DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND. -ws. ionT- ICBtra 1M katholieken en Protestanten. BUITENLAND. De dochter van zijn Overste. L51 n Kier teker .vreemd, juf- **§0812 i l(in«Sepliiiisir@&f 2©«l§l»S3f Haarlem 'Wind, O" lieldS' S. Bu teTei"* Ift»J Ha>' est-i ÖINSDAG 25 AUG. 1908. S8,t9 Jaargang No. 6669 AB0MBMEST8PKIJS: 8 maanden voor Haarlem 11.36 Voor de plaateen, waar een agent ia gevestigd (kom der gemeente) l.SS V oor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,80 Aiaoaderiijka nummers0.05 Bureaux van Redactie en Administratie; Snier». TeiefffiK^sflsamsiser S42BS. PBUS DEB ADVEBTENTIËN: Van 16 regelsf0.60 (contant)f 0.50 Elke regel meer,0.10 Groote letters naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cent ner advertentie contant Alle betalende abonnés op dit blad aljn, volgens de bepalingen en onder de beperkingen op de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor bedragen van: Sllll OV6r li 1111 hand of voet. i li IJ éénoog. I IIII éen duim. schiktheid tot werken. verlies van éen wijsvinger. •ULDEN bij verlies van éen anderen vinger. De uitkeering dezer bedragen wordt gegarandeerd door de Maatschappij „Ocean", Bijkantoor voor Haarlem, Nieuwe Gracht 11. Iü ons buitenlandseh nieuws heb- ®Q -wij verleden week reeds met «aige woorden gesproken over de Magistrale rede, die Mgr. Dr. ybdreas Jansen, de bekende kunst- jpeerde, historicus en literator, op ®h Dusseldorfscben Katholieken- heeft gehouden. Die rede, waarin de Christelijke jMlitiek gerechtvaardigd en de Ka- tiolieke dlJiantiepolitiek duidelijk ^'teengezet wordt, is voor velen on- ®r een leerzaam stuk, afgezien nog ,8-h den schoonen vorm, die het 6zen ervan reeds een genot maakt. Wij meenen daarom goed te doen, ?lQ pakkende toespraak in haar ge- ^eel hier op te nemen in enkele vervolgartikelen. Voor weinige weken, dtn 13n werd in mijn vaderland het gedenkteeken van dr. Schaepman J»thuld, dat men den grooten man, l® voorde Katholieken van Duitsch land geen onbekende is, oprichtte Voor het Priester-Seminarie, waarin vanaf den tijd, dat hij na de Voltooiing zijner studiën, voor goed j11 zijn vaderland terugkeerde, ge- e®ft en gewerkt heeft. In grooten §®tale waren mannen en vrouwen V^q alle provinciën, van eiken stand, Vaa dike godsdienstige gezindte, van Mke partij en richting, daarheen Séstroomd, en in hun midden be vonden zich hoogst aanzienlijke ver- ®geawoordigers van het geestelijk ®h burgerlijk gezag: de metropoli- Man der Nederlandsche Kerkpro vincie, de hoogeerwaarde Aartsbis- ^ilop van Utrecht, verschillende Ministers van de Kroon en de Raad Van de gemeente Driebergen. Tot pze autoriteiten richtte zich de eestredenaar allereerst met de Volgende woorden: „Tot wien zal ik, staande aan den Voet van Schaepman's monument, Mij eerder richten dan tot U? Gij *$t voor ons de vertegenwoordigers er geestelijke en der burgerlijke j^acht, aan wier beider weldadige poischappij de man, dien wij hier huldigen, zyn machtig weten, zijn Volkrachtig willen, zijn vorstelijk leven heeft geschonken. Uw samentreffen op deze plek mag mede een vrucht heeten van het roemvol verleden van dezen grooten staats burger, een eere voor ons volk van heden, dat vrijheidlievend, breed, verdraagzaam, groot is in alles, waarin een klein volk groot kan zijn, en een hoopvolle voorspelling van de toekomst; want het kalme, vredelievende Nederland zal den broedertwist niet kennen, die bui ten onze greDzen zoo veler geesten verduistert, zooveler harten ver