liefhebben.
Evangelie volgens den H. Lucas;
VI, 36-42.
In dien tijd sprak Jesus tot zijne
leerlingen: Zijt barmhartig gelijk
ook uw Vader barmhartig is. Oor
deelt niet, en gij zult niet geoor
deeld worden; veroordeelt niet, en
gij zult niet veroordeeld worden.
Vergeeft, en u zsl vergeven wor
den. Geeft, en u zal gegeven wor
den; eene goede en volgedrukte en
geschudde en overloopende maat
zal men in uwe schoot uitstorten.
Want met dezelfde maat, waarmede
gij gemeten hebt, zal u terugge-
meten worden.
En Hij zeide hun ook eene ge
lijkenis: Kan wel een blinde eenerf
blinde leiden vallen zij niet beiden
in den kuil? Een leerling ie niet
boven den meester, maar volmaakt
zal ieder zijn, indien hij gelijk zijn
meester is. En wat ziet gij den
splinter in hot oog uws broeders,
en geeft geen acht op den balk,
die in uw oog is? Of boe kunt ge
tot uwen broeder zegge»: bryedsr!
laat ik den splinter uit uw oog
trekken I gij, die den balk in uw
eigen oog niet ziet? SchijnheiligeI
ruk eerst den balk uit uw eigen
oog, en dan zult gij zien om den
splinter uit het oog uws broeders
te trekken.
H. SACRAMENTS-DAG.
Les uit den eersten brie? van den H apos
tel Paulus aart de Korinihiërs; XI, 23—29.
Broeders! Ik toch heb van den
Heer ontvangen, wat ik u ook heb
overgeleverd, dat de Heer Jesus,
in den nacht waarin Hij verraden
werd, brood nam en het dankend
brak en zöide: Neemt en eet! dit
is mijn Lichaam, dat voor u zal
worden overgeleverd. Doet dit tot
mijne gedachtenis. Insgelijks ook
den kelk, nadat Hij het avondmaal
gehouden had, zeggendeDeze kelk
is het Nieuwe Testament in mijn
Bloed. Doet dit, zoo dikwijls gij
dien drinken zult, tot mijne ge
dachtenis.
Want zoo dikwijls gij dit brood
eten en den kelk zult drinken, zult
gij den dood des Heeren verkon
digen, totdat Hij komt. Derhalve,
al wie onwaardig dit brood eet of
den kelk des Heeren drinkt, zal
schuldig zijn aan het Lichaam en
Bloed des Heeren. Dat echter de
mensch zich zeiven beproeve, en
zóó van dit brood ets en van den
kelk drinke. Want wie onwaardig
eet en drinkt, eet en drinkt zich
een oordeel, omdat hij niet het
Lichaam des Heeren onderscheidt.
Evangelie volgens rten H.Jc annes ;VI, 56—59.
In dien tijd sprak Jesus tot de
scharen der Joden: Mijn Vleesch
is waarlijk spijs, en mijn Bloed is
waarlijk drank. Die mijn Vleesch
eet eu mijn Bloed drinkt, blijft in
Mij en Ik in hem. Gelyk de levende
Vader Mij gezonden heeft,, en Ik
leef om den Vader, zoo zal ook hij
die Mij eet, om Mij leven. Dit is
bat brood, dat uit den hemel is
nedergedaald. Niet gelijk uwe vaders
het manna gegeten hebben en ge
storven zijn: die dit brood eet, zal
leven in eeuwigheid.
lste ZONDAG NA PINKSTEREN.
Onder alle voorschriften, ons door
het Evangelie gegeven, is er geen
dat meermalen herhaald en krach
tiger wordt aangedrongen dan dat
van barmhartigheid jegens den
naaste te oefenen. De goddelijke
Leermeester zelf heeft dat gebod
op volmaakte wijze volbracht, en
de naleving daarvan van al zijn
volgelingen geëischt als een onmis
kenbaar teek n dat zij Hem toebe-
hooren. En in het Evangelie van
dezen Zondag stelt Jesus ons het
allervolmaaktste voorbeeld van deze
deügd ter navolging voor. Woest
barmhartig, gelijk uw Vader barm
hartig is," Is dit echter niet te veel
gevergd van den zwakken mensch?
