Openbare Godsdienstoefeningen in de R.K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
Roomsche Wapenhandel.
Naaml. Venn. „Drukkerij de Spaarnestad."
wm$m
DER
Dit nummer behoort bij de
„Nieuwe Haarl. Courant" van 11 October.
KINDERHUISVEST No. 29-31—33. HAARLEM.
Directeur: F. H. M. v. d. GRIENDT.
ADVERTENTIE N:
Van I tot 6 regelst L20.
Elke regel meer0.20.
Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst ten
minste 5 regels f 1.50; elke regel meer 0.30.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,)
ZflUÜE II Oct. 18de Zondag na Pinkste-
ren. H. Ludovicus Ber-
trandus, Belijder
MM
2
H. Birgitta, Weduwe.
NHSDAS
13
H. Eduardus, Belijder.
li
H. Callistus, Paus en
Martelaar.
DOffSERBftS 15
H. Teresia, Maagd.
VRIJDAG
16
Van den dag.
2AÏÏMS
17
H. Hedwigis, Weduwe.
ACHTTIENDE ZONDAG NA
PINKSTEREN.
Les uit den eersten brief van den H.
apostel Paulus aan de Korinthiërs; 1,4-8.
Broeders! Altoos dank ik uwent
wege mijnen God, voor de genade
Gods, die u gegeven is in Christus
Jesus; dat gij in Hem rijk gewor
den rijt in alles, in alle leer en in
alle kennis, gelijk ook de getuige
nis aangaande Christus u bevestigd
is; zoodat u in gene genadegave
iets ontbreekt, terwijl gij de open
baring verwacht van onzen Heer
Jesus Christus, die u ook standvas
tig maken zal ten einde toe, om
zonder misdaad te zijn op den dag
der komst onzes Heer en Jesus
■Christus.
EvamgeKe volgens den H. Mattheüs;
IX, 1-8.
In dien tijd ging Jesus in het
schip en voer over en kwam in
zijne stad. En zie, zij brachten tot
Hem eenen lamme, die op een bed
lag. En Jesus, hun geloof ziende,
sprak tot de lammeVertrouw zoon I
uwe zenden worden u vergeven.
En zie, eenigen van de schriftge
leerden zeiden bij zich zelve u Deze
lastert God. Daar nu Jesus hunne
gedachten zag, sprak HijWaarons
denkt gjj kwaad in uwe harten?
Wat is gemakkelijker te zeggen:
uwe zonden worden u vergeven,
of te zeggen: sta op en wandel?
Doch opdat gij moogt weten, dat
de Zoon des menschen macht heeft
om op aarde zonden te vergeven,
sta op, sprak Hij toen tot den
lamme, neem uw bed en ga naar
uw huisEn deze stond op en ging
naar zijn huis. De scharen nu, die
het zagen, werden bevreesd en ver-
heerligkien God, die eene zoodanige
macht aan de menschen gegeven
had.
Evangelieverklaring.
ISe ZONDAG NA PINKSTEREN.
Het wonder, dat ons in het Evan
gelie van dezen Zondag verhaald
wordt, is vooral daarom belangrijk
en aller aandacht overwaardig, om
dat de Messias het verrichtte, om
daardoor te bewijzen dat Hij de
macht had zonden te vergeven en
bijgevolg dat Hij waarachtig God
was. Het geschiedde in de stad Ka-
phamaüm, door den Evangelist
Jesus' stad geheeten, omdat Hij daar
zoovele wonderen verrichtte en er
gedurende Zijn openbaar leven dik
wijls vertoefde. Van de verdere ge
schiedenis van den lamme wordt
ons mets medegedeeld, maar uit
het weinige, dat de Evangelisten
ons verhalen, kannen wij het vol
gende opmaken. De man was ver
lamd en hulpbehoevend, miste min
stens het gebruik zijner beenen.
Wilde hij van de eene plaats naar
de andere gaan, dan moesten lief
dadige handen hem bijstaan. Naar
het lichaam moest hij dus onder
de ongelukkigen gerekend worden.
Niet zoo naar de ziel. Het lijdt geen
twijfel of hij had reeds van vele
genezingen gehoord, welke de Ver
losser aan andere zieken geschon
ken had, en dat had bij hem niet
alleen het verlangen opgewekt om
bij den Wonderdoener gebracht te
worden, maar ook het vertrouwen
dat hij evenals zoovele anderen ook
genezing zou vinden. Dit geloof in
Jesus' groote macht en dit vertrou
wen op Diens Goedheid, bleven bij
hem niet werkeloos. Hij besloot alle
middelen in het werk te stellen om
het doel zijner wenschen te berei
ken. Talrijke moeielijkheden had
hij te overwinnen. Hoe kon hij naar
Jesus gaan, gebonden als hij was
aan de plaats waar hij hulpbehoe
vend ter neder lag?
