TWEEDE BLA BINNENLAND. De Dochter van den Millionair. ZATERDAC 8 AUC. 1908. UIT BRIEVEN KENNEMERLAND. Beverwijk, 7 Aug. 1908. In de laatsten tijd ziet men in de bladen dikwijls berichtjes, waar in gesproken wordt over de onlangs plaats gehad hebbende ongelukken aan de papierfabriek der heeren van Gelder te Velsen, en dat doorgaans op eene manier die den buiten staander moet doen veronderstellen, dat op die fabriek niet alles in den haak is, dat daar maatregelen ver zuimd worden, die in het belang der veiligheid genomen moesten worden. Die berichten, hoe goed ook be doeld, werken doorgaans verkeerd, en wel daardoor, dat ze vaak ge- inspireerd worden door menschen die onder den schijn van medelij den met de slachtoffers niets anders beoogen dan lucht te geven aan hun antipathie tegen „het kapitaal". Vele bladen worden daar de dupe van, ook zulke couranten, die zoo als de onze, zich geen partij stelt noch tegen de arbeiders, noch tegen de patroons, tenzij aan de een of andere zijde 'het recht of de bil lijkheid verkracht wordt. Zoo'n zinsnede, als die bijv. verleden week in onze courant voorkomt: „wordt het geen tijd, dat de veiligheids commissie de zaak eens gaat onder zoeken?" mag goed bedoeld zijn, maar is in den grond verkeerd. Ik herhaalhoe goed ook be doeld, vind ik dat zulk eene vraag, zonder ernstig onderzoek gesteld, koren is op den molen der socia listen en vrijzinnigen: want dat deze laatsten rood zijn, niemand twijfelt er hier meer aan. Dit alles zou mij niet hebben doen besluiten om over deze zaak te schrijven, als ik niet toevallig deze week een artikeltje gelezen had, dat mij als bewoner van Kennemerland, met name van Wijkeroog, dat om zoo te zeggen geheel zijn opkomst dankt aan de papierfabriek van Van Gelder, van verontwaardiging deed koken. Toe vallig las ik 't, want ik zou me scha men als het vrijzinnige blad, waarin het stond, door een fatsoenlijk man in mijne handen gezien werd. In een artikel waarboven met dikke letters „al weer twee" stond, wer den de twee laatste ongevallen, ge lukkig van mindere beteekenis, besproken. Er werd daar snorkend gewaagd van „lijkenverslindende" fabriek. Zeker, er zijn gruwzame ongelukken gebeurd op deze reu- zenfabriek, waarop een geheel dorp zijndagelijkschbrood verdient; zeker, men moet medelijden hebben met de ongelukkige weduwen en weezen, die zoo wreed van hun kostwinners beroofd worden. Ligt het echter niet voor de hand, dat de ongelukken op zulk eene fabriek gemakkelijker kunnen voor komen dan op kleinere werkplaat sen? De kans, dat er een ongeluk gebeurt, zal altijd, trots alle bepa lingen om de veiligheid der arbei ders te verzekeren, blijven bestaan. Inmiddels, nu in den laatsten tijd de ongelukken elkander nog al snel opvolgden, komt onwillekeurig de vraag Wordt voldoende voor de veiligheid gezorgd op de lippen. Ik meende daarom een goed werk te doen, met zelf hier en daar eens inlichtingen in te winnen. Om der onpartijdigheidswille, ben ik eerst niet naar de directie gegaan, waar van ik eenige leden persoonlijk ken, maar heb hier en daar een greep gedaan uit de personen, die op de allereerste plaats belang hebben bij de veiligheid, n.l. de arbeiders zelf. Ik heb daaronder niet enkel Ka tholieken genomen, maar ook an dersdenkenden, echter alleen man nen, die mij alleszins vertrouwens- waardig leken. Het is mij dan ook een wezenlijk genoegen te kunnen verklaren, dat allen het er over eens waren, dat de fabriek te Wijkeroog eene model- fabriek is, en dat er weinige fa brieken zouden te vinden zijn, waar zooveel voor de veiligheid gedaan wordt. „Hoe dan die opeenvolging van ongelukken te verklaren", zeideik. „Ja, mijnheer, die met porcelein omgaat, breekt wel eens een potje, en die een gebroken heeft, laat van schrik dikwijls een heele ris vallen". Zoo