Openbare Godsdienstoefeningen in de R.K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. Naaml. Yenn. „Drukkerij de Spaarnestad," De Martelaren uan Gorkum. No. 99, 2e Jaargang Zondag 23 Augustus. Gratis voor de Abonne's van de „Nieuwe Haarl. Courant' DER ABONNEMENTSPRIJS: Per week5 Ct Per KwartaaL40 Ct. Pranoo per post per kwartaal.50 Ct. UITGAVE VAN DE K1NDERHÜISVEST No. 29-31—33. HAARLEM. Direoteur: F. H. M. v. d. GRTENDT. ADVERTENTIE N: Van 1 tot 6 regelsf L20. Elke regel meer0.20. Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst ten minste 5 regels f 1.50; elke regel meer 0.30. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) 23 Aug. ZONDAG. lie Zondag na Pinksteren. H. Philippas Benitius, Belijder. 24 MRAÜAB. H. Bartholomeus, Apos tel. Dag van Devotie. 25 DINSDAG. H. Eregorius, Bisschop en Belijder. 26 WOENSDAG. H. Lodewijk, koning, Belijder. 'Z1 DONDERDAG. R. Joseph Galasanchius, Belijder. 2S VRIJDAG. H. Augostinus, Kerk leeraar, Bisschop en Belijder. 29 ZATERDAG. Onthoofding van den H. Joannes den Dooper. ,11de ZONDAG NA PINKSTEREN- Les uit den eersten brief van den H. apostel Paulus aan de Korinthiërs; XV, 110. Broeders! Ik maak u het Evan gelie bekend, dat ik u gepredikt heb, dat gij ook hebt aangenomen, waarin gij ook volhardt, waardoor gij ook zalig wordt, indien gij het, zooals ik het u gepredikt heb, vasthoudtof gij moest zonder reden geloofd hebben. Want ik heb u in de eerste plaats overgeleverd, wat ik ook ontvangen heb dat Christus voor onze zonden gestorven is, naar de Schriftenen dat Hij begraven is, en dat Hij op den derden dag verrezen is, naar de Schriften; en dat Hij gezien is door Cephas en daarna door de elf. Vervolgens is Hij gezien door meer dan vijfhon derd broeders tegelijk, van welke ■er velen tot nu toe in leven, eenigen echter ontslapen zijn. Verder is Hij gezien door Jacobus, vervolgens door al de apostelen; en het laatst van allen is Hij gezien ook door mij, die als de misgeborene ben. Want ik ben de minste der Apostelen, die niet waardig ben een Apostel genoemd te worden, omdat ik de Kerk van God vervolgd heb. Doch door de genade Gods ben ik wat ik ben, en zijne genade jegens mij is niet ijdel geweest. Evangelie volgens den H. Msrcus; In dien tijd verliet Jesus het gebied van Tyrus en begaf zich door Sidon naar de zee van Galilea, midden in het gebied der tien steden. En men bracht tot Hem iemand, die doof en stom was, en smeekte Hem, dat Hij hem de hand zoude opleggen. Hij nu nam hem afgezonderd van de schare tot Zich, en stak zijne vingers in deszelfs ooren en, gespuwd hebbende, raakte Hij deszelfs toDg aan en opziende naar den hemel, verzuchtte Hij en zeide tot hemEphphetadat is Word geopend; Eu terstond werden zijne ooren geopend, en werd de band zijner tong losgemaakt, en sprak hij goed. Hij nu gebood hun, dat zij het niemand zouden zeggen. Maar hoe meer Hij hun dit gebood, zooveel te meer vermeldden zij het, en zooveel te meer verwonderden zij zich, zeggende: Hij heeft alles wel gedaan I én de dooven heeft Hg doen hooren, én de stommen doen spreken Evangelieverklaring. llde ZONDAG NA PINKSTEREN. In het door het Evangelie van dezen Zondag verhaalde wonder, hebben de Kerkvaders gemeend twee onderwerpen te moeten onder scheiden het feit der genezing zelf en de zinnebeeldige beteekens daar van. Jesus heeft, zoo leeren zij, zijne goddelijke zending door dit wonder willen bewijzen, maar tege lijk door zinnebeeldige handelingen, die waarneembaar en gemakkelijk verstaanbaar waren, zedelijke waar heden willen verkondigen. Het geheele menschelijk geslacht leed aan geestelijke doofheid. De zonde van Adam belemmerde het te luisteren naar de stem der waar heid, die zich in de oorspronkelijke openbaring liet hooren, later door de aartsvaders en propheten her haaldelijk verkondigd werd. Zelfs toen het machtig woord van den Zoon Gods in Israël gehoord werd ontsloten