DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
-ws. ionT- ICBtra 1M
katholieken en
Protestanten.
BUITENLAND.
De dochter van zijn
Overste.
L51 n Kier teker .vreemd, juf-
**§0812 i
l(in«Sepliiiisir@&f 2©«l§l»S3f Haarlem
'Wind, O"
lieldS'
S. Bu
teTei"*
Ift»J
Ha>'
est-i
ÖINSDAG 25 AUG. 1908.
S8,t9 Jaargang No. 6669
AB0MBMEST8PKIJS:
8 maanden voor Haarlem 11.36
Voor de plaateen, waar een agent ia gevestigd (kom der gemeente) l.SS
V oor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,80
Aiaoaderiijka nummers0.05
Bureaux van Redactie en Administratie;
Snier». TeiefffiK^sflsamsiser S42BS.
PBUS DEB ADVEBTENTIËN:
Van 16 regelsf0.60 (contant)f 0.50
Elke regel meer,0.10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent ner advertentie contant
Alle betalende abonnés op dit blad aljn, volgens de bepalingen en onder de beperkingen op de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor bedragen van:
Sllll OV6r li 1111 hand of voet. i li IJ éénoog. I IIII éen duim.
schiktheid tot
werken.
verlies van
éen
wijsvinger.
•ULDEN bij
verlies van
éen anderen
vinger.
De uitkeering dezer bedragen wordt gegarandeerd door de Maatschappij „Ocean", Bijkantoor voor Haarlem, Nieuwe Gracht 11.
Iü ons buitenlandseh nieuws heb-
®Q -wij verleden week reeds met
«aige woorden gesproken over de
Magistrale rede, die Mgr. Dr.
ybdreas Jansen, de bekende kunst-
jpeerde, historicus en literator, op
®h Dusseldorfscben Katholieken-
heeft gehouden.
Die rede, waarin de Christelijke
jMlitiek gerechtvaardigd en de Ka-
tiolieke dlJiantiepolitiek duidelijk
^'teengezet wordt, is voor velen on-
®r een leerzaam stuk, afgezien nog
,8-h den schoonen vorm, die het
6zen ervan reeds een genot maakt.
Wij meenen daarom goed te doen,
?lQ pakkende toespraak in haar ge-
^eel hier op te nemen in enkele
vervolgartikelen.
Voor weinige weken, dtn 13n
werd in mijn vaderland het
gedenkteeken van dr. Schaepman
J»thuld, dat men den grooten man,
l® voorde Katholieken van Duitsch
land
geen onbekende is, oprichtte
Voor het Priester-Seminarie, waarin
vanaf den tijd, dat hij na de
Voltooiing zijner studiën, voor goed
j11 zijn vaderland terugkeerde, ge-
e®ft en gewerkt heeft. In grooten
§®tale waren mannen en vrouwen
V^q alle provinciën, van eiken stand,
Vaa dike godsdienstige gezindte, van
Mke partij en richting, daarheen
Séstroomd, en in hun midden be
vonden zich hoogst aanzienlijke ver-
®geawoordigers van het geestelijk
®h burgerlijk gezag: de metropoli-
Man der Nederlandsche Kerkpro
vincie, de hoogeerwaarde Aartsbis-
^ilop van Utrecht, verschillende
Ministers van de Kroon en de Raad
Van de gemeente Driebergen. Tot
pze autoriteiten richtte zich de
eestredenaar allereerst met de
Volgende woorden:
„Tot wien zal ik, staande aan den
Voet van Schaepman's monument,
Mij eerder richten dan tot U? Gij
*$t voor ons de vertegenwoordigers
er geestelijke en der burgerlijke
j^acht, aan wier beider weldadige
poischappij de man, dien wij hier
huldigen, zyn machtig weten, zijn
Volkrachtig willen, zijn vorstelijk
leven heeft geschonken. Uw
samentreffen op deze plek mag mede
een vrucht heeten van het roemvol
verleden van dezen grooten staats
burger, een eere voor ons volk van
heden, dat vrijheidlievend, breed,
verdraagzaam, groot is in alles,
waarin een klein volk groot kan
zijn, en een hoopvolle voorspelling
van de toekomst; want het kalme,
vredelievende Nederland zal den
broedertwist niet kennen, die bui
ten onze greDzen zoo veler geesten
verduistert, zooveler harten ver
steent, zooveel strijd doet ontbran
den, waar de liefde moest heerschen.