Gaat die eisch onze krachten niet
ver te boven? Kunnen wij, al wor
den wij ook gesteund door de over-
vlooöigste genade, aan dat goddelijk
voorbeeld gelijk worden? Voorze
ker neen; om daartoe te komen
zou de mensch van wezen en van
natuur moeten veranderen, God
moeten worden.
Dewijl dit onmogelijk is, moeten
wij die woorden zóó opvatten, dat
wij moeten streven naar eenige ge
lijkenis met het goddelijk voorbeeld
dat ons wordt voorgesteld, dat wij
moeten pogen daaraan eenigszins
gelijkvormig te worden, in zoover
als de zwakheid van onze natuur
zulks vermag.
Na het algemeene voorschrift van
barmhartigheid te hebben gegeven,
gaat Jesus over tot de verschillende
wijzen waarop die barmhartigheid
zich moet toonen. Hij begint met
het lichtvaardig oordeel over den
naaste te verbieden. „Oordeelt niet
en gij zult niet geoordeeld worden;
veroordeelt niet en gij zult niet
veroordeeld worden."
Oordeelen over de daden van den
naaste, of wat nog erger is ze ver-
oordeelen, komt den mensch niet
toe, die immers slechts het uitwen
dige ziet, en niet de innerlijke be
doelingen, waarvan dikwijls alles
afhangt, kan doordringen. Maar
hoe moeten wij die woorden: gij
zult niet geoordeeld, niet veroor
deeld worden, verstaan, daar toch
de eeuwige Waarheid door den H.
Paulus liet verkondigen dat wij
allen eens zullen staan voor den
rechterstoel van Christus, om door
Hem geoordeeld te worden naar
onze werken? Vooreerst zij opge
merkt dat als wij niet vermetel
oordeelen of veroordeelen, wij ons
onder dat opzicht aan geen zonde
schuldig maken, zoodat God daar
over geen vonnis vellen kan. Bo
vendien Jesus, de goddelijke Leer
meester, licht voor onze ocgeneen
gedeelte van den sluier op welke
over het geheim des oordeels is
uitgespreid, als Hij voorspelt: „Za
lig zijn de barmhartigen, want zij
zullen barmhartigheid verwerven,"
daardoor verklarende dat zoo wij
onze oogen sluiten voor de fouten
van anderen, God ook minder streng
op de onze zal letten, dat zoo wij
niet oordeelen, vooral niet veroor
deelen, onze naaste uliefde een mach
tige voorspraak voor ons zal wezen
opdat Gods toorn over onze tekort
komingen ontwapend worden.
E*n tweede wijze waarop de
barmhartigheid jegens den naaste
zich moet toonen is het vergeven
van beleedigingen: „vergeeft en u
zal vergeven worden." Vergeven
van beleedigingen is een van onze
grootste plichten; is aan dien plicht
naar heüooren voldaan, dan zullen
ook wij van onze zonden vergiffenis
krijgen, leert Jesus ons hier; niet
in dezen zin dat onze zonden, al
hebben wij daarover geen berouw,
zullen vergeven worden alleen om
dat wij ons vergevingsgezind betoon
den ten opzichte van anderen, maar
in dien zin dat wij na het vergeven
der beleedigingen ons aangedaan
met vertrouwen mogen uitzien naar
de genade van een goed berouw,
zooals noodzakelijk is opdat wij ver
giffenis van onze zonden verwerven.
Het vergeven der beleedigingen is
dus eéne voorwaarde die vervuld
moet worden, vooraleer wij van God
vergiffenis mogen vragen en ver
wachten. In dien zin bidden wij
ook dagelijks: „vergeef ons onze
schulden, gelijk ook wij vergeven
aan qrnze schuldenaren."
