DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND. MISLEID. Aan onze abonnés. Uit de Statenzaal. Een brief uit Heemstede. BUITENLAND. KindeiHhiaisvesi 29»3f-335 Haarlem DONDERDAG 15 OCTOBER 1908. 33ste Jaargang No. 6713 Per S atMutdea voor Haarlemfl,35 Voor de pl«ataen, waar een agent ia gevestigd (kom der gemeente) 1,35 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,80 AJfeonderüSjke nummers 0,05 Bureaux van Redactie en Administratie: Intercommunaal Telefoonnummer 1426e Van 16 regelsf0,60 (contant) f0,50 Blke regel meer0,10 Sroote letters naar plaatsrnimte. Dienstaanbiedingen 25 eent per advertentie st contant. Alle betalende abonnés op dit blad zijn, volgens de bepalingen en onder de beperkingen op de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor bedragen van «ÜLDBN by één «ÖDDEN bij verlies van den anderen vinger. De uitkeerlng dezer bedragen wordt gegarandeerd door de Maatschappij „ÖcéAlï", Bijkantoor voor Haarlem, Nieuwe Gracht 11. De Directeur der Nieuwe Haar- iewsehe Courant noodigt allen, die «toartoe kunnen medewerken, drin- flend uit, ons te willen helpen, opdat *dvertentiën van veilingen, verkoo- (Mngen, boeihuizen, grasverpachtingen coz. ook in de Roorasche Courant van Haarlem en Omstreken worden opgenomen. Wanneer H.H. Notarissen en Make laars door degenen, die bij deze verkoopingen enz. betrokken zijn, tifdig op ons blad opmerkzaam wor den gemaakt, zullen deze heeren niet Weigeren ook in de Nieuwe Haar- Ismsche Courant, die toch door een zeer aanzienlijk deel der bewoners van Haarlem en Omstreken gelezen Wordt, dio advertentiën te plaatsen. Wij bevelen deze belangrijke zaak in de aandacht van al onze lezers. Jfalezing van da Raadsvergadering, Gebrek aan plaatsruimte noopt ons, in deze nalezing op de gemeen teraadsvergadering van gisteren kort te zijnAl werd er slechts één punt van de agenda in de drie en een half uur lange zitting behan deld, dat punt is gewichtig genoeg om er lange beschouwingen aan te kunnen wijden. Maar we moeten ons beperken. En zetten daarom geen boom op over het curieuze betoog van den beer Levert, dien we altijd voor een Vrij gematigd manhebben gehouden, en die daar nu opeens voor den dag kwam met materialistisch-so- cialistische begrippen over de, wat bij noemde, „schreeuwende onrecht vaardigheid" om de gehuwde vrouw diet als onderwijzeres toe te laten «n meer zulke qualificatiesWaar schijnlijk heeft de heer Levert in den laatsten tijd veel lectuur ge- hoten uit de pen van sociaaldemo cratische onderwijzers en vakbon- ders. Zijn rede was een afspiegeling van zulke argumentaties en droeg ook uiterlijk de ken teekenen van uit die bron afkomstig te zijn. Intusschen, de heer Thiel gaf zijn tegenstander geen kamp en liet zich door deze, een propagandistisch luchtje hebbende speech, niet uit bet veld slaan: vooral zijn beroep op de huismoeders-zelve, en zijn wijzen op het gevaar, dat er voor bet onderwijs bestaat als de onder wijzeres huwen gaat, sloegen blijk baar in. Wij misten van onze Roomsche raadsleden een uiteenzetting van bun standpunt. Er was, tegen het toelaten van de gehuwde vrouw als onderwijzeres, toch nog wel iets anders en iets Uteer te zeggen dan de zuiver-op- portunistische argumenten die de beer Thiel aangafIntusschen: wel licht hebben de Katholieke raads leden, en met name hun in dezen bevoegden woordvoerder, de beer Thijssen, wel gedacht dat het debat al mooi en lang genoeg was, en dat het opwerpen van nieuwe,speciaal ethische gronden, aanleiding zou kunnen geven tot ongewenscbte discussie. Waarvoor