DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
um—" IIMI^i iKn—III -
Kath. Soc. Actie.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
De Dochter van
den Millionair,
Kinderhuisvest 29-31-33, Haarlem
Onze Verzekering.
VRIJDAG 24 JULI 1908.
33ste jaargang No. 6943.
ABONNEMSNTBFBIJS:
Per 8 maanden voor Haarlem 1.85
Voor de plaatsen, waar een agent ia gevestigd (kom der gemeente) 1.85
Voor de overige plaateen in Nederland franco per post n 1.8C
Afzonderlijke nummers.0.05
Bureaux van Redactie en Administratie:
Inierc. Telefoonnummer 1426.
PRIJS DER ADVEBTENTIÉN:
Van 16 regelsfO.SO (oontant)f 0.50
Élke regel meer .0.10
Groote letters Baar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 26 cent per advertentie contant.
ent'
Alle betalende abonnés op dit blad zijn, volgens de bepalingen en onder de beperkingen op de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor bedragen van:
tfUU 0Verhjden O 81II hand of voet. lil II éénoog. I IIII éen duim.
schiktheid tot
werken.
varlies van
éen
wijsvinger.
De uitkeering dezer bedragen wordt gegarandeerd door de Maatschappij „Ocean", Bijkantoor voor Haarlem, Nieuwe Gracht 11.
GULDEN bij
verlies van
éen anderen
vinger.
Wij maken er onze abonnés
met nadruk op opmerkzaam, dat
ingeval van ongelukken, waaruit
krachtens onze gratis-verzekering
recht voortvloeit op een grootere
of kleine uitkeering, alle bijzon
derheden omtrent het ongeluk
binnen zeven dagen nadat het
gebeurd is, aan de Directie der
Nieuwe Haarlemsche Courant
schriftelijk moeten worden mee
gedeeld.
Ingeval van ongelukken met
doodelijken afloop moet onmiddel
lijk aan de Directie der Nieuwe
Haarlemsche Courant kennis
worden gegeven.
DE DIRECTEUR.
De M. T. S.
De „Nederlandsche Aannemersbond"
heeft te Breda vergaderd, en besloten
een Middelbare Technische School op
te richten.
Men weet hoeveel moeite er is ge
daan, die school hier te Haarlem te
krijgen, toen Dr. Kuijper met regee-
ïingsplannen daartoe rondliep, een
Voordeeltje voor onze gemeente, dat
biet gering te schatten is.
Nu heeft gisteren de Ned. Aanne
mersbond besloten, om in tegenstel-
ling van het Rapport der voorberei
dingscommissie, niet Haarlem aan
te wijzen, doch vooraf te onderhan
delen met vier gemeenten.
Utrecht schijnt op de eerste plaats
m aanmerking te komen: dan Am-
tem, als derde Haarlem en tenslotte
Apeldoorn.
De gemeente Haarlem zal dus nu,
Ml zij nog voor de stichting in aanmer
king komen, wat de eischen van den
Aannemersbond betreft, hebben toe te
geven, en wat de te bieden voordeelen
aangaat, anderen hebben te overtroe
ven.
Pinanciëel zoowel als commercieel.
Of Haarlem dat zal kunnen
't Zal een zware dobber worden.
Maar toch mag ons gemeentebestuur,
dunkt ons, niets onbeproefd laten.
Toch moet, om deze M. T. S. bier ge
sticht te krygen, bet uiterste worden
gedaan. Het geld, hieraan van gemeen
tewege besteed, zal nuttiger besteed
zijn en voor de burgerij meer rente
opleveren, dan men ooit met een
riskante onderneming als een Ötaal-
Waterbron cum annex is zou krij
gen 1
Wij rekenen daarom in de zaak der
M. T. S. op de uiterste diligentie van
hen, die hier nu hebben te onderhan
delen van gemeentewegel
ii.
De organisatie dus van zoo mo
gelijk alle Katholieken, het zelf
standig optrekken naast elkander
van alle Roomsche vereenigingen,
met één program van actie, en steeds
voeling houdend met elkander,
dat was het denkbeeld wat voorzat
bij onze Roomsche mannen die de
Kath. Soc. Actie hebben gegrond
vest.
Welnu, dat is, zoo logisch moge
lijk georganiseerd, uit hun streven
ook geboren.
