TWEEDE BLA
BINNENLAND.
De Dochter van
den Millionair.
ZATERDAC 8 AUC. 1908.
UIT
BRIEVEN
KENNEMERLAND.
Beverwijk, 7 Aug. 1908.
In de laatsten tijd ziet men in
de bladen dikwijls berichtjes, waar
in gesproken wordt over de onlangs
plaats gehad hebbende ongelukken
aan de papierfabriek der heeren van
Gelder te Velsen, en dat doorgaans
op eene manier die den buiten
staander moet doen veronderstellen,
dat op die fabriek niet alles in den
haak is, dat daar maatregelen ver
zuimd worden, die in het belang
der veiligheid genomen moesten
worden.
Die berichten, hoe goed ook be
doeld, werken doorgaans verkeerd,
en wel daardoor, dat ze vaak ge-
inspireerd worden door menschen
die onder den schijn van medelij
den met de slachtoffers niets anders
beoogen dan lucht te geven aan
hun antipathie tegen „het kapitaal".
Vele bladen worden daar de dupe
van, ook zulke couranten, die zoo
als de onze, zich geen partij stelt
noch tegen de arbeiders, noch tegen
de patroons, tenzij aan de een of
andere zijde 'het recht of de bil
lijkheid verkracht wordt. Zoo'n
zinsnede, als die bijv. verleden week
in onze courant voorkomt: „wordt
het geen tijd, dat de veiligheids
commissie de zaak eens gaat onder
zoeken?" mag goed bedoeld zijn,
maar is in den grond verkeerd.
Ik herhaalhoe goed ook be
doeld, vind ik dat zulk eene vraag,
zonder ernstig onderzoek gesteld,
koren is op den molen der socia
listen en vrijzinnigen: want dat deze
laatsten rood zijn, niemand twijfelt
er hier meer aan. Dit alles zou mij
niet hebben doen besluiten om over
deze zaak te schrijven, als ik niet
toevallig deze week een artikeltje
gelezen had, dat mij als bewoner
van Kennemerland, met name van
Wijkeroog, dat om zoo te zeggen
geheel zijn opkomst dankt aan de
papierfabriek van Van Gelder, van
verontwaardiging deed koken. Toe
vallig las ik 't, want ik zou me scha
men als het vrijzinnige blad, waarin
het stond, door een fatsoenlijk man
in mijne handen gezien werd. In
een artikel waarboven met dikke
letters „al weer twee" stond, wer
den de twee laatste ongevallen, ge
lukkig van mindere beteekenis,
besproken. Er werd daar snorkend
gewaagd van „lijkenverslindende"
fabriek. Zeker, er zijn gruwzame
ongelukken gebeurd op deze reu-
zenfabriek, waarop een geheel dorp
zijndagelijkschbrood verdient; zeker,
men moet medelijden hebben met
de ongelukkige weduwen en weezen,
die zoo wreed van hun kostwinners
beroofd worden.
Ligt het echter niet voor de hand,
dat de ongelukken op zulk eene
fabriek gemakkelijker kunnen voor
komen dan op kleinere werkplaat
sen? De kans, dat er een ongeluk
gebeurt, zal altijd, trots alle bepa
lingen om de veiligheid der arbei
ders te verzekeren, blijven bestaan.
Inmiddels, nu in den laatsten
tijd de ongelukken elkander nog al
snel opvolgden, komt onwillekeurig
de vraag Wordt voldoende voor
de veiligheid gezorgd op de lippen.
Ik meende daarom een goed werk
te doen, met zelf hier en daar eens
inlichtingen in te winnen. Om der
onpartijdigheidswille, ben ik eerst
niet naar de directie gegaan, waar
van ik eenige leden persoonlijk ken,
maar heb hier en daar een greep
gedaan uit de personen, die op de
allereerste plaats belang hebben bij
de veiligheid, n.l. de arbeiders zelf.
Ik heb daaronder niet enkel Ka
tholieken genomen, maar ook an
dersdenkenden, echter alleen man
nen, die mij alleszins vertrouwens-
waardig leken.