ook wel iets te zeggen valt. Enfin: de Haarlemsche Raad heeft in groote, overgroote meerderheid, zich verklaard tegen de gehuwde vrouw in de school, dat is wei een merkwaardige, zij het ook na de de jongste besluiten te verwachten beslissing. Wij verwijzen naar ons uitvoerig raadsverslag voor de discussiën over een en ander, maar moeten hier toch nog vermelden, dat de Haarlemsche Raad gisteren tegenover de onder wijzers zoo goedgeefsch is geweest, als we niet hadden verwacht, gezien de treurige omstandigheden der gemeentekas, en den pessimistischen toon der begrootingsverslagen. De Raad heeft nl. bij de vast stelling van de salarissen der onder wijzers, ondanks alle aansporingen tot zuinigheid, een fikschen greep gedaan in de gemeentelijke schat kist, een greep, die telken jare een som van f 11.000 méér uit de kas zal vorderen! Nu is iedereen het erover eens, dat de salarissen der onderwijzers niet hoog waren. B. en W. meenden echter, niet verder te mogen gaan, dan de verhoogde Rijkssubsidie het toelaat; maar het werd een wedstrijd in edelmoedigheid om méér te geven De heeren Sneltjes en Thijssen, Thiel en Kleynenberg boden tegen elkander op: de twee eersten be pleitten voornamelijk het goed recht der hoofden om nu óók méér salaris te krijgen, de beide anderen gaven aan de lagere onderwijzers met milde hand ruimere jaarwedden, verhoogingen, en grootere maxima. En de Raad volgde in de con stante verhouding van 18 tegen 8 ongeveer, wat de heer Kleynenberg met eenige anderen had voorgesteld, waarbij de wethouder van onderwijs zich tegen de voorstellen van B. en W. in aansloot. Ons raadsverslag zooals gezegd geeft hiervan de bijzonderheden. Onze appreciatie van de besluiten van gisteren kan instemmend zijn over het geheel. De gemeentekas zit er wel slecht bij, maar de onderwijzer moet goed bezoldigd worden, en deze aangeno men regeling geeft geen reden om van overdaad te spreken. Eén besluit echter keuren we af, en wel dat, waarhij de Raad de totnutoe Jjbestaande bevoorrechte positie der plaatsvervangende hoof den" ophief. Zeker, die „plaatsvervangende hoofden" do6n geen ander weik door de bank dan hun gewone col lega's. Ze hebben een titel en krijgen daarvoor meer. Maar terecht wees de heer Nieuwenhuizen Kruseman er op, dat het streven naar dezen titel een wedstrijd geeft in toeleg en ijver, dat men die plaatsvervan gende hoofden, welke de beste onder wijzers zijn, zoodoende in de gemeen te houdt, en dat men bij den toevloed van onderwijzers en de steeds kleinere kans op het hoofd schap daardoor een geschikte gelegenheid heeft, de besten beter en flinker te bezoldigen. De gelijkheids-drang die vooral uit den kring der democratische onderwijzers van tegenwoordig op- stijgt, en die tóch niet door te voeren is heeft echter blijkbaar den Raad medegesleept. Wij be treuren dat: elk toegeven aan die democratische richting lijkt ons vooreerst al gevaarlijk. Daarenboven heeft men nu de heer Kleijnenberg zinspeelde er al op een argument om over een pooze weer eens over te gaan tot salarisverhooging, den onderwijzers in de hand gegeven. Er waren nog heel aardige mo menten in het debat. Wij hebben geen gelegenheid die alle te be spreken. Doch even mag aangehaald de allergeestigste wijze waarop de heer Thiel zijn vrijzinnig-democratischen geestverwant Modoo in het ootje nam, toen deze ter bestrijding van de tegemoetkoming voor huishuur de zeker wel allerminst-democratische stelling poneerde, dat een salaris alléén maar strekken mag tot betaling van bewezen diensten! De heer Thiel