Maar hij had vriendeD, en zij
moesten hem helpen. Wat echter te
denken van den toestand der ziel
des lammen? Was zij rein van zon
den, dan zou Jesus niet gezegd
hebbeD uwe zonden worden u ver
geven, was zijn hart niet vernederden
vermorzeld door berouw, dan zou Je
sus hem de vergiffenis zijner zonden
niet geschonken hebben. Wij mogen
dus met grond veronderstellen, dat
Jesus, Die gekomen was om de zon
daars te zoeken en te redden, aan
den lamme, die reeds een levendig
geloof en een vaste hoop in zijne
ziel had, ook de liefde, en met de
liefde het berouw over de bedrevene
zonden, geschonken had. Ook de
dragers geven oas een voorbeeld
van werkdadige naastenliefde. Bei
den, lamme en dragers, werden door
den goddelijken Zaligmaker beloond.
„Hij, hun geloof ziende, zeide tot
den verlamdeheb vertrouwen zoon,
uwe zonden worden u vergeven."
Veel meer dan hij gevraagd had,
werd hem geschonken. Hij had om
de gezondheid des lichaams gebe
den en Jesus wilde ook zijne ziel
genezen, en als gevolg daarvan het
lichaam bevrijden van de banden
der ziekte die het gebonden hielden.
De Phariseeën en wetgeleerden,
die er getuigen van waren, deden
niet hun voordeel met de bewijzen
van Liefde en Almacht, die zij
mochten aanschouwen, evenmin als
met de stroomen van genade, die
ook voor hen vloeiden. Zij zagen
de geestdrift van het volk, zij hoor
den het den Zaligmaker toejuichen,
zij moesten tot in het diepste hun
ner ziel getroffen zijn zoowel door
de leer als door de wondermacht
van Jesus, en toch het eeuwige
woord wat zij in het geheim hun
ner gedachten want die beschul
diging ten aanhoore te uiten durf
den zij niet uit vrees voor de om
standers-uitspraken is dit: „Hij las
tert God. Wie kan zonden vergeven
dan God alleen?"
„Maar, zoo kunnen wij ons zei ven
afvragen, waren zij niet in hun
recht als zij beweerden dat het ver
geven van zonden een voorrecht is,
dat slechts aan God mag worden
toegekend In den strengen zin des
woords kan op die vraag geen ander
dan een bevestigend antwoord ge
geven worden. De zonde is eene
beleediging Gods, welke niet kan
uitgewischt worden, tenzij de be-
leedigde Majesteit zelve aan den
misdadiger zijne vriendschap terug
gave en hem de straf kwijtschelde
die hij verdiend heeft. Vergiffenis
van zonden geven is eene daad
van Gods Barmhartigheid. Het voor
recht om de zonden te vergeven
had God bovendien nog nooit, zelfs
niet aan zijne getrouwste dienaren
of vrienden, overgedragen. Noch
een der Oudvaders, noch Mozes,
noch een der Propheten had ooit
de macht om zonden te vergeven
ontvangen. Maar die macht was
daarom voor mededeeling niet on
vatbaar. God kon zeker als Hij
wilde anderen deelgenoten maken
van Zijne macht, en hen opdragen
om als zekere voorwaarden vervuld
worden, in Zijnen naam en op Zijn
gezag de zonden te vergeven. Dus
mist de opwerping van de Phari
seeën en van al hun ongeloovige
volgelingen allen grond.
Door twee wonderen wilde Jesus
zijne vijanden beschamen en Zijne
Godheid bewijzen, aldus een^mwe-
derlegbaar getuigenis afleggend van
Zijne macht om zonden te verge
ven. Het eerste wonder was de open
baring van hunne geheime gedach
ten. „Jesus hunne gedachten zien
de", zonder dat eenig woord daar
omtrent over hunne lippen geko
men was.
Hij toonde dus dat Hij harten en
nieren doorgrondt, dat Hij dus Al-
wetenden God is. Maar wijl dit
wonder geen indruk op hen maakte,
deed Hij een tweede. Na hen ver
weten te hebben„waarom denkt
gij aan iets kwaads in uwe harten
vervolgt Hij met grooten nadruk:
„Wat is gemakkelijker te zeggen:
uwe zonden worden u vergeven,
of te zeggensta op en wandel.