Het is mij dan ook een wezenlijk
genoegen te kunnen verklaren, dat
allen het er over eens waren, dat
de fabriek te Wijkeroog eene model-
fabriek is, en dat er weinige fa
brieken zouden te vinden zijn, waar
zooveel voor de veiligheid gedaan
wordt.
„Hoe dan die opeenvolging van
ongelukken te verklaren", zeideik.
„Ja, mijnheer, die met porcelein
omgaat, breekt wel eens een potje,
en die een gebroken heeft, laat
van schrik dikwijls een heele ris
vallen". Zoo ging het volgens mijn
zegsman ook aan de fabriek. Als er
een ongeluk gebeurd is, wat altijd
kan gebeuren, dan zijn de werklui
bang en door hun angst worden zij
vaak een weinig linksch.
Volgens dienzelfden, was het
ongeluk dat den jongen van Bel
overkomen is, niets anders dan
het gevolg van overgroote onvoor
zichtigheid.
Men raakt zoo vertrouwd met de
machines, dat men het gevaar
dikwijls vrjjwillig te gemoet gaat.
Hetzelfde gebeurt bijv. met con
ducteurs van het spoor. Kortom,
ik heb niet één een aanklacht ge
hoord ten nadeele van de directie,
tenzij bij een lezer van een radicaal
dagblad, die op straat stond te
bewtren, dat geen enkele krant
iets van de ongelukken durfde
vermelden, tenzij alleen die krant
maar die was dan ook onpartij
dig en durfde het wel in iemands
gezicht te zeggenIk moest onwil
lekeurig lachen, en dacht aan het
artikeltje van het schunnige blaadje
met het artikel „Alweer twee", dat
voor zich ook „de eer" opeischte,door
het bespreken van de voorgekomen
ongevallen, de andere bladen aan
gespoord te hebben over hetzelfde
onderwerp te schrijven. En in
een zeker opzicht had het blad
gelijk, want nog eens, ik zou over
dit punt niet gesproken hebben als
ik niet wist dat het bedoelde
blaadje op Wijkeroog nog vele
lezers vond. Dat radicaal-socialis
tische orgaan heeft, daarvan zal
de lezer wel overtuigd zyn,
andere bedoelingen dan enkel de
ongelukkigen te helpen, anders
was het niet noodig met zulke
snorkende artikelen voor den dag
te komen. Volgens de door mij
ondervraagde menschen, was de
directie nooit doof voor billijke
klachten en met heuschheid voor
gedragen verzoeken. Dit heeft on
langs nog de R. K. Volksbond
ondervonden, die in beleefde be
woordingen er de Directie op wees,
dat bij de groote uitbreiding der
fabriek, de gelegenheid om de eerste
hulp bij ongevallen te verleenen,
niet meer voldoende was en verzocht
op dat en d&t punt verbetering aan
te brengen.
Naar ik hoor is dat verzoek zeer
gunstig ontvangen en zal aan de
inwilliging de meeste zorg besteed
worden.
Ik zeide boven, dat ik om inlich
tingen niet het eerst mij wendde
tot de Directie, en om den redacteur
van het meer bedoelde schimp-
blaadje niet in de gelegenheid te
stellen mij te verwijten, dat ik
mogelijk door de Directie zelf ben
beïnvloed geworden, verklaar ik
hier dat ik na de flinke verklarin
gen der door mij gehoorde werk
lieden er heelemaal niet aan gedacht
heb nog naar de Directie heen te
gaan. Intusschen zou het wel goed
zijn, dat de veronderstelde geheim
zinnigheid in het vervolg werd weg
genomen, en correspondenten of
agenten der couranten van onze
streek voortaan werden gewaar
schuwd als er een ongeluk gebeurde.
Dit zou dan aan blaadjes van
het slag als het „Volksdagblad" en
de „Uitgeester" de gelegenheid be
nemen, zoo glorieus Jte beweren:
„ik heb dat zaakje wel aangedurfd
en nu beginnen de andere bladen
ook."