merkte zoo langs zijn neus weg op, dat het denkbeeld, om niet alleen met diensten, maar ook met de behoeften van den gesa larieerde rekening te houden, dan toch een sociaal denkbeeld was van onzen socialen tijd, dat verdedigd kon worden. Troelstra b.v. en Nol- ting en Ketelaar hadden het sterk in de Tweede Kamer verdedigt De raadsleden en de publieke tribune, die tot boven toe volgepakt zat met onderwijzers, keken ironisch glimlachend op den heer Modoo neer, die wijselijk maar zweeg. (Vervolg). In aansluiting aan het vooraf gaande, wil ik nog even de vraag aanroeren, of een Katholiek, gesteld dat hij de keuze heeft tusschen twee even geschikte csndidaten, steeds vóór den Katholiek moet stemmen. Mijns inziens is dat niet zoo. We leven onder een gemengde bevol king en, al mocht de tegenpartij het spreekwoord „handel naar mijn woorden, maar niet naar mijn wer ken", ook in toepassing brengen, we moeten, zonder ons nu precies voor elk geval te binden, ook in de amb tenaarswereld ongeveer een afspie geling zien te krijgen van de ver houdingen onder de burgerij, even goed als in den gemeenteraad dan alleen kan de vrede bewaard blij ven. Ik meen dat indertijd Nieuwer- Amstel onder dat opzicht een na volgenswaardig voorbeeld gaf. „Wat gij niet wilt, dat u, geschiedt, Doe dat ook aan éèii afider niet." Wie zich aan dien regel niet houdt, zal de terugwerking van zijn fout terecht gevoelen, wanneer eens de tegenpartij het heft in handen krijgtmaar zooveel te krachtiger mag men dan ook eischen, dat de mannen die een partij afvaardigt, ook mannen zijn, op wie zij kan rekenen. Daarom ook heeft uw correspon dent m. i. volkomen terecht den man gehekeld, die door zijn onver antwoordelijke houding vóór de ver kiezing de eenheid der Katholieken alhier wellicht voor jaren lang heeft verbroken, en dit bedrijf ook ging voortzetten in den Raad. Willen anderen, zich mengend in onze bin- nenlandsche twisten, hem een pluim op deu hoed steken en tweeslach tigheid bewonderen, wij behouden óhs 't recht voor desnoods scherpe kritiek uit te oefenen op den poli- tieken, niet op den privaten persoon, van hem, die vóór zijn verkiezing zijn „ik" boven zijn beginselen heelt gesteld en waarvan wij door zijn antecedenten alle reden hebben, niet aan te nemen, dat hij onmiddellijk na zijn verkiezing in den Raad een man van karakter is geworden De voorzitter van onzen Raad laat tegenwoordig de teugels nog al vieren en dat acht ik in zekeren zin gelukkiganders was misschien een grondige bespreking van voor gaand vraagpunt in uw blad ach terwege gebleven, en hadden we wellicht ook gemist de behandeling van een interpellatie, die op het eind der vergadering door een ander lid tot den voorzitter werd gericht. Ik ben niet zeker, dat ik precies de bedoeling van den spreker weer geef, want doordat hij, zooals later in een boozen uitroep duidelijk bleek, zijn vraag niet zonder bijbe doeling stelde, was hij wat zenuw achtig en werd aanvankelijk ook door den voorzitter niet goed be grepen. Ik zal echter de plank wel niet ver misslaan, dunkt me, als ik be weer dat de spreker, grooten af keer gevoelende tegen onedele strijdmid delen, licht verlangde over de kwestie of een raadslid in particu liere gesprekken veronderstellingen mocht uiten over de wijze, waarop een ander raadslid in een openbare vergadering zijn stem had uitge bracht, toen een nieuwe gemeente ambtenaar was benoemd. Dat zal wel de strekking van de vraag zijn gewiest, want ik weet zeker, dat een der raadsleden deze stou tigheid heeft begaan. Zoo'n stem- mmg