Openbare Godsdienstoefeningen in de R.K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
Naaml. Yenn. „Drukkerij de Spaarnestad."
De Martelaren oan
Gorkum.
No. 91, 2e Jaargang
Zondag 28 Juni.
Gratis voor de Abonne's van „Nieuwe Haar!. Courant" en „Stad en Land."
DER
ABONNEMENTSPRIJS:
Per week 6 Ct.
Per Kwartaal40 Ct.
Franco per post per kwartaal50 Ct.
UITGAVE VAN DE
KINDERHUISVEST No. 31-33. - HAARLEM.
Directeur: F. H. M. v. d. GRIENPT.
ADVERTENTIE N:
Van 1 tot 6 regelsf L20.
Elke regel meer0.20.
Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst ten
minste 5 regels f 1.50; elke regel meer 0.30.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,)
28 Juni. ZONDAG.
(3de Zondag na Pink
steren) H. Leo II Paus
en Belijder,
29
ISA AND AG.
H.H. Apostelen Petrus
en Paulus. Te vie
ren als Zondag.
30
DINSDAG.
Gedachtenis van den H.
Apostel Paulus.
1
uli WOENSDAG.
Octaafdag van St. Jan.
2
DONDERDAG.
0, L. V. Visitatie.
3
VRIJDAG.
H. Adeibertus belijder.
4
ZATERDAG.
H. Basilius de Groote,
Bisschop, Belijder en
Kerkleeraar.
DERDE ZONDAG NA
PINKSTEREN.
Les uit den eersten brief van den H.
apostel Petrus; V, 6—11.
Zeer geliefden I Vernedert u onder
de machtige hand van God, opdat
Hij u ten tijde der bezoeking ver-
heffe werpt al uwe bekommernis
op Hem, want Hij draagt zorg voor
u. Zijt matig en waakt! want uw
tegenstander, de duivel, gaat rond
als een brullende leeuw, zoekend
wien hij kan verslinden. Weder
staat hem, sterk zijnde in het geloof,
wetend dat aan uwe broederschap,
in de wereld, hetzelfde lijden wordt
aangedaan. De God nu van alle
genade, die ons geroepen heeft tot
zijne eeuwige heerlijkheid in Chris
tus Jesus, Hij zal ons, nadat wij
een weinig tijds geleden hebben,
volmaken, bevestigen en grondves
ten. Hem zij de glorie en de heer
schappij in de eeuwen der eeuwen
Amen.
Evangelie volgens den H. Lucas; XV, 1—10.
In dien tijd naderden de tolle
naars en de zondaars tot Jesus om
hem te hooren. En* de Pharizeën
en de Schriftgeleerden morden, zeg
gende: Deze ontvangt zondaars en
eet met henHij nu sprak tot hen
deze gelijkenis, zeggende: Welk
mensch onder u die honderd scha
pen heeft, laat niet, als hij er een
van verliest de negen en negentig
in de woestijn, en gaat niet naar
het verlorene, totdat hij het vinde?
En als hij het gevonden heeft, legt
hij het met vreugde op zijne schou
ders, en te huis komend, roept hij
de vrienden en de geburen zamen,
hun zeggende: Verblijd u met mij!
want ik heb mijn schaap gevonden,
dat verloren was! Ik zeg u, dat er
aldus vreugde zal zijn in den hemel
over éenen zondaar, die boetvaar
digheid doet, meer dan over negen
en negentig rechtvaardigen, die
geene boetvaardigheid noodig heb
ben.
Of welke vrouw, die tien drach
men heeft, steekt niet, als zij eene
drachme verliest, eene lamp aan en
veegt niet het huis uit en zoekt
niet zorgvuldig, totdat zij ze vinde
En als zij ze gevonden heeft, roept
zij de vriendinnen en de buurvrou
wen zamen, zeggende: Verblijdt u
met mijwant ik heb de drachme
gevonden, die ik verloren hadAl
dus, zeg Ik u, zal er vreugde zijn
bij de engelen Gods over éenen
zondaar, die boetvaardigheid doet.
FEESTDAG VAN DE
HH. PETRUS EN PAULUS;
Les uit de Handelingen der apostelen:
XII, 1-11.
In die dagen stak koning Herodes
de handen uit om sommigen van
bus, den broeder van Joannes, dood
de hij met het zwaard. En ziende
dat dit den Joden welgevallig was,
ging hij verder en nam ook Petrus
gevangen. Het waren nu de dagen
der ongedeesemde brooden. Nadat
hij hem dan gevangen genomen
had, zette hij hem in den kerker
en gaf hem ter bewaking over aan
vier wachten, elke van vier solda
ten want na het paaschfeest wilde
hij hem voor het volk brengen.