Van onderen op, democratisch
dus in aanleg en ontwerp, is de
K. S. A. gevormdplaatselijke
comité's, die voeling houden met
zoo mogelijk alle Katholieke ver
eenigingen, vormen den ondergrond
diocesane comité's, gevormd uit
vertegenwoordigers der plaatselijke
comité's leggen een band in elk
diocees, en uit deze is weer.samen-
gesteld een Centraal Comité, dat de
algemeene leiding van zaken geeft.
Zoo is het denkbeeld ook ver
wezenlijkt, om zoo mogelijk alle
Roomsch-Katholieke sociale vereeni
gingen van Nederland, van welken
aard of richting ook, mits ze op
sociaal gebied werkzaam zijn, in
ééne richting te leiden: naar een
algemeene actie voor de opleving
van het Roomsche leven, volgens
één vast plan.
Op te merken valt hierbij echter
tweeërlei.
Uitdrukkelijk werd, by het op
richten der K. S. A., door HH.
DD. HH. de Bisschoppen van Neder
land bedongen, dat de sociale actie
alléén, en niet de politieke, door
de K. S. A. zou worden nagestreefd.
En voorts: de leiding moet in
één hand wezen, het aangeven van
de richting moge best door de
voeling, wel ke de vereenigingen in
de plaatselijke comité's met elkan
der houden kunnen, plaatshebben,
maarde actie moest uitgaan
van de vereenigingen zélfEn deze
vereenigingen blijven ongerept in
hare zelfstandigheid.
Voegen we er nu by, dat nevens
deze organisatie der bestuurders,
waardoor eenheid van actie verze
kerd wordt, een Centraal Bureau
der K. S. A. als de theoretische
voorlichter van de actie, is opgericht.
Zóó is, nuchter uiteengezet, de
inrichting van de „Katholieke So
ciale Actie" in Nederland, waarvan
we de bedoeling en de beteekenis
in ons eerste artikel hebben ver
klaard.
Maar met die blo#te vermelding
van feiten zijn wt nog niet klaar
voor het doel dat we met het schrij
ven van dit een en ander beoogden.
Want al hebben we nu ook al
uiteengezet, dat de K. S. A. geen
nieuwe vereeniging op zichzelf is,
maar alleen een band, om het
Roomsche sociale vereenigingsleven
geslagen, al is voor hen, die de
K. S. A. niet kenden, de zaak nu
duidelijk geworden, dadelijk rijst
nu weer van diegenen, die de nood
zakelijkheid en nuttigheid van zoo'n
band dan toch nog wèl erkennen,
de vraag: kon die band er niet
komen door de vereenigingen-zelve,
en was het noodig dat er weer
apart zooveel offers voor gevraagd
werden van de Katholieken?
En een ander vraagttoegegeven
dat zoo'n centralisatie van leiding
der algemeene, zelfstandige sociale
actie noodig was, heeft dan deze
K. S. A. die leiding ook inderdaad
gegeven, en wat heeft ze tot nogtoe
gedaan
Die beide vragen zijn een paar
van de meest-gewone tegenwerpin
gen, die gemaakt worden door hen,
die wel wat van de K. S. A. weten,
dochdie er voor passen, ze te
steunen.
De eerste vraag stellen, is voor
dengene die van ons Roomsch ver
eenigingsleven weet, ze ook beant
woorden. Van buiten af moest de
draug komen, die centraliseerende
leiding bracht.
En de feiten bewijzen, dat die
leiding is gekomen. Wie niet
vreemd is in ons sociaal leven van
den huidigen dag, weet dat de
opleving van het Roomsch bewust
zijn en de ten uitvoerlegging der
Roomsche beginselen in het open
baar sociaal leven van ons volk,
dank zij de K. S. A. niet weinig
zijn vooruitgaan in de laatste jaren.
Waartoe dan die plaatselijke
donateurs, die bijdragen van ver
eenigingen, die giften en die drin
gende beden om hulp?
Hier zou de lijst van alles, wat
de K. S. A. in één jaar in Neder
land heeft gewrocht, het best een
antwoord op kunnen geven.
Een sociale bebliotheek is noodig,
de verspreiding van vlugschriften
is een eerste vereischte om de
kennis der katholieke beginselen in te
prenten en practisch ernaar te leeren
handelen, vergaderingen met be
kwame sprekers kunnen evenzeer
het hunne doen om de sociale actie
onder ons, Katholieken, te bevor
deren.