Doch opdat gij weten moogt dat
de zoon des menschen macht heeft
op aarde om zonden te vergeven,
alsdan zegt Hij tot den verlamde;
sta op, neem uw bed op en ga naar
uw huis." Dit betoog was klem
mend. Geen mensch kan uit eigen
kracht zonden vergeven, maar ook
geen kan een wonderwerk verrich
ten. Het een zoowel als het ander
kan God alleen. Wie dus zegt ver
giffenis van zonden te kunnen
geven, en ten bewijze dat hij zich
niets aanmatigt van wat God alleen
toekomt, door eigen macht een
wonder doet, die lastert God niet,
maar oefent een recht uit dat hem
van nature toekomt, die bewijst dat
hij zelf God moet wezen.
„En de lamme stond op en ging
weg naar zijn huis." Sterker bewijs
dat Jesus de macht bezat welke
zijn vijanden terecht als alleen aan
God toebehoorend opvatten, kan
niet geleverd worden. Jesus liet Zijn
bevel hooren en de lamme stond
aanstonds genezen op; het tweede
wonder werd dus een bevestiging
van het eerste der zondenvergeving,
en moest de omstanders overtuigen
dat in den persoon van Jesus de
Almacht Gods op aarde versche
nen was.
„De scharen nu, dit ziende, ver
schrikten, en verheerlijkten God,
die zoodanige macht aan de men
schen gegeven had." Een twee
voudig gevolg, dat dit wonder op
de menigte had, wordt ons hier
voor oogen gesteld.
Vooreerst de vrees, die altijd een
groote, buitengewone gebeurtenis
vergezelt, maar daarop volgde weldra
een ander, meer passend gevoel van
dankbaaxheid jegens God, die een
macht op de wereld gesteld had in
staat niet alleen de lichamelijke
krankheden, maar ook de veel
ernstiger ziekten der ziel te genezen.
Het zichtbaar wonder der lichame
lijke genezingen is zeldzaam ge
worden, omdat het niet meer zoo
noodig is als in de eerste dagen
der Kerk van Christus, maar het
onzichtbare der geestelijke gene
zingen der ziel wordt nog iederen
dag vernieuwd in het Sacrament
der Biecht.
Laten wij als de scharen van het
Evangelie de grootheid van die
weldaad, die ook wij allen zoo dik
wijls noodig hebben en ontvangen,
steeds waardeeren, waar vooral laten
wij God prijzen en danken dat Hij
eene zoo groote macht aan de
menschen, de dienaren zijner kerk,
geschonken heeft.
GODS BESTAAN.
Tweede bewijs.
Doelmatigheid s bewijs.
voordrachten voor het eenvoudige volk
door J. W. VAN DER WAL,
Kapelaan te Vogelenzang.
(Vervolg.)
De redeneer ing Jus uit ,de doel
matigheid der dingen voor het be
staan van Gods Wijsheid en dus voor
Zijn bestaan is dus steekhoudend.
De vraag is nu maargeven de
ons omringende schepselen werke
lijk zaken te zien, die doelmatig
zijn en dus getuigenis afleggen van
het verstand van dein Schepper
Is alles, wat er op aarde bestaat,
doelmatig
Ziehier het groote struikelblok;
dit, is het punt, waarop bij onze
tegenstanders liet groote misver
stand aanvangt, en waarbij onze me
de-standers dikwijls niet van over
drijving zijn vrij te pleiten en aldus
in hun goeden ijver over hun doel
heen schieten.
We moeten beginnen met etejnige
beperkingen te maken. Als we, dit
niet deen. dan doen we vooreerst
den waarheid te kort en vervolgens
geven we aan onze tegenstanders
gelegenheid, om met het surrogaat
ook onze onvervalsehte waar af te
keuren.
Vooreerst is u i e t doel m a i i g
alles, wat we in de schepselen aan
treffen en moet worden toegeschre
ven aan gebrek aan kracht, aan
b e p e r k t oorzakelijkheids vermo
gen als ik een bestuurbaren lucht
ballon in elkaar zet, zoo goed en ver
standig, dat ik er groote reizen moe
kan maken door de lucht, al blijkt
dan dat die stijgkracht nog al be
perkt is en aan mijn vurig verlan
gen om het vraagstuk van de lucht
scheepvaart op te lossen nog heel
wat ontbreekt, en mijn ballon niet,
bestand is tegen het geweld der na
tuurkrachten. dain zou liet een groo
te domheid zijn, op die gebreken te
wijzen, en daarop de bewering te
gronden, dat miin ballon niet in liet
minst doelmatig is.
Da t hebbên de mensehen niet ge
daan bij Zeppelin, dat mogen ze ook
niet doen tegenover God.
