TWEEDE BLAD
Brieuen uit het donkere
Werelddeel.
Volksretraites.
Uit den Omtrek.
De Dochter van
den Millionair,
ZATERDAC 20 J U N I 1908.
XXI.
De Basoga in den hongersnood.
Is het een algemeene waarheid,
dat het karakter van een mensch
het beste uitkomt in tijden van te
genspoed, zeker is dit het geval met
geheele volken, die dan eerst dui
delijk toonen, uit welk hout zij ge
sneden zijn.
Sedert twee maanden heerscht nu
de hongersnood hier in Oesoga,
waarvan de oorzaak en het begin
den vorigen keer besehreven zijn.
En meer dan ooit komen nu de
verschillende eigenschappen der Ba
soga aan het licht.
Vooreerst hun ontzettende luiheid.
Het is een welbekend feit, dat ne
gers niet uitmunten in ijver, doch
ik kan er gelukkig bijvoegen, dat
er vele uitzonderingen zijn op dezen
regel. Ik zal mij bepalen tot de voor
naamste volken van het Oeganda-
Protectoraat en noem vooreerst de
Bftkavirondo, algemeen bekend hier,
doordat zij in het geheel geen klee-
diDg dragen. Deze mènSchèü vórmen
zeer goede arbeiders en zijn als
zoodanig erg gezoeht in Oeganda.
Plet voornaamste volk in Oeganda,
de Baganda, voelt weinig lust voor
handenarbeid, doch zij zijn geboren
kooplui en de Joden van Oeganda.
Zij trekken rond in alle naburige
landen, dringen door tot in de
meest afgelegen dorpen en weten
geld te slaau uit alie mogelijke en
onmogelijke artikelen. Begaafd met
echte koopmansscherpzinnigheid, za
gen zij zeer goed de waarheid des
ChristendomsGods genade deed
het overige, met het gevolg, dat
thans ver over de 100.000 Baganda
in 25 jaren tijds Katholiek gewor
den zijn.
De negers in Boekeddi-land, het
welk grenst aan Oesoga, zijn een
geheel ander volk. In tegenstelling
met de Baganda beoefenen zij met
jjver den handenarbeid en vormen
een flink volk van landbouwers.
Evenals de Bakavirondo dragen zij
niets geen kleoding, doch de missiën,
die eenige jaren geleden onder hen
gevestigd zijn, maken groote opgang,
lederen morgen gaat ieder Boc-
keddi met vrouw (of vrouwen) en
kinderen in de vroegte het veld in,
zonder eerst iets te hebben gegeten
en werkt daar ijverig door tot
's middags 3 a 4 uur. Dan eerst
gaan allen naar huis en gebruiken
hun eersten maaltijd.
Men denke dus niet, dat alle ne
gers lui zijn en maken ze vooral
niet nog zwarter dan ze zijn; zij
worden toch al zwart genoeg afge
schilderd door menigen bevooroor
deelde. Mag ik hier nog even
bijvoegen dat dit laatste volk de
Bakeddi ook heel goed weet te
zorgen voor de toekomst. De vruch
ten van hun oogst zullen zij altijd
bewaren voor het volgende jaar en
pas eten na den eerst volgenden
oogst, zoodat zij altijd meer dan een
vollen oogst in voorraad hebben.
De Baganda kunnen dit met hun
bananen niet doen, doch planten
aardappelen en andere planten voor
het geval van hongersnoodook
zullen de Baganda eerder honger
lijden dan onrijpe vruchten eten, en
zij blijven honger lijden, tot hun
Vruchten volkomen rijp zijn.
