DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
MISLEID.
Aan onze abonnés.
Uit de Statenzaal.
Een brief uit Heemstede.
BUITENLAND.
KindeiHhiaisvesi 29»3f-335 Haarlem
DONDERDAG 15 OCTOBER 1908.
33ste Jaargang No. 6713
Per S atMutdea voor Haarlemfl,35
Voor de pl«ataen, waar een agent ia gevestigd (kom der gemeente) 1,35
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,80
AJfeonderüSjke nummers 0,05
Bureaux van Redactie en Administratie:
Intercommunaal Telefoonnummer 1426e
Van 16 regelsf0,60 (contant) f0,50
Blke regel meer0,10
Sroote letters naar plaatsrnimte.
Dienstaanbiedingen 25 eent per advertentie st contant.
Alle betalende abonnés op dit blad zijn, volgens de bepalingen en onder de beperkingen op de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor bedragen van
«ÜLDBN by
één
«ÖDDEN bij
verlies van
den anderen
vinger.
De uitkeerlng dezer bedragen wordt gegarandeerd door de Maatschappij „ÖcéAlï", Bijkantoor voor Haarlem, Nieuwe Gracht 11.
De Directeur der Nieuwe Haar-
iewsehe Courant noodigt allen, die
«toartoe kunnen medewerken, drin-
flend uit, ons te willen helpen, opdat
*dvertentiën van veilingen, verkoo-
(Mngen, boeihuizen, grasverpachtingen
coz. ook in de Roorasche Courant
van Haarlem en Omstreken worden
opgenomen.
Wanneer H.H. Notarissen en Make
laars door degenen, die bij deze
verkoopingen enz. betrokken zijn,
tifdig op ons blad opmerkzaam wor
den gemaakt, zullen deze heeren niet
Weigeren ook in de Nieuwe Haar-
Ismsche Courant, die toch door een
zeer aanzienlijk deel der bewoners
van Haarlem en Omstreken gelezen
Wordt, dio advertentiën te plaatsen.
Wij bevelen deze belangrijke zaak
in de aandacht van al onze lezers.
Jfalezing van da Raadsvergadering,
Gebrek aan plaatsruimte noopt
ons, in deze nalezing op de gemeen
teraadsvergadering van gisteren kort
te zijnAl werd er slechts één
punt van de agenda in de drie en
een half uur lange zitting behan
deld, dat punt is gewichtig genoeg
om er lange beschouwingen aan te
kunnen wijden.
Maar we moeten ons beperken.
En zetten daarom geen boom op
over het curieuze betoog van den
beer Levert, dien we altijd voor een
Vrij gematigd manhebben gehouden,
en die daar nu opeens voor den
dag kwam met materialistisch-so-
cialistische begrippen over de, wat
bij noemde, „schreeuwende onrecht
vaardigheid" om de gehuwde vrouw
diet als onderwijzeres toe te laten
«n meer zulke qualificatiesWaar
schijnlijk heeft de heer Levert in
den laatsten tijd veel lectuur ge-
hoten uit de pen van sociaaldemo
cratische onderwijzers en vakbon-
ders. Zijn rede was een afspiegeling
van zulke argumentaties en droeg
ook uiterlijk de ken teekenen van
uit die bron afkomstig te zijn.
Intusschen, de heer Thiel gaf zijn
tegenstander geen kamp en liet zich
door deze, een propagandistisch
luchtje hebbende speech, niet uit
bet veld slaan: vooral zijn beroep
op de huismoeders-zelve, en zijn
wijzen op het gevaar, dat er voor
bet onderwijs bestaat als de onder
wijzeres huwen gaat, sloegen blijk
baar in.
Wij misten van onze Roomsche
raadsleden een uiteenzetting van
bun standpunt.
Er was, tegen het toelaten van
de gehuwde vrouw als onderwijzeres,
toch nog wel iets anders en iets
Uteer te zeggen dan de zuiver-op-
portunistische argumenten die de
beer Thiel aangafIntusschen: wel
licht hebben de Katholieke raads
leden, en met name hun in dezen
bevoegden woordvoerder, de beer
Thijssen, wel gedacht dat het debat
al mooi en lang genoeg was, en
dat het opwerpen van nieuwe,speciaal
ethische gronden, aanleiding zou
kunnen geven tot ongewenscbte
discussie.