Wij uiten ten slotte den oprech
ten wensch, dat Wijkeroog voor
langen tijd gespaard moge blijven
voor den pijnlijken indruk, die een
ongeluk op de fabriek steeds maakt,
en den werklieden geven wij den
raad om wanneer zij meenen, dat
iets niet in den haak is hetzij op
veiligheidsgebied, hetzij op andere
punten, niet te talmen met de
Directie daarop te wijzen. Gebeurt
dat op de wijze zooals het behoort,
dan behoeven zij niet te twijfelen,
of er zal verbetering aangebracht
worden, waar die noodig is.
Sapiens.
Over Venezuela.
Aan een belangwekkend artikel
in het pas verschenen nummer van
„De Aarde en haar Volken" over
Venezuela ontleenen wij
Als het tot een landing van
Europeesche troepen komt, heeft
Venezuela veel voordeel van het
feit, dat de hoofdstad der Vereenigde
Staten van Venezuela (het land is
een federatieve republiek) zoo hoog
en daardoor veilig is gelegen. De
spoorweg, die Caracas met de haven
stad La Cuayra verbindt, stijgt
over een lengte van 48 kilometer
niet minder dan 16 kilometer. Hij
werd in 1888 onder president Guz
man Blanco aangelegd. Ongenoegen
met Venezuela zal ter zee moeten
worden beslecht.
Cipriano Castro is sedert 1899
president, toen hij zijn voorganger
d'Andrade verjoeg en zijn tegen
stander, generaal Hernandez, over
won. Hij heeft zich een willekeurig
en inhalig bestuurder betoond en
is in het minst niet populair bij zijn
onderdanen. Het is een eigenaardige
bonte bevolking, die van Venezuela,
allegaartje van Spaansch, Indiaansch
en negerbloed, waaruit de zon der
tropen, menschen maakte, die in
hun grillig wezen een vaster leiding
noodig zouden hebben, dan hun
van den president en zijn satellie
ten te beurt valt.
Van zee uit vertoont Venezuela
een bergenkust, waarvan de hooge
toppen in de wolken verdwijnen.
Men bemerkt er weinig sporen van
menschelijke werkzaamheid. Waar
aan het strand een rivier uitmondt,
ziet men een paar schamele hutjes
als verloren te midden der weelde
rige natuur.
Lang behoudt de kust datzelfde
voorkomen van geslotenheid, waar
Macuto en La Guayra eenige af
wisseling in brengen. Kleine, gele,
groene en rose huisjes liggen aan
het strand en bedekken twee rood
gekleurde heuvels, terwijl in de
diepte van het dal de met pannen
gedekte daken een aaneengesloten
geheel vormen, waaruit de witte
klokketoren der kathedraal statig
oprijst. Op de hoogte staat aan het
eind der groepen huizen een klein
vervallen fort.
Langs de steile straten van La
Guayra bewegen zich muilezels,
zwoegend onder zware lasten en
geleid door lange, taankleurige,
stoffige kerels. Ofschoon de tweede
stad van Venezuela en haven, wear
acht stoomvaartlijnen aankomen,
beteekent La Guayra niet veel,
maakt ten minste een teleurstellen
den indruk. Eén enkele straat is
dragelijk met groote huizen en en
kele goede winkels, en de Spaansche
wijk is nog al origineel met de
kleine huizen van hoogstens één
verdieping, die er netjes uitzien en
kleurige gevels vertoonen. Op de
smalle trottoirs springen de ramen
der huizen vooruit en de grootoogige
Spaansche schoonen zien er de voor
bijgangers recht in het gezicht.
Maar verder zijn de straten er
barmelijk vuil; de huizen zijn van
leem opgetrokken en staan op den
hellenden grond, die ze vol spleten
heeft getrokken. Daar woont de
lagere volksklasse van zorgelooze,
luie en arme menschen, waar toch
misschien meer van zou te maken
zijn, als er voor de volksontwikke
ling door onderwijs en leiding meer
werd gedaan.