ging het volgens mijn zegsman ook aan de fabriek. Als er een ongeluk gebeurd is, wat altijd kan gebeuren, dan zijn de werklui bang en door hun angst worden zij vaak een weinig linksch. Volgens dienzelfden, was het ongeluk dat den jongen van Bel overkomen is, niets anders dan het gevolg van overgroote onvoor zichtigheid. Men raakt zoo vertrouwd met de machines, dat men het gevaar dikwijls vrjjwillig te gemoet gaat. Hetzelfde gebeurt bijv. met con ducteurs van het spoor. Kortom, ik heb niet één een aanklacht ge hoord ten nadeele van de directie, tenzij bij een lezer van een radicaal dagblad, die op straat stond te bewtren, dat geen enkele krant iets van de ongelukken durfde vermelden, tenzij alleen die krant maar die was dan ook onpartij dig en durfde het wel in iemands gezicht te zeggenIk moest onwil lekeurig lachen, en dacht aan het artikeltje van het schunnige blaadje met het artikel „Alweer twee", dat voor zich ook „de eer" opeischte,door het bespreken van de voorgekomen ongevallen, de andere bladen aan gespoord te hebben over hetzelfde onderwerp te schrijven. En in een zeker opzicht had het blad gelijk, want nog eens, ik zou over dit punt niet gesproken hebben als ik niet wist dat het bedoelde blaadje op Wijkeroog nog vele lezers vond. Dat radicaal-socialis tische orgaan heeft, daarvan zal de lezer wel overtuigd zyn, andere bedoelingen dan enkel de ongelukkigen te helpen, anders was het niet noodig met zulke snorkende artikelen voor den dag te komen. Volgens de door mij ondervraagde menschen, was de directie nooit doof voor billijke klachten en met heuschheid voor gedragen verzoeken. Dit heeft on langs nog de R. K. Volksbond ondervonden, die in beleefde be woordingen er de Directie op wees, dat bij de groote uitbreiding der fabriek, de gelegenheid om de eerste hulp bij ongevallen te verleenen, niet meer voldoende was en verzocht op dat en d&t punt verbetering aan te brengen. Naar ik hoor is dat verzoek zeer gunstig ontvangen en zal aan de inwilliging de meeste zorg besteed worden. Ik zeide boven, dat ik om inlich tingen niet het eerst mij wendde tot de Directie, en om den redacteur van het meer bedoelde schimp- blaadje niet in de gelegenheid te stellen mij te verwijten, dat ik mogelijk door de Directie zelf ben beïnvloed geworden, verklaar ik hier dat ik na de flinke verklarin gen der door mij gehoorde werk lieden er heelemaal niet aan gedacht heb nog naar de Directie heen te gaan. Intusschen zou het wel goed zijn, dat de veronderstelde geheim zinnigheid in het vervolg werd weg genomen, en correspondenten of agenten der couranten van onze streek voortaan werden gewaar schuwd als er een ongeluk gebeurde. Dit zou dan aan blaadjes van het slag als het „Volksdagblad" en de „Uitgeester" de gelegenheid be nemen, zoo glorieus Jte beweren: „ik heb dat zaakje wel aangedurfd en nu beginnen de andere bladen ook." Wij uiten ten slotte den oprech ten wensch, dat Wijkeroog voor langen tijd gespaard moge blijven voor den pijnlijken indruk, die een ongeluk op de fabriek steeds maakt, en den werklieden geven wij den raad om wanneer zij meenen, dat iets niet in den haak is hetzij op veiligheidsgebied, hetzij op andere punten, niet te talmen met de Directie daarop te wijzen. Gebeurt dat op de wijze zooals het behoort, dan behoeven zij niet te twijfelen, of er zal verbetering aangebracht worden, waar die noodig is. Sapiens. Over Venezuela. Aan een belangwekkend artikel in het pas verschenen nummer van „De Aarde en haar Volken" over Venezuela ontleenen wij Als het tot een landing van Europeesche troepen komt, heeft Venezuela veel voordeel van het feit, dat de hoofdstad der Vereenigde Staten van Venezuela (het land is een federatieve republiek) zoo hoog en daardoor veilig is gelegen. De spoorweg, die Caracas met de