steent, zooveel strijd doet ontbran den, waar de liefde moest heerschen. „Hoe ongekend vreemd het elders misschien zou worden opgenomen hier in ons land mag een Roomsch geestelijke spreken voor een schare, die, het volk in al zijn geledingen vertegenwoordigend, samenstroomt voor het huis, waar een Neder- landsch priester heeft gewerkt en gezwoegd, waar een priesterlijk Ne derlander heeft geofferd de hoog heilige gave van zijn gekruisten God, maar ook geofferd heel zich zeiven aan al wat waar en goed en schoon is in zijne Kerk en in zijn Vaderland. „Toch! als ik er aan denk, voor wie en voor wat ik hier optreed, dan wordt de gedachte, dat ik vóór alles mijne verontschuldiging heb aan te bieden, slechts weggestooten door deze andere, dat ik vóór alles hulde heb te brengen als ware bet in Schaepman's naam aan de ruimheid, de onbekrompenheid van allen, die hier samenkwamen, van welke belijdenis, partij of rich ting zij mogen zijn, en ik kwijt mij van dien plicht uit de volheid mijner overtuiging en het diepste van mijn hart." Deze beteekenisvolle woorden, welker waarheid gestaafd werd door den bijval, welke zij in hetgebeele land gevonden hebben, zullen voor de Katholieken, en ik meen ook te mogen beweren voor vele, voor zeer vele Evangelische Christenen van Duitschland, klinken als een sprookje uit een hun onbekende betere wereld. Deze woorden geven immers te verstaan, dat bij hun stamverwant, klein naburig volk zulk een gelukkige toestand heerscht, zooals zij dien sinds jaren voor hun groot en schoon Vaderland met een vurig hart wenschen. Om zulk een toestand hier in gang te doen vinden en te bevor deren, heeft de doorluchtige drager van het hoogste gezag in het Rijk herhaaldelijk behartigenswaardige woorden gesproken, verheffen de Duitsche bisschoppen, met name Zijne Eminentie Kardinaal Antonius, Aartsbisschop van Keulen, steeds opnieuw hunne stem, houden de Katholieken van Duitschland in hunne overgroote meerderheid, te- zame met vele niet katholieke mede-Christenen, niet op al het mogelijke te doen (levendige bijval)! Niettemin schijnt heden ten dage de zoo vurig verlangde vrede tus- schen de twee groote Christelijke belijdenissen in Duitschland verder verwijderd dan ooit te voren. Daar om heeft het Comité tot voorbe reiding van de 55e Algemeene Vergadering van Duitschland's Ka tholieken, welke zoo dicht nabij de Nederlandsche grens gehouden wordt, gemeend een Nederlandsch geloofsgenoot te moeten uitnoodigen, om uiteen te zetten, hoe men in Holland, waar men, gelijk bekend is, eeuwen lang een heftigen confes- sioneelen strijd gevoerd heeft, tot dien voorbeeldigen en zevenrijken vrede tusschen de twee belijdenissen gekomen is. En het richtte die uitnoodiging tot een Hollandschen Katholiek, die in Duitschland een aanmerkeiijken tijd van zijn jeugd geleefd en een deel van zijn ont wikkeling opgedaan heeft, en daar door Duitschland bijna als zijn tweede Vaderland heeft liefge kregen, zoodat hij den loop der gebeurte nissen daar nagenoeg met gelijke belangstelling volgt als in zijn eigen Vaderland (Bravo). In een der laatste Algemeene Vergaderingen van Duitschland's katholieken heeft Zijne Eminentie Kardinaal Ferrari een kernspreuk verkondigd en bepleit, welke in geheel de katholieke wereld een ondubbelzinnigen weerklank heeft gevonden, Germania docet",Duitseh lana leert Mij is hier de taak opgedragen een soortgelijke kernspreuk te be pleiten: „Hollandia docet," Holland leert Onder Holland moet dan, het spreekt van zelf, niet enkel