Tot zoover heb ik niets dan goeds
gezegd, maar nu kom ik aan de
Basoga. Zij wonen tusschen de Ba
ganda en Bakeddi, maar hebben
-vreemd genoeg I noch de
Voorzichtigheid noch den ijver van
hun buren. Ik geloof niet, dat het
Nederlandsch een sterker woord
heeft dan luiheid, om afkeer van
werken uit te drukkenik zal mij
dus maar bepalen tot, de uitdrukking
„luiheid in het kwadraat, of beter
nogin den tienden graad* om de
beestachtige vadsigheid der heiden-
sche Basoga weer te geven. Maar
neen I ik doe den dieren onrecht,
als ik nu spreek van beestachtige
vadsigheid, want welk dier zal niet
gaan werken of op de jacht gaan,
als de honger het kwelt
Ge zult me misschien nauwelijks
gelooven, als ik zegdoch er is
zooveel onbegrijpelijks in dit on-
dermaansche, van af de Holland-
sche speculatiezucht in Amerikaan-
sche sporen tot de luiheid der
Basoga toe. Het is thans in den
hongersnood duidelijk en herhaal
delijk gebleken, dat verreweg de
meeste Basoga liever sterven van
honger dan gaan werken.
Om den nood een weinig te leni
gen wilde de regeering te Jinja (in
het Z. W. van Oesoga) bijzondere
werken laten verrichten aan de we
gen. Het zou licht werk zijn en
alle arbeiders zouden met hun vrou
wen kinderen van levensonderhoud
worden voorziendaarenboven zou
elke tien dagen een koe worden
geslacht voor iedere ploeg. Wat een
mooi plan van den kant der regee
ring Maar bij onze nuchtere Basoga
hoeft men niet met mooie plannen
aan te komen. Slechts enkelen kwa
men en hun aantal was zoo gering,
dat het plan moest worden opge
geven.
Korten tijd te voren had de mis
sionaris van Oganga (in het Z. Oos
ten des lands) in een dorp, waar de
nood zeer hoog gestegen was, vrij
willig aangeboden om de geheele
bevolking te voeden, indien de man
nen kwamen werken in de missie
statie. Het zal wel noodeloos zijn,
hier bij te voegen, dat dit gulle
aanbod even gul werd afgeslagen.
In het algemeen zijn, de heiden-
sche Basoga hier het juiste type
van den neger, zooals men zich
dien in Holland voorstelt: het lee-
lijke, luie, zwarte mensch, dat niets
liever beeft dan dat men hem alleen
laat. Maar toch moeten wij den
Moesoga niet te hard beoordeelen.
Eene opvoeding heeft hij niet gehad
en wie heeft «le helpende hand naar
hem uitgestoken? „Wie onder u
zonder zonde is," zeide dü Godde
lijke Zaligmaker, „hij werpe den
eersten steen 1"
Eeuwen en eeuwen heeft dit volk
hier voortgeleefd in onderdrukking.
Van eeuwenoude tijden afstaken de
Baganda den Nijl over, hielden hier
hun strooptochten en roofden de
Basoga-vrouwen. Steeds dieper trok
ken de Basoga zich terug in hun
afgelegen dorpen en ontaardden in
een schuw, lui volk. Zoo vonden
hen de Engelsche onderzoekings
reizigers een dertigtal jaren geleden,
en sedert dien tijd werden de Ba
soga tegen wil en dank meegesleept
in den grooten maalstroom van
kolonisatie en beschaving.
De Engelsche regeering vestigde
zich hier en zette het volk overal
aan het werk, om wegen te maken
en te onderhouden, het bouwen
van een fort in Jinja, het aanleg
gen van dammen door de moeras
sen, enz.; daarenboven werd iedere
Moesoga gedwongen, om een jaar
lijksche huttax op te brengen van
A2.40. Dat deze gedwongen hand
arbeid de liefde voor werk niet
aankweekte, behoeft nauwelijks ver
meld te worden. Dit heeft geen
opvoedende kracht voor een volk
als de Basoga, die dan ook het
werk ontloopen, als zij er maar
eeningszins kans toe zien. Geld
heeft voor hen niets geen aantrek
kingskracht als zij er voor moeten
werken. Dikwijls genoeg gebeurt
het, dat een ploeg van ongeveer
100 Basoga gedwongen wordt, een
maand te werken voor ongeveer
3 gulden, uit te betalen als de maand
voorbij is. Streng worden zij bewaakt
en verrichten als slaven hun werk.
De 28e, ja de 29e dag zal komen,
en het loon wacht hen, nog één
of twee dagen en zij gaan met het
geld naar huis terugzullen zij nu
blijven doorwerken, als zij er kans
toe zien weg te loopen? Ge kunt
er zeker van zijn, dat zij allen zul
len weg'oopen tot den laatsten man
toe. Wat kan dat loon hun schelen,
als zij één of twee dagen minder
hoeven te werken?