Een derde bijzonderheid waarin
onze barmhartigheid .jegens den
naaste zich moet toonen is het geven
van aalmoezen. „Geeft en u z i ge
geven worden." De verplichting van
het geven van aalmoezen aan den
noodlijdenden steunt dus op den
duidelijk uitgedrukten wil van God.
Heerlijk is het loon dat God in
Zijne oneindige Goedheid, die zich
nooit in milddadigheid door den
mensch zal laten overtreffen, be
loofd aan hen die dit gebod opvol
gen. „Een goede, en neergedrukte,
en geschudde, en ©verloopende maat
zal men in uwen schoot geven."
Het beeld is ontleend aan de wijze
waai op droge waren worden toege
meten, wanneer de maat eerst goed
gevuld, dan de inhoud ingedrukt
en nog eens goed geschud wordt,
opdat geene openiDg ongevuld blij ve,
ten laatste nog eenige handen vol
er op geworpen worden, zoodat er
niets meer kan bijgevoegd worden.
Zoo overvloedig milddadig is God.
En nogmaals herhaalt Jesus deze
troostrijke waarheid met die andere
woorden, waardoor HS tevens een
algemeen beginsel van Gods wereld
bestuur openbaarde: „met dezelfde
maat waarmede gy zult gemeten
hebben zal u teruggemeten worden.
Bewijzen wij weldaden, oordeelen
en veroordeelen wij niet, dan zal
God ook ons beminnen, zegenen,
met weldaden overladen, niet ver
oordeelen; doen wij het tegenover
gestelde, dan zal God ook op tegen
overgestelde wijze met ons hande
len. Van onze handelwijze tegenover
den naaste hangt de wijze af waarop
God ons zal behandelen, wij zijn
dus zelf dö meester van ons lot.
Daarna komt Jesus nogmaals
terug op het lichtvaardig en liefde
loos oordeel over den naaste, en
wijst ons ook op het onredelijke
en onrechtvaardige dat in zulk een
oordeel dikwijls ligt opgesloten, daar
wij zelf aan veel grootere fouten"
schuldig zijn. „Wat ziet gij den
splinter in het oog uws broeders,
en geeft geen acht op deu balk die
in uw eigen oog is? Of hoe kunt
gij tot uwen broeder zeggenbroe
der, laat ik den splinter uit uw
oog irekken, gij die den balk in
uw eigen oog niet ziet? Schijnhei
ligen en huichelaars zijn dezulken.
Neen, als wij waarlijk onze broeder
liefhebben en hem wihen verbete
ren, laten wy dan eerst ons eigen
leven van die fouten zuiveren die
wij in anderen veroordeelen: „ruk
eerst den balk uit uw eigen oog
en dan zult gij zien om den splin
ter uit het oog UW3 broeders te
trekken." Doen wy dat niet, dan
zijn wij gelijk aan een blinde die
een anderen blinde geleiden wil.
Wat zal daarvan bet gevolg zijn?
Dat zij beiden in den kuil voor
hunne voeten vallen, beiden onge
lukkig zullen worden, beiden hun
ondergang te gemoet gaan. „Kan
wel een blinde een blinde geleiden
Vallen zij niet beiden in den kuil?"
En nogmaals voegt Jesus de ver
maning er aan toe Zijn voorbeeld
voor oogen te houden en Zijne
volmaaktheid na te volgen: „vol
maakt zal ieder zijn, indien hij ge
lijk zyu Meester is."
Trachten wij overeenkomstig de
vermaning in het Evangelie van
dezen Zondag steeds meer en fneer
op ons goddelijk Toonbeeld te ge
lijken vooral door het beoefenen
der ware naastenliefde, dan zal da
heerlijke en overvloedige beloouing
door Jesus zeiven daaraan beloefd
eens ons deel zijn, dan zullen wij
niet behoeven te vreezen voor het
oordeel dat eens over ons komen z sl,
dan zullen ook onze fouten en zonden
ons gemakkelijk vergeven worden.