het christelijke - geloo vige katholieke, maar het gehiéle christelijk-geloo- vige volk van Holland verstaan worden; daaronder zijn begrepen al degenen in mijn Vaderland, ten minste in hun groote meerderheid, die op de vraag, welke de Heiland bij Caesarea Phiüppi tot zijne Apos telen richtte„Gij dan, voor wien houdt gij Mij dan?" met Simon Petrus het rondborstige antwoord gaven„Gij zijt Christus, de Zoon van den levenden God" (levendig bravo Derhalve zullen de leering en het voorbeeld, welke dit Hol landia Christiana geven, niet enkel den katholieken Christen gelden, maar al de geloo vige Christenen van alle natiën, al degenen in de wereld, die, wijl zij de belijdenis van Petrus herhalen, met een ge loo vig hart het oor leenen aan de Kerstmis-boodschap„Vrede op aarde den menschen, die van goeden wil zijn" (levendige bijval). Wat ik tot bemoediging en tot troost van alle, naar vrede verlan gende christelyk-geloovigen in Duitschland vóór alles op te mer ken of eigenlijk op den voorgrond te stellen heb, is, dat de overgang van den toestand van de bitterste vijandschap tot dien van den tegen- woordigen vrede en van het een drachtig samenwerken tusschen de twee groote christelijke belijdenis sen, zich in mijn vaderland gedu rende het tijdsverloop van slechts weinige decennia voltrokken heeft. Ik overdrijf niet, wanneer ik be weer, dat omstreeks het midden van de vorige eeuw bij geen enkel Nederlandsch Katholiek of Protes tant de gedachte of de hoop ook maar kon opkomen, dat in afzien- baren tijd de aanhangers van de twee belijdenissen vreedzaam zouden kunnen samenwerken, en dat is bij den thans hopeloos schijnenden toestand in Duitschland, voor allen, die naar vrede uitzien, een gegronde rede om niet te vertwijfelen (leven dige bij val). Wordt vervolgd.) ENGELAKD. Vlootplannen. En is toch wel zoowat aan geweest van het zoo hoog tegengesproken be richt der groote vlootplannen van de Engelsche regeering! Althans, de zoo vaak goed-ingelichte „Observer" deelt nu mede, dat zoo er onder de leden van het ministerie al geen overeenstemming bestaat ten aanzien van het voornemen om eene leeniDg te sluiten, of zelfs van de wenschelijkheid om daartoe over te gaan, allen het toch eens zijn over de noodzakelijkheid, om geld te vinden voor de vloot. De Engelsche regeering zou ook de meening zijn toegedaan, dat het noodig is een programma voor de vloot vast te stellen voor een tijdperk van 4 jaren, d. i. tot na 1911; in dien tijd zou Duitschland in staat zijn om de wenschelijkheid te overwegen van eene entente met Engeland, ten opzichte van de vlootkwestie. Volgens de „Observer" zal het En- gelsch vlootprogram den aanbouw van 30 slagschepen van de typen „Dread nought" en „Indomitable" moeten omvatten, waaraan naar verhouding andere 6chepen, kruisers enzoovoort, zullen moeten toegevoegd. Leve de wereldvrede, niet waar? TURKIJE. De ontevredenheid, groeit. Het blijkt meer en meer, dat de Jong-Turken, die zoo finaal alles opeens wilden afbreken wat van het oude systeem was, niet zoo spoedig kunnen opbouwen en dat daar door natuurlijk een toestand van onzekerheid, ontevredenheid en onrust ontstaat, die ernstige gevolgen kan hebben. Daar komt nogbij, dat de kwestie der verschillende nationaliteiten. die in het Oosten zoo penibele kwestie weer opdrukt. De eerste verbroe dering is vergeten, en de niet-Turksche nationaliteiten mepperen al. Vooral de Grieken en Serviërs in Macedonië zijn ontstemdwant door een vermindering der agitatie in Macedonië zouden