geschiedt met gesloten briefjes en dus, meende spreker, is 't hoogst onbescheiden daar meer van te willen weten. fien dergelijke kwestie heeft zich eens voorgedaan in de Provinciale Staten van Overijsel. Mr. van Dig gelen, oud-grootmeester der Neder- landsche vrijmetselarij, had daar notabene voor de Gedeputeerde Staten pp een rechtsch lid gestemd en omdat de partijen daar toenmaals ongeveer even sterk waren, was nu ook dat rechtsche lid gekozen, met behulp dus van een lid der linker zijde. Van alle bladen in ons land was er geloof ik, geen, dat 't den liberalen euvel duidde, wijl ze den overlooper hardhandig bejegenden; integendeel, 't was een algemeen „karo sur le baudet." Nu kan het, volgens mijn mee ning, voor een raadslid zeker wel eens niet aangenaam zijn, indien men handelingen, die hij liever ge heim hield, publiceert! Ook ik zou mijn waren naam maar liever ge heim houden; toch zullen er wel eens onbescheiden menscben zijn, die mijn naamkaartje eens willen zien. Wie aan den weg timmert, heeft nu eenmaal veel bekijks en wie iets doet, waarbij het publiek belaDg betrokken is, moet zich nu eenmaal onderzoek en kritiek ge troosten. Zoo niet, dan keeren we weer terug naar de regenten tij den en wordt weer 't rijmpje toepasse lijk: Ze redeneeren heel lang en drin- [ken een glas, Maar laten de zaak net precies [als zij was." Wat in een geheime vergadering wordt behandeld, dient natuurlijk door raadsleden en bun helpers geheim gehouden te worden, en handelingen, die alleen op het private leven of de particuliere zaken van een raadslid betrekking hebben, mag men niet om politieke redenen aan de groote klok han gen, nog minder mag men b. v. vlak voor een verkiezing, zoodat hij zich niet meer verweren kan, iemand een beschuldiging op 't lijf werpen; maar overigens is de kri tiek op openbare handelingen, mits niet ontaardend in beleediging of laster, volkomen vrij. Eu hiermèe voor ditmaal genoeg, mijnheer de redacteur; als ik Dog langer door ging, zou ik mij soms verpraten en dan werden mijn canettes boos, want ze zijn mede verantwoordelijk voor mijn gesnap! Hoogachtend, CANETTOPHILUS. Heemstede, 12 Oct. '08. FRANKRIJK. De kerk en het staatsonderwijs Naar da „Tempt" en „Figaro" melden, heeft ZJEm. Kardinaal Merry del Val, «taatssecretaris van Z. H. Pius X, een rondschrijven gezonden aan de Fransche bisschoppen, waarbij hij kenbaar maakt, dat de Paus in dea meest volstrekten zin verbiedt, dat voortaan zij die in Frankrijk tot den geestelijken stand behooren, lessen volgen op de st»atshoogescholen. MAROKKO. Mo al. ai Hafid en de mogendheden. Door de Balkan-zaken is deMarok- k&ansohe kwestie opeens naar den achtergrond gedrongen, zoowel in de aandacht van het publiek als in de diplomatie. Nu eehter de Balkan weer Wat vredelievender lijkt, komt de oude zaak weer boten, en zoo kunnen we nu, nsar Havas' draadberichten, mede- deelen dat eene nota, waarvan de bewoordingen door de kabinetten van Parijs en Madrid zijn vastgesteld en welke handelt over de waarborgen, aan Welke de erkenning van Moelai Hafid als sultan van Marokko onder worpen aal worden, Maandag door de Fransche en Spaansche vertegenwoor digers aan alle onderteekenaars van de akte van Algeciras zal overhandigd worden. DE BALKAN. De oorlogszuchtige stemming in Bulgarije schijnt nog niet geweken. De „Matin" vervolgt zijn eenigszins onrustbarende berichten, en nog an dere geruchten loopen rond, die niet geruststellend klinken. Bulgarije maakt zich gereed, om benden in Macedonië te werpen. Een telegram van Reuter uit Saloniki