haven stad La Cuayra verbindt, stijgt over een lengte van 48 kilometer niet minder dan 16 kilometer. Hij werd in 1888 onder president Guz man Blanco aangelegd. Ongenoegen met Venezuela zal ter zee moeten worden beslecht. Cipriano Castro is sedert 1899 president, toen hij zijn voorganger d'Andrade verjoeg en zijn tegen stander, generaal Hernandez, over won. Hij heeft zich een willekeurig en inhalig bestuurder betoond en is in het minst niet populair bij zijn onderdanen. Het is een eigenaardige bonte bevolking, die van Venezuela, allegaartje van Spaansch, Indiaansch en negerbloed, waaruit de zon der tropen, menschen maakte, die in hun grillig wezen een vaster leiding noodig zouden hebben, dan hun van den president en zijn satellie ten te beurt valt. Van zee uit vertoont Venezuela een bergenkust, waarvan de hooge toppen in de wolken verdwijnen. Men bemerkt er weinig sporen van menschelijke werkzaamheid. Waar aan het strand een rivier uitmondt, ziet men een paar schamele hutjes als verloren te midden der weelde rige natuur. Lang behoudt de kust datzelfde voorkomen van geslotenheid, waar Macuto en La Guayra eenige af wisseling in brengen. Kleine, gele, groene en rose huisjes liggen aan het strand en bedekken twee rood gekleurde heuvels, terwijl in de diepte van het dal de met pannen gedekte daken een aaneengesloten geheel vormen, waaruit de witte klokketoren der kathedraal statig oprijst. Op de hoogte staat aan het eind der groepen huizen een klein vervallen fort. Langs de steile straten van La Guayra bewegen zich muilezels, zwoegend onder zware lasten en geleid door lange, taankleurige, stoffige kerels. Ofschoon de tweede stad van Venezuela en haven, wear acht stoomvaartlijnen aankomen, beteekent La Guayra niet veel, maakt ten minste een teleurstellen den indruk. Eén enkele straat is dragelijk met groote huizen en en kele goede winkels, en de Spaansche wijk is nog al origineel met de kleine huizen van hoogstens één verdieping, die er netjes uitzien en kleurige gevels vertoonen. Op de smalle trottoirs springen de ramen der huizen vooruit en de grootoogige Spaansche schoonen zien er de voor bijgangers recht in het gezicht. Maar verder zijn de straten er barmelijk vuil; de huizen zijn van leem opgetrokken en staan op den hellenden grond, die ze vol spleten heeft getrokken. Daar woont de lagere volksklasse van zorgelooze, luie en arme menschen, waar toch misschien meer van zou te maken zijn, als er voor de volksontwikke ling door onderwijs en leiding meer werd gedaan. Het bergachtige land vertoont op de hoogten maar een schralen plantengroei, maar in de dalen en langs de rivieren is de flora van overweldigende weelderigheid. Tot het gebied van de Orincco behoo- ren in Venezuela de groote Llano's of grasvlakten. Het klimaat is ver bazend heet en een vaak terugkee- rende kwelling zijn de zwermen sprinkhanen. Een ander gevaar zijn de veelvuldige aardbevingen, vooral in het bergland in het Noorden. De hoofdstad Caracas heeft nog in 1012 geleden onder een verwoes tende schudding. Als men nu de stad bezoekt, die de allures van een groote plaats met eere vertoont, moet men er kennen, dat er in de negentiende eeuw veel gedaan is voor de ver heffing van Caracas. President Guz man Blanco heeft daar ijverig voor gewerkt. In de stad is het wanho pig warm, vooral daar de huizen in de breede straten laag zijn en dus weinig schaduw geven. De plei nen of paseo's worden gelukkig door lanen van forsche boomen in gesloten. Op het Bolivarplein prijkt het standbeeld van den bevrijder Simon Bolivar, die het land van onder het Spaansche juk uithielp. Hij is in 1880 te Santa Marta ge storven na een leven, dat een voort durende strijd is geweest ter wille van de vrijheid der verschillende deelen van Zuid Amerika. In economisch opzicht