„Hoe ongekend vreemd het elders
misschien zou worden opgenomen
hier in ons land mag een Roomsch
geestelijke spreken voor een schare,
die, het volk in al zijn geledingen
vertegenwoordigend, samenstroomt
voor het huis, waar een Neder-
landsch priester heeft gewerkt en
gezwoegd, waar een priesterlijk Ne
derlander heeft geofferd de hoog
heilige gave van zijn gekruisten
God, maar ook geofferd heel
zich zeiven aan al wat waar en
goed en schoon is in zijne Kerk
en in zijn Vaderland.
„Toch! als ik er aan denk, voor
wie en voor wat ik hier optreed,
dan wordt de gedachte, dat ik vóór
alles mijne verontschuldiging heb
aan te bieden, slechts weggestooten
door deze andere, dat ik vóór alles
hulde heb te brengen als ware
bet in Schaepman's naam aan
de ruimheid, de onbekrompenheid
van allen, die hier samenkwamen,
van welke belijdenis, partij of rich
ting zij mogen zijn, en ik kwijt mij
van dien plicht uit de volheid
mijner overtuiging en het diepste
van mijn hart."
Deze beteekenisvolle woorden,
welker waarheid gestaafd werd door
den bijval, welke zij in hetgebeele
land gevonden hebben, zullen voor
de Katholieken, en ik meen ook te
mogen beweren voor vele, voor
zeer vele Evangelische Christenen
van Duitschland, klinken als een
sprookje uit een hun onbekende
betere wereld. Deze woorden geven
immers te verstaan, dat bij hun
stamverwant, klein naburig volk
zulk een gelukkige toestand heerscht,
zooals zij dien sinds jaren voor
hun groot en schoon Vaderland
met een vurig hart wenschen.
Om zulk een toestand hier in
gang te doen vinden en te bevor
deren, heeft de doorluchtige drager
van het hoogste gezag in het Rijk
herhaaldelijk behartigenswaardige
woorden gesproken, verheffen de
Duitsche bisschoppen, met name
Zijne Eminentie Kardinaal Antonius,
Aartsbisschop van Keulen, steeds
opnieuw hunne stem, houden de
Katholieken van Duitschland in
hunne overgroote meerderheid, te-
zame met vele niet katholieke
mede-Christenen, niet op al het
mogelijke te doen (levendige bijval)!
Niettemin schijnt heden ten dage
de zoo vurig verlangde vrede tus-
schen de twee groote Christelijke
belijdenissen in Duitschland verder
verwijderd dan ooit te voren. Daar
om heeft het Comité tot voorbe
reiding van de 55e Algemeene
Vergadering van Duitschland's Ka
tholieken, welke zoo dicht nabij
de Nederlandsche grens gehouden
wordt, gemeend een Nederlandsch
geloofsgenoot te moeten uitnoodigen,
om uiteen te zetten, hoe men in
Holland, waar men, gelijk bekend
is, eeuwen lang een heftigen confes-
sioneelen strijd gevoerd heeft, tot
dien voorbeeldigen en zevenrijken
vrede tusschen de twee belijdenissen
gekomen is. En het richtte die
uitnoodiging tot een Hollandschen
Katholiek, die in Duitschland een
aanmerkeiijken tijd van zijn jeugd
geleefd en een deel van zijn ont
wikkeling opgedaan heeft, en daar
door Duitschland bijna als zijn
tweede Vaderland heeft liefge kregen,
zoodat hij den loop der gebeurte
nissen daar nagenoeg met gelijke
belangstelling volgt als in zijn eigen
Vaderland (Bravo).