Waarvoor ook wel iets te zeggen
valt.
Enfin: de Haarlemsche Raad heeft
in groote, overgroote meerderheid,
zich verklaard tegen de gehuwde
vrouw in de school, dat is wei een
merkwaardige, zij het ook na de
de jongste besluiten te verwachten
beslissing.
Wij verwijzen naar ons uitvoerig
raadsverslag voor de discussiën over
een en ander, maar moeten hier toch
nog vermelden, dat de Haarlemsche
Raad gisteren tegenover de onder
wijzers zoo goedgeefsch is geweest,
als we niet hadden verwacht, gezien
de treurige omstandigheden der
gemeentekas, en den pessimistischen
toon der begrootingsverslagen.
De Raad heeft nl. bij de vast
stelling van de salarissen der onder
wijzers, ondanks alle aansporingen
tot zuinigheid, een fikschen greep
gedaan in de gemeentelijke schat
kist, een greep, die telken jare
een som van f 11.000 méér uit de
kas zal vorderen!
Nu is iedereen het erover eens,
dat de salarissen der onderwijzers
niet hoog waren. B. en W. meenden
echter, niet verder te mogen gaan,
dan de verhoogde Rijkssubsidie het
toelaat; maar het werd een wedstrijd
in edelmoedigheid om méér te geven
De heeren Sneltjes en Thijssen,
Thiel en Kleynenberg boden tegen
elkander op: de twee eersten be
pleitten voornamelijk het goed recht
der hoofden om nu óók méér salaris
te krijgen, de beide anderen gaven
aan de lagere onderwijzers met
milde hand ruimere jaarwedden,
verhoogingen, en grootere maxima.
En de Raad volgde in de con
stante verhouding van 18 tegen 8
ongeveer, wat de heer Kleynenberg
met eenige anderen had voorgesteld,
waarbij de wethouder van onderwijs
zich tegen de voorstellen van B.
en W. in aansloot.
Ons raadsverslag zooals gezegd
geeft hiervan de bijzonderheden.
Onze appreciatie van de besluiten
van gisteren kan instemmend zijn
over het geheel.
De gemeentekas zit er wel slecht
bij, maar de onderwijzer moet goed
bezoldigd worden, en deze aangeno
men regeling geeft geen reden om
van overdaad te spreken.
Eén besluit echter keuren we af,
en wel dat, waarhij de Raad de
totnutoe Jjbestaande bevoorrechte
positie der plaatsvervangende hoof
den" ophief.
Zeker, die „plaatsvervangende
hoofden" do6n geen ander weik
door de bank dan hun gewone col
lega's. Ze hebben een titel en krijgen
daarvoor meer. Maar terecht wees
de heer Nieuwenhuizen Kruseman
er op, dat het streven naar dezen
titel een wedstrijd geeft in toeleg
en ijver, dat men die plaatsvervan
gende hoofden, welke de beste onder
wijzers zijn, zoodoende in de gemeen
te houdt, en dat men bij den
toevloed van onderwijzers en de
steeds kleinere kans op het hoofd
schap daardoor een geschikte
gelegenheid heeft, de besten beter
en flinker te bezoldigen.
De gelijkheids-drang die vooral
uit den kring der democratische
onderwijzers van tegenwoordig op-
stijgt, en die tóch niet door te
voeren is heeft echter blijkbaar
den Raad medegesleept. Wij be
treuren dat: elk toegeven aan die
democratische richting lijkt ons
vooreerst al gevaarlijk. Daarenboven
heeft men nu de heer Kleijnenberg
zinspeelde er al op een argument
om over een pooze weer eens over
te gaan tot salarisverhooging, den
onderwijzers in de hand gegeven.
Er waren nog heel aardige mo
menten in het debat. Wij hebben
geen gelegenheid die alle te be
spreken.
Doch even mag aangehaald de
allergeestigste wijze waarop de heer
Thiel zijn vrijzinnig-democratischen
geestverwant Modoo in het ootje
nam, toen deze ter bestrijding van
de tegemoetkoming voor huishuur de
zeker wel allerminst-democratische
stelling poneerde, dat een salaris
alléén maar strekken mag tot
betaling van bewezen diensten!