Acht jaren geleden werden de
eerste missiën hier gevestigd en
een zware taak wachtte de missio
narissen. Want de Bosaga, die
Christen wilden worden, konden
toch niet hun tijd blijven doorbren
gen in luiheid en ledigheid. Vol
gens menschelijke berekening zou
het werk der missionarissen vrij
wel nutteloos zijn geweest doch
waar het uitbreiding eener Godde
lijke instelling geldt, heeft mensche
lijke .berekening niet het laatste
woord. De Basoga zijn begonnen,
Christen te worden al is het ook
nog pas in kleinen getale en de
missiën onder de Basoga hebben
een zeer goede toekomst. Doch
daarover later 1 Ik begin het geduld
van den lezer uit te putten, en er
zijn nog andere dingen buiten de
Basoga. Moge het aantal onzer
Christenen even voorspoedig stijgen
als 't aantal abonnés, onzer wakkere
„N. Haarlemsche Courant*
C. SCHOEMAIvER.
(Ingezonden.)
Onlangs is ons eerste groot Neder
landsch retraitehuis te Venlo plechtig
geopend.
De verwachtingen die men van dit
nieuwe, hoogst nuttige geestelijk werk
koestert, zijn groot: 't Is %e hopen
dat de verwachtingen vervuld mogen
worden.
En werkelijk de kans van slagen
is zeer groot, zien wij maar eens bij
onze zuidelijke naburen, welke een
vlucht daar de volksretraites genomen
hebben
In 1891 werd in Belgie het eerste
retraitehuis gesticht, thans telt men
er zeven over het geheele land ver
spreid.
Bet aantal personen dat sinds de
oprichting de retraites volgde zal niet
ver beneden de honderdduizend blij
ven.
Het aantal retraites beloopt reeds
meer dan duizend.
De bloei van deze schoone zaak is
grootendeels te danken aan de veel
vuldige aanmoedigingen van de Bel
gische bisschoppen en zeker niet het
minst aan het stoere werken van de
centrale retraitecommissie te Leuven.
Ook hier te lande hebben de bis
schoppen zich niet onbetuigd gelaten
in het aanprijzen en aanmoedigen van
dit grootsche werk.
Een retraite-commissie bezitten we
nog niet, maar dat zou ook wel wat
voorbarig zijn aangezien de eerste
retraites nauwelijks geëindigd zijn.
Het doel der retraite-commissie is
om personen die niet in 6taat zijn de
onkosten aan een retraite verbonden
te dragen, door geldelijke steun in
staat te stellen toch deze geestelijke
oefeningen bij te wonen. En dit zal
zeker dikwijls voorkomen, want van
menig arbeider zal het veel gevergd
zijn om van zijn weekloon zooveel
over te leggen om jaarlijksch een reisje
naar Venlo te ondernemen plus de
onkosten van de retraite zelf, die hoe
wel niet veel toch zeker eenige guldens
zal bedragen.
Daarenboven zal meestentijds het
loon van den werkman gedurende de
retraite niet doorgaan terwijl toch de
onkosten aan de huishouding verbon
den doorgaan.
De financieele zijde van een retraite
zal dus dikwijls een bezwaar voor den
arbeider zijn, vooral wanneer het re
traitehuis eenigszins ver verwijderd is.
Jammer zou het zijn indien om bo
vengenoemde reden een werkman van
zijn een- of tweejaar lijksche zou moe
ten afzien.
Het verleenen van steun in zulke
gevallen zal dus zeker een zeer prijzens
waardige daad zijn die hare belooning
niet zal ontgaan.
De middelen voor dit doel door de
retraite-commissie noodig zijn op ver
schillende manieren te verkrijgen.
Ook hier geldt weer eendracht maakt
macht, ten eerste kunnen de werk
lieden zelf helpen door wekelijksch een
kleine bijdrage te doen of anders
indirect de vakvereeniging waarvan
zij lid zijn. De vakvereeniging kan dan
natuurlijk van de retraite-commissie
bedingen dat hare leden die niet in
staat zijn zelf hun onkosten te betalen,
steun van haar zullen ontvangen.