In een der laatste Algemeene
Vergaderingen van Duitschland's
katholieken heeft Zijne Eminentie
Kardinaal Ferrari een kernspreuk
verkondigd en bepleit, welke in
geheel de katholieke wereld een
ondubbelzinnigen weerklank heeft
gevonden, Germania docet",Duitseh
lana leert
Mij is hier de taak opgedragen
een soortgelijke kernspreuk te be
pleiten: „Hollandia docet," Holland
leert
Onder Holland moet dan, het
spreekt van zelf, niet enkel het
christelijke - geloo vige katholieke,
maar het gehiéle christelijk-geloo-
vige volk van Holland verstaan
worden; daaronder zijn begrepen
al degenen in mijn Vaderland, ten
minste in hun groote meerderheid,
die op de vraag, welke de Heiland
bij Caesarea Phiüppi tot zijne Apos
telen richtte„Gij dan, voor wien
houdt gij Mij dan?" met Simon
Petrus het rondborstige antwoord
gaven„Gij zijt Christus, de Zoon
van den levenden God" (levendig
bravo Derhalve zullen de leering
en het voorbeeld, welke dit Hol
landia Christiana geven, niet enkel
den katholieken Christen gelden,
maar al de geloo vige Christenen
van alle natiën, al degenen in de
wereld, die, wijl zij de belijdenis
van Petrus herhalen, met een ge
loo vig hart het oor leenen aan de
Kerstmis-boodschap„Vrede op
aarde den menschen, die van goeden
wil zijn" (levendige bijval).
Wat ik tot bemoediging en tot
troost van alle, naar vrede verlan
gende christelyk-geloovigen in
Duitschland vóór alles op te mer
ken of eigenlijk op den voorgrond
te stellen heb, is, dat de overgang
van den toestand van de bitterste
vijandschap tot dien van den tegen-
woordigen vrede en van het een
drachtig samenwerken tusschen de
twee groote christelijke belijdenis
sen, zich in mijn vaderland gedu
rende het tijdsverloop van slechts
weinige decennia voltrokken heeft.
Ik overdrijf niet, wanneer ik be
weer, dat omstreeks het midden
van de vorige eeuw bij geen enkel
Nederlandsch Katholiek of Protes
tant de gedachte of de hoop ook
maar kon opkomen, dat in afzien-
baren tijd de aanhangers van de
twee belijdenissen vreedzaam zouden
kunnen samenwerken, en dat is
bij den thans hopeloos schijnenden
toestand in Duitschland, voor allen,
die naar vrede uitzien, een gegronde
rede om niet te vertwijfelen (leven
dige bij val).
Wordt vervolgd.)
ENGELAKD.
Vlootplannen.
En is toch wel zoowat aan geweest
van het zoo hoog tegengesproken be
richt der groote vlootplannen van de
Engelsche regeering!
Althans, de zoo vaak goed-ingelichte
„Observer" deelt nu mede, dat zoo er
onder de leden van het ministerie al
geen overeenstemming bestaat ten
aanzien van het voornemen om eene
leeniDg te sluiten, of zelfs van de
wenschelijkheid om daartoe over te
gaan, allen het toch eens zijn over
de noodzakelijkheid, om geld te vinden
voor de vloot.
De Engelsche regeering zou ook de
meening zijn toegedaan, dat het noodig
is een programma voor de vloot vast
te stellen voor een tijdperk van 4
jaren, d. i. tot na 1911; in dien tijd
zou Duitschland in staat zijn om de
wenschelijkheid te overwegen van eene
entente met Engeland, ten opzichte
van de vlootkwestie.
Volgens de „Observer" zal het En-
gelsch vlootprogram den aanbouw van
30 slagschepen van de typen „Dread
nought" en „Indomitable" moeten
omvatten, waaraan naar verhouding
andere 6chepen, kruisers enzoovoort,
zullen moeten toegevoegd.
Leve de wereldvrede, niet waar?
TURKIJE.
De ontevredenheid, groeit.
Het blijkt meer en meer, dat de
Jong-Turken, die zoo finaal alles
opeens wilden afbreken wat van het
oude systeem was, niet zoo spoedig
kunnen opbouwen en dat daar
door natuurlijk een toestand van
onzekerheid, ontevredenheid en onrust
ontstaat, die ernstige gevolgen kan
hebben.
Daar komt nogbij, dat de kwestie
der verschillende nationaliteiten.
die in het Oosten zoo penibele kwestie
weer opdrukt. De eerste verbroe
dering is vergeten, en de niet-Turksche
nationaliteiten mepperen al.
Vooral de Grieken en Serviërs in
Macedonië zijn ontstemdwant door
een vermindering der agitatie in
Macedonië zouden zij het meest ver
liezen. Ih den laatsten tijd waren zij
in het voordeel tegenover de Bulgaren,
wier optreden door tweedracht in
eigen boezem verlamd is en die niet
opkonden tegen het stelselmatig wer
ken der Serviërs in Kossovo, der
Grieken in Monastir.