De heer Thiel merkte zoo langs
zijn neus weg op, dat het denkbeeld,
om niet alleen met diensten, maar
ook met de behoeften van den gesa
larieerde rekening te houden, dan
toch een sociaal denkbeeld was van
onzen socialen tijd, dat verdedigd
kon worden. Troelstra b.v. en Nol-
ting en Ketelaar hadden het sterk
in de Tweede Kamer verdedigt
De raadsleden en de publieke
tribune, die tot boven toe volgepakt
zat met onderwijzers, keken ironisch
glimlachend op den heer Modoo
neer, die wijselijk maar zweeg.
(Vervolg).
In aansluiting aan het vooraf
gaande, wil ik nog even de vraag
aanroeren, of een Katholiek, gesteld
dat hij de keuze heeft tusschen
twee even geschikte csndidaten,
steeds vóór den Katholiek moet
stemmen.
Mijns inziens is dat niet zoo. We
leven onder een gemengde bevol
king en, al mocht de tegenpartij
het spreekwoord „handel naar mijn
woorden, maar niet naar mijn wer
ken", ook in toepassing brengen, we
moeten, zonder ons nu precies voor
elk geval te binden, ook in de amb
tenaarswereld ongeveer een afspie
geling zien te krijgen van de ver
houdingen onder de burgerij, even
goed als in den gemeenteraad dan
alleen kan de vrede bewaard blij
ven. Ik meen dat indertijd Nieuwer-
Amstel onder dat opzicht een na
volgenswaardig voorbeeld gaf.
„Wat gij niet wilt, dat u, geschiedt,
Doe dat ook aan éèii afider niet."
Wie zich aan dien regel niet
houdt, zal de terugwerking van zijn
fout terecht gevoelen, wanneer eens
de tegenpartij het heft in handen
krijgtmaar zooveel te krachtiger
mag men dan ook eischen, dat de
mannen die een partij afvaardigt,
ook mannen zijn, op wie zij kan
rekenen.
Daarom ook heeft uw correspon
dent m. i. volkomen terecht den
man gehekeld, die door zijn onver
antwoordelijke houding vóór de ver
kiezing de eenheid der Katholieken
alhier wellicht voor jaren lang heeft
verbroken, en dit bedrijf ook ging
voortzetten in den Raad. Willen
anderen, zich mengend in onze bin-
nenlandsche twisten, hem een pluim
op deu hoed steken en tweeslach
tigheid bewonderen, wij behouden
óhs 't recht voor desnoods scherpe
kritiek uit te oefenen op den poli-
tieken, niet op den privaten persoon,
van hem, die vóór zijn verkiezing
zijn „ik" boven zijn beginselen heelt
gesteld en waarvan wij door zijn
antecedenten alle reden hebben, niet
aan te nemen, dat hij onmiddellijk
na zijn verkiezing in den Raad een
man van karakter is geworden
De voorzitter van onzen Raad
laat tegenwoordig de teugels nog
al vieren en dat acht ik in zekeren
zin gelukkiganders was misschien
een grondige bespreking van voor
gaand vraagpunt in uw blad ach
terwege gebleven, en hadden we
wellicht ook gemist de behandeling
van een interpellatie, die op het
eind der vergadering door een ander
lid tot den voorzitter werd gericht.
Ik ben niet zeker, dat ik precies
de bedoeling van den spreker weer
geef, want doordat hij, zooals later
in een boozen uitroep duidelijk
bleek, zijn vraag niet zonder bijbe
doeling stelde, was hij wat zenuw
achtig en werd aanvankelijk ook
door den voorzitter niet goed be
grepen.
Ik zal echter de plank wel niet
ver misslaan, dunkt me, als ik be
weer dat de spreker, grooten af keer
gevoelende tegen onedele strijdmid
delen, licht verlangde over de
kwestie of een raadslid in particu
liere gesprekken veronderstellingen
mocht uiten over de wijze, waarop
een ander raadslid in een openbare
vergadering zijn stem had uitge
bracht, toen een nieuwe gemeente
ambtenaar was benoemd. Dat zal
wel de strekking van de vraag
zijn gewiest, want ik weet zeker,
dat een der raadsleden deze stou
tigheid heeft begaan. Zoo'n stem-
mmg geschiedt met gesloten briefjes
en dus, meende spreker, is 't hoogst
onbescheiden daar meer van te
willen weten.