gaat het land vooruit. De opbrengst van koffie, suiker en cacao neemt steeds toeook de veeteelt in de Llano's. Groote schepen kunnen echter de havens niet inkomen, vanwaar de noodzakelijkheid van overlading in kleinere vaartuigen. Curacao vooral doet aan die vaart op Venezuela met goederen, die afkomstig uit Europa, zoowel als uit de Vereenigde Staten, daar in de vrachtvaartuigen zijn overgebracht en het zou doodend wezen voor den handel van ons kleine eiland, als de verwikkelingen tot een afbreken der betrekkingen leidden." Men weet dat dit laatste nu wer kelijk heeft plaats gehad. Nederland en Venezuela. De krijgsmacht te Willemstad, op Curagao, bestaat uil 1 compagnie in fanterie, samengesteld uit 1 kapitein, 4 luitenants en ongeveer 160 onder officieren en manschappen, :van wie 20-tal zijn kleurlingen en negers. Tot den militairen geneeskundigen dienst behooren 2 officieren van ge zondheid en 1 apotheker. De schutterij is in 1902 rustende verklaard en heeft sinds dien tijd geen dienst meer gedaan. Een korps vrijwillige scherpschut ters van ongeveer 50 a 60 leden houdt van tijd tot tijd schietoefeningen, doch bezit geen militaire waarde, Voor de bescherming van de haven zijn de forten Nassau en Riffort; ze zijn van steen gebouwd, verouderd, maar worden goed onderhouden. Het fort Amsterdam en het Waterfort zijn als verdedigingswerken van geen be teekenis, daarin bevinden zich o. a. het hotel van den gouverneur, de woningen van de officieren, de gou- vernementsbureaux, de Protestantsche kerk, kazernes en andere militaire gebouwen. De bewapening van de forten be staat uit een 15-tal bronzen of ijzeren voorlaad kanonnen, welke, bij totaal gemis van artilleristen, door man schappen van de infanterie moeten worden bediend. Van de uitwerking van dit geschut is op groote afstanden of op gepantserde schepen niet voel te verwachten. De stad, de haven en de forten kunnen van uit zee met het tegenwoordige marine-geschut zeer gemakkelijk beschoten worden, zonder dat dit vuur door het geschut van het eiland beantwoord kan worden. By het beschieten van uit zee van de forten is het tegelijkertijd beschieten van de stad niet te vermijden. Op een batterij van het Waterfort zijn nog een viertal stalen achterlaad- kanonnen van klein kaliber, welke uitsluitend worden gebezigd voor het doen van saluutschoten. Op de andere tot de kolonie be- hoorende eilanden Aruba, Bonaire, St. Eustatius, Saba en St. Martin is geen krijgsmacht aanwezig. De eerste de beste gewapende vijandelijke schoener is bij machte, om, wanneer die eilanden niet door onze oorlogs schepen worden beschermd, ze zonder slag of stoot in bezit te nemen. De oplossing der Brfgooiersquaestie. Wij deelden reeds mede, schrijft het „Hlb.," dat het hoofdbestuur van de partij der gerechtigden tot de ge- meene heiden en weiden van Gooi land (de nieuwe partij) zich bereid heeft verklaard, te voldoen aan het verzoek van den minister van Bianen- landsche Zaken, mr. Heemskerk, om de noodige inlichtingen en gegevens te verschaffen aan de door Z.Exc., in overleg met den minister van Justitie, in het leven geroepen commissie ter oplossing van de bekende Erfgooiers- quaestie. Naar wij vernemen, heeft genoemd hoofdbestuur daarna van de commis sie ontvangen een groote vragenlijst, met verzoek de daarin gestelde vragen vóér 15 Augustus te willen beant woorden. Obk aan dit verzoek heeft het hoofdbestuur der nieuwe partij bereids voldaan. Volledig en breed voerig zijn alle vragen beantwoord en nog deze week zal de lijst aan de commissie worden toegezonden. De bijzondere spoed, welke de com missie, bestaande uit de heeren mr. H. C. Dresselhuys, administrateur bij het departement van justitie; mr. S. Gratama, raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden, en