Voor die nationaliteiten zou de
vertegenwoordiging in het Turksche
parlement slechts zeer klein zijn en
dus niet veel te beteekenen hebben.
Onder deze omstandigheden meent
men, dat het van de leiders der
Jong-Turksche beweging niet heel
verstandig is, in hu^ kiesprogram den
eisch te stellen, dat voor het middel
baar en hooger onderwijs slechts de
Turksche taai zal worden toegelaten;
want door dien eisch vervreemden zij
de Serviërs, Grieken, Bulgaren, Koetzo-
Wallachen en Albaniërs van zich, op
wier steun zij rekenen moeten, als zij
met succe» hun staatkunde willen
voortzetten
De ontevredenheid der Serviërs uit
zich in toeneming der Groot-Servische
agitatie in Bosnië en Kroatië-Slavonië.
Die agitatie blijkt uit het onjuiste
gerucht, dat de Mohammedaansche
elementen in Bosnië onrustig zijn en
neiging tooDen het bestuur van Oosten
rijk Hongarije af te schudden.
Intusschen, Oostenrijk kon thans
niet dwazers doen, dan de staatsrech
terlijke betrekkingen tot het geoccu
peerde gebied te wijzigen
MAROKKO.
De nieuwe toestand.
Abdul Azis heeft afgedaan.
Zelfs de Fransche kranten praten
er niet meer over, dat hij als Sultan,
aan zal blijven: alleen zegt de
„Temps", dat als hij nog een leger
kan verzamelen om zich heen,
Frankrijk heeft te wachten met de
erkenning van. Moelai Hafid, maar
dat anders voor Europa niets beters
te doen is, dan den nieuwen Sultan
te aanvaarden.
En zoo rebeneeren ook de ander©
bladen.
Merkwaardig .is het dat tie toon
van alle Fransche kranten zoo op
merkelijk kalm is: afwachten wat
de andere mogendheden doen, en dus
ons er bij neerleggen, dat is wat
men algemeen schrijft. Vermoedelijk
zou de .toon wel een beetje hooger
zijn geweest als niet Abdul Azin,
maar Moelei Hafid zoo finaal versla
gen ware geweest!
Naar het heet heeft Abdul-Azis te
kennen gegeven, dat hij van denj
troon zal af stand doen en het land
verlaten om zich neer te zetten te
Damaskus. Hij wil niet wonen in
een Moslemsch land, waar Europea
nen iets te zeggen hebben Daar iii
Syrië wil hij afwachten, of en wan
neer hij naar Marokko zal tarugbeo-
ren.
De uitroeping van Moelai Hafid
in de kuststad Tanger is met heel
veel blijdschap ontvangen: 't volk
was enthousiast.
Eerst wilden Abdul Azis ambtena
ren er niet aan, maar toen het een
maal zoover was, liepen ze met pak
en zak over, zooals we gisteren al
zeiden.
El Menebi, de vertegenwoordiger
van Moelai Hafid en door dezen)
reeds aangesteld als minister van
buitenlandscbe zaken, verzocht, op.
raad van het Engelsche gezantschap,
dat men enkele dagen zou wachten
met de uitroeping, opdat Azis denj
tijd zou hebben, afstand van den]
troon te doen, wat hij verwachtten
De Marokkaansche grootwaardig-
heidsbekleeders verlangden echter
de onmiddellijke uitroeping en er,
werd overeengekomen dat El Me-
nedi en El Gebbas, de vertegen woor-
woordiger van Azis, naar den Frap-
i-fcUILLËION,
2)
Heel openhartig antwoordde ze
'Marom
Indien u me vergezellen wilt,
riteer de majoor, ver is het niet
|8Bi.d Was gelukiger dan' opze S£in-
^hiayétr 2 „Majoor' hajdi ze hem! ge-
.O, din lieve onschuld
Majoor! Zou ik er dan zoo oud uit
een dacht hij.,
Zwijgend gingen ze eenigen tijjd
rfast elkander voort, Wintermayer,
•bü an<^Je:r3 hooit verlegen was to-
dames, vopjd eerst lapt iets,
viü 90 Beö gesprek over aan te knoo-
Bsa i
L lYoorlöopig wel.; Wjö gijn hier
^^0 QiftfllEi earner d
g En hervalt het u hier goed
**-! (Tod nu, toe heel goed!,
k/""1 Zijiï uwe ouders hier komenj
Ik heb alleen nog maar een]
.ader; mijne moeder is reads lang
°od. Ik ben juist uit het pension]
«tomen.