Maar dat alles kost geld.
En het bureau, dat als de her
senkas van het lichaam der K. S. A.
zoo noodig voor alle leden denkt,
en arbeidt, en inlichtingen geeft en
boeken verstrekt, ook dat bureau
kost geld.
Maar de eerste jaren hebben al
bewezen, dat dit Centraal Bureau
hoogst nuttig werk levert, dat van
de vlugschriften en de vergaderingen
een invloed ten goede uitgaat, die
voor ons Roomsche sociaal vereeni
gingsleven ontzagelijk veel vermag.
Moet dit alles reeds genoeg zijn
de K. S. A. in het algemeen te
steunen voor ons, Katholieken
van Haarlem en omstreken, bestaan
er bovendien nog bizondere redenen,
om het plaatselijke Comité, dat hier
ter stede is gevestigd, warmen steun
verleenen.
Doch hierover in een derde, en
laatste artikel.
FRANKRIJK.
Het hellende vlak.
Frankrijk gaat steeds sneller het
hellende vlak af, dat leidt naar een
socialistisch-anarchistische revolutie.
Dat is natuurlijk.
vVie het heilige schendt, krijgt vroeg
of laat de straf ervoor, en wie de
zuilen van orde en tucht en maat
schappelijk welzijn, den godsdienst en
de Kerk, moedwillig omvergooit, zal
onder de puinen de maatschappelijke
orde worden begraven.
De toestand wordt er nu zoo, dat
zeli's socialisten (salon-socialistenaltijd,
zooals de tegenwoordige Fransche re
geerders voor een groot deel zijn) er
ongerust over worden.
De socialistische senator de Lanes-
san geeft b.v. aan die ongerustheid
uiting op deze wijze in de „Siècle":
„De best gezinde repubikeinen, zelfs
zij die min of meer socialistisch getinte
neigingen hebben, beginnen zich on
gerust te maken over de gevaren,
waarmede de Fransche industrie be
dreigd wordt door de zuiver revoluti-
onnaire stakingen, uitgelokt door de
syndicaten, aangesloten bij de alge
meene arbeidsconfederatie en toege
juicht door alle voorstanders van het
collectivisme. Bovenal maakt men zich
bezorgd over de diepgaande demorali
satie, welke zich langzaam maar zeker
meester maakt van de groote massa
der werklieden, onder den invloed van
de predikers van den klassestrijd.
„Het kwaad is zoo groot, dat slechts
de openbare machten en de wetten
de verdere uitbreiding er van kunnen
tegengaan".
Dat is duidelijk genoeg!
In het geneesmiddel tegen het kwaad
is overigens de man weer op den ver
keerden weg.
Een verdorven en gedemoraliseerd
volk maakt hun niet met wetten
beter 1
Daarvoor is slechts één geneesmid
del: de godsdienst!
TURKIJE.
De Jong-Turken.
Zoo erg onschuldig blijkt nu toch
weer die Jong-Turksche opstand weer
niet te zijn.
Althans als waar is, wat uit Kon-
stantinopel heden wordt geseind, dat
des Sultan's grootste gunsteling, als
kamerheer Iszet-Berg, is gevangen
genomen.
Deze Izzet-berg heeft jaren lang de
leiding gehad van de Camarilla, die
om Abdul Hamid staat, en deze schijnt
hem nu te verdenken van een aanslag
in den zin te hebben. Tal van officieren
aan het hof zijn ook gevangen geno
men, de grootvizier, die dit alles had
moeten voorzien, is afgezegd en Said-
Pasja, een ontstuimige, woeste aan
hanger van het autocratisme, is tot
groot-vizier verheven met dictatoriale
macht.
Dat wordt, wanneer we ons niet
vergissen, spoedig in Konstantinopel
een schrikbewind!
In Macedonië en Albanië gaat de
beweging voort. Zelfs zoo, dat de
Turksche heerschappij er op het
oogenblik geheel verlorenis: de Jong-
Turken zijn financieel en militair en
civiel geheel de baaszij voeren een
eigen bewind en doen of er geen Sul
tan was.