van heden verklaart, dat het „bijna zeker" is, dat Bulgarije Macedonië wil „veroveren". Vertrouwende op zijne macht en in het besef van Tur- kije's zwakte, zou „Bulgarije Turkije verplichten den oorlog te verklaren". De Bulgaren in Macedonië wapenen zich en oefenen zich aldoor, wordt vandaar uit gemeld. En de „Matin" vertelt nog „Het Jong-Turksche comité erkent gaandeweg, dat de oorlog met Bulgarije onvermijdelijk is." Wat daarvan alles aan is, blijkt niet. Ondanks dit, hopen echter nog velen op het behoud van den vrede. De Conferentie. Volgens een ambtelijk berichtj heb ben alle mogendheden, met uitzonde ring van Oostenrijk-Hongarije, dat nog niet heeft geantwoord, in beginsel van hun instemming met een confe rentie blijk gegeven. Duitschland nam het voorstel aan, mits het program beperkt bleef. Ook Engeland gaat geheel mee met het program voor een conferentie, dat door Iswoleki is overgelegd en waarop de kwestie van de Dardanellen in het het geheel niet voorkwam. Maar.... de koek moet toch verdeeld. En zoo seint Reuter: Er is een schikking over de kwestie van de Dardanellen getroffen, waarop de Engelsche ministeraad nog zijne goedkeuring moet verleenen. Rusland zal er toch wel wat uit kloppen. Servië heeft oök al gevraagd om „schadeloosstelling", doch dat zal wel afgewezen worden. Montenegro en Servië. De opwinding in Montenegro is óók al nog steeds groot. Wel een beetje „zuidelijk", vrij ru moerig en schreeuwerig: zoo heeft b. v. de president van de Montene- grijnsche Skoeptsjina een telegram aan de Servische gestuurd, waarin, onder veel snorkende taal over „heer lijke Servische gedachten" en „Servi- schen roem", ook al gesproken wordt van het voeren van een heiligen onrlog! FEUILLETON, (Uit het Dvitsch). 35) „Voor hem stond een individu met een verlocpen voorkomen, dat voor jaren met hem op dezelfde school bank te N. had, gezeten, en later als een jonge deugniet het groote wa ter overgestuurd was. Diens blijd schap een ouden kennis te ontmoeten was zóó ongeveinsd en uitgelaten, dat Gerhard het niet over zich kon verkrijgen om hem te verloochenen. Hij schonk den voormaligen school kameraad, wat hij missen kon, doch paste er wel voor op, om hem zijn adres op te geven. Desniettegtejn- staande vond deze toch zijn spoor uit en op zekeren avond hoorden de beide heeren, hoe hij in de ga,ng van het logement, wa,ar zij hu,n intrek hadden genomen, iangstig aan den kellner vroeg of de met de „Ariad ne" aangekomen Duitscher werke il ijk dopr de gele koorts aangetast en naar het hospitaal v-ervoerd, was geworden, waarop het antwoord luidde, dat ideze reeds gestorven was. „Op deze verwisseling was den kelijk het gerucht van Gerhard's dopd gegrond, daar zijn oude school kameraad in een brief' naar dei ge boorteplaats, hem uit de rij der le venden schrapte. Inmiddels reisde Gerhard met zijn nieuwen vriend haar Quebeck, en vond daar bij de Dowials eene vrien delijke ontvangst. „Alleen reeds ter wille van den broeder nam men Idieus reisgezel gastvrij op, terwijl bovendien een jonge kracht in de groote handels zaak zeer goed van pas kwam. De vlugge en bekwame Gerhard was al zeer spoedig grondig op de hoogte van zijn werkkring en geraakte zóó vertrouwd met de familie, dat hij als een lid daarvan beschouwd werd en voor Marcella; een even dierbare oom was ials Gaston de Dowial. Deze beviel Canada op den duur niet, het verlangen naar zijn geliefd Norman- dië dreef hem daarheen terug en Ger hard de vrijwillige banneling trad geheel als oom Pierre in diens plaats. Hij Werd na verloop