Petrus werd dan in de gevangenis
bewaard; doch door de Kerkjwerd
er zonder ophouden voor hem tot
God gebeden.
Toen Herodes hem nu zou voor
brengen, sliep Petrus in dien nacht
tusschen twee soldaten, geboeid met
twee ketenenen voor de deur be
waakten wachters de gevangenis.
Eu zie, een engel des Heeren stond
bij hem, en een licht, straalde in
den kerker; en Petrus in de zijde
aanstootend, deed hij hem ontwa
ken, zeggendeSta spoedig opEn
de ketenen vielen van zijne handen
af. De engel nu zeide tot hem:
Omgord u en bind uwe schoenen
aanEu hij deed alzoo. En hij zeide
tot hemDoe uwen mantel om en
volg mij! En uitgaande volgde hij
hem; en hij wist niet dat hetgeen
door den engel geschiedde werke
lijkheid was, maar meende dat hij
een gezicht zag. Toen zij nu den
eersten en den tweeden wachtpost
waren voorbijgegaan, kwamen zij
aan de ijzeren poort, die naar de
stad leidten deze opende zich van
zelve voor hen. En uitgaande, gin
gen zij ééne straat ver, en eensklaps
scheidde de engel van hem. En
Petrus, tot zich zeiven gekomen
sprakNu weet ik in waarheid, dat
de Heer zijnen engel gezonden en
mij verlost beeft uit de hand van
Herodes en uit al de verwachting
van het volk der Joden.
Evangelie volgens den H. MattheisXVI,
13—19.
In dien tijd kwam Jesus in de
landstreek van Caesarea-Philippi,
en Hij vroeg zijne leerlingen, zeg
gende: Wie zeggen de menschen
dat de Zoon des menschen is? Zij
nu zeiden: Sommigen: Joannes de
Dooper anderen Eliasweder an
deren: Jeremias of een der Profe
ten. Jesus sprak tot hen: Maar gij,
wie zegt gij dat Ik ben? Simon
Petrus antwoordde en zeideGij
zijt de Christus, de Zoon van den
levenden God. En Jesus hernam
en sprak tot hem: Zalig zijt gij,
Simon, zoon van Jona! want niet
vleesch en bloed heeft u dit geopen
baard, maar mijn Vader, die in den
hemel is. En Ik zeg u: gij zijt Pe
trus, en op deze steenrots zal Ik
mijne kerk bouwen; en de poorten
der hel zullen haar niet overweldi
gen. En aan u zal Ik de sleutels
geven van het Rijk der hemelen.
En al wat gij zult gebonden heb
ben op de aarde, zal ook in den
hemel gebonden zijn; en al wat gij
zult ontbonden hebben op de aarde
zal ook in den hemel ontbonden
zijn.
Evangelieverklaring.
3de ZONDAG NA PINKSTEREN.
In het Evangelie van dezen Zon
dag worden ons twee gelijkenissen
voorgesteld, die ons Gods barmhar
tigheid ten duidelijkste doen kennen.
„In dien tijd naderden de tolle
naars en de zondaars tot Jesus om
hem te hooren". De tollenaars wer
den door de Joden als openbare
zondaars beschouwd, en dikwijls
waren zij dit ook door hun geweld
dadig innen van onrechtvaardige
belastingen. Maar Jesus, die geko
men was om de zondaars zalig te
maken, verstiet hen daarom niet uit
zijne tegenwoordigheid. Hij deed
niet als de Pharaseën, die in hun
hardvochtigheid en trots allen om
gang met hen vermeden, maar Hij
liet hen tot zich naderen, Hij sprak
met hen en behandelde hen liefde
vol om hen zoodoende tot de deugd
terug te voeren.
„En do Phariseën en schriftge
leerden morden en zeidenDeze
ontvangt zondaren en eet met hen."
Altijd waren zij er op uit Jesus'
gedrag af te keuren en zijn gezag
bij het volk te verminderen. Als de
Zaligmaker het tegenovergestelde
gedaan en hunne handelwijze had
nagevolgd, dan zouden zij Hem van
hardvochtigheid en trotschheid heb
ben beschuldigd, nu lieten zij door
hunne beschuldiging verstaan dat
zij Hem als een zondaar als een
deelgenoot in hunne ongerechtigheid
beschouwden, hoewel zij de beschul-
diging niet in duidelijke woorden
durfden uitbrengen. Jesus had hier
op kunnen antwoorden door een
vergelijking te maken tusschen hen
en die zondaren die veel minder
schuldig waren dan de Phariseën.