En dus volleerd nu?
j Hoe u het wil noemen, meneer
-J?ajoor.
•Weer dat „majoor" dacht Winter-
stemcf' T^ek aa<nftenaam hierdoor ge-
>Wieer ©ene pauze in het gesprek.
sfiT Blijft u hier voor goed in deze
wonep, juffrouw?
Ik denk het wel, menaer da
majoor. Het moet hier heel gezellig
zijn niet?,
O zekerHet groote garnizoen
reeds dat brengt al heel wat leven
aan. In den winter volgt de eene
uitspanning ojp de andere. Rijdt u
ook schaatsen, juffrouw?
Natuurlijk! U, toch ook?
Zeker en doet u ook aan fiets-
Nog niet; papa vond het tot
nu toe niet goed. Maar u rijdt zeker
wel fiets?
Nog niet, maar ik wil het gaan
leenen. En u, juffrouw, u niet
(Wanneer papa, het goed vindt,
zeker!
Nu dan zullen we maar hopen,
dat uw papa er in toestemt.
Papa is niet zoo streng, en ik
kan hem er misschien toe overha
len.
Dat wil ik geloovenOverigens
ben ik helaas nog geen majoor, juf
frouw maar kapitein
Neem u me niet kwalijk, ka
pitein Indien papa wist, dat ik nog
eene vergissing beging!
„Een soldatenkinddacht iWdn-
termayer. Daarop hernam hij
In het pension heeft u zeker
geen gelegenheid gehad met militai
ren in aanraking te komen!
Neen, in 't geheel niet.
Onderwijl waren ze voor een groot
huis gekomenhet bakvischje scheten
hier te wone;n.
Wintetmayer was tnog niet vol
daan. Hij was nog niet haar naam
en stand onbekend. En danwan
neer en hoe elkaar weer te zien!
Het meisje scheen zijn© gedachten
te raden, ze kwam aan zijne wen
schen op de gelukkigste wijze te
gemoet.
Wil u mee naar binnen gaan,
kapitein, papa is zelf een militair
en zal u zeker graag leeren kennen.
Al te vriendelijk juffrouw.
Wanneer het echter niet wat laat in
den avond is.
O, dat is niets, komt u maar
mee.
Ze gingen de stoep op.
Neemt u me niet kwalijk, juf
frouw, dat ik me nog niet voor-
steldei Mijn naam is Wintermayer.
Zeer aangenaam, kapitein.
Een dienstbare geest opende ide
deur en liet de jong© juffrouw en
haren beschermer binnen. Het meis
je bracht hem in de ontvangka
mer, verzocht hem plaats te namen
en verliet den dapperen Winter
mayer. Deze zag eens in d© kamer
rond, die een zeer voornamen in
druk maakte, en dacht er over na,
waarmee hij den straks verschijnen
den „papa" zou aanspreken. Naar
omgeving te oordeelen, bezat d© „pa
pa" vermogen. Het dochtertje zoo
tegemoetkomend misschien, mis
schien Duizend gedachten door
kruisten zijn brein. De ongelukkige
oefening van vandaag schoot hem
ook weer te binnen. Is het dan wer
kelijk de moeite waard, nog
eenige jaren onder den nieu-
wfen strengen kolonel te die
nen? Wachtte hem niet een ge
lukkig leven ver van deze stad,
ver van het militaire Leven noem
de hij niet een klein landgoed zijn
eigen, eejn landgoed, waar alleen een
meesteres ontbrak. En deze kleine,
zou ze niet eene allerliefste vrouw
worden? Misschien, misschien!
Het meisje kwam weer binnen.
Papa komt dadelijk; hij ver
heugt zich er zeer op, mijn bescher
mer te leeren kenen.
Reeds werd de deur van de naast
gelegen kamer geopend. Wintermay
er deed een schrede voorwaarts, zette
zijn vriendelijkst gezicht en wilde
juist zijn mond opendoen, toen...
toen hij tegenover dep gestrenge van
vanmiddag stond, tegenover zijn
nieuwen, kolonel!