Het bergachtige land vertoont
op de hoogten maar een schralen
plantengroei, maar in de dalen en
langs de rivieren is de flora van
overweldigende weelderigheid. Tot
het gebied van de Orincco behoo-
ren in Venezuela de groote Llano's
of grasvlakten. Het klimaat is ver
bazend heet en een vaak terugkee-
rende kwelling zijn de zwermen
sprinkhanen. Een ander gevaar zijn
de veelvuldige aardbevingen, vooral
in het bergland in het Noorden.
De hoofdstad Caracas heeft nog in
1012 geleden onder een verwoes
tende schudding.
Als men nu de stad bezoekt, die
de allures van een groote plaats
met eere vertoont, moet men er
kennen, dat er in de negentiende
eeuw veel gedaan is voor de ver
heffing van Caracas. President Guz
man Blanco heeft daar ijverig voor
gewerkt. In de stad is het wanho
pig warm, vooral daar de huizen
in de breede straten laag zijn en
dus weinig schaduw geven. De plei
nen of paseo's worden gelukkig
door lanen van forsche boomen in
gesloten. Op het Bolivarplein prijkt
het standbeeld van den bevrijder
Simon Bolivar, die het land van
onder het Spaansche juk uithielp.
Hij is in 1880 te Santa Marta ge
storven na een leven, dat een voort
durende strijd is geweest ter wille
van de vrijheid der verschillende
deelen van Zuid Amerika.
In economisch opzicht gaat het
land vooruit. De opbrengst van
koffie, suiker en cacao neemt steeds
toeook de veeteelt in de Llano's.
Groote schepen kunnen echter de
havens niet inkomen, vanwaar de
noodzakelijkheid van overlading in
kleinere vaartuigen. Curacao vooral
doet aan die vaart op Venezuela
met goederen, die afkomstig uit
Europa, zoowel als uit de Vereenigde
Staten, daar in de vrachtvaartuigen
zijn overgebracht en het zou doodend
wezen voor den handel van ons
kleine eiland, als de verwikkelingen
tot een afbreken der betrekkingen
leidden."
Men weet dat dit laatste nu wer
kelijk heeft plaats gehad.
Nederland en Venezuela.
De krijgsmacht te Willemstad, op
Curagao, bestaat uil 1 compagnie in
fanterie, samengesteld uit 1 kapitein,
4 luitenants en ongeveer 160 onder
officieren en manschappen, :van wie
20-tal zijn kleurlingen en negers.
Tot den militairen geneeskundigen
dienst behooren 2 officieren van ge
zondheid en 1 apotheker.
De schutterij is in 1902 rustende
verklaard en heeft sinds dien tijd
geen dienst meer gedaan.
Een korps vrijwillige scherpschut
ters van ongeveer 50 a 60 leden houdt
van tijd tot tijd schietoefeningen, doch
bezit geen militaire waarde,
Voor de bescherming van de haven
zijn de forten Nassau en Riffort; ze
zijn van steen gebouwd, verouderd,
maar worden goed onderhouden. Het
fort Amsterdam en het Waterfort zijn
als verdedigingswerken van geen be
teekenis, daarin bevinden zich o. a.
het hotel van den gouverneur, de
woningen van de officieren, de gou-
vernementsbureaux, de Protestantsche
kerk, kazernes en andere militaire
gebouwen.
De bewapening van de forten be
staat uit een 15-tal bronzen of ijzeren
voorlaad kanonnen, welke, bij totaal
gemis van artilleristen, door man
schappen van de infanterie moeten
worden bediend. Van de uitwerking
van dit geschut is op groote afstanden
of op gepantserde schepen niet voel
te verwachten. De stad, de haven en
de forten kunnen van uit zee met
het tegenwoordige marine-geschut zeer
gemakkelijk beschoten worden, zonder
dat dit vuur door het geschut van
het eiland beantwoord kan worden.