Hij had hen er op kunnen wijzen
dat als zij niettegenstaande hun
trots, hun hardvochtigheid en hui
chelarij, en zoovele andere misdaden
waaraan zij schuldig waren, in Zijn
gezelschap werden toegelaten, zij
er dan geen aanmerking op mochten
maken dat veel mindere zondaars
datzelfde geluk mochten genieten;
Hij had hen ten aanhoore van het
geheele volk kunnen beschamen en
tot zwijgen brengen. Maar bij wilde
dat nietZijne Goedheid en Barm
hartigheid ook jegens de Phariseën
waren onuitputtelijk. Hij vergenoeg
de zich hen er op te wijzen dat
Zijn gedrag en niet het hunne het
middel was om die ongelukkige
zondaren tot God terug te voeren.
En om hen nog te sparen, om hen
niet af te stooten door wat Zijn
woorden verwijtends voor hen moch
ten bevatten, daarom draagt Hij ze
voor in den vorm van die twee
gelijkenissen, die het Evangelie van
dezen Zondag ons voorstelt.J Heer
lijke gelijkenissen, die ons de onein
dige Liefde van Jesus' minnend
Hart zoo duidelijk doen kennen. Zij
leeren ons namelijk dat Zijne Liefde
ook den zondaar nog omvat, dat
Hij geene moeite spaart om hen te
vinden en van de breede paden des
verderfs terug te voeren, dat Hij
geene inspanning te groot acht als
zij noodig is om de afgedoolde bin
nen den schaapstal in veiligheid te
brengen. Zijn Liefde blijft niet wer
keloes, zij achtervolgt den zondaar,
en is hij gevonden dan strekt zij
de hand uit om hem naar het huis
des vaders te geleiden. De zondaar
is aan het schaap gelijk dat van de
kudde verwijderd den weg niet kan
terugvinden als de herder het niet
geleidt. Hij is door zijne zonde tot
zoo groote ellende vervallen dat hij
de kracht mist uit zich zei ven op
te staan, maar God zoekt hem door
Zijne genade en steunt hem door
Zijne kracht om terug te keeren
en het leven terug te vinden.
De herder der schapen, Jesus
Christus, laat de andere schapen
in de woestijn en loopt het ééne
verlorene na. Niet alsof die achter
geblevenen Hem onverschillig zijn
geworden. Voor hen heeft Hij ge
zorgd en weet dat zij veilig zijn;
zij leven en bewegen zich onder de
hoede van den hemelschen Vader
en zijn dus voor alle aanvallen ge
vrijwaard.
Maar dat arme schaap dat daar
eenzaam ronddoolt, dat moet opge
zocht en in veiligheid gebracht wor
den. De meeste zorg moot besteed
aan hen die de meeste zorg behoe
ven. Straks als alle schapen weder
om vereenigd zijn, als het ééne
kudde geworden is, dan voelen allen
zich gelukkig in het bijzijn van den
goeden Herder, die geen enkele
onbezorgd achterliet, al ging Hij
ook op verre wegen een afgedwaal
den opzoeken. En als Hij dan het
verloren schaap vindt, en het ver
zet zich niet tegen Zijn Liefde, dan
neemt Hij het met blijdschap op
Zijn schouderen om het terug te
voeren, dan geneest Hij al de won
den, die het op zijn tocht door de
woestijn mocht gekregen hebben,
dan verzorgt Hij het met de groot
ste teederheid. Dan reept de herder
in zijne vreugde vrienden en gebu
ren bijeen om zich met hen te
verheugen. De Engelen Gods, de
heiligen des hemels, zelfs de zielen
in het vagevuur, zij verheugen zich
met God wanneer eene ziel uit de
zonde is opgestaan, wanneer een
afgedwaalde weder tot den waren
schaapstal is teruggekeerd. Hetzelfde
leert ons ook de gelijkenis van de
vrouw die als zij een harer drach
ma's verloren heeft met alle zorg
en inspanning daarnaar zocht, haar
geheele huis doorloopt en niet rust
tot zij hem heeft teruggevonden,
maar dan ook vol blijdschap hare
geburen bijeenroept om zich met
haar te verheugen over bet geluk
dat zij haar verloren schat heeft
teruggevonden.
Een enkele moeielijkheid, die wij
in Jesus' woorden kunnen vinden,
willen wij nog even bespreken. De
Heer zegt: „Er zal in den hemel
blijdschap zijn over één zondaar die
zich bekeert, meer dan over negen
en negentig rechtvaardigen, die
geene bekeering noodig hebben."