Ten tweede kunnen de werkgevers
helpen door een subsidie aan de re
traite-commissie te geven. Dit is billijk
want de werkgevers hebben er toch
zeker voordeel bij indien hun arbeiders
een goede retraite meemaken. Een
retraite verhoogt 't zedelijkheidsgevoel
en plichtbesef, hetwelk aijn terugslag
zal doen gevoelen bij de uitoefening
van het ambacht. Indirect kan de
patroon ock nog helpen door b.v. het
loon te laten doorgaan gedurende de
retraite.
Ten slotte de weldadigheid van de
gegoedeD. Het geestelijk welzijn van
onze naasten gaat immers ver boven
het tijdelijk?
Dat ook hier spoedig de retraite
commissies in werking treden, opdat
een ieder in staat «al zijn bij tijd en
wijle zijn retraite te houden. Dan zal
ook spoedig volgen dat een retraitehuis
te klein is om allen te ontvangen en
zal men moeten overgaan tot het op
richten van diocesane retraitehuizen
voor een ieder gemakkelijk te bereiken.
K.
BINNENLAND.
Een zelfportret.
Wij zullen nu „Het Volk" zelf eens
laten kenschetsen, hoe leelijk en im
moreel het is, lasterlijke onwaarheden
te debiteeren, zooals het in zake
de fransche Scheidingswet tegenover
Let opperhoofd der katholieke Kerk
deeden die ondanks alle tegenspraak
en weerlegging, nadat het met zijn
laster en leugen in hoek was geduwd,
te laten voortbestaan. Het heeft het
thans aan den stok met „De Vrije
Socialist", dus met Domela Nieuwen-
huis, die over den sociaai-democrati-
schen Raad der fransche gemeente
Lens iets geschreven had, dat, volgens
„Het Volk", een onwaarheid was.
„Is hetgeen de oude Domela hierbij
over de sociaal-democratie verteld
heeft, laster, wat nood, het kan ge
makkelijk bij bet vGe andere wat
hij op dat gebied heeft gepresteerd,
en als het niet meer volgehouden kan
worden, wel, dan doet men er voor-
loopig Jhet zwijgen toe, om later met
hetzelfde praatje wel er eens terug te
konoen."
Ten opzichte van „De Telegraaf",
wiens parijsche correspondent denzelf
den „dommen laster liet neerkladden
in zijn kolommen, en die, na Basly's
pertinente tegenspraak, er niet op
terugkomt", lucht „Het Volk" zich
in deze hartige taal
De „Telegraaf" heeft van de hand
van een correspondent, door socialis
tenhaat gek geworden, een idioot las
terlijk bericht geplaatst. Wèl had de
redactie met een lood onderscheidings
vermogen het benul gehad om zoo
iets niet te plaatsen, maar het is nu
eenmaal gebeurd.
Dat echter zoo'n dagblad, na een
officiëele tegenspraak als wij gaven,
zoo'n bericht niet terugneemt,is een
dusdanig bewijs van moral insanity,
van zedelijke minderwaardigheid, dat
wij Diet dachten, dat een groot dag
blad in ons brave landje dit had aan
gedurfd.
Hoe vindt men het? Degene dus,
die liegt en met bewustheid de leugen
laat voortbestaan, lijdt aan „zedelijke
minderwaardigheid". „Het Volk" heeft
wegens eigen niet herroepen leugens
daarmeê zich-zelf gevonnisthet is
„zedelijk minderwaardig". En die min
loffelijke qnaliteit, waarvoor het zoo
veel verachting beweert te gevoelen,
anderen verwijtend, herinnert het aan
den dief, die vluchtend zelf het hardst
riep: „Houdt den dief!!"
(„Morgenpost".)
Gemengde Berichten.