By het beschieten van uit zee van de
forten is het tegelijkertijd beschieten
van de stad niet te vermijden.
Op een batterij van het Waterfort
zijn nog een viertal stalen achterlaad-
kanonnen van klein kaliber, welke
uitsluitend worden gebezigd voor het
doen van saluutschoten.
Op de andere tot de kolonie be-
hoorende eilanden Aruba, Bonaire,
St. Eustatius, Saba en St. Martin
is geen krijgsmacht aanwezig. De
eerste de beste gewapende vijandelijke
schoener is bij machte, om, wanneer
die eilanden niet door onze oorlogs
schepen worden beschermd, ze zonder
slag of stoot in bezit te nemen.
De oplossing der Brfgooiersquaestie.
Wij deelden reeds mede, schrijft
het „Hlb.," dat het hoofdbestuur van
de partij der gerechtigden tot de ge-
meene heiden en weiden van Gooi
land (de nieuwe partij) zich bereid
heeft verklaard, te voldoen aan het
verzoek van den minister van Bianen-
landsche Zaken, mr. Heemskerk, om
de noodige inlichtingen en gegevens
te verschaffen aan de door Z.Exc., in
overleg met den minister van Justitie,
in het leven geroepen commissie ter
oplossing van de bekende Erfgooiers-
quaestie.
Naar wij vernemen, heeft genoemd
hoofdbestuur daarna van de commis
sie ontvangen een groote vragenlijst,
met verzoek de daarin gestelde vragen
vóér 15 Augustus te willen beant
woorden. Obk aan dit verzoek heeft
het hoofdbestuur der nieuwe partij
bereids voldaan. Volledig en breed
voerig zijn alle vragen beantwoord en
nog deze week zal de lijst aan de
commissie worden toegezonden.
De bijzondere spoed, welke de com
missie, bestaande uit de heeren mr.
H. C. Dresselhuys, administrateur bij
het departement van justitie; mr. S.
Gratama, raadsheer in den Hoogen
Raad der Nederlanden, en jhr. mr. J.
H. J. Quarles van Ufford, administra
teur bij het departement van binnen-
landsche zaken, maakt, vindt zijn oor
sprong in den wensch van minister
Heemskerk om de erfgooiersquaestie
voor het volgend voorjaar tot een op
lossing te brengen. Zooals men weet,
vormen de schaardagen steeds de woe
lige periode in dezen rechtstrijd.
Nog eens: gehuwde onderwijze
ressen in de school
De Vereeniging ter Behartiging van
de Belangen der Vrouw heeft aan de
Koningin het verzoek gericht, te willen
vernietigen het besluit van den Ge
meenteraad van Rotterdam, bekrach
tigd door Ged. Staten van Zuid-Hol
land, waarbij aan drie onderwijzeres
sen eervol ontslag is verleend wegens
huwelijk.
Naar aanleiding van deze argumen
tatie schrijft het „Chr. Schoolblad:"
Wat eene belachelijke argumentatie!
Ontslag wegens zoodanige verande
ring van staat, waarbij de vrouw eenen
verzorger krijgt, die op zich neemt
haar te onderhouden, terwijl zij de
huishoudelijke zorg aanvaardt en
dubbel belast zou zijn, als zij nu nog
eene betrekking moet vervullen,
de krachten van lichaam en ziel
volle opvordert, durft zulk eene
eeniging eene straf noemen!
En met verkrachting van a)le fe
lijkheid komt ze met de walgeli
wreede opmerking voor den dag,
zulk eene vrouw, moeder geworc
beter den weg tot de zielen van der
veertig vreemde kinderen kan vin
en betere opvoedster zal zijn dan
ongehuwde onderwijzeres! Ach ja
zal de traantjes van die kinder
beter kunnen drogen, als zij dan de.
aan haar eigen kraamkind, aan
hoede eener vreemde toebetrouwd,
thuis wellicht ook schreit en k
wegens gemis aan moederzorg!
Zal zij het misschien naar een crè
moeten brengen?