zij het meest ver liezen. Ih den laatsten tijd waren zij in het voordeel tegenover de Bulgaren, wier optreden door tweedracht in eigen boezem verlamd is en die niet opkonden tegen het stelselmatig wer ken der Serviërs in Kossovo, der Grieken in Monastir. Voor die nationaliteiten zou de vertegenwoordiging in het Turksche parlement slechts zeer klein zijn en dus niet veel te beteekenen hebben. Onder deze omstandigheden meent men, dat het van de leiders der Jong-Turksche beweging niet heel verstandig is, in hu^ kiesprogram den eisch te stellen, dat voor het middel baar en hooger onderwijs slechts de Turksche taai zal worden toegelaten; want door dien eisch vervreemden zij de Serviërs, Grieken, Bulgaren, Koetzo- Wallachen en Albaniërs van zich, op wier steun zij rekenen moeten, als zij met succe» hun staatkunde willen voortzetten De ontevredenheid der Serviërs uit zich in toeneming der Groot-Servische agitatie in Bosnië en Kroatië-Slavonië. Die agitatie blijkt uit het onjuiste gerucht, dat de Mohammedaansche elementen in Bosnië onrustig zijn en neiging tooDen het bestuur van Oosten rijk Hongarije af te schudden. Intusschen, Oostenrijk kon thans niet dwazers doen, dan de staatsrech terlijke betrekkingen tot het geoccu peerde gebied te wijzigen MAROKKO. De nieuwe toestand. Abdul Azis heeft afgedaan. Zelfs de Fransche kranten praten er niet meer over, dat hij als Sultan, aan zal blijven: alleen zegt de „Temps", dat als hij nog een leger kan verzamelen om zich heen, Frankrijk heeft te wachten met de erkenning van. Moelai Hafid, maar dat anders voor Europa niets beters te doen is, dan den nieuwen Sultan te aanvaarden. En zoo rebeneeren ook de ander© bladen. Merkwaardig .is het dat tie toon van alle Fransche kranten zoo op merkelijk kalm is: afwachten wat de andere mogendheden doen, en dus ons er bij neerleggen, dat is wat men algemeen schrijft. Vermoedelijk zou de .toon wel een beetje hooger zijn geweest als niet Abdul Azin, maar Moelei Hafid zoo finaal versla gen ware geweest! Naar het heet heeft Abdul-Azis te kennen gegeven, dat hij van denj troon zal af stand doen en het land verlaten om zich neer te zetten te Damaskus. Hij wil niet wonen in een Moslemsch land, waar Europea nen iets te zeggen hebben Daar iii Syrië wil hij afwachten, of en wan neer hij naar Marokko zal tarugbeo- ren. De uitroeping van Moelai Hafid in de kuststad Tanger is met heel veel blijdschap ontvangen: 't volk was enthousiast. Eerst wilden Abdul Azis ambtena ren er niet aan, maar toen het een maal zoover was, liepen ze met pak en zak over, zooals we gisteren al zeiden. El Menebi, de vertegenwoordiger van Moelai Hafid en door dezen) reeds aangesteld als minister van buitenlandscbe zaken, verzocht, op. raad van het Engelsche gezantschap, dat men enkele dagen zou wachten met de uitroeping, opdat Azis denj tijd zou hebben, afstand van den] troon te doen, wat hij verwachtten De Marokkaansche grootwaardig- heidsbekleeders verlangden echter de onmiddellijke uitroeping en er, werd overeengekomen dat El Me- nedi en El Gebbas, de vertegen woor- woordiger van Azis, naar den Frap- i-fcUILLËION, 2) Heel openhartig antwoordde ze 'Marom Indien u me vergezellen wilt, riteer de majoor, ver is het niet |8Bi.d Was gelukiger dan' opze S£in- ^hiayétr 2 „Majoor' hajdi ze hem! ge- .O, din lieve onschuld Majoor! Zou ik er dan zoo oud uit een dacht hij., Zwijgend gingen ze eenigen tijjd rfast elkander voort, Wintermayer, •bü an<^Je:r3 hooit verlegen was to- dames, vopjd eerst lapt