jhr. mr. J. H. J. Quarles van Ufford, administra teur bij het departement van binnen- landsche zaken, maakt, vindt zijn oor sprong in den wensch van minister Heemskerk om de erfgooiersquaestie voor het volgend voorjaar tot een op lossing te brengen. Zooals men weet, vormen de schaardagen steeds de woe lige periode in dezen rechtstrijd. Nog eens: gehuwde onderwijze ressen in de school De Vereeniging ter Behartiging van de Belangen der Vrouw heeft aan de Koningin het verzoek gericht, te willen vernietigen het besluit van den Ge meenteraad van Rotterdam, bekrach tigd door Ged. Staten van Zuid-Hol land, waarbij aan drie onderwijzeres sen eervol ontslag is verleend wegens huwelijk. Naar aanleiding van deze argumen tatie schrijft het „Chr. Schoolblad:" Wat eene belachelijke argumentatie! Ontslag wegens zoodanige verande ring van staat, waarbij de vrouw eenen verzorger krijgt, die op zich neemt haar te onderhouden, terwijl zij de huishoudelijke zorg aanvaardt en dubbel belast zou zijn, als zij nu nog eene betrekking moet vervullen, de krachten van lichaam en ziel volle opvordert, durft zulk eene eeniging eene straf noemen! En met verkrachting van a)le fe lijkheid komt ze met de walgeli wreede opmerking voor den dag, zulk eene vrouw, moeder geworc beter den weg tot de zielen van der veertig vreemde kinderen kan vin en betere opvoedster zal zijn dan ongehuwde onderwijzeres! Ach ja zal de traantjes van die kinder beter kunnen drogen, als zij dan de. aan haar eigen kraamkind, aan hoede eener vreemde toebetrouwd, thuis wellicht ook schreit en k wegens gemis aan moederzorg! Zal zij het misschien naar een crè moeten brengen? Met recht zucht men over schappelijke toestanden, welke ar' dersvrouwen, die moeders zijn, no zaakt om in fabrieken te werk waarin ze nochtans zonder sch: voor het werk, voor langeren of k teren tijd gemist kunnen worden. Maar in 't belang der school, die „hoogere waarde" van de ond wijzeres-moeder, begeert men h. boven de andere in de school! Wat eene brutale onteigeningB durft men zulk een offer eischen! Maar die vermeende grootere v< kieselijkheid is ook zoo leugenach mogelijk. Die ze hier voorwend liegen wel niet ze spreken h: slechts uit onbewuste onkunde, ziel lijk fanatisme. Ons huidig geslacht lijdt reeds one nerveuze verzwakking, anaemie e: Welke levenskrachtige kinderen zulk eene onderwijzeres-moeder wel t wereld brengen, die daar maand lang vóór de geboorte er van d hoogst zenuwvermoeienden schooh beid verrichtEn dan hare niet onj wone prikkelbaarheid in die period Denkt die Vereeniging daaraan nit Liegen zij dan, die den schoolarbe voor vrouwen zeer inspannend noem en verklaren, dat slechts de sterkst onder haar dien arbeid lang volho den, zonder zeer merkbare sporen het van verzwakking, hetzij van profes oneele bitsheid, te vertoonen? We hebben hier nog niet eens vj de ontwrichting der geboden verho dingen gesproken. Slechts wezen we op, wat natuur ervaring leeren. Vreemd genoeg, schijnt die Vere niging niet veel voor de belangen d ongehuwde onderwijzeressen te voele Zij zou anders overwegen, dat als c gehuwde haar natuurlijk eervol on slag krijgen, er plaats komt voor c vele ongehuwde die op plaatsir wachten. Voorwaar, Hare Majesteit ontvii ditmaal een zeer onvrouwelij adres Te Lochem, een liberale gemeent heeft de Gemeenteraad, naar aanle. ding van. eenige opmerkingen va Gedeputeerde Staten van Gelderlan besloten, in de verordening te doe vervallen de bepaling dat gehuwd onderwijzeressen drie maanden vo< een te verwachten bevalling hun on slag moesten nemen. Een zeer verstandig besluit, daa anders toch de verordening om dj bepaling zou zijn vernietigd. Dit- neemt natuurlijk niet weg, ook de Lochemsche Raad eene paalde gehuwde onderwijzeres z kunnen ontslaan, als zij maar B. en LW. tot ontslag