Met recht zucht men over
schappelijke toestanden, welke ar'
dersvrouwen, die moeders zijn, no
zaakt om in fabrieken te werk
waarin ze nochtans zonder sch:
voor het werk, voor langeren of k
teren tijd gemist kunnen worden.
Maar in 't belang der school,
die „hoogere waarde" van de ond
wijzeres-moeder, begeert men h.
boven de andere in de school!
Wat eene brutale onteigeningB
durft men zulk een offer eischen!
Maar die vermeende grootere v<
kieselijkheid is ook zoo leugenach
mogelijk. Die ze hier voorwend
liegen wel niet ze spreken h:
slechts uit onbewuste onkunde, ziel
lijk fanatisme.
Ons huidig geslacht lijdt reeds one
nerveuze verzwakking, anaemie e:
Welke levenskrachtige kinderen
zulk eene onderwijzeres-moeder wel t
wereld brengen, die daar maand
lang vóór de geboorte er van d
hoogst zenuwvermoeienden schooh
beid verrichtEn dan hare niet onj
wone prikkelbaarheid in die period
Denkt die Vereeniging daaraan nit
Liegen zij dan, die den schoolarbe
voor vrouwen zeer inspannend noem
en verklaren, dat slechts de sterkst
onder haar dien arbeid lang volho
den, zonder zeer merkbare sporen het
van verzwakking, hetzij van profes
oneele bitsheid, te vertoonen?
We hebben hier nog niet eens vj
de ontwrichting der geboden verho
dingen gesproken.
Slechts wezen we op, wat natuur
ervaring leeren.
Vreemd genoeg, schijnt die Vere
niging niet veel voor de belangen d
ongehuwde onderwijzeressen te voele
Zij zou anders overwegen, dat als c
gehuwde haar natuurlijk eervol on
slag krijgen, er plaats komt voor c
vele ongehuwde die op plaatsir
wachten.
Voorwaar, Hare Majesteit ontvii
ditmaal een zeer onvrouwelij
adres
Te Lochem, een liberale gemeent
heeft de Gemeenteraad, naar aanle.
ding van. eenige opmerkingen va
Gedeputeerde Staten van Gelderlan
besloten, in de verordening te doe
vervallen de bepaling dat gehuwd
onderwijzeressen drie maanden vo<
een te verwachten bevalling hun on
slag moesten nemen.
Een zeer verstandig besluit, daa
anders toch de verordening om dj
bepaling zou zijn vernietigd.
Dit- neemt natuurlijk niet weg,
ook de Lochemsche Raad eene
paalde gehuwde onderwijzeres z
kunnen ontslaan, als zij maar
B. en LW. tot ontslag wordt voorge
dragen.
Natuurlijk moet men zich daarbi
door de beweging van enkele ondei
wijzers-vereenigingen niet van d
wijs laten brengen.
Zoo is thans weer op de vergade1
ring van het Nederlandsch onder
wijzersgenootschap te Haarlem n
een motie betoogd, „dat ontslag we
gens huwelijk in geen enkele veror
dening kan worden opgenomen, al.'
zijnde in strijd met de wet op het la
ger onderwijs".
Dat is inderdaad volkomen juist
beaamt de anti-rev. „Rotterdammer'
maar
„het zegt niets om het standpunt
der agitatiemenschen te rechtvaardi
gen
ftüiLLElON,
(Naar het Eransch.)
51)
„Stel u gerust, baronvan het
eerste oogenblik af, heb ik u door
grond en zeer goed gezien, dat er
voor u slechts een weinig geluk noo
dig was, om u weder op den goeden1
weg te brengen; dat alle rechtvaar-
<digheidsgeivo|el nog diet in u verstikt
was, en dat u zichzelf weder zoudt
oprichten, wanneer een vriend u de
hand daartoe reikte. Hoevelen zijn
er niet, gelijk u, en zich eveneens
moedig oprichten en een beter leven
lijden zonden, wanneer men hun de
behulpzame hand bood!"