fien dergelijke kwestie heeft zich
eens voorgedaan in de Provinciale
Staten van Overijsel. Mr. van Dig
gelen, oud-grootmeester der Neder-
landsche vrijmetselarij, had daar
notabene voor de Gedeputeerde
Staten pp een rechtsch lid gestemd
en omdat de partijen daar toenmaals
ongeveer even sterk waren, was nu
ook dat rechtsche lid gekozen, met
behulp dus van een lid der linker
zijde. Van alle bladen in ons land
was er geloof ik, geen, dat 't den
liberalen euvel duidde, wijl ze den
overlooper hardhandig bejegenden;
integendeel, 't was een algemeen
„karo sur le baudet."
Nu kan het, volgens mijn mee
ning, voor een raadslid zeker wel
eens niet aangenaam zijn, indien
men handelingen, die hij liever ge
heim hield, publiceert! Ook ik zou
mijn waren naam maar liever ge
heim houden; toch zullen er wel
eens onbescheiden menscben zijn,
die mijn naamkaartje eens willen
zien. Wie aan den weg timmert,
heeft nu eenmaal veel bekijks en
wie iets doet, waarbij het publiek
belaDg betrokken is, moet zich nu
eenmaal onderzoek en kritiek ge
troosten. Zoo niet, dan keeren we
weer terug naar de regenten tij den
en wordt weer 't rijmpje toepasse
lijk:
Ze redeneeren heel lang en drin-
[ken een glas,
Maar laten de zaak net precies
[als zij was."
Wat in een geheime vergadering
wordt behandeld, dient natuurlijk
door raadsleden en bun helpers
geheim gehouden te worden,
en handelingen, die alleen op
het private leven of de particuliere
zaken van een raadslid betrekking
hebben, mag men niet om politieke
redenen aan de groote klok han
gen, nog minder mag men b. v.
vlak voor een verkiezing, zoodat
hij zich niet meer verweren kan,
iemand een beschuldiging op 't lijf
werpen; maar overigens is de kri
tiek op openbare handelingen, mits
niet ontaardend in beleediging of
laster, volkomen vrij.
Eu hiermèe voor ditmaal genoeg,
mijnheer de redacteur; als ik Dog
langer door ging, zou ik mij soms
verpraten en dan werden mijn
canettes boos, want ze zijn mede
verantwoordelijk voor mijn gesnap!
Hoogachtend,
CANETTOPHILUS.
Heemstede, 12 Oct. '08.
FRANKRIJK.
De kerk en het staatsonderwijs
Naar da „Tempt" en „Figaro"
melden, heeft ZJEm. Kardinaal Merry
del Val, «taatssecretaris van Z. H.
Pius X, een rondschrijven gezonden
aan de Fransche bisschoppen, waarbij
hij kenbaar maakt, dat de Paus in
dea meest volstrekten zin verbiedt, dat
voortaan zij die in Frankrijk tot den
geestelijken stand behooren, lessen
volgen op de st»atshoogescholen.
MAROKKO.
Mo al. ai Hafid en de mogendheden.
Door de Balkan-zaken is deMarok-
k&ansohe kwestie opeens naar den
achtergrond gedrongen, zoowel in de
aandacht van het publiek als in de
diplomatie.
Nu eehter de Balkan weer Wat
vredelievender lijkt, komt de oude
zaak weer boten, en zoo kunnen we
nu, nsar Havas' draadberichten, mede-
deelen dat eene nota, waarvan de
bewoordingen door de kabinetten van
Parijs en Madrid zijn vastgesteld en
welke handelt over de waarborgen,
aan Welke de erkenning van Moelai
Hafid als sultan van Marokko onder
worpen aal worden, Maandag door de
Fransche en Spaansche vertegenwoor
digers aan alle onderteekenaars van
de akte van Algeciras zal overhandigd
worden.
DE BALKAN.
De oorlogszuchtige stemming
in Bulgarije schijnt nog niet geweken.
De „Matin" vervolgt zijn eenigszins
onrustbarende berichten, en nog an
dere geruchten loopen rond, die niet
geruststellend klinken.
Bulgarije maakt zich gereed, om
benden in Macedonië te werpen.