Uit het Pransch vertaald.)
In 1566, bij de eerste beeldstorme
rij en schaarde hij zich met zijne vurige
natuur onder de oproerigen. Als de
vrede hersteld is, is hij te zeer in zijn
eer geschonden, om naar zijne goe
deren nog terug te keeren. Zijne goe
deren werden verbeurd verklaard.
Hij zwierf daarop hier en daar rond,
zwerende zich te zullen wreken. In
1571 sloot hij zich aan bij de Water
geuzen, bij wie hij reads spoedig een
der geduchtste hoofden werd.
Zoowel door zijne dapperheid als
door zijn uitersten haat en wreedheid
maakte hij grooten indruk op hen.
Hij zweert baard, nagels en haar te
laten groeien tot den dag toe dat hij
op de priesters en monniken den dood
der graven van Egmond en Hoorn
zal hebben gewroken.
Het is ons een noodzakelijkheid,
schrijft hij zelf in zijn verweerschrift
hen ter dood te brengen, die bloed
hebben vergoten, de papisten, de mon
niken en hun bloeddorstig gebroedsel;
öf hen ten minst uit het land te ver
jagen alsook om hunne spelonken, hun
rooversholen (lees de pastoriën en
kloosters) benevens de tempels der
afgoden met hunne afgodische voor
werpen te sloopen."
Bij zijne wreedheid, legde hij ook
bekwaamheid aan den dag. Om zich
bij de door hongersnood gekwelde
bevolking bemind te maken verkocht
hij ze tegen lagen prijs hoeveelheden,
door hem geroofd graan.
Op zijn vaandel liet hij den tienden
penning schildere, de zoo verafschuwde
belasting, waarvan hij den Nederlander
wilde ontlasten. Evenwel was zijn ijver
evenmin als die van een aantal ande
ren zijner metgezellen geen zuivere
toewijding aan de zaak der Vereenigde
Provinciën.
Zijne moeder Margaretha was de
dochter van Jan van Wassenaar, een
van de rijkste grondeigenaren van
Holiand. Toen het oproer in het Noor
den zegevierde, genoot de graaf, wiens
ouderlijk erfdeel was verbeurd ver
klaard, in stilte in het vooruitzicht
vau een rijke erfenis.
In het algemeen hebben de ge
schiedschrijvers niet voldoende doen
uitkomen, welke eene prikkeling der
gelijke redenen konden zijn aan den
ijver voor het zuiver Evangelie. En
aan den wensch, die menig bevrijder
koesterde om de slachtoffers van den
hertog van Alva te wrekeu en het
land van een gehate belasting te ver
lossen.
In hetzelfde jaar 1571, waarin hij
zich bij de Geuzen bad aangesloten,
werd graaf van der Marck door den
Prins van Oranje tot hun hoofd aan
gesteld. Onder zijn bevel werd het
werk van plundering en verwoesting
met vernieuwde kracht voortgezet.
Niettegenstaande de Spanjaarden hun
aan de mond van de Eems eene bloe
dige nederlaag toebrachten, werd de
schrik die de geuzen inboezemden,
toch algemeen.
Vele Spaansche sold, zelfs lieten zich
angst aanjagen door de afpersingen
en de beestachtigheid der Geuzen en
waren geenszins zachtmoedig gestemd
voor hen, die zij in opdracht hadden
te beschermen; de steden langs de
kust, van Alkmaar tot Yperen en
Ostende, smeekten den Hertog van
Ai va hun een garnizoen te zenden,
om hen tegen de invallen der Geuzen
te verdedigen, eu in dezen hachelijken
toestand naderde men het verschrik
kelijke jaar 1572.
In de maand Maart bevond de ge-
heeie vloot der Geuzen zich aan de
kust van Engeland. Daar even als te
Rochel ie, trokken zij zich ingeval van
gevaar, terug en verkochten zij ge
woonlijk de buit van hun rooverijen.
Koningin Elisabeth échter kwam zich
DE OmCIEELE KERKLIjST
illactp*