wordt voorge dragen. Natuurlijk moet men zich daarbi door de beweging van enkele ondei wijzers-vereenigingen niet van d wijs laten brengen. Zoo is thans weer op de vergade1 ring van het Nederlandsch onder wijzersgenootschap te Haarlem n een motie betoogd, „dat ontslag we gens huwelijk in geen enkele veror dening kan worden opgenomen, al.' zijnde in strijd met de wet op het la ger onderwijs". Dat is inderdaad volkomen juist beaamt de anti-rev. „Rotterdammer' maar „het zegt niets om het standpunt der agitatiemenschen te rechtvaardi gen ftüiLLElON, (Naar het Eransch.) 51) „Stel u gerust, baronvan het eerste oogenblik af, heb ik u door grond en zeer goed gezien, dat er voor u slechts een weinig geluk noo dig was, om u weder op den goeden1 weg te brengen; dat alle rechtvaar- <digheidsgeivo|el nog diet in u verstikt was, en dat u zichzelf weder zoudt oprichten, wanneer een vriend u de hand daartoe reikte. Hoevelen zijn er niet, gelijk u, en zich eveneens moedig oprichten en een beter leven lijden zonden, wanneer men hun de behulpzame hand bood!" „Mijnheer," stotterde Barabas, „mijn verrassing, mijn verlegenheid, mijn dankbaarheid „Ja," vervolgde Guillaume, „ik geloof aan dat alles. U hebt een be treurenswaardig leven geleid.... mo gelijk bent u wieder in aanraking ge weest met de justitie. Verootmoedig u zelf niet te zeer tegenover mij, mijnheer, maar troost u, treed weder in het goede vaderland, arme banne ling. Ik voor mij heb slechts de taak yeryuld, .welke God mij opgelegd had, «Wiens zeer nederige dienaar ik ben. Komaan, wees gerust, ik zal uw geheim bewaren en over u wa ken, zoo gij u deze belangstelling waardig toont." „Mijnheer," antwoordde de baron, „het is mij een behoefte, te zeggen, wat mij op het hart ligt. Ja, ik ben slechts een arme drommel, die twaalf ambachten en dertien onge lukken gehad heeft; ja, ik heb eein strafbaar feit in de .gevangenis ge boet. Doch ik be,n in de maatschap pij teruggekeerd en voortaan, dat zweer ik u, is het mijn vaste voor nemen ©en eerlijk leven te leiden. Ik heb ontmoet, en dank daar God voor." „Komaan mijnheer," hernam Guil laume, hem (de hand reikende, „houd goeden moed, leef als ©en brapf Christen voortaan, en ik en vooral God zal u helpen. Maar laat ons thans op Malatesta terug komen. Deze .is een gewetanlooz© schurk. Wij zullen daardoor handelen." Welk ©ene" verdorvenheidEn zulk een man heeft nog verdedigers, zelfs bewonderaars! Hij vindt slachtof fers ook, doch wat zou datDe maat schappij neemt het zoo nauw niet!" Op dit oogenblik werd er aan de deur van het salon geklopt. D© ba ron trad weder in zijn rol van Hoog heid, de bediende bracht e<en briefje, zooeven door een knecht bezorgd aan het adres van den beer Guillaume. „Ja," zeide deze, „ik had gezegd, dat ik telgen acht uur hier zou zijin. Het is goied. Hij behoeft niet op antwoord te wachten." Hij nam het briefje aan, waarop de bediende zich verwijderd©!. Nadat Guillaume het gelezen had, zeide hij„Ik ben genoodzaakt u te verlaten, mijnheer. Men deelt, mij mede, dat alles gereed is en ik heb nog ee|n appeltje te schillen met den edelen markies, van wien zooeven sprake was." „Ik laat u niet alleen gaan, mijn heer!" riep de baron levendig uit; „ik kern dien markies te goed!" „Kom dan. als u het verlangt," antwoordde Guillaume met bewon derenswaardige kalmte. De baron schelde; en vroeg de re- kening. Zijne Hoogheid wierp1 eeni ge goudstukken op tafel en maakte zich gereed tot vertrekken. De patroon en zijne bedienden blei- ven overtuigd, dat een regeerend vorst, die incognito reisde, hun in richting met een bezoek vereerd had. Er zijn va,n die illusies, welke men iemand niet ontnemen moet. De ach tenswaardige restaurateur moge dus die! (zijne behouden. Guillaume steeg in het rijtuig, dat op hem wachtte. De baron