iets, viü 90 Beö gesprek over aan te knoo- Bsa i L lYoorlöopig wel.; Wjö gijn hier ^^0 QiftfllEi earner d g En hervalt het u hier goed **-! (Tod nu, toe heel goed!, k/""1 Zijiï uwe ouders hier komenj Ik heb alleen nog maar een] .ader; mijne moeder is reads lang °od. Ik ben juist uit het pension] «tomen. En dus volleerd nu? j Hoe u het wil noemen, meneer -J?ajoor. •Weer dat „majoor" dacht Winter- stemcf' T^ek aa<nftenaam hierdoor ge- >Wieer ©ene pauze in het gesprek. sfiT Blijft u hier voor goed in deze wonep, juffrouw? Ik denk het wel, menaer da majoor. Het moet hier heel gezellig zijn niet?, O zekerHet groote garnizoen reeds dat brengt al heel wat leven aan. In den winter volgt de eene uitspanning ojp de andere. Rijdt u ook schaatsen, juffrouw? Natuurlijk! U, toch ook? Zeker en doet u ook aan fiets- Nog niet; papa vond het tot nu toe niet goed. Maar u rijdt zeker wel fiets? Nog niet, maar ik wil het gaan leenen. En u, juffrouw, u niet (Wanneer papa, het goed vindt, zeker! Nu dan zullen we maar hopen, dat uw papa er in toestemt. Papa is niet zoo streng, en ik kan hem er misschien toe overha len. Dat wil ik geloovenOverigens ben ik helaas nog geen majoor, juf frouw maar kapitein Neem u me niet kwalijk, ka pitein Indien papa wist, dat ik nog eene vergissing beging! „Een soldatenkinddacht iWdn- termayer. Daarop hernam hij In het pension heeft u zeker geen gelegenheid gehad met militai ren in aanraking te komen! Neen, in 't geheel niet. Onderwijl waren ze voor een groot huis gekomenhet bakvischje scheten hier te wone;n. Wintetmayer was tnog niet vol daan. Hij was nog niet haar naam en stand onbekend. En danwan neer en hoe elkaar weer te zien! Het meisje scheen zijn© gedachten te raden, ze kwam aan zijne wen schen op de gelukkigste wijze te gemoet. Wil u mee naar binnen gaan, kapitein, papa is zelf een militair en zal u zeker graag leeren kennen. Al te vriendelijk juffrouw. Wanneer het echter niet wat laat in den avond is. O, dat is niets, komt u maar mee. Ze gingen de stoep op. Neemt u me niet kwalijk, juf frouw, dat ik me nog niet voor- steldei Mijn naam is Wintermayer. Zeer aangenaam, kapitein. Een dienstbare geest opende ide deur en liet de jong© juffrouw en haren beschermer binnen. Het meis je bracht hem in de ontvangka mer, verzocht hem plaats te namen en verliet den dapperen Winter mayer. Deze zag eens in d© kamer rond, die een zeer voornamen in druk maakte, en dacht er over na, waarmee hij den straks verschijnen den „papa" zou aanspreken. Naar omgeving te oordeelen, bezat d© „pa pa" vermogen. Het dochtertje zoo tegemoetkomend misschien, mis schien Duizend gedachten door kruisten zijn brein. De ongelukkige oefening van vandaag schoot hem ook weer te binnen. Is het dan wer kelijk de moeite waard, nog eenige jaren onder den nieu- wfen strengen kolonel te die nen? Wachtte hem niet een ge lukkig leven ver van deze stad, ver van het militaire Leven noem de hij niet een klein landgoed zijn eigen, eejn landgoed, waar alleen een meesteres ontbrak. En deze kleine, zou ze niet eene allerliefste vrouw worden? Misschien, misschien! Het meisje kwam weer binnen. Papa komt dadelijk; hij ver heugt zich er zeer op, mijn bescher mer te leeren kenen. Reeds werd de deur van de naast gelegen kamer geopend. Wintermay er deed een schrede voorwaarts, zette zijn vriendelijkst gezicht en wilde juist zijn mond opendoen, toen... toen hij tegenover dep gestrenge van vanmiddag stond, tegenover zijn nieuwen, kolonel! Overste, ik was zoo vrijik verzoek u Heel goed, mijn beste Winter mayer. 