Nu is zeker Roesjai pasja tot minis
ter van oorlog benoemd: men meent,
dat deze benoeming de inleiding is
van een militair optreden tegen de
Jong-Turksche aanvoerders.
PERZIE.
Anarchie.
De Amerikaansche consul in Tabris
seinde aan zijn regeering kort en
krachtig het volgende bericht over
den toestand in Perzië. „Regeering
V. S. Washington. Anarchie. Consul
Tabris."
Korter enduidelijker kan het al
niet.
Er is echter uit de verschillende
kleinere berichten geen wijs te worden:
alleen in Teheran schijnt eenige orde
te zijn, omdat die door het zwaard
der Perzische kozakkenbenden wordt
bewaard.
Van het parlement hooren we niets
meer.
Dat de Sjah intusschen de partij
van de constitutie overmeesterd heeft
blijkt wel hieruit dat Sjiles Soeltan,
de aanvoerder dier parzij, oom van
den Sjah, die dezen bij het gelukken
van den voorgenomen staatsgreep zou
opvolgen, nu Perzië zal verlaten.
Hij gaat in Londen wonen, waar
hij 't bagatel van een 60 millioen
gulden bij een bank heeft gedeponeerd
als een appeltje \oor den dorst.
Verspreide Berichten.
Esperanto. Van 15 tot 28 Augustus
zal te Dresden he( 4e internationale Es-
peranto-eongres plaats hebben, en door
dr. Samenhof. den uitvinder van deze
kunsttaal, geopend worden. Men rekent
op 2000 deelnemers aan het aanstaande
congres. Een voornaam punt op het pro
gramma is de opvoering van de Iphegenie
auf Tauris in de Esperanto-vertaling van
dr. Samenhof, in het operagebouw. Tijdens
het coDgres zal er in de technische hooge-
school, waar het congres in de aula bij
eenkomt, een Esperanto-tentoon stelling
plaats hebben, die een overzicht zal geven
van de geheele Esperante-literatuur. Er
zijn reeds een aantal werken als van
Homerus, Virgilius, Shakespeare, Goethe,
Schiller in het Esperanto vertaald. Ook
verschijnen er reeds meer dan 30 Espe-
ranto-ujdschriften, ten deele van weten-
schappelijken .nhoud.
De Duitsche Katholiekendag
te Dusseldorf. Geheel Dusseldorf is
in de weer met het treffen van toebereid
selen voor den a.s. Katholiekendag. Aan
het groote feestgebouw wordt druk ge
werkt, tal van particuliere woningen
worden herschapen in hotels. Voor den
arbeidersoptocht, die Zondag 16 Augustus
plaats heeft, zijn nu ruim 40.000 deel
nemers ingeschreven. Een grootsch tuin
feest en een avond-boottocht op den Rijn
zullen aangename verpoozing bieden tus-
schen de vele algemeene- en sectie-ver
gaderingen, waarin zoo hoogst ernstige
belangen aan de orde komen.
Hofberichten.
H. M. de Koningin-Moeder gaat
Zaterdag 1 Augustus van Soestdijk
naar het Loo en keert in den voor
middag van 3 Aug. aldaar weer terug.
Het vertrek van gouverneur Fock
De heer mr. D. Fock, nieuw be
noemd gouverneur van Suriname en
echtgenoote, vertrokken gisteren met
den trein van 3 uur 52 uit Den Haag
naar Amsterdam, ter aanvaarding van
de reis naar West-Indië. Aan het
station der Hollandsche Spoor werden
zij uitgeleid door zeer velen. Aanwe
zig waren o. a. alle ambtgenooten uit
het vorig Kabinet, behalve mr. Vee-
gens, die buiten de stad vertoefde,
minister Wentholt, lid van het tegen
woordig ministerie, de commissaris
der Koningin in Zuid-Holland, de
heer Patijn, de oud-gouverneur-gene-
raal van Nederlansch-Indië, de heer
Rooseboom; verschillende leden der
Eerste en Tweede Kamer, o. a. de
heeren IJzerman, Van Vuuren, Goe
man Borgesius en Limburg het oud-
Kamerlid Kielstra; bijna alle afdee-
lings-chefs en referendarissen van het
departement van Koloniën, en vele
West-Indische autoriteiten in Den
Haag. Velen waren vergezeld van hun
dames. Mevrouw Fock kreeg verschil
lende bouquetten. De gansche stoet
volgde den vertrekkenden landvoogd
tot aan het spoorweg-emplacement,
FEUILLETON.