Overste, ik was zoo vrijik
verzoek u
Heel goed, mijn beste Winter
mayer. 'tls een aardig toeval! Het
doet mij plezier u bij me te zien1.
Mijn dochtertje heeft in u een bege
leider gevonden -ik dank u daar
voor
Daarbij gaf hij Wintermayer eene
hand.
Nu was het dochterje verrast.
-Kent u den kapitein Kent u
papa
Wij kennen elkaar, mijn kind,
en ik hoop dat we elkaar nog heter
leeren kennen. Eene oefening is im
mers niet beslissend, beste Winter
mayer, een ieder beeft zoo eens zijn
ongeluksdag
II is wel goed, overste. Ui was
vandaag verbazend ongelukkig
Het bewustzijn, voor het eerst voor
een nieuwen kolonel op te treden,
heeft zijn invloed te sterk op m©
laten gelden.
Er komen rustiger dagen, beste
WintermayerGa zitten
Elsa, waar zijn de sigaren
Elsa ging ze halen.
De goed© Wintermayer had wer
kelijk indruk op haar gemaakt. Een
mood© man, niet meer in d© eerste
jeugd misschien had zij hem er
te liever om. Zoo goedig, zoo ver
trouwenwekkend.
U woont hier reeds lang, Win
termayer, en zult mij zeker wel over
het een en ander willen inlichten.
Uit een egoïstisch oogpunt komt uw
bezoek mij zeer gelegen.
Elsa verscheen met het sigaren
kistje.
,U blijft den avond hier toch
doorbrengen, beste Wintermayer?
Overste, deze goedheid, ik weet
niet, waarmee ik die verdien.
Och watHier is vuur. Wil
je aan da huishoudster zeggen, dat
we een gast hebben voor het souper,
Elsa? Heel eenvoudig, beste Winter
mayer, w ij zullen er geen drukte van
maken.
Elsa ging _d© kamer uit en tus
schen de beid© beeren ontwikkelde
zich weldra een levendig gesprek.
Wintermayer zag in de kolonel al
heel gauw niet meer den „gestren
ge" de vriendelijke toon, welkenj
deze aansloeg, deed hem bijzonden
goed en weldra spraken ze met el
kaar als twee elkaar sedert jaren!
kennende krijgsmakkers. Winter
mayer kon zijn overste veel van bet
gezellig© leven in de stad vertellen,
en de overste leerde in zijn gast
een evraren man kennen, die de zeld
zame eigenschap bad van ware in
nerlijke, beschaving. Over het mili
tair© leven sprekend, vertelde Win
termayer, dat hij geloofde zijn „hoog
sten rang" te hebben bereikt, en|
daarom er aan dacht, ide militair©
loopbaan vaarwel te zeggen. Zijn
klein landgoed aap den Rijn wachtte
op zijn eigenaar en een© eigena
res.
Wintermayer gevoeld© zich eerst
recht op dreef, toen Elsa ook aan
gesprek deel nam. Het meisje wist
onderhouden mee te praten, zoodafl
Wintermayer steeds meer behagen,
in haar begon te krijgen.
Het souper, hoewel eenvoudig, be
wees dat de dochter ook in de huis
houdelijke zaken thuis was.
Het was reeds laat, toen Winterm
mayer het gastvrije huis verliet..
Toen hij zich te slapen legde, had
hij, niettegenstaande zijn ongelukki-
gen oefeningsdag, het bewustzijn,
eene groote overwinning te hebben
behaald.
Bij de volgende veldoefening had
Wintermayer zijn kalmte en zeker
heid herwonnen. Zijne vrienden ver
baasden zich over de groote veran
dering, welke ze. in hem opmerkten.-
Toch kon Wintermayer niet lang da
lokstem: „Naar den Rijn, naar den
Rijn!" weerstaan.
Eenige weken later waren alle bee
ren van het regiment aan een diner
vereenigd. Wintermayer nam af
scheid van hen hij had op zijn
verzoek eervol ontslag gekregen en
was met den titel „majoor" gepen
sioneerd.
De kolonel hield eene afscheids
rede. Wintermayer bedankte en noo-
digde de hoeren voor een feest uit,
dat hij weldra zou geven, om zijn©
verloving met Elsa de dochter van
den „gestrenge te vieren.
1 EINDE.
BK HMRLEMSCHE COURANT
1000
15