zich niet alle ooren om de waarheid aan te nemen. Zoo waren er ten allen tijde dooven in geestelijken zin, en ook in onze dagen worden er nog velen gevon den die niet willen hooren naar de stem der genade en der waar heid. Ook stom zijn er zeer velen. God gaf den mensck het spraak vermogen om als een kind met zijn Vader de hoogste belangen te bespreken, om God te loven, Zijne Volmaaktheden te belijden, om uiting te geven aan de edelste ge voelens zijns harten. Doch wie stom blijft als spreken plicht is, wie de goddelijke waarheden niet belijdt, God niet dankt voor Zijne talrijke weldaden, hij maakt zich aan vele zonden plichtig. Vrijwillig doof ge worden, blijft de mensch ook dik wijls stom. De twee kwalen der ziel, zooeven besproken, zijn gevaarlijk in hare gevolgen en moeilijk te genezen. Zoude de Zaligmaker dit miet te kennen hebben willen geven door de wijze waarop Hij den doof-stom- me genas? Wij weten dat Jesus aan vele andere zieken de gezond heid teruggaf plotseling, door een enkel woord, door éêne daad van Zijn almachtigen wil. Ook nu had Hij aan dien ongelukkige door hem zijne hand op te leggen, zooals men Hem gevraagd had, het gehoor en de spraak kunnen teruggeven. Dit deed Hij echter niet, maar wilde vele zichtbare teekenen aanwenden. „Hij nam hem van de schare af tot zich afzonderlijk, en stak Zijne vingeren in des zelfs ooren, en ge spuwd hebbende raakte Hij zijne tong aan. En opziende naar den hemel verzuchtte Hij en zeide tot hemEphpheta, dat isword ge opend." Door die plechtige, indruk wekkende wijze van handelen leerde óns de goddelijke Meester hoe de in geestelijken zin doof-stomme kan en moet bekeerd worden. Eerst nam Jesus den zieke ter zijde en verwijderde hem uit het gedrang der schaar. Eveneens moet de zon daar uit het gewoel der wereld teruggetrokken, van de bedwelming der hartstochten bevrijd en aan eene verleidende omgeving ontrukt wor den. Jesus stak Zijne vingeren in de ooren van den doove. Door den vinger wordt hier afgebeeld de kracht van den goddelijken Zalig maker, die kracht welke hier werk zaam was om te genezen, en door een wonder aan den ongelukkige het gebruik der ooren terug te geven, maar die ook altijd in staat is om een ieder die naar den geest doof is, zoo volkomen te genezen dat hij luistert naar het woord der waarheid, dat hij niet langer de verleidende stem der zonde, maar de woorden des levens hoort. Het is die vinger welke de Egyp tische toovenaars moesten erkennen, toen zij de wonderen door Mozes gedaan niet konden nadoen, waar van ook de Zaligmaker sprak toen Hij tot de Joden zeide„indien Ik door Gods vinger de booze geesten uitdrijf, dan is voorwaar het Rijk Gods tot u gekomen." De H. Kerk vaders verstaan dan ook door dien vinger den H. Geest, die door zijne aanraking, dat is door de mededee- ling zijner goddelijke gaven, wijsheid en verstand geeft, en zoowel in de kennis van de bovennatuurlijke waarheden, als in den Goddelijken wil onderricht. Doch weten alleen is ter zaligheid niet voldoende, er wordt ook vereischt door woord en daad wat God geopenbaard heeft te belijden. Daarom raakte de Za ligmaker de toDg van den stomme aan met speeksel, wat volgens Jezus bedoeling beduiden moest dat de tong ontbonden werd om gemak kelijk te kunnen spreken, maar ook dat hem smaak gegeven werd in de bovennatuurlijke dingen, en den moed ingeboezemd om het geloof in Jezus Godheid te belijden. Naar het lichaam werd de stomme van zijn gebrek genezen, maar zinne beeldig gaf de Goddelijke Leer meester te kennen dat de ontbon- dene tong van den Christen niets wat kwaad is uiten mag, maar de woorden Gods moet spreken. Nog dient opgemerkt dat de Zaligmaker vóórdat Hij het machtwoord: Epa- pheta, dat is: wordt geopend uit sprak, ten hemel opziende verrichtte, bit was tegelijk een medelijdend en biddend zuchteneen medelijdend over de ontelbare ellenden, die door de zonden over