(Naar het Fransch)
38)
Een maai van middelbaren leef
tijd, met een voornaam voorkomen,
kwam gearmd met een jonge dame,
langs het priëel, waar Rosalind© zich
Biet haar gezelschap bevond. De heer
ging nogmaals met zijn gezellin het
Priëel voorbij en bleef, hetzij toe
vallig of opzettelijk een oogenblik
Voor den ingang staan, teneinde de
schoon© hoornen te bewonderen, wel
ke zich boven |dit bekoorlijk oord
Verhieven.
Eensklaps zag mevrouw de Tully
ho© Rosalind© half overeind sprong,
het hoofd vooruit stak, als wilde
sfij iets meer van nabij beschouwen,
©n haar schitterenden blik vestigde
zich op de beide vreemdelingen, die
in ide laan, tegenover haar stil
stonden."
„ÏWat hebt ge, lieve vriendin
Vroeg de gravin.
„Niets," antwoordde Rosalind©.
„Toch wel; ge zijt zenuwachtig."
„Neen."
„Zeg het mij, Rosalinde," drong
hare vriendin aan.
„[Welnu dan," zeidei deze, terwijl
zij op de beide vreemdelingen wees,
„ziet gij die vrouw, daar?..."
„Ja- Aan den arm van een heer.
Verder
„Die vrouw is het schepsel, dat ik
het meest ter wereld haat en ver
foei!"
„Dat jonge meisje vroeg de gra
vin verwonderd. „Zij is buitenger
woon schoon."
„Stil, zeide Rosalinde, terwijl zij
haar aanstiet. „Vestig niet de aan
dacht op haar. Ik zal u zeggen wie
zij islater."
Doch de oplettendheid was reeds
gaande gemaakt ein de twee jonger
lieden, minder in gedachte verdiept
dan de overigen, hadien den heer
herkend, wiens karakter zij zeer eer
biedigden; den heer Falamon-
Zijn naam werd genoemd en bracht
heel wat opschudding in het gezel
schap te weeg. -
„ïWiat," riep de hertog uit, „mijn
heer Falamon hier Hij komt hier
toch maar zelden."
„En h;i is niet alleen," voegde een
buurman erbij. „Hemelsche goedheid
hebt u het persoontje niet gezien,
hetwelk hij aan den arm had?"
„Neen. Ik moet dien uitmuntenden
heer Falamon even de hand gaan
gaan drukken," zeide de hertog, idie
blijkbaar reden had, |den bankier te
ontzien.
„Ja," voegde een dandy erbij, die
tegenover hun zat, „en tevens gaan
zien, wie de onbekende is met wie
hij dezen avond d© PrehCatelan be
zoekt."
„Het is, óp mijn woord, een zonder
ling geval."
Bij deze woorden stond de hertog
de Realmont op, knikte Rosalinde en
de gravin toe, alsof hij zeggen wilde
„met uw welnemen!" verliet hij het
gezelschap en begaf zich naar den
heer Falamon. De heeren begroetten
elkander met de grootste beleefd-
dieid. Het voorbeeld van den hertog
vond navolging.
„Die hertog komt maar niet ter
rug", zeide een der vrienden, bran
dend van verlangen zich bij hem
te voegen. „Ik zal hem eens gaan
halen." Op het zelfde oogenblik
sloop hij uit het priëel.
„Mooi zoo," mompelde een derdei
nieuwsgierige, „daar heeft mijn
buurman, bij vergissing, mijn siga
renkoker medegenomen; en ik kan
niet buiten een sigaar."
De nieuw© overlooper verliet het
gezelschap en voegde zich bij zijne
vrienden.
Rosalind© was doodsbleek gewor
den. Zij zat zwijgend en onbewege
lijk, met fonkelejnd© oogen voor zich
uit te staren. Hare vriendin be
speurde, dat zij met moeite adem
haalde en dat hare handen tusschen-
beide zenuwachtig beefden.
„[Wat scheelt er aan, Rosalinde,"
vroeg zij. „Als ge wilt, zullen wij
naar Parijs terugkeeren. Het rijtuig
wacht aan het hek...."