Een telegram van Reuter uit Saloniki
van heden verklaart, dat het „bijna
zeker" is, dat Bulgarije Macedonië
wil „veroveren". Vertrouwende op
zijne macht en in het besef van Tur-
kije's zwakte, zou „Bulgarije Turkije
verplichten den oorlog te verklaren".
De Bulgaren in Macedonië wapenen
zich en oefenen zich aldoor, wordt
vandaar uit gemeld.
En de „Matin" vertelt nog
„Het Jong-Turksche comité erkent
gaandeweg, dat de oorlog met Bulgarije
onvermijdelijk is."
Wat daarvan alles aan is, blijkt
niet.
Ondanks dit, hopen echter nog velen
op het behoud van den vrede.
De Conferentie.
Volgens een ambtelijk berichtj heb
ben alle mogendheden, met uitzonde
ring van Oostenrijk-Hongarije, dat nog
niet heeft geantwoord, in beginsel
van hun instemming met een confe
rentie blijk gegeven.
Duitschland nam het voorstel aan,
mits het program beperkt bleef.
Ook Engeland gaat geheel mee met
het program voor een conferentie, dat
door Iswoleki is overgelegd en waarop
de kwestie van de Dardanellen in het
het geheel niet voorkwam.
Maar.... de koek moet toch verdeeld.
En zoo seint Reuter:
Er is een schikking over de kwestie
van de Dardanellen getroffen, waarop
de Engelsche ministeraad nog zijne
goedkeuring moet verleenen.
Rusland zal er toch wel wat uit
kloppen.
Servië heeft oök al gevraagd om
„schadeloosstelling", doch dat zal wel
afgewezen worden.
Montenegro en Servië.
De opwinding in Montenegro is óók
al nog steeds groot.
Wel een beetje „zuidelijk", vrij ru
moerig en schreeuwerig: zoo heeft
b. v. de president van de Montene-
grijnsche Skoeptsjina een telegram
aan de Servische gestuurd, waarin,
onder veel snorkende taal over „heer
lijke Servische gedachten" en „Servi-
schen roem", ook al gesproken wordt
van het voeren van een heiligen
onrlog!
FEUILLETON,
(Uit het Dvitsch).
35)
„Voor hem stond een individu met
een verlocpen voorkomen, dat voor
jaren met hem op dezelfde school
bank te N. had, gezeten, en later als
een jonge deugniet het groote wa
ter overgestuurd was. Diens blijd
schap een ouden kennis te ontmoeten
was zóó ongeveinsd en uitgelaten,
dat Gerhard het niet over zich kon
verkrijgen om hem te verloochenen.
Hij schonk den voormaligen school
kameraad, wat hij missen kon, doch
paste er wel voor op, om hem zijn
adres op te geven. Desniettegtejn-
staande vond deze toch zijn spoor
uit en op zekeren avond hoorden de
beide heeren, hoe hij in de ga,ng van
het logement, wa,ar zij hu,n intrek
hadden genomen, iangstig aan den
kellner vroeg of de met de „Ariad
ne" aangekomen Duitscher werke
il ijk dopr de gele koorts aangetast
en naar het hospitaal v-ervoerd, was
geworden, waarop het antwoord
luidde, dat ideze reeds gestorven
was.
„Op deze verwisseling was den
kelijk het gerucht van Gerhard's
dopd gegrond, daar zijn oude school
kameraad in een brief' naar dei ge
boorteplaats, hem uit de rij der le
venden schrapte.
Inmiddels reisde Gerhard met zijn
nieuwen vriend haar Quebeck, en
vond daar bij de Dowials eene vrien
delijke ontvangst.
„Alleen reeds ter wille van den
broeder nam men Idieus reisgezel
gastvrij op, terwijl bovendien een
jonge kracht in de groote handels
zaak zeer goed van pas kwam. De
vlugge en bekwame Gerhard was al
zeer spoedig grondig op de hoogte
van zijn werkkring en geraakte zóó
vertrouwd met de familie, dat hij
als een lid daarvan beschouwd werd
en voor Marcella; een even dierbare
oom was ials Gaston de Dowial. Deze
beviel Canada op den duur niet, het
verlangen naar zijn geliefd Norman-
dië dreef hem daarheen terug en Ger
hard de vrijwillige banneling trad
geheel als oom Pierre in diens
plaats. Hij Werd na verloop van tijd
de trouwste, onbaatzuchtigste raads
man en compagnon v,an den oudsten
de Dowial, die stervend |ia zorg voor
vrouw en kind aan hem toever
trouwde.