'tls een aardig toeval! Het doet mij plezier u bij me te zien1. Mijn dochtertje heeft in u een bege leider gevonden -ik dank u daar voor Daarbij gaf hij Wintermayer eene hand. Nu was het dochterje verrast. -Kent u den kapitein Kent u papa Wij kennen elkaar, mijn kind, en ik hoop dat we elkaar nog heter leeren kennen. Eene oefening is im mers niet beslissend, beste Winter mayer, een ieder beeft zoo eens zijn ongeluksdag II is wel goed, overste. Ui was vandaag verbazend ongelukkig Het bewustzijn, voor het eerst voor een nieuwen kolonel op te treden, heeft zijn invloed te sterk op m© laten gelden. Er komen rustiger dagen, beste WintermayerGa zitten Elsa, waar zijn de sigaren Elsa ging ze halen. De goed© Wintermayer had wer kelijk indruk op haar gemaakt. Een mood© man, niet meer in d© eerste jeugd misschien had zij hem er te liever om. Zoo goedig, zoo ver trouwenwekkend. U woont hier reeds lang, Win termayer, en zult mij zeker wel over het een en ander willen inlichten. Uit een egoïstisch oogpunt komt uw bezoek mij zeer gelegen. Elsa verscheen met het sigaren kistje. ,U blijft den avond hier toch doorbrengen, beste Wintermayer? Overste, deze goedheid, ik weet niet, waarmee ik die verdien. Och watHier is vuur. Wil je aan da huishoudster zeggen, dat we een gast hebben voor het souper, Elsa? Heel eenvoudig, beste Winter mayer, w ij zullen er geen drukte van maken. Elsa ging _d© kamer uit en tus schen de beid© beeren ontwikkelde zich weldra een levendig gesprek. Wintermayer zag in de kolonel al heel gauw niet meer den „gestren ge" de vriendelijke toon, welkenj deze aansloeg, deed hem bijzonden goed en weldra spraken ze met el kaar als twee elkaar sedert jaren! kennende krijgsmakkers. Winter mayer kon zijn overste veel van bet gezellig© leven in de stad vertellen, en de overste leerde in zijn gast een evraren man kennen, die de zeld zame eigenschap bad van ware in nerlijke, beschaving. Over het mili tair© leven sprekend, vertelde Win termayer, dat hij geloofde zijn „hoog sten rang" te hebben bereikt, en| daarom er aan dacht, ide militair© loopbaan vaarwel te zeggen. Zijn klein landgoed aap den Rijn wachtte op zijn eigenaar en een© eigena res. Wintermayer gevoeld© zich eerst recht op dreef, toen Elsa ook aan gesprek deel nam. Het meisje wist onderhouden mee te praten, zoodafl Wintermayer steeds meer behagen, in haar begon te krijgen. Het souper, hoewel eenvoudig, be wees dat de dochter ook in de huis houdelijke zaken thuis was. Het was reeds laat, toen Winterm mayer het gastvrije huis verliet.. Toen hij zich te slapen legde, had hij, niettegenstaande zijn ongelukki- gen oefeningsdag, het bewustzijn, eene groote overwinning te hebben behaald. Bij de volgende veldoefening had Wintermayer zijn kalmte en zeker heid herwonnen. Zijne vrienden ver baasden zich over de groote veran dering, welke ze. in hem opmerkten.- Toch kon Wintermayer niet lang da lokstem: „Naar den Rijn, naar den Rijn!" weerstaan. Eenige weken later waren alle bee ren van het regiment aan een diner vereenigd. Wintermayer nam af scheid van hen hij had op zijn verzoek eervol ontslag gekregen en was met den titel „majoor" gepen sioneerd. De kolonel hield eene afscheids rede. Wintermayer bedankte en noo- digde de hoeren voor een feest uit, dat hij weldra zou geven, om zijn© verloving met Elsa de dochter van den „gestrenge te vieren. 1 EINDE. BK HMRLEMSCHE COURANT 1000 15

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1908 | | pagina 1