Ja maar, God had de dingen dan
maar volmaakt moeten scheppen,
zonder gebreken HolaWie dat
zegt, zegt iets, dat een innerlijke
tegenspraak is, want hij zegt dan,
dat het mogelijk is, dat, de wereli-
sche dingen, die eindig zijn in heel
hun bestaan, en dus beperkt ook in
hun vermogens en werkkracht, al
tijd maar volmaakt werk kunnen le
veren. Het is best mogelijk, dat God
de werel d nog e e n g r a a,id o, f w a, t
volmaakter iiad kunnen scheppen;
maar of het waar is, dat neem ik
zoo grif maar niet- aan, in haar soort
zal ze wel goed zijn. Maar hoe het
ook zij, volmaakt had zelfs God
ze niet kunnen scheppen, en nu
God, om het werefdgeheel in elkaar
te zetten, wetten instelde, die even
wicht maken juist daar hare tegen
gestelde werking, nu is het heel dui
delijk, dal er, hoe regelmatig alles
hier op de wereld gewoonlijk toe
gaat, zoo nu en dan eens iets af
wijken moet.
Vervolgens is de bedoeling van
ons doelmatigheiidsbewijs niet, om.
daarin een al te subjectief mensche-
lijk goeddunken op te nemenhet
kan heel goed gebeuren, dat iets
ons in onze klein -menschelijke, op
vatting als doelmatig voorkomt, dat
met de scheppende Wijsheid Gods
niets te maken had, en althans
niet door ons kan aangehaald wor
den als een bewijs of tegenbewijs
tegen Gods wijze bestiering in de
wereldzaken
Als we dit deden, dan kregen we
dezelfde afwijkende meeningen te
hooren, die we nu te hooren krijgen
als het eens flink regent De land
man, wiens land uitgedroogd is. zal
die regen zeer doelmatig „vinden en
een zegen: maar de landman,
wiens land nog blank staat van het
vorige hemelwater, integendeel on
doelmatig en een ramp.
Wie in een automobiel over 'shee-
ren stifcten snort, vindt het een heer
lijke uitvinding; die langs den weg
loopt en in duizend angsten verkeert
om het veege lijf te hoeden voor ver-
morseling, noemt het een vloekwaar-
digen menschenmoorder.
Op onze vraag: „is alles wat er op
aarde bestaat, doelmatig antwoorden
wij aldus
Ja, zeker in zoover het door God
is gemaakt en dienstbaar is gemaakt
aan het doel, Hem bekend.
Is voor ons al die doelmatigheid
der dingen bekend, zooals ze aan God
bekendwaren, toen Hij ze schiep uit
het niets? Wie dit durft te beweren
is een dwaas, en maakt den mensch
in kennis God gelijk.
Neen, veel, wat wel degelijk doel
matig zal zijn, is aan ons als zooda
nig onbekend; ja, soms zal ons iets
in onze kortzichtigheid als nutteloos
en doelmatig voorkomen maar of het
zoo ook werkelijk is, is andere vraag,
welke God zelf alleen oplossen kan.
Maar voor ons bewijs is die volle
dige kennis niet noodig. Als een paal
boven water, onomstootelijk staat het
wel vast voor iedereen, die wil toe
zien en niet met opzet zijn oog sluit
voor de grootheid van den Schepper,
dat er zeer veel van die zaken zijn,
die zoo positief mogelijk aan een
scheppend en werkend verstand bui
ten sluiten.
Wilde ik u daar eenigszins uitvoe
rig over inlichten, ik zag er geen eind
aan; nog nooit heb ik een schepsel,
hoe eenvoudig ook gadegeslagen, al
was het maar een voor het bloote
oog onzichtbaar waterdiertje, dat in
een druppel water als in een vijver
rondzwemt of een nietig insect of
plantjefof bloemetje, of duidelijk vond
ik in zijn samenstelling de vraag op
gelost van een Al wij zen Schepper,
onverschillig, of Hij de dingen dan
in eens in het leven riep, of en
dan nog duizendmaal meer - ze uit
een oorspronkelijke oer kiem langs
duizende trapjes tot hoogert volmaakt
heid voerde.
Ik roep dus ieder uwer toe: open
uw oogen en ga Godswerken niet lan
ger onverschillig voorbij, maar geniet
ervan en loof en prijs den Maker.
Voor de vele menschen, die of uit
onverschilligheid voor de schoonheid
der schepselen, öf uit andere oorzaken,
zooals onwetendheid voortleven te
midden van al die schoonheidsopen
baring wil ik een enkelen greep doen
uit de waarlijk verbijsterde menigte
vaa voorbeelden; ik hoop, dat uw
eigen aandacht voor Godswerk het
overige doen zal.
DE OFFICIEELE KERKLIJST
UITGAVE VAN DE
II
ft
n
tt
tt