hei menschelijk ge slacht zijn gekomen, maar ook een biddend zuchten, niet alsof Hem nog eerst de macht van boven moest gegeven worden om het wonder te kunnen verrichten, waartoe Hij be sloten had, maar om te kennen te geven, dat niet dan met de mach tige hulp van God de geestelijke doof- en stomheid te genezen zijn en de zondaar, wil hij uit zijn er- barmelijken toestand opstaan, dit van den vader aller barmhartig heden met een dringend bidden moet vragen. „Terstond werden de ooren van den doofstomme geopend en de band zijner tong werd los, en hij sprak goed". De goddelijke Macht van den Verlosser openbaarde zich hier wederom in de uitwerking van Zijn machtwoord. Nauwelijks heeft Hij dit gesproken, of de zieke is genezen. Op het Ephpheta volgde onmiddeiijk het volledig gebruik der zintuigen. Al de beletselen zijn weggenomen: De ooren zijn niet langer gesloten, de tong niet lan ger gebonden, hij hoort mot juist heid wat men zegt, en hij spreekt goed en verstaanbaar. Aan de belangstellende vrienden, die den doofstomme tot Hem ge bracht hadden „gebood Jesus dat zij het aan niemand zouden zeg gen". Vele redenen hebben .Jesus dit gebod in den mond gelegd. Vooreerst wilde Hij een bewijs geven van ootmoedigheid. Hij wilde ons leeren onze goede werken niet te doen om roem te verwerven bij de menschen. Een tweede reden voor Jesus verbod mogen wij vin den in de omstandigheden waarin Hij het besproken wonder ver richtte. Jesus bevond zich in een meeren- deels heidensche, derhalve van Hem afkeerige landstreek, en zijne ge zworen vijanden waren er steeds op uit om Z'jne wonderen in een verkeerden zin uit te leggen, en zelfs aan de medewerking des dui vels toe te schrijven. Aan die ergenis- nemers wilde Jesus geen voet geven, en daarom beval Hg er niets van te zeggen. Maar bij deze gelegen heid werd aan het verbod des Zaligmakers niet gehoorzaamd. Een levendig gevoel van dankbaarheid overstemde bij de menigte bet ge voel van plicht. „Hoezeer Hij ook gebood te zwijgen, zij maakten het des te meer bekend, en des te meer waren zij in verwondering en zei den Hij heeft alles welgedaan, en de dooven heeft Hij doen hooren, en de stommen doen spreken." Volgen wij die schare na en maken wij de weldaden bekend die God ons zoo talrijk geschonken heeft, dan maken wij een goed ge bruik van onze tong door ze Gods lof te doen verkondigen en zullen daardoor steeds nieuwe en grootere weldaden over ons doen nederdalen. Uit het Fransch vei-taald (Vervolg;. Een of ander van de strijders had eanige zwakheid getoond, ©enigen openbaarden een wellicht overdreven afschrik van den dooi. Maar in dien allen niet dezelfde mat© van vastberadenheid bezaten als Loonar- dus Vecbel, den ©delen gloed van Nicolaas Pieck of van Nicolaas Jans- sems, d© kalmte van JVillehald, van Nicazius of Godefridus van Duij- nen, toch hadden allen jie ontberin gen in id© gevangenis en den hoon op straa ondergaan, zonder dat één afvallig was geworden. D© smart welk© de afval van ©en van hen aan de priesters van Onzen Heer Jezus Christus veroorzaakte, was de, groot st© beproeving waarvan zij alvorens hun marteldood te volbrengen, do bitterheid moesten smaken. De ©er st© die haar teweegbracht was de arm© broeder Henricus. Hij be hoorde tot hen, dia van het begin der gevangenschap af, door d© vrees voor de straffen voor den dooi, was ge kweld geweest. De weinigs edelmoe digheid welk© hij bij het eerste ver hoor had getoond en waarvoor de beulen hem hadden beloond door hem van zijn broeders te scheiden, open baarde hij aan pater Antonius op den weg naar de terechtstelling. Maar toen hij zich in de schuur bevond on der die balken, waar de half naakte en verwonde lichamen der martela ren zich o p een lijn begonnen te plaatsen en in de ruimte droevigs slingeringen te maken, gevóelde de jongeling, hij was pas achttien jaren ©en onuitsprekelijken angst voor den dood. De beulen