Voor deze heiden wand oom
Pierre een veilige steun. De kleine
Marcella, ging hem na, aan het harte.
Het kind betoonde hem vajn den aan
vang af eene rijke liefde, dife bij het
grooter worden niet verminderde/Zij
vertrouwde hem alles toe, wat haar
jong verstand raadselachtig voor
kwam, en hij vertelde haar van
Duitschland. (Wat hij anders nooit
deed, dat 2deed hij tegenover het
kind. Zfin hart gaf zich tegen haar
lucht, hij leerde de kleine Duitsch,
ook aardrijkskunde, en daarbij speel
de dan Lotharingen, het geboorte
land barer moeder, een hoofldro..
Daarheen verlangde dei Wed'1- na
den dood van haren echtgenoot, vu
rig om terug te keeren.
Het besluit, dat oom Pierre haar
en hare dochter daarheen terugge
leiden zou, was reeds genomen, toen
de Pransch-Duitsche oorlog uitbrak.
De tijdingen van het oorlogsterrein
maakten een voortdurend onderwerp
van gesprek tusschen Gerhard en
Marcella. uit en wekten in haar zieer
gemengde gevoelens op. Mevrouw
Dowial beefde voor haar schoon Lo
tharingen e;u ter wille van de opge
wonden, ziekelijke vrouw onderdruk
te haar trouwe beschermer zijn ei
gen wenschen. De overgave van
Metz beleefde mevrouw Dov/i.m niet
meer, eer zij stierf, vroeg zij oom
Pierre de heilige gelofte ai, om naar
kind naarLotharingen te brengen.
Bloedverwanten waren er echter
niet vele, meer en dezfe^ eiein jong ge
slacht, waren naar Frankrijk ver
trokken en hadden de veervailexlij-
ke bezitting te koop aangeboden.
Gerhard stelde zich onmiddellijk
met hen in verbinding, en sloot
schriftelijk veer Marcellla den aan
koop der bezitting, die zij uit pië
teit gaarne wensehte te verwerven.
Trouw bleef hij haar ter zijde, het
aan de toekomst overlatende hoe de
dingen loopen zouden. Hij, door stil
verdriet en ingespaimaiii ai beid.
vroeg veranderd, gevoelde zich ver
moeid en het deed hem wel, een wei
nig te kunnen rusten in de nabijheid
van het oude vader laud, midden on
der zijne landslieden.
Voorzichtigheid scheen hem daar
bij gebeden, hij moest onbekend blij
ven. Zelfs de oude bedienden zagen
in hem Maroella's waren oom, een
echten Franschman en Duitschenha-
ter.
„Wij lieten de goede luidjes aan
nemen, wa,t zij wilden," zeida Ger
hard aan het slot van zijn verhaal.
„Zij legden zich op hun manier onze
teruggetrokkenheid uit. Een neet
van Marcella was onze eenige gast
geweest, totdat eindelijk op zekeren
dag Marcella, u, Cyrill, in huis
bracht natuurlijk zonder te vermoe
den dat zij juist den geen binnenvoer
de, die in zulk eene nauwe betrek
king tot mij stond. i Wel kende zij
mijne ges^hiedejiiS, doch, zojudor mar
men. Dat zij een Duitschein ambte
raar in huis bracht, baande haar
zorg genoeg en bracht zelfs de oude
Margot in groote opgewondenheid.
Een ieder vreesde op haar wijze mij
ne afkeuring, en beiden wilden mij
overhalen om zelfs in het geheel
niet te voorschijn te komen. Ik ech
ter achtte het mijn plicht om te
zien, wie degeen was, die zich Mar
cella zoo in den weg,.plaatste en ik
vond een ouden bekende. In den
spoortrein had ik u niet herkend,
doch uwe wijze van spreken, uw gau-
sch ewezen verried n aan mij. nog
eer ge uwen naam noemdet. Welk
een indruk deze op mij maakte, Cy
rill, d,a,t kunt ge u voorstellen.!"-
Wordt vervi Ijd.)
REUWE HMRLEMSCIE COURMiï
ABONNEMENTSPRIJS:
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
IDOO
-=£- 410 - 300 sa 150 100 s" „rf
300
150
15
SB-