„Mijnheer," stotterde Barabas,
„mijn verrassing, mijn verlegenheid,
mijn dankbaarheid
„Ja," vervolgde Guillaume, „ik
geloof aan dat alles. U hebt een be
treurenswaardig leven geleid.... mo
gelijk bent u wieder in aanraking ge
weest met de justitie. Verootmoedig
u zelf niet te zeer tegenover mij,
mijnheer, maar troost u, treed weder
in het goede vaderland, arme banne
ling. Ik voor mij heb slechts de taak
yeryuld, .welke God mij opgelegd
had, «Wiens zeer nederige dienaar ik
ben. Komaan, wees gerust, ik zal
uw geheim bewaren en over u wa
ken, zoo gij u deze belangstelling
waardig toont."
„Mijnheer," antwoordde de baron,
„het is mij een behoefte, te zeggen,
wat mij op het hart ligt. Ja, ik
ben slechts een arme drommel, die
twaalf ambachten en dertien onge
lukken gehad heeft; ja, ik heb eein
strafbaar feit in de .gevangenis ge
boet. Doch ik be,n in de maatschap
pij teruggekeerd en voortaan, dat
zweer ik u, is het mijn vaste voor
nemen ©en eerlijk leven te leiden.
Ik heb ontmoet, en dank daar God
voor."
„Komaan mijnheer," hernam Guil
laume, hem (de hand reikende, „houd
goeden moed, leef als ©en brapf
Christen voortaan, en ik en vooral
God zal u helpen. Maar laat ons
thans op Malatesta terug komen.
Deze .is een gewetanlooz© schurk.
Wij zullen daardoor handelen."
Welk ©ene" verdorvenheidEn zulk
een man heeft nog verdedigers, zelfs
bewonderaars! Hij vindt slachtof
fers ook, doch wat zou datDe maat
schappij neemt het zoo nauw niet!"
Op dit oogenblik werd er aan de
deur van het salon geklopt. D© ba
ron trad weder in zijn rol van Hoog
heid, de bediende bracht e<en briefje,
zooeven door een knecht bezorgd aan
het adres van den beer Guillaume.
„Ja," zeide deze, „ik had gezegd,
dat ik telgen acht uur hier zou zijin.
Het is goied. Hij behoeft niet op
antwoord te wachten."
Hij nam het briefje aan, waarop
de bediende zich verwijderd©!.
Nadat Guillaume het gelezen had,
zeide hij„Ik ben genoodzaakt u te
verlaten, mijnheer. Men deelt, mij
mede, dat alles gereed is en ik heb
nog ee|n appeltje te schillen met den
edelen markies, van wien zooeven
sprake was."
„Ik laat u niet alleen gaan, mijn
heer!" riep de baron levendig uit;
„ik kern dien markies te goed!"
„Kom dan. als u het verlangt,"
antwoordde Guillaume met bewon
derenswaardige kalmte.
De baron schelde; en vroeg de re-
kening. Zijne Hoogheid wierp1 eeni
ge goudstukken op tafel en maakte
zich gereed tot vertrekken.
De patroon en zijne bedienden blei-
ven overtuigd, dat een regeerend
vorst, die incognito reisde, hun in
richting met een bezoek vereerd had.
Er zijn va,n die illusies, welke men
iemand niet ontnemen moet. De ach
tenswaardige restaurateur moge dus
die! (zijne behouden.
Guillaume steeg in het rijtuig, dat
op hem wachtte. De baron stond
er op hem te vergezellen. Zoo ver
trekken zij samen in de richting der
Champs Elysées.
Het was bijna, pegen uur in den
avond. De sterren schitterden aan
den hemel op de lucht was bezwan
gerd met de welriekende geuren,
welke de herfsta vonden kenmerken
en welk© de stad komie,n verfris-
schen na een drukkendep dag.
XIII.
Het sloeg juist negen uur op de
torenklokken in den omtrek der
Champs Elysées, In het hotel van
juffrouw D© Villefort was slechts
een vertrek, gelijkvloers verlicht.