van tijd de trouwste, onbaatzuchtigste raads man en compagnon v,an den oudsten de Dowial, die stervend |ia zorg voor vrouw en kind aan hem toever trouwde. Voor deze heiden wand oom Pierre een veilige steun. De kleine Marcella, ging hem na, aan het harte. Het kind betoonde hem vajn den aan vang af eene rijke liefde, dife bij het grooter worden niet verminderde/Zij vertrouwde hem alles toe, wat haar jong verstand raadselachtig voor kwam, en hij vertelde haar van Duitschland. (Wat hij anders nooit deed, dat 2deed hij tegenover het kind. Zfin hart gaf zich tegen haar lucht, hij leerde de kleine Duitsch, ook aardrijkskunde, en daarbij speel de dan Lotharingen, het geboorte land barer moeder, een hoofldro.. Daarheen verlangde dei Wed'1- na den dood van haren echtgenoot, vu rig om terug te keeren. Het besluit, dat oom Pierre haar en hare dochter daarheen terugge leiden zou, was reeds genomen, toen de Pransch-Duitsche oorlog uitbrak. De tijdingen van het oorlogsterrein maakten een voortdurend onderwerp van gesprek tusschen Gerhard en Marcella. uit en wekten in haar zieer gemengde gevoelens op. Mevrouw Dowial beefde voor haar schoon Lo tharingen e;u ter wille van de opge wonden, ziekelijke vrouw onderdruk te haar trouwe beschermer zijn ei gen wenschen. De overgave van Metz beleefde mevrouw Dov/i.m niet meer, eer zij stierf, vroeg zij oom Pierre de heilige gelofte ai, om naar kind naarLotharingen te brengen. Bloedverwanten waren er echter niet vele, meer en dezfe^ eiein jong ge slacht, waren naar Frankrijk ver trokken en hadden de veervailexlij- ke bezitting te koop aangeboden. Gerhard stelde zich onmiddellijk met hen in verbinding, en sloot schriftelijk veer Marcellla den aan koop der bezitting, die zij uit pië teit gaarne wensehte te verwerven. Trouw bleef hij haar ter zijde, het aan de toekomst overlatende hoe de dingen loopen zouden. Hij, door stil verdriet en ingespaimaiii ai beid. vroeg veranderd, gevoelde zich ver moeid en het deed hem wel, een wei nig te kunnen rusten in de nabijheid van het oude vader laud, midden on der zijne landslieden. Voorzichtigheid scheen hem daar bij gebeden, hij moest onbekend blij ven. Zelfs de oude bedienden zagen in hem Maroella's waren oom, een echten Franschman en Duitschenha- ter. „Wij lieten de goede luidjes aan nemen, wa,t zij wilden," zeida Ger hard aan het slot van zijn verhaal. „Zij legden zich op hun manier onze teruggetrokkenheid uit. Een neet van Marcella was onze eenige gast geweest, totdat eindelijk op zekeren dag Marcella, u, Cyrill, in huis bracht natuurlijk zonder te vermoe den dat zij juist den geen binnenvoer de, die in zulk eene nauwe betrek king tot mij stond. i Wel kende zij mijne ges^hiedejiiS, doch, zojudor mar men. Dat zij een Duitschein ambte raar in huis bracht, baande haar zorg genoeg en bracht zelfs de oude Margot in groote opgewondenheid. Een ieder vreesde op haar wijze mij ne afkeuring, en beiden wilden mij overhalen om zelfs in het geheel niet te voorschijn te komen. Ik ech ter achtte het mijn plicht om te zien, wie degeen was, die zich Mar cella zoo in den weg,.plaatste en ik vond een ouden bekende. In den spoortrein had ik u niet herkend, doch uwe wijze van spreken, uw gau- sch ewezen verried n aan mij. nog eer ge uwen naam noemdet. Welk een indruk deze op mij maakte, Cy rill, d,a,t kunt ge u voorstellen.!"- Wordt vervi Ijd.) REUWE HMRLEMSCIE COURMiï ABONNEMENTSPRIJS: PRIJS DER ADVERTENTIÊN IDOO -=£- 410 - 300 sa 150 100 s" „rf 300 150 15 SB-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1908 | | pagina 1