stond er op hem te vergezellen. Zoo ver trekken zij samen in de richting der Champs Elysées. Het was bijna, pegen uur in den avond. De sterren schitterden aan den hemel op de lucht was bezwan gerd met de welriekende geuren, welke de herfsta vonden kenmerken en welk© de stad komie,n verfris- schen na een drukkendep dag. XIII. Het sloeg juist negen uur op de torenklokken in den omtrek der Champs Elysées, In het hotel van juffrouw D© Villefort was slechts een vertrek, gelijkvloers verlicht. Er was streng last gegeven aan de bedienden van het huis, dien avond 'slechts aan één toegang te verleer men'bn wel aan markies de Malates ta, die tegen pegen uur verwacht werd, en aan nog iemand, die uit naam vain den heer Falamon komen zou. Dit tweedei bezoek zou tegen half tien plaats hebben. De markies toonde zich een man van d© klok. Op het bepaald© uur, liet men hem in het salon gelijkvloers, hetwelk, als gewoonlijk, schitterend verlicht was. Hij kwam aan, gevolgd door ©en bediende, aan wien hij bevolen had, hem op d© binnenplaats der villa tei wachten, zonder ook slechts een oogenblik het rijtuig t© verlaten. De heer Malatesta was statig in het zwart gekleed. Hij droeg onder den arm een klein, koffertje van ro zen- en mahoniehout, waarvan het slot door een breeden, stalen knop aan het oog onttrokken was. Hij zette bet op den hoek der tafel, welk© midden in het vertrek stond, en nam zoodanig plaats, dat hij het steeds onder zijn bereik had. Dien avond zag het gelaat van den bezoeker bleeker dan gewoonlijk, doch zijn blik had niets van zijn zegevierende uitdrukking verloren de toon zijner stem was even bedaard en vast als anders. Hij wachtte vijf minuten, terwijl hij in zich zelf een wijsje neuriede. Eensklaps, ats bij plotselinge inge ving, stond hij op en maakte voor zichtig de tjeur open, welke toegang tot het blauw© salon verleende. Dit vertek was eveneens verlicht. D© Malatesta overtuigde zich dat de zich niemand bevond en sloot de deur weder. Aan de tegenoverge steld© zijd© van dit salon was eene serre. De markies opende de deur daarvan eveneens en nam, geheel ge heel gerust gesteld, zijn plaats bij het koffertje weder in. Er zou dus iets ernstigs gebeuren in het weelderig ingericht vertrek, waar alles van goeden smaak ge tuigde. Eindelijk vernam men lichte voet stappen in het zijvertrek; het was Rosalind©, die zich van de eerste verdieping naar het salon gelijk vloers begaf. Dien avond schitter den Rosalindas oogen buitengewoon. Hare gelaatskleur was matbleek en om haar mond speelde een kalm irlimlachie. Toen de Malatesta hare schoon, verschijning ontwaarde, kon hij eei gebaar van bewondering niet weer houden. „U schijnt volkomen hersteld b zijn van uw koortsaanval juffrouw sprak hij, eene buiging voor haaa makende. „Men zou geen kalmer en tevredener uiterlijk kunnen heb ben „En "waarom zou ik mij. voor mijn genoegen, ongerust maken* mijnheer?" antwoordde zij. op eene canapé plaats nemende. ..Alles ge lukt mij, boven verwachting. „Uw brief van heden morgen deel de het mij reeds mede, hernam de markies. Dus hebt u het enorme l>e- drag, hetwelk verlangd wordt.'' „Binnen een half uur zal het iri ons bezit zijn, mijnheer „Zcohet geld is dus nog niet in huis?" vroeg Malatesta ©enigs zins ongerust, terwijl hij werktuige lijk de hand naar het koffertje uit strekte „Het zal bepaald binnen een haif uur hier zijn Ik had geen lust zulk een groote som bij mij in huis te bewaren, als om de dieven in ver zoeking te brengen De markies onderdrukte met moeite een zenuwachtig gebaar, het welk misschien wel toom verried „Dat is zoo." hernam hij, zijn plaats bij het. koffertje weder inne- mlende „Zou ik u mogen vragen, juf frouw, of uw. voogd ook zeer ver- NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1908 | | pagina 5