„Neen," antwoordde juffrouw De
Villefort droogjes, „ik wil van alles
getuige zijn, tot het laatste toe. Zie
me die on beschaamden eens aan, die
ons linkseh liggen laten, om een
man na te loopen, die geld heeft
en een meisje.... [Want ge hebt hare
kleeding opgemerkt? Zij is een
boerin of 'een werkster...."
„Daar ge haar haat, zult ge haar
ook wel kennen," merkte de gra
vin aan.
„Jta, of ik haa,r ken!" antwoordde
Rosalinde, met ontsteld gelaat.
Intusschen was het priëel bijna ge
heel verlaten. Behalve de dames,
was er niemand meer dan de Duit
sche vorst^en Delannay. Hij en de
Duitscher begrepen niets van Rosa
linda's ontroering en den ernstigen
trek, welke over het lief gelaat der
gravin gekomen was.
Niemand sprak een woord.
In de laat liep het groepje weg-
göloopen gasten op en neder, in druk
gesprek met Falamon en diens ge
zellin. Een ieder beijverde zich iets
aangenaams te zeggen tot den waar-
digen bankier, die elkeen bewonder
de en beminde om zijn edel karakter.
Niemand kende het jonge meisje,
welks bevalligheid en voorname hou
ding door allen opgemerkt werd, en
welker eenvoudige kleeding allen in
zijden japonnetje, zonder linten of
de war bracht. Zij droeg een grijs
strooken, een mantel van zwart la
ken en een stroohoedje van hoogstens
vijftien franken.
Falamon glimlachte onder het pra
ten, gaf geen antwoord op de recht-
streeksche vragen en trachtte zijne
jonge vrienden van de wijs te bren
gen. Nadat men zoo eenigen tijd
voor den ingang van bet priëel op
en neder gewandeld had, waarin men
een bleek, onbeweeglijk gelaat onder
scheiden kon, bleef Falamon stil
staan en, zich tot de omstanders
wendende, zeide hij met een heldere
stem, welke tot in het priëel door
drong
„Hebt dank, heeren, voor de be
toonde beleefdheid, om naar mijne
gezondheid te. informeeren. U hebt
echter ©ear bekoorlijk verblijf verla
ten keert daarin terug. Vergunt
mij alvorens afscheid te nemen, dat
ik u voorstel aan mejuffrouw Rose-
ïnonde Bernard, mijne pupil, op wie
ik trotsch ben, heeren, en die mij
dezen avond de eer aangedaan heeft,
dit uitstapje met mij te maken. [Wel
nu, heeren," vervolgde Falamon,
„keert u nog niet naar het voorwerp
uwer bewondering terug?"
„Het voorwerp onzer bewondering
bevindt zich hier," antwoordde eene
stem, idie van den hertog, terwijl hij
op de gezellin van den bankier wees.
Als door ©en geheimzinnige macht
gedreven, deden allen juffrouw Ber
nard en Falamon naar het rijtuig
uitgeleide. Toen het in de richting
van Parijs vertrokken was, keken,
de heeren elkander een oogenblik
verlegen aan, zonder zich te kunnen
verklaren, hoe alles zoo gekomen
was.
„[Wij verbeeldden- ons, dat in de
Pré-Catellan de twee schoonste vrou
wen van Parijs aanwezig waren,"
zeide ©en hunner, „maar ik houd
staande^ dat zij leelijk zijn, vergele
ken bij degene, die zich op het oogen
blik in Falamon's rijtuig bevindt."
„Gij zijt onbeschaamd!" riep een
dreigende stem, welke uit een groep
wandelaars kwam, die voorbijgingen,
„[Welk© ezel durft op zulk een
wijze tot mij te spreken?" vroeg de
beleedigde, die niemand anders was
dan de hertog de Realmont,
„Ik," antwoordde een jongmensch,
naderbij komende. Hij liep naast een
dame, wier gelaat met een sluier
bedekt was.
„Ah! Bent u het, mijnheer De
lannay!" zei de hertog, „en waar
schijnlijk heeft uwe gesluierde ge
zellin u tot deze buitensporigheid]
aangezet! [Welnu, mijnheer Delan
nay, morgen zal ik u een oor afsnij
den om u af te leeren niet te veel
ta luisteren naar hetgeen men zegt
en niet zegt."-
Wordt vervolgd.)
MSCHE COURANT
1000
60
15