evengoed als de belijders bemerkten zulks en terwijl zij hem toeriepen: Moed en vertrouwen, verzuimde de predikant niets om hem te doen afvallen. Men vroeg hem hoe oud hij was. Hij ant woordde: Slechts zestien jaar, door dezen leugen trachtend de beulen! tot medelijden met zijn lot te be wegen. Nauwelijks had hij deze daad van zwakheid bedreven of hij be zweek voor den aandrang van den predikant en verkreeg hij, zijn ge loof veranderend, de vrijheid. Da delijk maakte men hem los en liet men hem uit de schuur gaan; hij kon van de plaats waar hij stond, de verdere gebeurtenissen gadeslaan- Dez© slag was voor de andere mar telaren verschrikkelijk. Zoo dicht hij d© kroon ©n haar met voeten tre den, terwijl door den leeftijd van den jongeling haar glans nog meer zoude hebben geschitterd. Bij het gevoel van medelijden met hun jeug digen broeder voegde zich dat van verontwaardiging tegen den Calvi nistischer. predikant die den afval had veroorzaakt. Bij pater Hieronymus uitte zich dat gevoel op eene nog al brutale wijze. Bij gemis van den overste reeds aan den balk gehangen, was hem de verantwoordelijkheid voor zijn broeders opgedragen. Op het oogenblik dat de afval van Henricus geschiedde, besteeg Pater Hierony mus de treden van den ladder. Zon der op het moeilijke oogenblik waar in hij zich bevond, acht ta slaan en blijkbaar door smart overmand, nam hij God en zijne heiligen tot getuige van het geweld dat men een arm kind zonder ondervinding of verdediging had aangedaan. Op dat oogenblik richtte de predikant het woord tot hem, zeggende geen heili gen te moeten aanroepen maar zich Gode aan te bevelen. Den zielen- moorder van zijn broeder aanziende, kon pater Hieronymus zich niet in houden. „De dood jaagt mij geen geen vrees aan, antwoordde hij, maar ik ben gegriefd over het misbruik van de zwakheid van dezen novice hebt gemaakt. Achteruit, ellendige, achteruitGij medestander van den Satan." Deze woorden gingen ver gezeld van een geweldigen trap met zijn voet die hij van de hoogte des ladders aan den verleider gaf. De trap kwam zoo goed aan dat de pre dikant achterover op den grond viel. Zeker, dat is geen heldendaad van een martelaar, maar zij zouden! slecht afkomen om zich daarover te ergeren, zij, die zoo gemakkelijk uitvluchten voor ander© buitenspo righeden vonden. In het oog van! den Christen is het feit om eene ziel te verleiden veel schuldiger dan dat, hetwelk het verlies van leven en eer na zich sleept. De drift van Pater Hieronymus is niet goed te keuren, maar de rechtvaardigheid en de bil lijkheid noodzaken ons die te be grijpen en te verontschuldigen. Hij zelf herstelt zijn fout, hoe hij zijne schuld bewust was door met heldhaftig geduld de overmaat van wreedheid te lij den, welke de beulen aan zijne pijnen toevoegden. Want meh raadt de uitbarsting van woede, welke bij de beulen werd opgewekt door de onverwachte daad van den. Pater-Vicaris. Zij wierpen zich als wilden op hem, en slechts nadat zij hem met slagen in het gezicht, op den borst en in al zijne ledematen! hadden gepijnigd, wierpen zij hem in de ruimte terug. Tot het laatste oogenblik hield hij niet op met bid den en zijn© broeders moed in te spreken. Eenig© oogenblikken later viel ook Pater .Wilhelmus van zijn geloof af. Deze tweede afval nog treuriger dan den eerste, omdat hij onherstelbaar was, bedroefd© de martelaren, maar verwonderde hen niet. Wil weten reeds, dat hij, jdie zich daaraan schul dig maakte, in het minst geen voor beeld van een geestelijk© was. Te Gorcum was hij uit het klooster ont vlucht, en het was dus niet waar schijnlijk, dat hij zich oprecht zou bekeeren. Gevangen© als zijn mede broeders, had hij, wij we tien met welk© lauwheid, hunne ontberingen en lijden gedeeld. Gelijk aan Jac ques Lacops van Monster en aan! DE OFFICIEELE KERKLIJST VII, 31—37.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1908 | | pagina 9