Ballon gevonden. Gister
middag omstreeks 3 uur werd door
schipper J. de Vries van den botter
„UM 67" op de Zuiderzee waarge
nomen, dat tusschen Marken en het
Enkhuizer Zand een luchtballon ne
derdaalde. Het bleek een luchtballon
te zijn gemerkt 892, waaraan een
wit teenen mand bevestigd was met
zelfwerkende instrumenten. Op de
mand bevond zich een brief, waarin
verzocht werd de voorwerpen voor
zichtig te behandelen en goed ver
pakt op te zenden naar den directeur
de Observatoire de Météorologie dy-
namique de Trappes (Seine-et-Oise).
De ballon was bij het binnen boord
halen verloren geraakt en voor het
opzenden der voorwerpen werd 10
francs vergoeding toegezegd. Aan
de mand zat nog bevestigd een geel
taffen zak, waarin vermoedelijk
zand geborgen was geweest, wat tij
dens het drijven van den ballon uit
een zich aan den onderkant bevin
dend pijpje was weggeloopen.
Do mand met instrumenten be
vindt zich thans bij iden havenmees
ter aan den Schreierstoren alhier en
zal door diens bemiddeling worden
opgezonden.
Gerechte straf! De amb
tenaar van het Openbaar Ministerie
bij de Rechtbank te .Winschoten,
eischte tegen Jan Swart, landbou
wer, wegens het toedienen van jene
ver bij gelegenheid eener bruiloft
aan den in kennel ij ken staat van
dronkenschap verkeerenden Geert
Meerman te Scheemda, een week ge
vangenisstraf.
Eendroevig ongeluk Bij
de verbouwing van het woonhuis
van den heer Loppink aan de Spoor
straat te Haaksbergen, had Woens
dagmiddag een droevig ongeluk
plaats De metselaar G. Hannink,
afgezonderd yan de anderen werk
zaam, stortte naar beneden. Toen
andere werklieden terstond toescho
ten, was de ongelukkige reeds dood
Een juweelen-diefstal
Te Rotterdam vertoefde sedert eeni
ge dagen een echtpaar, dat zich te
Ostende had schuldig gemaakt aan
juweelendiefstal Onder den naam
van Erwinburg hadden de echtelie
den hun intrek genomen in een hotel
en vermoedelijk tijdens hun verblijf
in de Maasstad de juweelen omge
zet in Hollandsch geld
Gisterenmiddag pm 12 uur ver
trokken zij, volgens hun opgave naar
Amsterdam: of zij hier zijn aange
komen staat niet vast De politie is
ijverig in de weer om het tweetal
op te sporen
Inbraak Gisterennacht heb
ben de inbrekers weer eens getracht
hun slag te slaan. Het gold thans
de firma Focke en Meltzer. Kalver-
straat. De dief of dieven hebben zich
door een privaatraampje toegang
verschaft alles het ondersteboven)
gehaald en een bedrag van f 50 be
nevens een hoeveelheid postzegels
ontvreemd.
Door.... een vliegje! Gis
terenavond kreeg nabij het fort Bus-
sendam (gem. Uitgeest) een wielrij
der een vliegje in 't oog. Dit willen
de verwijderen, raakte hij het beheer
over zijn fiets kwijt, viel en brak
een been.
Inbrekersgevat. Te Zwol
le hebben Woensdagnacht de hoofd
agent van politie Spanha en de agent
le klasse Wielink den 29-jarigen M.
D. W-, vroeger machinist op een,
sleepboot, thans zonder beroep, wo
nende in de Bleekerstraat aldaar,
op heeterdaad betrapt, toen hij in
het stationsgebouw inbraak pleegde.
Hij was het steeds ongesloten stati
onsgebouw binnengegaan, en had in
de 3e klas wachtkamer met een bei
tel de toonbanklade opengebroken
om daaruit een hoeveelheid sigaren
te ontvreemden.
Daarna begaf hij zich in de tweede
klasse wachtkamer, waar genoemde
agenten, die gedurende eenige nach
ten aldaar waren opgesteld, zagen,
dat W. met een valschen sleutel de
toonbanklade opende en zich daar
uit toeeigende het daarin aanwezige
wisselgeld en een zich daarin bevin
dend gesloten blikken trommeltje
met geld.
Toen de inbreker de agenten zag te
voorschijn komen, ging hij op de
vlucht, de Westerallée in. De agen
ten achter hem aan, maar de inbre
ker gaf het niet op, zelfs niet toen
de agenten hun revolvers afschoten
om hem schrik aan te jagen. Dit ging
zoo door tot in de Emmawijk, waar
hij in den tuin van R. zich trachtte
te verbergen. Maar daar werd hij
ten slotte toch gegrepen. Hij werd
in het bezit van het ontvreemde
geld en de sigaren gevonden.
De dader heeft bekend, de diefstal
len in den nacht van 26 op 27 Mei
en van 6 op 7 Juni aldaar ook te
hebben gepleegd.
Tjoenster. In de gemeente
Haskerland werd eene jonge vrouw
algemeen beschouwd als de zwarte
kunst te dienentjoenster te zijn, die
iemand kan betooveren.
De geheele omgeving meed haar
en legde haar allerlei hinderpalen in
den weg. Het gevolg is, dat haar
man thans zijn huis met f 600 ver
lies heeft verkocht en het gezin el
ders gaat wonen.
Van het fort Penningsveer uit, dat,
zooals wij onlangs meldden, met af
wisselende troepen eenige maanden
„bezet" is, zullen dezer dagen met los
geschat schoten worden gedaan.
BLOEMEND AAL.
Ijken. De ij k en herijk voor matan
en gewichten in deze gemeente zal
plaata hebben op den 25en Juni e. k.
in het politiebureau te O verveen, voor
die van Overveen van des voormid-
dags 8V2 tot 12 uur, en voor die van
Bloemendaal van des namiddags 1
uur tot 4 uur en voor die van Vo
gelenzang den 8en Juli e. k. des na
middags 1 uur tot 4 uur en voor die
van Vogelenzang den 8en Juli e. k.
des namiddags van 2 tot 3 uur te
Bennebroek.
ZANDVOORT.
Naar Hoorn. Door Zandvoort's
Harmoniegezelschap zal deel worden
genomen aan het concours v.d. Noord-
Hollandschen Bond van Harmonie en
fanfarecorpsen, dat gehouden zal wor
den Zondag a. s. t Hoorn.
16 Juni 1908.
Aangekomen vreemdelingen.
A. van Sasse van Usselt den Bosch
„Grand Hotel" 2 p. G. Dommer van Poe-
derveldt Ubbergen „Grand Hotel" 2 p.
Baronnesse van Harenx-na Theo Slooten
Olserserp 4 p. 1. Coismann Ellierfeld
„Grand Hotel" 2 p. A. Muller Lausanne
„Grand Hotel" 2 p. O. de Vries Amsterdam
Hotel „Driehuizen" 1 p. Mevr. Weber Am-
sterdam Hotel „Driehuizen" 1 p. Mevr.
Doroner Bussum Hotel „Driehuizen" 8 p.
Mevr. wed. F. L. Kok Kavelaars Am
sterdam villa „Golfrichl" 4 p. Mevr.
Schmull Amsterdam Pension „Zomerlust"
3 p. J. A. Heybroek Amsterdam Ceestr.
no. 29 5 p. J. Koetser Amsterdam Kerkstr.
no. 5 9 p. O. von Hantelmann Liegnïts
Beau Itivage 1 p. Mevr Hengeveld Haar
lem Hotel „Driehuizen" 2 p.
18 Juni 1908.
Aangekomen vreemdelingen.G.
Fischer Munschen Hotel „Groot Badhuis"
1 p. fam. Reeder Amsterdam Hotel
„Groot Badhuis* 2 p. W. H. C. Mens
Xiel Hoogeweg no. 68 7 p. J. Dudok van
Heel Amsterdam villa „Panla" 6 p. A
FEUILLETON.
(Naar het Fransch)
11)
Hij is teen uil met een bril op. Bin-
hen 24 uur zet ik hem aan!
d>' deur.hij heeft zijne carrière mis-
Seloopen; hij had kwakzalver moe
ten worden en het land in een groo-
jten wagen rondtrekken ,in een roo-
'len jas, en muziek en trommels!
2oudt u meenen, da,t die man hart
beeft voor de betrekking, welke ik
hem bezorgd heb (W at heeft hij
h medegedeeld Volstrekt niets. Hij
beeft maar in den blind© gesproken,
?tet zijn© stem als een gebarsten
klarinet. De driedubbele dwaas, die
ï-b mij daar op den hals heb ge-
baaLd 1"
..Maar, mijnheer," zeide Guillau-
„spaar dien man toch een beetje,
°b u. tot uw plaatsvervanger ge-
b°zen hebt!"
..Ik?hem gekozen? Daarin'
u zich. Men heeft hem mij
'>l'gevoegd en ik heb hem aangeno-
zonder te onderzoeken, wat er
achter hem stak. Doch genoeg
Erover. Houden wij ons thans met
onze eigen zaken bezig, mijnheer
Guillaume."
Nu begon er een duel met woorden,
een duel, dat wel eens gevaarlijk kon
worden. Guillaume liet aan zijn te
genstander over het gevecht te ope
nen hij zelf vergenoegde zich hem
af te wachten en in het oog te hou
den.
Markies de Malatesta was een inan
van omstreeks zes en dertig jaren,
met een gelaat, dat opmerking ver
diende door de regelmatigheid der
trekken en door de bijzondere uit
drukking, welke in zijne schitteren
de oogen lag. Hij had overvloedig
donker kroeshaar. Daarbij scheen hij
eene buitengewone lichaamskracht
te bezitten, want hij was breed ge
schouderd en .van eene goed geëven-
redigde gestalte. Aan zijn© sterk
uitkomende spieren kon men zien,
da,t hij verwonderlijk lenig moest
zijn en elk zijner bewegingen ver
ried behendigheid en vlugheid.
Zijne .kleeding was eenvoudig,
doch getuigde van smaak. In te
genstelling met de meeste jongelie
den van goeden huize droeg hij geen
gouden ketting of edelgesteenten, al
leen nam een der vingers van zijn
linker hand bespeurde men een
prachtig smaragd, waarin het wa
pen der Male testa's gegraveerd was.
De markies droeg in het knoopsgat
een lint ,van verschillende kleuren,
waaruit men kon opmaken dat hij
ridder was yan. verscheiden© orden.
Nadat hij plaats had genomen,
strekte hij de hand naar een fraai
kistje uit en bood Guillaume een
sigaar aan. i
„Ah, rookt u?" zeide de Markies:
des te beter, twee verstandige man
nen, die samen, rooken, worden het
ten slotte altijd eens."
Op het voorbeeld van zijn gast
heer, stak Guillaume een sigaar- op.
„U zijt mij komen bezoeken, mijn
heer," zeide Malatesta vervolgens,
„uit naam van den heer Falamon
die u daartoe gemachtigd heeft; ik
geloof dit slechts ten halve, ik twij
fel, en wel om de volgende reden:
„Vooraf wil ik u zeggen, dat ik
gewoon ben hardop .te denken, wan
neer ik mij in mijn kabinet opge
sloten heb, onverschillig met wien;
daarom verklaar ik u nu ook rond
uit, dat ik argwaan koester ten
uwen opzichte. Zoudt u geen agent
van politie kunnen zijn, met de eene
of andere geheime zending heiast?
JVordt niet boos. Bewijs mij eenvou
dig wie u bent; dat zou beter zijn.
„Boos worden?" zeide de bezoe
ker: „kom toch mijnheer! Slechts
dwazen worden kwaad. Hier heb ik
een bewijs, hetwelk u omtrent mijne
identiteit een onomstootelijk bewijs
zal leveren."
De Markies nam het stuk aan,
onderzocht het en gaf het daarna
glimlachend aan Guillaume terug.
„Gepatenteerd makelaar," zeide
hij. „Het is goed, ik mag het liever
zóó. (Wanneer u tot de politie be
hoord hadt, zou ik genoodzaakt ge
weest zijn, zoodanige maatregelen
te nemen, dat u me biet kondt hin
deren."
„Welke, mijnheer?" vroeg Guil
laume.
„Ja!" riep de Markies uit, „dat
18 een vraag, waarop ik het ant
woord moet schuldig blijven. Doch
laten wij voortgaan. Wat denkt u,
dat mijn doel was, toen ik mij tot
den heer Falamon wendde Hem
twee honderd aandeden aan te bie
den, met andere woorden hem twee
honderdduizend franken te vragen.
Stellen wij op den voorgrond, da.t
ik op het oogenblik deze som noodig
heb. De heer Falamon aarzelt ze
mij te geven en zend u op verken
ning uit. Hij volgt zijn beroep en
ik het mijne. Dus, wijl de heer Fa
lamon aarzelt, stelt hij geen vertrou
wen in mij ten twijfelt aan mijn goed
heid. Ik zal niet beproeven zijn arg
waan weg te nemen; men zon even
goed kunnen trachten een steen te
laten spreken, niet waar Ik zie
dus af van de twee honderd duizend
franken, welke uit de kas van mijn
heer Falamon moeten komen.
Volgen wij nu een anderen gedach-
tengang; wij brengen nu een meer
verheven ontwerp te berde. U zult
begrijpen, mijnheer Guillaume, dat
een man van mijn karakter geen
plan opgeeft, hetwelk hij heeft ge
vormd, noch van het doel afziet-,
hetwelk hij beoogt. Het zou mij zeer
zeker aangenaam geweest zijn het
bedrag te ontvangen, hetwelk ik aan
uw patroon vroeg, maar, onder ons
gezegd en gebleven, rekende ik er
slechts half £>pmijn hoofddoel was
betrekkingen aan te knoopen met
den waardigen bankierhij n©s± één
goede kas en een goeden naameen
niet te versmaden iets. Thans wordt
de toestand veel zuiverder, de heer
Falamon koestert wantrouwenhij
belet mij den toegang tot zijn huis.
Ik behoef dus mijn tegenpartij niet
langer te ontzien en ga recht op
het doel af, hetwelk voor mijne be
langen bevorderlijk is. De heer Fa
lamon telt onder zijne cliënten vijf
of zes luidjes, die eenige malen
millionair zijnonder dit aantal be
vindt er zich één, wiens gansche
vertrouwen hij bezit en die in Indië
nog een vermogen heeft van belang.
Deze persoon is op het oogenblik
nog in de Oost, doch is voornemens
over een jaar terug te lieeren. Met
het oog daarop heeft hij van tijd
tot tijd enorme geldsommen aan den
heer Falamon gezonden, om deze
voor hem te beleggen. Nog geen
ma-and geleden heeft de waardige
bankier nog twee millioen franken
van zijn Indiscben cliënt ontvangen.
Verneem nu, mijnheer, dat ik beslo
ten h©b, dat een dezer beide mil-
lioenen ter mijner beschikking ge
steld worde. Ik zal dat millioen
binnen ©ei11 maand hebbendaar gaat
niets van af."
Guillaume hoorde den spreker zeer
aandachtig aan. zonder de minst©
ontroering te doen blijken. De mar
kies zweeg eenige oogenblikken.
„Spreekt u in ernst, mijnheer?"
vroeg hem de „makelaar".
.,0, in vollen ernst," antwoordde
Malatesta, een niéuwe sigaar opste
kende.
,,U zult dit millioen goedschiks
pf kwaadschiks hebben ?"-
„Goedschiks of kwaadschiks."
„Dus u zoudt het nemen, wan
neer men het u niet gaf
„Men zal het mij wel geven, gaf
de markies bedaard ten antwoord.
„Ik zie niet in waarom?'
„Mijnheer Guillaume," hernam
Malatesta, terwijl hij zijn bezoeker
strak aankeek, „hoe doen de vor
sten, wanneer een nabuur een wet
tige of onwettige concessie van de
hand wijst, wanneer zulk eene con
cessie in het belang yan Kunnie ste-
ten is?'-1 nimJÉ
„(Wel, mijnheer, zei Guillaume,
„ze wapenen zich en voeren oor-
W-"
„Juist." stemde Malatesta toe,
„maar er zijn er ook, die alvorens
den oorlog te verklaren, beginnen!
zich van eene naburige provincie
meester te maken. Daarna onderhan
delen zij of voeren oorlog; den prijs
hebben zij toch reeds beet."
„Ha!" riep Guillaume uit, „en is
de provincie, welke u op het oog
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
HAARLEMMXRLIEDK,