Wil Hij daarmede te kennen geven
dat die ééne bekeerling Hem dier
baarder is dan velen die rechtvaar
dig zijn gebleven Die gedachte zou
beleedigend zijn voor Zijne Recht
vaardigheid en Goedheid. Allen die
Hem getrouw volgen, die van den
weg Zijner geboden niet afdwalen,
zijn bet voorwerp van Zijne bijzon
dere voorliefde. Hij bewaart hen als
den appel zijner oogen, en al wijdt
Hij meerdere zorgen aan het terug
brengen van den afgedwaalden zon
daar, de grootste teederheid van
Zijn Hart blijft den rechtvaardige
verzekerd. Hij meet de mate Zijner
zorgen af naar de behoefte van den
zieke, en al achtervolgt Hij den
afgedwaalde ook, Hij vergeet daar
om de anderen niet. In welken zin
moeten dan de de bovengenoemde
woorden des Zaligmakers worden
opgevat? Jesus spreekt van vreugde
en blijdschap, maar die gevoelens
les harten verschillen van liefde
en hoogachting, evenals droefheid
geheel onderscheiden is van afkeer
en wrevel. In dien zin moeten wij
Jesus' woorden verstaan. Zijne blijd
schap over de bekeering des zon
daars is eene aandoening van ge-
heel anderen aard dan die van Zijn
Liefde voor hen die geen bekeering
noodig hebben. Aan Zijn medelij
dend Hart was een pijnlijk leed
berokkend door het zondigen van
hen die van Hem waren afgedwaald.
Dat leed is door hunne bekeering
weggenomen en door een hartelijke
vreugde vervangen. Die vreugde nu
wordt Hem door de rechtvaardigen
in dien zin niet geschonken, hoewel
Zijne Liefde en hoogachting voor
hen grooter is.
Leeren wij uit de gelijkenissen van
het Evangelie van dezen Zondag
een groot vertrouwen hebben op de
oneindige Barmhartigheid van Jesus,
Die den dood des zondaars niet wil,
maar dat hij zich bekeere en leve,
vooral maken wij het voornemen
als wij van Hem zijn afgedwaald,
toch spoedig en van ganscher harte
tot Hem terug te keeren om aan
Zijn minnend Hart, dat zoo dikwijls
bedroefd wordt de vreugde van onze
bekeering te verschaffen.
(JJit het Framch vertaald.)
Wij bezitten slechts weinig bijzon
derheden van het innerlijk leven van
den tweeden pastoor van Gorkum. De
geschiedschrijvers wijzen met nadruk
op de kinderlijke genegenheid, welke
hij zijne ouders toedroeg. Nog jong
had hij zijn moeder verloren. Zijn
vader was arm en Nicolaas kwam hem
menigmaal te hulp. Kort voor de in
neming van Gorkum, kwam de grijs
aard, die van de overwinningen der
Geuzen en van hunne wreedheid had
gehoord in tranen badend te Gorkum.
Hij wierp zich om den hals van zijn
zoon, hem smeekende tijdelijk het
onweder te ontwijken. Nicolaas weder
stond zijne gebeden. Indien hetoogen-
blik ernstig is, was de plicht duidelijk.
De grijsaard begreep de weigering
zijns zoons. Met gebroken hart vertrok
hij maar hij onderwierp zich en was
trotsch op zijn kind.
Er bevond zich te Gorkum een derde
wereldlijk priester Godefridus van
Duynen.
In 1502 in die stad geboren, telde
deze grijsaard, een der meest aantrek
kelijke figuren onder den groep mar
telaren, zeventig jaar. Men heeft slechts
zeer vage aanwijzingen van een lang
verblijf aan de hoogeschool te Parijs
en in eene parochie in Frankrijk op
de grenzen der Nederlanden.
Alleen weet men, dat hij te Parijs
tot priester werd gewijd en dat tenge
volge van beproevingen waarvan men
den aard niet kent, zijne verstandelijke
vermogens gekrenkt werden, waardoor
hij werd gedwongen naar zijn geboorte
stad terug te keeren. Zijne zwakheid
had het medelijden van zijne mede
burgers in Gorkum opgewekt.
Hoewel geheel onbekwaam om zich
met eene parochie te belasten mocht
hij echter de H. Mis opdragen en zelfs
biecht hooren.
Menigmaal deed hij buiten de poor
ten eene wandeling. Op zekeren dag
hoorde hij een predikant in de open
lucht preeken. „Mijne vrienden, riep
Godefridus tot de verzamelde lieden,
men bedriegt U". gelooft en luistert
niet! En toen begonnen de ketters,
om de kracht dier woorden te vermin
deren, hem, die ze had uitgesproken,
als gek te behandelen. Vergeving her
nam de grijsaard, in die zaak ben ik
geen gek; ik zeg de waarheid; die
man bedriegt u. Estius, die deze be
richten geeft brengt de grootste hulde
aan de godsvrucht van zijn landgenoot.
De heilige priester vastte Woensdags
en Vrijdags van elke week en bracht
een groot deel van den dag in de kerk
door. Hij spoorde de ouders aan om
zich voor de opvoeding hunner kin
deren offers op te leggen.
DE OFFICIEELE KERKLIJST