Er was streng last gegeven aan de
bedienden van het huis, dien avond
'slechts aan één toegang te verleer
men'bn wel aan markies de Malates
ta, die tegen pegen uur verwacht
werd, en aan nog iemand, die uit
naam vain den heer Falamon komen
zou. Dit tweedei bezoek zou tegen
half tien plaats hebben.
De markies toonde zich een man
van d© klok.
Op het bepaald© uur, liet men hem
in het salon gelijkvloers, hetwelk,
als gewoonlijk, schitterend verlicht
was.
Hij kwam aan, gevolgd door ©en
bediende, aan wien hij bevolen had,
hem op d© binnenplaats der villa
tei wachten, zonder ook slechts een
oogenblik het rijtuig t© verlaten.
De heer Malatesta was statig in
het zwart gekleed. Hij droeg onder
den arm een klein, koffertje van ro
zen- en mahoniehout, waarvan het
slot door een breeden, stalen knop
aan het oog onttrokken was. Hij
zette bet op den hoek der tafel,
welk© midden in het vertrek stond,
en nam zoodanig plaats, dat hij het
steeds onder zijn bereik had.
Dien avond zag het gelaat van den
bezoeker bleeker dan gewoonlijk,
doch zijn blik had niets van zijn
zegevierende uitdrukking verloren
de toon zijner stem was even bedaard
en vast als anders.
Hij wachtte vijf minuten, terwijl
hij in zich zelf een wijsje neuriede.
Eensklaps, ats bij plotselinge inge
ving, stond hij op en maakte voor
zichtig de tjeur open, welke toegang
tot het blauw© salon verleende.
Dit vertek was eveneens verlicht.
D© Malatesta overtuigde zich dat de
zich niemand bevond en sloot de
deur weder. Aan de tegenoverge
steld© zijd© van dit salon was eene
serre. De markies opende de deur
daarvan eveneens en nam, geheel ge
heel gerust gesteld, zijn plaats bij
het koffertje weder in.
Er zou dus iets ernstigs gebeuren
in het weelderig ingericht vertrek,
waar alles van goeden smaak ge
tuigde.
Eindelijk vernam men lichte voet
stappen in het zijvertrek; het was
Rosalind©, die zich van de eerste
verdieping naar het salon gelijk
vloers begaf. Dien avond schitter
den Rosalindas oogen buitengewoon.
Hare gelaatskleur was matbleek en
om haar mond speelde een kalm
irlimlachie.
Toen de Malatesta hare schoon,
verschijning ontwaarde, kon hij eei
gebaar van bewondering niet weer
houden.
„U schijnt volkomen hersteld b
zijn van uw koortsaanval juffrouw
sprak hij, eene buiging voor haaa
makende. „Men zou geen kalmer en
tevredener uiterlijk kunnen heb
ben
„En "waarom zou ik mij. voor
mijn genoegen, ongerust maken*
mijnheer?" antwoordde zij. op eene
canapé plaats nemende. ..Alles ge
lukt mij, boven verwachting.
„Uw brief van heden morgen deel
de het mij reeds mede, hernam de
markies. Dus hebt u het enorme l>e-
drag, hetwelk verlangd wordt.''
„Binnen een half uur zal het iri
ons bezit zijn, mijnheer
„Zcohet geld is dus nog niet
in huis?" vroeg Malatesta ©enigs
zins ongerust, terwijl hij werktuige
lijk de hand naar het koffertje uit
strekte
„Het zal bepaald binnen een haif
uur hier zijn Ik had geen lust zulk
een groote som bij mij in huis te
bewaren, als om de dieven in ver
zoeking te brengen
De markies onderdrukte met
moeite een zenuwachtig gebaar, het
welk misschien wel toom verried
„Dat is zoo." hernam hij, zijn
plaats bij het. koffertje weder inne-
mlende „Zou ik u mogen vragen, juf
frouw, of uw. voogd ook zeer ver-
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT